Romenu is een blog over gedichten, literatuur en kunst Maar Romenu is ook een professionele freelance vertaler Du-Ne en Ne-Du http://www.roumen-vertalingen.nl/
Georg Trakl werd op 3 februari 1887 in het conducteurshuis aan de Waagplatz 2 in Salzburg geboren. Zijn vader, Tobias Trakl, was een handelaar in ijzerwaren en zijn moeder, die ook psychische problemen had, was Maria Catharina Trakl, (meisjesnaam Halik). Voorts had hij nog drie broers en drie zussen. Margarethe (doorgaans Grethe genoemd) stond hem het naast, zelfs zodanig dat sommigen een incestueuze verhouding vermoeden. Zijn jeugd bracht hij door in Salzburg. Vervolgens bezocht hij van 1897 tot 1905 het humanistische gymnasium. Om toch een academische opleiding te kunnen volgen, werkte hij tot 1908 in de praktijk bij een apotheker. Sommigen vermoedden dat hij dit vooral deed om zichzelf opiaten te kunnen verschaffen. Bij het uitbreken van WO I werd Trakl als medicus naar het front in Galicië (heden ten dage in Oekraïne en Polen) gestuurd. Zijn gemoedsschommelingen leidden tot geregelde uitbraken van depressie, die verergerd werden door de afschuw die hij voelde voor de verzorging van de ernstig verwonde soldaten. De spanning en druk dreven hem ertoe een suïcidepoging te ondernemen, welke zijn kameraden nochtans verhinderden. Hij werd in een militair ziekenhuis opgenomen in Kraków, alwaar hij onder strikt toezicht geplaatst werd.Trakl verzonk daar in nog zwaardere depressies en schreef Ficker om advies. Ficker overtuigde hem ervan dat hij contact moest opnemen met Wittgenstein, die inderdaad op weg ging na Trakls bericht te hebben ontvangen. Op 4 november 1914, drie dagen voordat Wittgenstein aan zou komen, overleed hij echter aan een overdosis cocaïne
Paul Celan
Paul Celan werd onder de naam Paul Antschel op 23 november 1920 geboren in Czernowitz, toentertijd de hoofdstad van de Roemeense Boekovina, nu behorend bij de Oekraïne. Paul Celans ouders waren Duitssprekende joden die hun zoon joods opvoedden en hem naar Duitse christelijke scholen stuurden. In 1942 werden Celans ouders door de Duitse bezetter naar een werkkamp gedeporteerd en daar vermoord. Hijzelf wist aanvankelijk onder te duiken, maar moest vanaf juli 1942 in een werkkamp dwangarbeid verrichten. Celan overleefde de oorlog. Via Boekarest en Wenen vestigde Celan zich in 1948 in Parijs. Daar was hij werkzaam als dichter, vertaler en doceerde hij aan de prestigieuze Ecole Normale Supérieure. Vermoedelijk op 20 april 1970 beëindigde hij zijn leven zelf door in de Seine te springen.
Gerard Reve
Gerard Reve over: Medearbeiders ”God is in de mensen, de dieren, de planten en alle dingen - in de schepping, die verlost moet worden of waaruit God verlost moet worden, door onze arbeid, aangezien wij medearbeiders van God zijn.” Openbaring ”Tja, waar berust elk godsbegrip op, elke vorm van religie? Op een openbaring, dat wil zeggen op een psychische ervaring van zulk een dwingende en onverbiddelijke kracht, dat de betrokkene het gevoel heeft, niet dat hij een gedachte of een visioen heeft, maar dat een gedachte gedachte of visioen hem bezit en overweldigt.”
Simon Vestdijk
Simon Vestdijk (Harlingen, 17 oktober 1898 – Utrecht, 23 maart 1971) was een Nederlands romancier, dichter, essayist en vertaler. Zijn jeugd te Harlingen en Leeuwarden beschreef hij later in de Anton Wachter-cyclus. Van jongs af aan logeerde hij regelmatig bij zijn grootouders in Amsterdam, waar hij zich in 1917 aan de Universiteit van Amsterdam inschrijft als student in de medicijnen. Tijdens zijn studie die van 1917 tot 1927 duurde, leerde hij Jan Slauerhoff kennen.Tot 1932 is hij als arts in praktijken door heel Nederland werkzaam. In 1932 volgt zijn officiële schrijversdebuut met de uitgave van de bundel Verzen in De Vrije Bladen. Doorslaggevend voor Vestdijks uiteindelijke keuze voor de literatuur is zijn ontmoeting in 1932 met Eddy Du Perron en Menno ter Braak. Deze ontmoeting had tot resultaat dat hij redactielid werd van het tijdschrift Forum Kort daarop, in 1933, wordt zijn eerste novelle, De oubliette, uitgegeven. In hetzelfde jaar schrijft hij Kind tussen vier vrouwen, dat, eerst geweigerd door de uitgever, later de basis zal vormen voor de eerste drie delen van de Anton Wachter-romans. In 1951 ontvangt Vestdijk de P.C. Hooftprijs voor zijn in 1947 verschenen roman De vuuraanbidders. In 1957 wordt hij voor het eerst door het PEN-centrum voor Nederland voorgedragen voor de Nobelprijs voor de Literatuur, die hij echter nooit zal krijgen. Op 20 maart 1971 wordt hem de Prijs der Nederlandse Letteren toegekend, maar voor hij deze kan ontvangen overlijdt hij op 23 maart te Utrecht op 72-jarige leeftijd. Vestdijk was auteur van ca. 200 boeken. Vanwege deze enorme productie noemde de dichter Adriaan Roland Holst hem 'de man die sneller schrijft dan God kan lezen'. Andere belangrijke boeken van Simon Vestdijk zijn: "Kind van stad en land" (1936), "Meneer Visser's hellevaart" (1936), "Ierse nachten" (1946), "De toekomst de religie" (1947), "Pastorale 1943" (1948), "De koperen tuin" (1950), "Ivoren wachters" (1951), "Essays in duodecimo" (1952) en "Het genadeschot" (1964).
K.P. Kavafis K.P. Kavafis werd als kind van Griekse ouders, afkomstig uit Konstantinopel, geboren in 1863 in Alexandrië (tot vandaag een Griekse enclave) waar hij ook het grootste deel van zijn leven woonde en werkte. Twee jaar na de dood van zijn vader verhuist het gezin in 1872 naar Engeland om na een verblijf van vijf jaar naar Alexandrië terug te keren. Vanwege ongeregeldheden in Egypte vlucht het gezin in 1882 naar Konstantinopel, om na drie jaar opnieuw naar Alexandrië terug te gaan. In de jaren die volgen maakt Kavafis reizen naar Parijs, Londen en in 1901 zijn eerste reis naar Griekenland, in latere jaren gevolgd door nog enkele bezoeken. Op de dag van zijn zeventigste verjaardag, in 1933 sterft Kavafis in Alexandrië. De roem kwam voor Kavafis pas na zijn dood, dus postuum. Deels is dat toe te schrijven aan zijn eigen handelswijze. Hij was uiterst terughoudend met de publicatie van zijn gedichten, liet af en toe een enkel gedicht afdrukken in een literair tijdschrift, gaf in eigen beheer enkele bundels met een stuk of twintig gedichten uit en het merendeel van zijn poëzie schonk hij op losse bladen aan zijn beste vrienden.
Thomas Mann
Thomas Mann, de jongere broer van Heinrich Mann, werd geboren op 6 juni 1875 in Lübeck. Hij was de tweede zoon van de graankoopman Thomas Johann Heinrich Mann welke later één van de senatoren van Lübreck werd. Zijn moeder Julia (geboren da Silva-Bruhns) was Duits-Braziliaans van Portugees Kreoolse afkomst. In 1894 debuteerde Thomas Mann met de novelle "Gefallen". Toen Thomas Mann met 21 jaar eindelijk volwassen was en hem dus geld van zijn vaders erfenis toestond - hij kreeg ongeveer 160 tot 180 goldmark per jaar - besloot hij dat hij genoeg had van al die scholen en instituties en werd onafhankelijk schrijver. Kenmerkend voor zijn stijl zijn de ironie, de fenomenale taalbeheersing en de minutieuze detailschildering. Manns reputatie in Duitsland was sterk wisselend. Met zijn eerste roman, Buddenbrooks (1901), had hij een enorm succes, maar door zijn sceptische houding tegenover Duitsland na de Eerste Wereldoorlog veranderde dit volledig. Stelde hij zich tot aan de jaren twintig apolitiek op (Betrachtungen eines Unpolitischen, 1918), meer en meer raakte hij bij het Politiek gebeuren betrokken. Zijn afkeer van het nationaal socialisme groeide, zijn waarschuwingen werden veelvuldiger en heftiger. In 1944 accepteerde hij het Amerikaanse staatsburgerschap. Tussen 1943 en 1947 schreef Mann Doktor Faustus (zie Faust), de roman van de 'Duitse ziel' in de gecamoufleerd geschilderde omstandigheden van de 20ste eeuw. In 1947 bezocht hij voor het eerst sinds de Oorlog Europa, twee jaar later pas Duitsland. In 1952 vertrok hij naar Zwitserland. Op 12 augustus 1955 stierf hij in Zürich. Twintig jaar na zijn dood, in aug. 1975, is zijn literaire nalatenschap geopend: dagboekaantekeningen van 15 maart 1933 tot 29 juli 1955, alsmede notities uit de jaren 1918 tot en met 1921.Belangrijke werken zijn: Der Zauberberg, Der Tod in Venedig, Dokter Faustus , Joseph und seine Brüder en Die Bekenntnisse des Hochstaplers Felix Krull.
Rainer Maria Rilke
Rilke werd op 4 december 1875 geboren in Praag. Hij had al naam gemaakt als dichter met zijn bundels Das Stundenbuch en Das Buch der Bilder, toen hij de literaire wereld versteld deed staan en wereldfaam verwierf met de publicatie van zijn twee delen Neue Gedichte in 1907 en 1908. Hij verzamelde daarin het beste werk uit een van zijn vruchtbaarste periodes, die hij grotendeels doorbracht in Parijs. Rilke was daar diep onder de indruk gekomen van Rodin, bij wie hij een tijdlang in dienst was als particulier secretaris. Rodin, zei hij later, had hem leren kijken. Dit kijken kwam neer op intense concentratie, om het mysterie te kunnen zien ‘achter de schijnbare werkelijkheid'. Latere en rijpere werken als Duineser Elegien (1912-1923) en het ronduit schitterende Die Sonette an Orfeus (1924) illustreren Rilkes metafysische visie op het onzegbare, dat haar verwoording vindt in een hermetische muzikale taal. Op 29 december 1926 overlijdt Rilke in het sanatorium in Val-Mont aan de gevolgen van leukemie. Enkele dagen later wordt hij, overeenkomstig zijn wens, begraven op het kerkhof van Raron.
* * * * * * * * * * * * * * * *
Romenu
Over literatuur, gedichten, kunst en cultuur
28-02-2009
Marcel Pagnol, Marin Sorescu, Donald Dawe, Dee Brown, José Vasconcelos, Berthold Auerbach
Dans les pays du centre et du nord de la France, dès les premiers jours de septembre, une petite brise un peu trop fraîche va soudain cueillir au passage une jolie feuille d'un jaune éclatant qui tourne et glisse et virevolte, aussi gracieuse qu'un oiseau... Elle précède de bien peu la démission de la forêt, qui devient rousse, puis maigre et noire, car toutes les feuilles se sont envolées à la suite des hirondelles, quand l'automne a sonné dans sa trompette d'or.
Mais dans mon pays de Provence, la pinède et l'oliveraie ne jaunissent que pour mourir, et les premières pluies de septembre, qui lavent à neuf le vert des ramures, ressuscitent le mois d'avril. Sur les plateaux de la garrigue, le thym, le romarin, le cade et le kermès gardent leurs feuilles éternelles autour de l'aspic toujours bleu, et c'est en silence au fond des vallons, que l'automne furtif se glisse: il profite d'une pluie nocturne pour jaunir la petite vigne, ou quatre pêchers que l'on croit malades, et pour mieux cacher sa venue il fait rougir les naïves arbouses qui l'ont toujours pris pour le printemps.
C'est ainsi que les jours des vacances toujours semblables à eux-mêmes, ne faisaient pas avancer le temps, et l'été déjà mort n'avait pas une ride.
Je regardai autour de moi, sans rien comprendre.
"Qui t'a dit que c'est l'automne?"
--Dans quatre jours c'est saint Michel, et les sayres vont arriver. Ce n'est pas encore le grand passage -- parce que, le grand passage, c'est la semaine prochaine, au mois d'octobre..."
Le dernier mot me serra le coeur. Octobre! LA RENTRÉE DES CLASSES! »
Marcel Pagnol (28 februari 1895 18 april 1974)
De Roemeense dichter Marin Sorescu werd geboren op 29 februari 1936 in Bulzeşti. Na zijn schoolopleiding volgde hij de militaire academie. Daarna studeerde hij aan de universiteit van Iaşi, waar hij in 1960 afstudeerde in moderne letteren. Zijn eerste boek Singur printre poeţi ("Eng: Alone Among Poets"), verscheen in 1964. Er volgden nog tien bundels. Ook schreef hij romans, essays en toneelstukken.
Superstition
My cat is washing herself With the left paw We shall have another war
For I notice Whenever she washes With her left paw International tension grows Considerably
How can she see The five continents? Maybe in her eyes The pythoness moves Who knows by heart All the world's unpuntuated history.
I feel like crying When I think that both I And the heaven of souls bundled On my back Should depend in the last instance On a capricious cat
Go and catch mice Never again unleash World wars Fuck off You bitch.
Vertaald door Constantin Roman
Marin Sorescu (29 februari 1936 8 december 1996)
De Australische dichter en schrijver Donald Bruce Dawe werd geboren op 28 februari 1930 in Fitzroy, Melbourne. Zijn schoolopleiding maakte hij niet af. Via een omweg kon hij wel in 1953 een tijdje studeren aan de universiteit in Melbourne. In 1954 werd hij katholiek. Zijn vele baantjes arbeider, postbode, luchtmacht officier, leraar brachten hemin contact met allerlei mensen met een verschillende achtergrond. Hij debuteerde in 1962 met No Fixed Address. Behalve talrijke dichtbundels publiceerde hij in 1983 ook een verzameling short stories.
Homecoming
All day, day after day, theyre bringing them home,
theyre picking them up, those they can find, and bringing them home,
theyre bringing them in, piled on the hulls of Grants, in trucks, in convoys,
theyre zipping them up in green plastic bags,
theyre tagging them now in Saigon, in the mortuary coolness
theyre giving them names, theyre rolling them out of
the deep-freeze lockers on the tarmac at Tan Son Nhut
theyre high, now, high and higher, over the land, the steaming chow mein,
their shadows are tracing the blue curve of the Pacific
with sorrowful quick fingers, heading south, heading east,
home, home, home and the coasts swing upward, the old ridiculous curvatures
of earth, the knuckled hills, the mangrove-swamps, the desert emptiness
in their sterile housing they tilt towards these like skiers
taxiing in, on the long runways, the howl of their homecoming rises
surrounding them like their last moments (the mash, the splendour)
then fading at length as they move
on to small towns where dogs in the frozen sunset
raise muzzles in mute salute,
and on to cities in whose wide web of suburbs
telegrams tremble like leaves from a wintering tree
and the spider grief swings in his bitter geometry
theyre bringing them home, now, too late, too early.
Donald Dawe (Fitzroy, 28 februari 1930)
De Amerikaanse schrijver en historicus Dee Brown werd geboren op 28 februari 1908 in Alberta, Louisiana en groeide op in Little Rock, Arkansas, waar hij met veel indianen bevriend raakte. Hij werkte als journalist, werd toen leraar en bibliothecaris. Zijn bekendste werk is Bury My Heart at Wounded Knee.Daarin beschrijft hij de ondergang van de indianen in Noord-Amerika vanuit hun standpunt.
Uit: Bury My Heart at Wounded Knee
So tractable, so peaceable, are these people, Columbus wrote to the King and Queen of Spain, that I swear to your Majesties there is not in the world a better nation. They love their neighbors as themselves, and their discourse is ever sweet and gentle, and accompanied with a smile; and though it is true that they are naked, yet their manners are decorous and praiseworthy.
All this, of course, was taken as a sign of weakness, if not heathenism, and Columbus being a righteous European was convinced the people should be made to work, sow and do all that is necessary and to adopt our ways. Over the next four centuries (14921890) several million Europeans and their descendants undertook to enforce their ways upon the people of the New World.
Dee Brown (28 februari 1908 12 december 2002)
De Mexicaanse schrijver, filosoof en politicus José Vasconcelos Calderón werd geboren in Oaxaca op 28 februari 1882. Vasconcelos was geschoold als advocaat. In 1910 sloot hij zich aan bij de revolutionairen van Francisco I. Madero. In 1915 verliet hij het land na een conflict met de revolutionaire leider Venustiano Carranza maar na diens omverwerping in 1920 keerde Vasconcelos weer terug. Hij werd minister van onderwijs in het kabinet van Álvaro Obregón en deed veel voor de alfabetisering van de Mexicaanse bevolking. Vasconcelos gaf een groep schilders in 1922 de opdracht de muren van de "Escuela nacional preparatoria", waar tevens het secretariaat voor Openbaar Onderwijs gevestigd was, van muurschildering en te voorzien. Hij is onlosmakelijk met de muralisten verbonden. Vasconcelos is echter vooral bekend als filosoof van het mestizaje, het mestiezendom. Vooral zijn boek La raza cosmica uit 1925 is bekend. Volgens Vasconcelos was de wereldgeschiedenis tot nu toe bepaald door vier rassen: het blanke, het zwarte, het Aziatische en het indiaanse. In Latijns-Amerika zou echter het vijfde ras ontstaan door een vermenging van de andere, dat het beste van de andere vier rassen wist te combineren. Vasconcelos was dus voorstander van de vermenging van rassen, en faliekant tegenstander van het sociaal-darwinisme. Vasconcelos' ideeën zijn lange tijd heel invloedrijk gebleven in Mexico. Een vaak gehoorde kritiek op Vasconcelos is dat zijn opvatting van Mexico als mestiezennatie geen ruimte laat voor andere culturen, in het bijzonder de indianen, waarvan hij het bestaan in feite ontkende.
Uit: The Cosmic Race
In Latin America ... a thousand bridges are available for the sincere and cordial fusion of all races. The ethnic barricading of those to the north in contrast to the much more open sympathy of those to the south is the most important factor, and at the same time, the most favorable to us, if one reflects even superficially upon the future, because it will be seen immediately that we belong to tomorrow, while the Anglo-Saxons are gradually becoming more a part of yesterday. The Yankees will end up building the last great empire of a single race, the final empire of White supremacy. Meanwhile, we will continue to suffer the vast chaos of an ethnic stock in formation, contaminated by the fermentation of all types, but secure of the avatar into a better race. In Spanish America, Nature will no longer repeat one of her partial attempts. This time, the race that will come out of the forgotten Atlantis will no longer be a race of a single color or of particular features. The future race will not be a fifth, or a sixth race, destined to prevail over its ancestors. What is going to emerge out there is the definitive race, the synthetical race, the integral race, made up of the genius and the blood of all peoples and, for that reason, more capable of true brotherhood and of a truly universal vision. . . .
José Vasconcelos (28 februari 1882 30 juni 1959)
De Duitse schrijver Berthold Auerbach (eig. Moyses Baruch) werd geboren op 28 februari 1812 in Nordstetten in het Zwarte Woud. In 1824 bezocht hij de talmoedschool in Hechingen, in 1827 de rabbijnse school in Karlsruhe. In 1832 begon hij aan een studie rechten, daarna filosofie in Tübingen, vanaf 1833 in München. Hij voltooide zijn studie in Heidelberg. Auerbach werd eigenlijk noodgedwongen schrijver. Hij werkte in Weimar, Leipzig, Dresden, Berlijn, Breslau en Wenen.
Uit: Der Tolpatsch
Ich sehe dich vor mir, guter Tolpatsch, in deiner leibhaftigen Gestalt, mit deinen kurzgeschorenen blonden Haaren, die nur im Nacken eine lange Schichte übrig hatten; du siehst mich an mit deinem breiten Gesichte, mit deinen großen blauen Glotzaugen und dem allweg halboffenen Munde. Damals, als du mir in der Hohlgasse, wo jetzt die neuen Häuser stehen, einen Lindenzweig abschnittst, um mir eine Pfeife daraus zu machen damals dachten wir nicht daran, daß ich einst der Welt etwas von dir vorpfeifen würde, wenn wir so weit weit auseinander sein werden. Ich erinnere mich noch wohl deiner ganzen Kleidung: freilich ist sie leicht zu behalten, denn Hemd, rother Hosenträger, und für alle Gefahren schwarzgefärbte leinene Hosen war ja Alles. Am Sonntag, ja da war es anders, da hattest du deine Pudelkappe, dein blaues Wamms mit den breiten Knöpfen, die scharlachrothe Weste, die kurzen gelben Lederhosen, die weißen Strümpfe und die klapsenden Schuhe so gut wie ein Anderer, ja sogar meist noch eine frisch gepflückte Blutnelke hinterm Ohr stecken. Aber es war dir nie recht wohl in dieser Pracht. Drum bleib' ich bei dir in deinem Alltagskleide.
Jetzt aber, nimm mir's nicht übel, lieber Tolpatsch, und mach dich wieder fort. Ich kann dir deine Geschichte nicht so in's Gesicht hinein erzählen; sei ruhig, ich werde dir nichts Böses nachsagen, wenn ich auch per »Er« von dir spreche.
Berthold Auerbach (28 februari 1812 - 8 februari 1882)
Sophie Tieck, Michel de Montaigne, Yórgos Seféris, Howard Nemerov, Martin Suter
De Duitse dichteres en schrijfster Sophie Tieck werd geboren op 28 februari 1775 in Berlijn. Zij was een zus van de schrijver Ludwig Tieck en de beeldhouwer Friedrich Tieck. Voor haar was het niet mogelijk het gymnasium te bezoeken en zij ontwikkelde zich door zelfstudie. In 1799 trouwe zij met een vriend van haar broer Ludwig, August Ferdinand Bernhardi. Het huwelijk mislukte. Sophie sloeg aan het reizen door Europa, ;iet zich scheiden en trfouwde later opnieuw met baron Baron Karl Gregor von Knorring en ging met hem in Estland wonen.
Uit: Die Quelle der Liebe
Der Morgen funkelte mit goldenen und purpurnen Strahlen auf Fluren und Wäldern, die Vögel stimmten ihren Gesang an, und wollten das Echo ermuntern, als sich schon die muntere Jagd des Prinzen Alwino in dem Walde ausbreitete. Die Vögel erschracken vor dem Hundegebell, und schwiegen mit ihren Liedern; Echo mußte jetzt den Waldhörnern antworten, und aus sanftem Schlummer wurde das Wild aufgejagt, floh bestürzt hin und her, und traf auf allen Wegen nur schnelle Hunde oder rüstige Jäger. Bald wurde der Prinz der Jagd überdrüßig, [4] stieg vom Pferde, und setzte sich unter einen schattigen Baum. Er blickte zu den Zweigen auf, wie die Blätter mit einander zu flüstern schienen, und von der Sonne vergoldet wurden, ein leiser Wind rührte die Zweige an, sie schüttelten alle die Thautropfen von sich ab, und ruhig stand der Baum, und der Wind schlich durch den Wipfel fort zu den andern. Nachdenkend saß Alwino, und so wie der Baum ihn mit seinen Thautropfen beregnete, wurde wieder alle Sehnsucht in seinem Busen wach, und er brach in Strömen von Thränen und in lauten Klagen aus: Fröhlich schwärmen die Freunde durch den rauschenden Wald, und keiner wird von so herber Qual bedrängt als ich; hören sie des Jagdhorns Töne, so stürzen sie muthiger dem scheuen Wilde nach, ach und ich mich lockt der Klang, daß ich möchte in die weite Ferne rennen, mit dem schnellen Rosse die höchsten Berge erklimmen, und dann hernieder in die Thäler stürzen, und immer weiter, und mir so die Ruhe erjagen
Le peuple se trompe: On va bien plus facilement par les bouts, où l'extremité sert de borne d'arrêt et de guide, que par la voie du milieu, large et ouverte, et selon l'art que selon nature, mais bien moins noblement aussi, et moins recommandablement. La grandeur de l'âme n'est pas tant tirer à mont et tirer avant comme savoir se ranger et circonscrire. Elle tient pour grand tout ce qui est assez, et montre sa hauteur à aimer mieux les choses moyennes que les éminentes. Il n'est rien si beau et si légitime que de faire bien l'homme et dument, ni science si ardue que de bien et naturellement savoir vivre cette vie; et de nos maladies la plus sauvage c'est mépriser notre être... C'est une absolue perfection, et comme divine, de savoir jouir loyalement de son être. Nous cherchons d'autres conditions, pour n'entendre l'usage des notres, et sortons hors de nous, pour ne savoir quel il y fait. Si avons-nous beau monter sur des échasses, car sur des échasses encore faut-il marcher de nos jambes... Les plus belles vies sont, à mon gré, celles qui se rangent au modèle commun et humain, avec ordre, mais sans miracle ni extravagance.
Michel de Montaigne (28 februari 1533 13 september 1592)
Es roch nicht mehr schieferblau, und auch die Stimmen konnte sie nicht mehr sehen.
Das Zimmer lag im Halbdunkel. Durch die Jalousien drang gerade soviel Tag, wie Sonia brauchte, um ihren Weg durch die Möbel und Kleidungsstücke zur Tür zu finden.
Sie öffnete sie und stand in einer Diele. Durch die verzierten Milchglasscheiben der Wohnungstür drang das Licht vom Treppenhaus - und ging aus.
Sie tastete sich an der Wand entlang zu der ersten der drei Türen, die sie im Treppenhauslicht hatte erkennen können. Eine davon musste die Toilette sein.
Die Türklinke fühlte sich kühl an. Nichts weiter. Nicht zartbitter oder süsssauer, einfach kühl.
Sie betrat ein verdunkeltes Zimmer und hörte tiefe, regelmässige Atemzüge. Hörte. Nicht hörte und sah. Immerhin.
Leise schloss sie die Tür, tastete sich zur nächsten und stand in einer hell erleuchteten Küche.
Am Küchentisch sassen zwei Männer. Sie tranken schweigend Kaffee und rauchten. Überall standen halbleere Gläser und Teller mit Essensresten herum. Im Spülbecken türmte sich das Geschirr.
Die Männer schauten zur Tür, und an der Art, wie sie sie anstarrten, merkte sie, dass sie nackt war.
»Die Toilette?« fragte sie. Wo sie nun schon einmal hier war.
»Nächste Tür«, sagte der eine. Der andere starrte nur.
Sonia gönnte ihnen auch einen Blick auf ihre Rückseite und verliess den Raum.
In der Toilette stank es nach Erbrochenem, das jemand von der Brille zu wischen versucht hatte. Papier war keines mehr da.
Sie schaute in den Spiegel, um herauszufinden, ob sie so schrecklich aussah, wie sie sich fühlte.
In the early morning before daylight we came into the harbor at San Diego, in through the narrow passage, and we followed the lights on a changing course to the pier. All about us war bustled, although we had no war; steel and thunder, powder and men--the men preparing thoughtlessly, like dead men, to destroy things. The planes roared over in formation and the submarines were quiet and ominous. There is no playfulness in a submarine. The military mind must limit its thinking to be able to perform its function at all. Thus, in talking with a naval officer who had won a target competition with big naval guns, we asked, 'have you thought what happens in a little street when one of your shells explodes, of the families torn to pieces, a thousand generations influenced when you signaled Fire?' 'Of course not,' he said. 'Those shells travel so far that you couldn't possibly see where they land.' And he was quite correct. if he could really see where they land and what they do, if he could really feel the power in his dropped hand and the waves radiating out from his gun, he would not be able to perform his function. He himself would be the weak point of his gun. But by not seeing, by insisting that it be a problem of ballistics and trajectory, he is a good gunnery officer. And he is too humble to take the responsibility for thinking. The whole structure of his world would be endangered if he permitted himself to think. The pieces must stick within their pattern or the whole thing collapses and the design is gone. We wonder whether in the present pattern the pieces are not straining to fall out of line; whether the paradoxes of our times are not finally mounting to a conclusion of ridiculousness that will make the whole structure collapse. For the paradoxes are becoming so great that leaders of a people must be less and less intelligent to stand their own leadership.
John Steinbeck (27 februari 1902 - 20 december 1968)
As for me I am neither happy nor unhappy; I lie suspended like a hair or a feather in the cloudy mixtures of memory. I spoke of the uselessness of art but added nothing truthful about its consolations. The solace of such work as I do with brain and heart lies in thisthat only there, in the silences of the painter or the writer can reality be reordered, reworked and made to show its significant side. Our common actions in reality are simply the sackcloth covering which hides the cloth-of-goldthe meaning of the pattern. For us artists there waits the joyous compromise through art with all that wounded or defeated us in daily life; in this way not to evade destiny, as the ordinary people try to do, but to fulfil it in its true potentialthe imagination. Otherwise why should we hurt one another? No, the remission I am seeking, and will be granted perhaps, is not one I shall ever see in the bright friendly eyes of Melissa or the sombre brow-dark gaze of Justine. We have all of us taken different paths now; but in this, the first great fragmentation of my maturity I feel the confines of my art and my living deepened immeasurably by the memory of them. In thought I achieve them anew; as if only herethis wooden table over the sea under an olive tree, only here can I enrich them as they deserve. So that the taste of this writing should have taken something from its living subjectstheir breath, skin, voicesweaving them into the supple tissues of human memory. I want them to live again to the point where pain becomes art .Perhaps this is a useless attempt, I cannot say. But I must try.
Lawrence Durrell (27 februari 1912 7 november 1990)
Un tel genre de talent ne peut s'appliquer tout entier, on le comprend, qu'à la peinture des choses vues, de la vie moderne, surtout parisienne. Cinq des romans de MM. de Goncourt, sur six, sont des romans parisiens. Leur objet, c'est «la modernité», laquelle est visible surtout à Paris. Ce néologisme s'entend aisément ; mais ce qu'il représente n'est pas très facile à déterminer, car le moderne change insensiblement, et puis ce qui est moderne est toujours superposé ou mêlé à ce qui ne l'est point ou à ce qui ne l'est déjà plus. La modernité, c'est L d'abord, si l'on veut, dans l'ensemble et dans le détail de la vie extérieure, le genre de pittoresque qui est particulier à notre temps. C'est ce qui porte la date d'aujourd'hui dans nos maisons, dans nos rues, dans nos lieux de réunion. L'habit noir ou la jaquette des hommes, les chiffons des femmes, l'asphalte du boulevard, le petit journalisme, le bec de gaz et demain la lumière électrique, et une infinité d'autres choses en font partie. C'est ce qui fait qu'une rue, un café, un salon, une femme d'à présent ne ressemblent pas, extérieurement, à une femme, à un salon, à un café, à une rue du XVIIIe, ou même du temps de Louis-Philippe. La modernité, c'est encore ce qui, dans les cervelles, a l'empreinte du moment où nous sommes ; c'est une certaine fleur de culture extrême ou de perversion intellectuelle ; un tour d'esprit et de langage fait surtout d'outrance, de recherche et d'irrévérence, où domine le paradoxe, l'ironie et «la blague», où se trahit le fiévreux de l'existence, une expérience amère, une prétention à être revenu de tout, en même temps qu'une sensibilité excessive ; et c'est aussi, chez quelques personnes privilégiées, une bonté, une tendresse de cur que les désillusions du blasé font plus désintéressé, et que l'intelligence du critique et de l'artiste fait plus intelligente et plus délicate La modernité, c'est une chose à la fois très vague et très simple ; et l'on dira peut-être que la découverte de MM. de Goncourt n'est point si extraordinaire, qu'on avait inventé «le moderne» bien avant eux, qu'il n'y faut que des yeux.
Jules Lemaître (27 februari 1853 5 augustus 1914)
This race and this country and this life produced me," declares Stephen Dedalus--artistic image of James Joyce himself--in "A Portrait of the Artist as a Young Man." "A Portrait" is the story of how Stephen was produced, how he rejected that which produced him, how he discovered that his destiny was to become a lonely one of artistic creation. It is well to look into the life out of which Stephen came, to discuss the social and national background of this novel. In Ireland a major premise of any discussion of her culture and of her literature is an understanding of Irish nationalism. And it is at least arguable that Joyce was a kind of inverted nationalist--that the nationalism which he rejects runs through him like a central thread.
Ireland, when James Joyce was a boy, suffered from a profound political defeat, the fall of Parnell. In that, once again, she was set back in her long struggle to attain nationhood. The aftermath was marked by a deeply felt and pervasive bitterness, often expressed in feelings of personal betrayal. And "A Portrait" reflects such moods. The brilliantly written scene, early in this novel, of the Dedalus family pitilessly quarreling at the Christmas dinner table is a highly concentrated artistic representation of the magnitude of Parnell's fall in Ireland, of how it cut through families with a knifelike sharpness. The family argument is personal and its passionate anger seems to be in inverse proportion to the political impotence of those who are hurling insults at one another.
James T. Farrell (27 februari 1904 22 augustus 1979)
Once in his life a man ought to concentrate his mind upon
the remembered earth, I believe. He ought to give himself up
to a particular landscape in his experience, to look at it from
as many angles as he can, to wonder about it, to dwell upon
it.
He ought to imagine that he touches it with his hands at
every season and listens to the sounds that are made upon
it. He ought to imagine the creatures there and all the faintest
motions of the wind. He ought to recollect the glare of noon and
all the colors of the dawn and dusk.
For we are held by more than the force of gravity to the earth.
It is the entity from which we are sprung, and that into which
we are dissolved in time. The blood of the whole human race
is invested in it. We are moored there, rooted as surely, as
deeply as are the ancient redwoods and bristlecones.
N. Scott Momaday (Lawton, 27 februari 1934)
De Amerikaanse schrijver Irwin Shaw werd geboren op 27 februari 1913 als Irwin Gilbert Shamforoff in New York. Hij stamde uit een Russisch-joodse familie uit de Bronx, die na zijn geboorte naar Brooklyn verhuisde en de familienaam in Shaw veranderde. Tijdens zijn colletijd schreef hij al voor de schoolkrant. In 1935 begon hij romans voor de radio te schrijven (Dick Tracy). Zijn eerste theaterstuk werd in 1936 opgevoerd. In de jaren veertig schreef hij draaiboeken voor Hollywood. Gedurende WO II was hij als soldaat in Europa. Zijn ervaringen verwerkte hij in zijn eerste roman The Young Lions verscheen in 1949. Zijn tweede The Troubled Air, die de opkomst van het McCarthyisme beschreef, in 1951. Shaw werd ook zeer gewaardeerd als schrijver van short stories. Die verschenen in bladen als Collier's, Esquire, The New Yorker, Playboy, en The Saturday Evening Post. Een verzameling van 63 van zijn beste verhalen werd uitgevracht als Short Stories: Five Decades in 1978, herdrukt in 2000 als een 784-pagina dikke University of Chicago Press paperback.
Uit: The Climate Of Insomnia
He awoke early, conscious that it was a sunny day outside. He lay in bed feeling warm and healthy. There was a noise from the next bed, and he looked across the little space. There was a woman in the next bed. She was middle-aged and wearing curlers and she was snoring and Hugh was certain he had never seen her before in his life. He got out of bed silently, dressed quickly, and went out into the sunny day.
Without thinking about it, he walked to the subway station. He watched the people hurrying toward the trains and he knew that he probably should join them. He had the feeling that somewhere in the city to the south, in some tall building on a narrow street, his arrival was expected. But he knew that no matter how hard he tried he would never be able to find the building. Buildings these days, it occurred to him suddenly, were too much like other buildings.
He walked briskly away from the subway station in the direction of the river. The river was shining in the sun and there was ice along the banks. A boy of about twelve, in a plaid mackinaw and a wool hat, was sitting on a bench and regarding the river. there were some schoolbooks, tied with a leather strap, on the frozen ground at his feet.
Hugh sat down next to the boy. Good morning, he said pleasantly.
Good morning, said the boy.
Whatre you doing? Hugh asked.
Im counting the boats, the boy said. Yesterday I counted thirty-two boats. Not counting ferries. I dont count ferries.
Hugh nodded. He put his hands in his pockets and looked down over the river. By five oclock that afternoon he and the boy had counted forty-three boats, not including ferries. He couldnt remember having had a nicer day.
Irwin Shaw (27 februari 1913 16 mei 1984)
De Duitse schrijver Johannes Wilhelm Meinhold werd geboren op 27 februari 1797 in Netzelkow op Usedom. Hij studeerde theologie, filosofie en filologie in Greifswald, maar moest die studie na twee jaar afbreken wegens gebrek aan geld. Hij werd huisleraar en ontwikkelde zich verder door zelfstudie. In 1817 slaagde hij alsnog voor zijn examen. In 1827 werd hij dominee in Krummin. In 1838 begon hij zijn novelle Die Pfarrerstochter von Coserow om te werken tot de roman Maria Schweidler, die Bernsteinhexe, die hij in delen in 1841 en 1842 publiceerde. Het boek uit 1843 werd zijn succesvolste werk.
Uit: Die Bernsteinhexe
Nach etzlichen Tagen, als unsere Nothdurft fast verzehret, fiel mir auch meine letzte Kuh umb (die andern hatten die Wülfe, wie oben bemeldet, allbereits zurissen) nicht ohne sonderlichen Verdacht, daß die Lise ihr etwas angethan, angesehen sie den Tag vorhero noch wacker gefressen. Doch lasse ich das in seinen Würden, dieweil ich Niemand nit verleumbden mag; kann auch geschehen sein durch die Schikkung des gerechten Gottes, deßen Zorn ich wohl verdienet hab' Summa:
ich war wiederumb in großen Nöthen und mein Töchterlein Maria zuriß mir noch mehr das Herze durch ihr Seufzen, als das Geschreie anhub: daß abermals ein Trupp Kaiserlicher nach Uekeritze gekommen, und noch gräulicher denn die ersten gemarodiret, auch das halbe Dorf in Brand gestecket. Derohalben hielt ich mich nicht mehr sicher in meiner Hütten, sondern nachdem in einem brünstigen Gebet Alles dem Herrn empfohlen, machte mich mit meinem Töchterlein und der alten Ilsen auf, in den Streckelberg1 wo ich allbereits ein Loch, einer Höhlen gleich, und trefflich von Brommelbeeren verrancket uns ausersehen, wenn die Noth uns verscheuchen söllte. Nahmen daher mit, was uns an Nothdurft des Leibes geblieben, und rannten mit Seufzen und Weinen in den Wald, wohin uns aber bald die alten Greisen und das Weibsvolk mit den Kindern folgten, welche ein groß Hungergeschrei erhoben.
Johannes Meinhold (27 februari 1797 30 november 1851)
Ce néant sonore qui nous tient lieu de pensée. Ce goût que nous avons de la comédie, quand ce n'est pas de l'imposture. Trente ans que je me demande comment un type comme moi a pu, et peut, faire illusion. Trente ans que, fatigué d'attendre le bon lecteur qui saura me démasquer, je multiplie les autocritiques foireuses, sans talent, inoffensives. Eh bien nous y sommes. Grâce à vous, avec votre aide, je vais peut-être y arriver. Votre vanité et la mienne. Mon immoralité et la vôtre. Comme dirait un autre méprisable, mais de haute volée celui-là, vous abattez votre jeu, j'abats le mien - quel soulagement!
Piste numéro deux. Vous, d'accord. Mais pourquoi moi? Pourquoi marcherais-je, après tout, dans cet exercice d'autodénigrement? Et pourquoi vous suivrais-je dans ce goût que vous manifestez pour l'autodestruction fulminante, maudissante, mortifiée? Je n'aime pas le nihilisme. Je déteste le ressentiment et la mélancolie qui va avec. Et je pense que la littérature ne vaut qu'à contrarier ce dépressionnisme qui est, plus que jamais, le mot de passe de notre époque. Je pourrais me dévouer, dans ce cas, pour expliquer qu'il y a aussi des corps heureux, des oeuvres réussies, des vies plus harmonieuses que ne semblent le penser les peine-à-jouir qui nous détestent. Je prendrais le mauvais rôle, le vrai, celui de Philinte contre Alceste, et me fendrais d'un éloge bien senti de vos livres et, tant qu'à faire, des miens. C'est une autre possibilité. Une autre façon d'ouvrir la discussion.
« En 1815? M. Charles- François- Bienvenu Myriel était évêque de Digne. C'était un vieillard d'environ soixantequinze ans; il occupait le siège de Digne depuis 1806.
Quoique ce détail ne touche en aucune manière au fond même de ce que nous avons à raconter, il n'est peut-être pas inutile, ne fût-ce que pour être exact en tout, d'indiquer ici les bruits et les propos qui avaient couru sur son compte au moment où il était arrivé dans le diocèse. Vrai ou faux, ce qu'on dit des hommes tient souvent autant de place dans leur vie et souvent dans leur destinée que ce qu'ils font. M. Myriel était fils d'un conseiller au parlement d'Aix; noblesse de robe. On contait que son père, le réservant pour hériter de sa charge, l'avait marié de fort bonne heure, à dix-huit ou vingt ans, suivant un usage assez répandu dans les familles parlementaires. Charles Myriel, nonobstant ce mariage, avait, disait-on, beaucoup fait parler de lui. Il était bien fait de sa personne, quoique d'assez petite taille, élégant, gracieux, spirituel; toute la pretnière partie de sa vie avait été donnée au monde et aux galanteries.
La révolution survint, lés événements se précipitèrent; les familles parlementaires, décimées, chassées, traquées, se dispersèrent. M. Charles Myriel, dès les premiers jours de la révolution, émigra en Italie. Sa femme y mourut d'une maladie de poitrine dont elle était atteinte depuis longtemps.
Ils n'avaient point d'enfants. Que se passa-t-il ensuite dans la destinée de M. Myriel? L'écroulement de l'ancienne société française, la chute de sa propre famille, les tragiques spectacles de 93, plus effrayants encore peut-être pour les émigrés qui les voyaient de loin avec le grossissement de l'épouvante, firent-ils germer en lui des idées de renoncement et de solitude? Fut-il, au milieu d'une deces distractions et de ces affections qui occupaient sa vie, subitement atteint d'un de ces coups mystérieux et terribles qui viennent quelquefois renverser, en le frappant au coeur, l'homme que les catastrophes publiques n'ébranleraient pas en le frappant dans son existence et dans sa fortune? »
Victor Hugo(26 februari 1802 22 mei 1885)
Fotoportret doorFélix Nadar, 1884
De Duitse schrijfster en vertaalster Ulrike Syha werd geboren op 26 februari 1976 in Wiesbaden. Vanaf 1996 studeerde zij dramaturgie aan de Hoge school voor Muziek en Theater Felix Mendelssohn Bartholdy in Leipzig. Van 1999 tot 2002 was zij regieassistente in Leipzig. Vanaf 2003 woont en werkt zij als zelfstandig schrijfster in Hamburg. Daarnaast werkt zij ook als vertaalster voor uitgeverij Rowohlt.
Uit: DIE ZWEI CENT-FRAGE
BEATE (weiß nicht, wohin mit der Kippe, steckt sie in die Handtasche) Seit wann das denn? GEORG (deutet Richtung Hausmeister, der in der Hoftür erscheint) Na ja. Seit der an der Macht ist. (Flüchtet.)
KEIN EMPFANG. HAUSFLUR, oben.
TOMMY (versucht, an der Tür ein Graffiti zu entfernen) Kiffen macht die Seele frei. So ein Dreck. Ach so. Und dann hat er gesagt, dass es Zeit wird, eine andere Generation in verantwortungsvollere Positionen aufrücken zu lassen. BEATE Gesagt. Aha. Ich schätze mal, das, was er sagt, hat aber keinerlei Konsequenzen zu fürchten. TOMMY (hat einen Krampf in der Hand) Er schlägt mich als Abteilungsleiter vor. Gib mal das Ata. BEATE Wie viele Abende willst du eigentlich noch mit dem Graffiti verbringen? Ich meine, wenn du dann an der Macht bist, sozusagen, hört der Quatsch dann auf?
TOMMY Was willst du damit sagen? Meinst du, ich bin für eine verantwortungsvollere Position nicht geeignet? BEATE Der Hausmeister wird dich sicher mit Freuden in seine Partei aufnehmen. War das deine Frage? TOMMY Partei? Nein. Ich wollte wissen, ob du mir das etwa nicht zutraust. BEATE Wieviel kostet eine ehrliche Antwort darauf? TOMMY Bitte? BEATE Ich schätze doch, mit zwei Cent ist es in diesem Fall nicht getan.
"Il était debout au milieu de la pièce. Il était immense et très mince. En levant le bras il eût touché les solives. Sa tête était légèrement penchée en avant, comme si le cou neût pas été planté sur les épaules, mais à la naissance de la poitrine. Il nétait pas voûté mais cela faisait comme sil létait. Ses hanches et ses épaules étroites étaient impressionnantes. Le visage était beau. Viril et marqué de deux grandes dépressions le long des joues. On ne voyait pas les yeux, que cachait lombre portée de larcade. Ils me parurent clairs. Les cheveux étaient blonds et souples, jetés en arrière, brillant soyeusement sous la lumière du lustre."
Vercors (26 februari 1902 10 juni 1991)
De Faeröische dichter en schrijver Janus Djurhuus werd geboren op 26 februari 1881 in Tórshavn.Hij studeerde rechten, maar ook klassieke filologie. Ondanks invloeden van de klassieken is zijn werk toch geworteld in de Oudnoordse literatuur en balladen. Djurhuus debuteerde in 1901 en zijn eerste bundelYrkingar verscheen in 1904. Djurhuus was een romantische dichter. Zijn werk wordt vaak gekenmerkt door heroïsche machten en natuurbeschrijvingen.
My Grief
My grief is a woman, ivory pale standing on a wind-swept strand listening to the roaring storms, dance over sea and land.
Her night-dark hair plays in the wind, thunder glints in her eyes: "How many more of these hopless years shall tear me before I die?
Raise, my pale friend, from your moistured grave and sing about dying grace, dance with me over the roaring seas and vanish into the haze. .........
Then you shall chant a sinister song, like the sound of the dwarf that cries, the sound of the ghost screaming in the gorge, or the stormy winter skies.
Then you shall play a sinister tune, like the stormy, Nordic night, the one that the raven cries in the mountains when a dead man is in its sight."
My grief is a woman, cold as the ice, a face so ivory pale a sibyl standing in times long gone, chanting the futures tale.
Janus Djurhuus (26 februari 1881 31 augustus 1948)
Uit: Peter Handke und Hermann Lenz. Berichterstatter des Tages.Briefwechsel.
München, 26. Mai 1978 Lieber Peter, wir sitzen wieder in unserem Alten-Heim und denken an die Tage bei Dir zurück. Die haben uns jung gemacht, zumindest hinter der Stirn. Ich schreibe Dir also gewissermassen mit erfrischten Ganglienzellen, obwohl ich den Mund nicht so voll nehmen sollte, weil Dir mein Brief abgewelkt vorkommen kann. Jedenfalls ist bei Dir so viel los, wie ich mir früher gewünscht hätte, dass bei mir los sein sollte. Aber ich hab's nicht geschafft und hätte auch kein so angespanntes Leben durchgestanden, wie Du es führst. Trotzdem freut's mich, dass ich beim Fussballspiel im Garten von Dir ermuntert worden bin. 'Aminowitsch' hätte ich gern ein Comic-Strip-Buch geschenkt, aber Dir ist's ja nicht recht, wenn Amina derlei liest. Obwohl sie deshalb so schöne Sachen zeichnet wie den Trickfilm mit der Schlange und die Geschichte unserer Abreise. Und alles aus der hohlen Hand wie das Ziffernblatt der Uhr, das jedesmal so rund wird, als hätte sie einen Zirkel benutzt. Übrigens will ich Dein Barfuss- oder Strumpfsockig-Gehen, wie man in Bayern sagt, nachmachen, traue mich aber nicht so recht, weil ich auszurutschen fürchte ... Und Frau Greinert ruft aus: 'Herrr Handke, Sie haben so zierliche Füsse!' (...)
Hermann Lenz(26 februari 1913 12 mei 1998)
De Franse schrijver, scenarioschrijver en acteur Jean Teulé werd geboren op 26 februari 1953 in Saint-Lô, Manche. Hij publiceerde o.a. Rainbow pour Rimbaud (1991), L'il de Pâques (1992), Ballade pour un père oublié (1995), Darling (1998) Bord cadre (1999), Longues Peines, Les Lois de la gravité, Ô Verlaine ! (2004), Je, François Villon (2006), Le Magasin des suicides (2007) en Le Montespan (2008).
Uit: Bord cadre
« S'endormir avec toi, Léone, et puis, le lendemain matin, se réveiller... Et toi qui te réveilles aussi, me souris (oh là là, me souris) et viens au creux de mon bras droit, une jambe par-dessus les miennes. La chaleur de ton ventre. Caresser tes cheveux, te dire "Bonjour, mon amour", puis poser une main sur ton épaule nue. Ma main à plat sur ta taille, ma main à plat sur tes reins, sentir au bout de mes phalanges la naissance d'une courbe qui fait frémir. Mais étendre ensuite les doigts sur ta hanche, ton épaule, la pétrir légèrement et s'endormir pour se réveiller à nouveau... Puis tes petites mains maladroites et ensommeillées partout sur mon visage; les doigts dans les yeux, les oreilles, la bouche, les narines. Et nos rires. Je ne t'ai jamais rêvée Léone, car je n'ai jamais su rêver autant. Se réveiller avec toi, la beauté que c'est. Ce n'est pas rêvable. Tu es la femme pas rêvable. Le merveilleux aussi de nos matins chastes."
Jean Teulé (Saint-Lô, Manche, 26 februari 1953)
De Franse schrijver en songwriter Pierre Mac Orlan werd geboren op 26 februari 1882 in Peronne als Pierre Dumarchey. In zijn jonge jaren woonde hij in Rouen en Parijs, had allerlei baantjes en reisde hij door heel Europa. Daarna keerde hij terug naar Parijs en ging hij deeluitmaken van een kring van kunstenaars en schrijvers als Max Jacob, Guillaume Apollinaire, Maurice Utrillo en Francis Carco. Hij schreef een omvangrijk oeuvre van gedichten, chansons, essays, romans, novellen en kritieken.
Uit: Montmartre
Quelques mois avant de mourir, au moment où la guerre de 1914 s'annonçait déjà dans les centres de recrutement de Toul et de Nancy, Couté était a Bruxelles ou il disait ses uvres dans un cabaret. II revint a Paris pour mourir d'une congestion pulmonaire. Son oeuvre, comme celle de Villon, lui survécut grâce à la mémoire de ses fidèles et aux fascicules entassés dans les magasins poussiéreux des éditeurs de musique. L 'éditeur E. Rey, qui l'aimait bien et qui fut l'éditeur de Jehan Rictus et d' Aristide Bruant, parvint à réunir quelques poèmes et quelques chansons. Dans La Chanson d'un Gâs qu'a mal tourné- c'est le titre du volume - le choix des poèmes porte principalement sur l'aspect satyrique de l'uvre de Gaston Couté. A mon goût, le meilleur de ce poète très personnel n'est point là. Ce n'est qu'un aspect de cet esprit guêpin dont Couté usait souvent avec une heureuse férocité. Mais, en dehors de ce goût très vif pour les revendications sociales généreuses, Couté aimait plus délicatement, plus profondément les choses tendres de son pays: les femmes, les vignes, les blés et le patois chantant des bords de la Loire. La chanson, infiniment mélancolique et sentimentale, devenait alors son plus sur moyen d'expression.
Pierre Mac Orlan (26 februari 1882 27 juni 1970)
Die Teiche Böhmens sind wie Silberschalen, Gebettet in das satte Grün der Auen, Auf ihre Spiegel Wolkenschatten fallen. Wie traumverschleiert sanfte Augen schauen. Die Schnepfe klagt im Röhricht nah dem Rande,
Und Enten Regenbogenflügel breiten, Gereckt den Hals mit kupfergrünem Bande, Entflirrt der Zug in sonndurchglühte Weiten. Der Kalmus atmet: lau und linde steigen Die Grummetdüfte nach dem heißen Tage, In sanftgekühlten Wellen schwingt das Schweigen. Und etwas seufzt darin wie die ewige Klage.
Vertaald door Paul Eisner
Antonín Sova (26 februari 1864 16 augustus 1928)
De Duitse dichter August Thieme werd geboren op 26 februari 1780 in Allstedt. Hij studeerde filosofie en theologie in Halle en Jena. In 1803/04 was hij leraar aan de Katharinaschool in Sint Petersburg. Het waren wellicht zijn beste jaren, waarin hij met Schillers zwager Baron Wilhelm von Wolzogen, de wereldreiziger Adam Johann von Krusenstern en de astronoom Friedrich Theodor von Schubert een literair-wetenschappelijke kring vormde.
Ihr Grab
In diesen kleinen Räumen Kennst Du mein Nachdirträumen, Du kennst mein Stillversenken In Dich, mein Deingedenken, mein tödlich Dichvermissen, Das mir das Herz zerissen!
Du weißt, was ich Dir schuldig, Und wie ich ungeduldig, Dir bald zu tausendmalen Den alten Dank zu zahlen, Und wie, wo keine Gränzen, Ich Alles möcht' ergänzen!
Die Asche liegt wohl unten In Kränzchen, Dir gewunden! Umsonst hab' ich beschworen, Die Gruft, da Du verloren! Die wird den Staub verwenden In allen Elementen! -
Und doch ist mir nicht bange, Es währt gewiß nicht lange! Wenn aufhört auch mein Sprechen, Kann unser Ring nicht brechen: D e n müßt' ich wenig kennen, Glaubt' ich an ewig Trennen! -
August Thieme (26 februari 1780 13 juni 1860)
De Duitse dichter en schrijver Johann Lauremberg werd geboren op 26 februari 1590 in Rostock, waar hij ook studeerde en van 1618 toto 1623 professor was voor poëzie. Daarna was hij tot aan het eind van zijn leven professor voor wiskunde aan de academie in Sorø in Denemarken. Naast pedagogische en wiskundige werken schreef hij een Latijnse tragedie en gedichten in het Latijn en in het Duits. Het bekendst zijn echter de satirische Veer Scherzgedichte in het Nederduits geschreven, waarin hij de zeden en gewoonten van zijn tijd op de hak nam.
Dat Erste Schertz-Gedichte
Vom itzigen Wandel und Maneeren der Minschen
In Grekenland ein Man vör langen tiden was,
Van Wyßheit hochberömt, genandt Pythagoras;
Van em de Jöged sick leet hüpich underwisen,
Man hörde sine Lehr in allen Landen prisen.
Sin Hus und Schoel erschal, nicht van Fantastery,
De nu van velen werd genömt Philosophy,
Sündern van Meticheit, van Tucht und gode Seden,
Dar leerd man schwigen erst, hernamals leerd man Reden.
Nichts, dat gelevet had, kam je in eren Mund,
Ock nicht de hülsen Frucht, de in den Garden stund.
Ein Deel van siner Leer Metempsychosin nömde,
De domals alle Welt als hoge Wyßheit römde,
Darvan de mening is. Van Gott des Minschen Seel
Int Lyff gegaten wert, als siner krafft ein deel,
Sins wesendes en Part. Desülve Seel must wandern
So bald de Minsche sterfft, van einem Lyff thom andern:
Ein Kriegsman und Soldat, wenn em de Seel entföhr,
Keem se woll in ein Peerdt, edr in eine olde Sör.
Johann Lauremberg (26 februari 1590 28 februari 1658) Rostock (Geen portret beschikbaar)
A dream, yes, but for everyone the same. The thought that wove it never dropped a stitch. The absolute was everybody's pitch, For, when a note was struck, we knew its name. That dark aborted any wish to tame Waters that day might prove to be a ditch But then was endless growling ocean, rich In fish and heroes till the dredgers came. Wachet auf! A fretful dunghill cock Flinted the noisy beacons through the shires. A martin's nest clogged the cathedral clock, But it was morning: birds could not be liars. A key cleft rusty age in lock and lock. Men shivered by a hundred kitchen fires.
Going, Going, Gone
i know it is time to go
and go i must
so does it mean i don't care,
questioning did I ever care
or was it fear that made stay so long
fear of starting over
fear on the unknown
but to stay i must to lie
lying is a cowardly trait
and i can not longer wear those shoes
they are much too small for my feet now
so with a kiss on the cheek
i taste the sadness of notorious love
and I'm gone
Anthony Burgess (25 februari 1917 22 november 1993)
Uit: In the Name of Identity (Vertaald door Barbara Bray)
A life spent writing has taught me to be wary of words. Those that seem clearest are often the most treacherous. "Identity" is one of those false friends. We all think we know what the word means and go on trusting it, even when it's slyly starting to say the opposite.
Far be it from me to want to keep on redefining the idea of identity. It has been the fundamental question of philosophy from Socrates's "Know thyself!" through countless other masters down to Freud. To approach it anew today would call for more qualifications than I possess and for very much greater temerity. The task I set myself is more modest. I want to try to understand why so many people commit crimes nowadays in the name of religious, ethnic, national or some other kind of identity. Has it always been like this since time immemorial, or is the present era influenced by hitherto unknown factors? Sometimes what I say may seem rather simplistic. If so it's because I want to set my argument out as calmly, patiently and fairly as possible, without resorting to jargon or unwarranted shortcuts.
What's known as an identity card carries the holder's family name, given name, date and place of birth, photograph, a list of certain physical features, the holder's signature and sometimes also his fingerprintsa whole array of details designed to prove without a shadow of doubt or confusion that the bearer of the document is so-and-so, and that amongst all the millions of other human beings there isn't one not even his double or his twin brother for whom he could be mistaken.
Amin Maalouf (Beiroet, 25 februari 1949)
De Franse dichter Robert Rius werd geboren op 25 februari 1914 in Castle-Roussillon. Hij begon als journalist voor Catalan Coq in Perpignan, een satirsche weekblad in Perpignan. In 1937 kwam hij in contact met de groep surrealisten rond André Breton and Benjamin Péret. In die tijd schiep hij samen met Breton, Péret and Remedios Varo het stuk Le Jeu du dessin communiqué. In 1940 verscheen Frappe de l'Écho. Vanaf 1942 zat hij in het Franse verzet en publiceerde nog sporadisch (Essai d'un dictionnaire exact de la langue française, Serrures en friches en Picasso.) Op 4 juli 1944 werd hij gearresteerd, en daarna lang gefolterd. Hij weigerde echter te spreken en werd op 21 juli geëxecuteerd in Fontainebleau.
il-de-père
L'imagination-poil-de-chat Mange tout Rape voyelles
L'imagination peinte sang-de-buf
L'imagination à lorgnons Qui a la flemme Elle est dans un uf Se mange au couteau Et se place à responsabilité illimitée
L'imagination cheval Celle qui Celle que l'on rôtit Celle que Dominguez appelle petite colombe blanche
L'imagination ferme-portes Décide de rester à croche-pied
L'imagination compresse sédative
L'imagination rail
L'imagination canevas
L'imagination croque-mots
Chutt
L'imagination rêve les bras croisés.
Robert Rius (25 februari 1914 - 21 juli 1944)
De Italiaanse schrijver en vertaler Aldo Busi werd geboren op 25 februari 1948 in Montichiari, Brescia. Gedurende zijn jonge jaren werkte hij veel buiten Italië. Zodoende leerde hij verschillende vreemde talen. Hij studeerde aan de universiteit van Florence en aan de universiteit van Verona, waar hij afstudeerde op een onderzoek naar de dichter John Ashbery. Busi debuteerde in 1984 met de roman Seminario sull gioventù (Ned: Over de jeugd). Intussen heeft hij al meer dan twintig titels op zijn naam staan. Busi is ook vertaler van werk van o.a. Lewis Caroll en Friedrich Schiller.
Uit: Seminario
While contemplating the signs of Barbino's first wet dream on his underwear that she has taken to the river, she comments: "Ah, youth, it is a great time for sowing seed." And "sowing seed," besides its sexual meaning, also refers to the seminarists whose underwear Lenta often washed, to the seminar which the grown-up Barbino will conduct on the anxieties of his youth, and to the literal meaning of "throwing seeds" which we may find grown one day.
Aldo Busi (Montichiari, 25 februari 1948)
De Canadese schrijver Gérard Bessette werd geboren op 25 februari 1920 in Sainte-Anne-de-Sabrevois, Quebec en bezocht de Université de Montréal waar hij letterkunde studeerde. In die tijd verschenen ook zijn eerste gedichten. Hij brak door met zijn roman Le libraire uit 1960 over een bediende in een boekwinkel in een klein plaatsje in Quebec in de jaren vijftig. Voor zijn roman Le cycle (1971) kreeg hij de Governor General's Award. In 1980 ontving hij de Prix Athanase-David, Quebec's hoogste literaire onderscheiding. Gérard Bessette doceerde ook aan de Royal Military College of Canada en aan Queen's University
Uit: Le libraire
Ne rien faire Quand il n'y a pas de chalands dans ma section et que mes rayons sont pleins, c'est le bon temps. Je m'installe sur un tabouret derrière le comptoir, les mains au menton, la visière rabaissée sur le nez, et je ne fais rien. J'attends l'heure de la fermeture, cinq heures et demie. Il est étonnant comme le temps passe vite quand on ne fait rien. Pourvu qu'on ne soit pas libre. Je veux dire : pourvu qu'un "devoir" vous force à rester en place. Autrement, ça ne tient plus. Ainsi moi, si je n'étais pas obligé de travailler à la librairie Léon pour gagner ma vie et qu'on me demandât de passer des heures d'affilée perché sur un tabouret, j'en serais complètement incapable.
Gérard Bessette (25 februari 1920 21 februari 2005)
De Duitse dichter, schrijver, regisseur en acteur Franz Xaver Kroetz werd geboren op 25 februari 1946 in München. Daar bezocht hij de toneelschool en vervolgens het Max-Reinhardt-Seminar in Wenen. Bekend werd hij toen in 1971 de opvoeringen van zijn stukken Heimarbeit en Hartnäckig door neofascisten werden verstoord. In zijn rol van Baby Schimmerlos in de televisieserie Kir Royal werd Kroetz bij een groot publiek bekend. Kroetz ontving o.a. de Bertolt-Brecht-Literaturpreis, het Bundesverdienstkreuz en de Marieluise-Fleißer-Preis.
November
Tröste mich.
Dir hab ich mich
anvertraut.
Dir hab ich
meine Frauen geopfert.
Und meine Kinder
die kennen mich nicht.
Du hast meine Gesundheit.
Du hast meine Kraft.
Du hast meine Freunde.
Du hast vom Besten
von mir
alles.
Tröste mich
denn ich hasse dich.
Literatur.
Franz Xaver Kroetz (München, 25 februari 1946)
De Amerikaanse schrijfster Mary Chase werd geboren op 25 februari 1907 in Denver, Colorado. Na de universiteit werkte zij een tijd als journaliste tot zij in 1928 trouwde met de journalist Robert Lamont Chase. Als huisvrouw begon zij toneelstukken te schrijven.In 1944 kwam met Harvey de doorbraak. In 1945 kreeg zij er de Pulitzer Prijs voor. Het stuk werd alleen al in New York 1775 keer opgevoerd. Zij zelf schreef ook voor twee verfilmingen het draaiboek.
Uit: Harvey
(ELWOOD enters. MRS. CHAUVENET turns back to pick up her
scarf from chair, and sees him.)
MRS. CHAUVENET. (Rushing forward.) Elwood! Elwood Dowd! Bless your heart.
ELWOOD. (Coming forward and bowing as he takes her hand.)
Aunt Ethel! What a pleasure to come in and find a beautiful woman waiting for me!
MRS. CHAUVENET. (Looking at him fondly.) Elwoodyou haven't changed.
VETA. (Moves forward quickly, takes hold of her.) Come along, Aunt Ethelyou mustn't miss the party.
MYRTLE. There's punch if you don't like tea.
MRS. CHAUVENET. But I do like tea. Stop pulling at me, you two. Elwood, what night next week can you come to dinner?
ELWOOD. Any night. Any night at all. Aunt EthelI would be delighted.
VETA. Elwood, there's some mail for you today. I took it up to your room.
ELWOOD. Did you, Veta? That was nice of you. Aunt Ethel- I want you to meet Harvey. As you can see he's a Pooka. (Turn toward air beside him.) Harvey, you've heard me speak of Mrs. Chauvenet? We always called her Aunt Ethel. She is one of my oldest and dearest friends. (Inclines head toward space and goes "Hmm!" and then listens as though. not hearing first time. Nods as though having heard someone next to him speak.) Yesyesthat's right. She's the one. This is the one. (To MRS. CHAUVENET.) He says he would have known you anywhere. (Then as a confused, bewildered look comes over MRS. CHAUVENET'S face and as she looks to L. and R. Of ELWOOD and cranes her neck to see behind himELWOOD not seeing her expression, crosses toward VETA and MYRTLE MAE.) YOU both look lovely. (Turns to the air next to him.) Come on in with me. HarveyWe must say hello to all of our friends(Bows to MRS. CHAUVENET.) I beg your pardon. Aunt Ethel. If you'll excuse me for one moment(Puts his hand gently on her arm, trying to turn her.)
Lesja Oekrajinka, Karl May, Karl Wilhelm Ramler, Friedrich von Spee, Carlo Goldoni, Quirinus Kuhlmann
De Oekraïense dichteres, schrijfster en vertaalster Lesja Oekrajinka werd geboren op 25 februari 1871 in Novograd-Volynsky. In 1881 werd kreeg zij te lijden aan tbc en begon zij uitgebreide reizen te maken op zoek naar genezing. Met haar bundels Na krylakh pisen (1893; Eng: On the Wings of Songs), Dumy i mriyi (1899; Eng: Thoughts and Dreams), and Vidhuky (1902; Eng: Echoes) vestigde zij haar naam als dichteres. Zij was actief in de strijd tegen het tsarisme en vertaalde in 1902 het Communistisch Manifest van Marx. In 1907 werd zij gearresteerd. Vanaf 1906 richtte zij zich meer op het schrijven van poëtisch drama, met verschillende historische achtergronden. Ukrainka schreef opok korte verhalen en essays en vertaalde werk van Homerus, William Shakespeare, Lord Byron, Victor Hugo, en Ivan Toergenjev.
Contra spem spero (Hope against hope)
Hence, dark thoughts! Away, ye autumn mists!
Golden spring is here, she's here today!
Should my days of youth be spent in woe,
Drearily and sadly pass away?
Nay, through all my tears, I still will smile,
Sing my songs through troubles round me loom;
Hopeless, still hope on against all odds,
I will live! Away, ye thoughts of gloom!
On this hard and ingrate soil I'll sow
Flowers that shall bloom with colors rare;
Flowers will I plant where frost doth reign,
Water them with many a bitter tear.
And these burning tears will soften then
All that ground so crusted, chill, malign,
Flowers, then perhaps, will bloom and bring
Joyous spring e'en to this heart of mine.
Though the mountain side be rough and steep,
Onward will I bear the ponderous stone;
Struggling upwards 'neath the crushing load,
Still will I my joyous song intone.
Through the long, dark night inscrutable
Never will I close my wearied eyes,
Searching ever for guiding start -
Radiant empress of the midnight skies.
Yes, through all my tears, I still will smile,
Sing my songs through troubles round me loom;
Hopeless, still hope on against all odds,
I will live! Away, ye thoughts of gloom!
Lesja Oekrajinka (25 februari 1871 1 augustus 1913)
"Es war Abend und wir lagerten am Rand eines Tschinarwaldes (Platenenwald). Über uns wölbte sich ein Himmel von solcher Reinheit, wie sie nur in diesen Gegenden zu beobachten ist. Wir befanden uns in der Nähe der persischen Grenze, und die Luft Persiens ist wegen ihrer Klarheit berühmt. Das Licht der Sterne war so stark, dass ich, obwohl der Mond nicht am Himmel stand, die Zeiger meiner Taschenuhr deutlich erkennen konnte. Zu lesen hätte ich, selbst bei kleiner Schrift, ganz gut vermocht. Sogar Gestirne, die gewöhnlich nur mit dem Fernrohr wahrgenommen werden können, kamen zum Vorschein. Der siebente Stern des Siebengestirns war ohne bedeutende Anstrengung des Auges zu erkennen. Die Klarheit eines solchen Sternenhimmels macht einen tiefen Eindruck auf das Gemüt, und ich begriff, warum Persien die Heimat der Astrologie ist, dieser unfrei geborenen Mutter der edlen Tochter, die uns mit den leuchtenden Welten vertraut macht."
Karl May(25 februari 1842 30 maart 1912)
Karl May als Kara Ben Nemsi", rond 1896
De Duitse dichter en filosoof Karl Wilhelm Rạmler werd geboren in Kolberg op 25 februari 1725. Vanaf 1798 washij hoogleraar logica aan de kadettenschool in Berlijn en vanaf 1790 theaterdirecteur van hhet Nationaltheater. Hij werd wegens zijn oden in antieke stijl wel de Duitse Horatius genoemd. Rạmler wordt gerekend tot de periode van de Verlichting, maar ook wel tot de Empfindsamkeit.
An den Frieden
Wo bist du hingeflohn, geliebter Friede? Gen Himmel, in dein mütterliches Land? Hast du dich, ihrer Ungerechtigkeiten müde, Ganz von der Erde weggewandt?
Wohnst du nicht noch auf einer von den Fluren Des Oceans, in Klippen tief versteckt, Wohin kein Wuchrer, keine Missethäter fuhren, Die kein Eroberer entdeckt?
Nicht, wo mit Wüsten rings umher bewehret, Der Wilde sich in deinem Himmel dünkt? Sich ruhig von den Früchten seines Palmbaums nähret? Vom Safte seines Palmbaums trinkt?
O! wo du wohnst, laß endlich dich erbitten: Komm wieder, wo dein süßer Feldgesang, Auf heerdenvollen Hügeln und aus Weinbeerhütten Und unter Kornaltären klang.
Sieh diese Schäfersitze, deine Freude, Wie Städte lang, wie Rosengärten schön, Nun sparsam, nun wie Bäumchen auf verbrannter Heide, Wie Gras auf öden Mauern stehn.
Die Winzerinnen halten nicht mehr Tänze; Die jüngst verlobte Garbenbinderin Trägt, ohne Saitenspiel und Lieder, ihre Kränze
Zum Dankaltare weinend hin.
Denn ach! der Krieg verwüstet Saat und Reben Und Korn und Most; vertilget Frucht und Stamm; Erwürgt die frommen Mütter, die die Milch uns geben,
Erwürgt das kleine fromme Lamm.
Mit unsern Rossen fährt er Donnerwagen, Mit unsern Sicheln mäht er Menschen ab; Den Vater hat er jüngst, er hat den Mann erschlagen,
Nun fodert er den Knaben ab.
Erbarme dich des langen Jammers! rette Von deinem Volk den armen Überrest! Bind' an der Hölle Thor mit siebenfacher Kette Auf ewig den Verderber fest.
Karl Wilhelm Rạmler (25 februari 1725 11 april 1798)
DOKTOR. Hier haben sie meine Hand es bleibt dabei.
Sie schlagen ein.
PANDOLFO. Es bleibt dabei. Heute Verlobung und morgen Hochzeit. Unser junges Volk ist so ineinander verliebt, daß sie uns gern die weitläufigen Vorbereitungen und Zeremonien schenken werden. Sie sollen Zeuge sein, alter Krugvater!
TEBALDO. Viel Ehre!
PANDOLFO. Man kann wohl sagen, hier hat der Himmel seine Hand im Spiele gehabt. Ohne den plötzlichen Tod des jungen Rasponi wären wir wohl nie Schwäger geworden.
DOKTOR. Accidit in puncto
TEBALDO. Was? der junge Rasponi ist tot?
PANDOLFO. Tot! Er ist ermordet worden in einer Gesellschaft wilder junger Leute der Liebhaber seiner Schwester, den er nicht leiden konnte, war auch dabei. Ich weiß die eigentliche Geschichte nicht; aber tot ist er.
TEBALDO. Der arme brave junge Mensch!
PANDOLFO. Haben Sie ihn gekannt?
TEBALDO. Wie das Mutterfäßchen in meinem Keller. Ich habe vier Jahre in Turin gewirtschaftet, und er war mein täglicher Gast. Ich hab' auch seine Schwester gekannt, ein prächtiges Mädchen! nur zu männlich erzogen. Sie trieb alle Übungen ihres Bruders. Wer hätte das denken sollen!
PANDOLFO. Sie wird sich wohl trösten; des Bruders Tod macht sie zu einem sehr reichen, unabhängigen Mädchen. Aber daß wir nicht vergessen, warum ich Sie herbitten ließ. Wir wollen das Hochzeitsmahl bei Ihnen einnehmen. Treffen Sie Anstalten! Nicht prächtig, aber gut.
Carlo Goldoni (25 februari 1707 6 februari 1793)
Portret door Alessandro Longhi)
De Duitse dichter en mysticus Quirinus Kuhlmann werd geboren op 25 februari 1651 in Breslau. Hij studeerde rechten in Jena, maar leidde daarna een reizend leven omdat hij geloofde dat hij zijn door de Heilige Geest ingegeven visioenen moest openbaren. Zijn hoofdwerk Kühlpsalter (1684-1686) is een dichterlijke autobiografie waarin hij het einde van de wereld aankodigde. Op een reis naar Rusland werd hij gearresteerd en als ketter levend verbrand.
Uit: Der Kühlpsalter
Der 1. Gesang
Als er zum Davidisiren unter geistlicher Anfechtung getriben ward in Jehna, dahin er von Breslau den 20 Septemb. 1670 ausreisend, 15 Monden nach seinem Erleuchtungsmay 1669, über Lignitz, Buntzlaw, Görlitz, Leipzig, Lützeu, Naumburg im October ankommen.
1.
Libhold ging unlängst spatziren
Um zukleinern seinen schmertz:
Trauren wolte ihn berühren,
Hoch verwundet ward sein Hertz.
Ach wär ich aus Sünd und Erden!
Sang der seufftzervoller Mund:
Mus ich dann verschlungen werden
Von dem grausen Abgrundschlund?
2.
Seit mein Jesus weggeschiden,
Seit schid aller Segen hin.
Unruh küsset mich vor Friden:
Seelenschade stat Gewin.
Löse, Jesus, meine Banden,
Drein ich selber mich vernetzt!
Wo nicht Hülfe mir verhanden,
Leb ich ewiglich verletzt.
Quirinus Kuhlmann (25 februari 1651 4 oktober 1689)
Stanislaw Witkiewicz, George Moore, August Derleth, Leon de Winter, Alain Mabanckou, Yüksel Pazarkaya
De Poolse schrijver, toneelschrijver, schilder, filosoof en fotograaf Stanislaw Ignacy Witkiewicz werd geboren op 24 februari 1885 in Warschau. Toen Ignacy zes jaar oud was begon hij piano te spelen, te schilderen en zijn eigen toneelstukken te schrijven. In 1893, toen Witkiewicz slechts acht jaar oud was schreef hij zijn eerste werk Karaluchy (De Kakkerlakken), wat door hemzelf gedrukt werd op een eigen kleine pers.In 1901 maakte Witkiewicz zijn eerste reis naar St. Petersburg en een jaar later schreef hij zijn eerste filosofische essays. Hij verkreeg zijn matura (schooldiploma) in Lwów, schreef nog veel meer filosofische verhandelingen en studeerde buitenlandse talen en literatuur. In 1904 reisde Witkiewicz voor het eerst naar Wenen, München en Italië. In 1905/06 studeerde hij kunst aan de kunstacademie van Krakow. Nadat hij kennis had gemaakt met het werk van Gauguin, Van Gogh en Picasso verwierp hij het naturalisme. In de periode 1910-11 schreef hij de roman 622 upadki Bunga, czyli Demoniczna kobieta, (De 622 lotgevallen van Bungo of de diabolische vrouw), die pas in 1972 gepubliceerd werd.Vanaf 1915 was Witkiewicz officier in het elite Pavlovsky regiment en raakte gewond aan het front.
Witkiewicz begon te experimenteren met drugs en nam deel aan de orgieën en dronkemansfeestjes van de kliek rondom Raspoetin. Toen de revolutie de tsaar in 1917 omverwierp, werd Witkiewicz gekozen tot politiek commissar. Hij maakte in die periode 880 werken, waarvan het grootste deel portretten van medesoldaten. In 1920 schreef Witkiewicz 10 toneelstukken, waaronder Nowe Wyzwolenie (The New Deliverance) en Oni (Them).
Met verscheidene vrienden organiseerde Witkacy een experimentele theatergroep (Teatr Formistów, the Formists' Theatre), waarmee hij enkele van zijn toneelstukken uitvoerde. Hij begon een tweede roman te schrijven Pozegnanie jesieni (Vaarwel Herfst), vanaf 1925, die werd gepubliceerd in 1927. Direct daarop volgt een derde roman Nienasycenie (Onverzadelijkheid, 1930). In deze periode begon hij aan zijn laatste en meest ambitieuze toneelstuk Szewcy (De Schoenmakers, 1934). Het resultaat van zijn overdenkingen in verband met de potentie van drugs tijdens het creatieve proces. Nikotyna, alcohol, peyote, morfine, ether, werd gepubliceerd in 1932. Zijn vierde roman, Jedyne wyscie (De enige Uitweg) bleef onvoltooid.
Uit: 622 Abstürze Bungos oder Die dämonische Frau (Vertaald door Friedrich Griese)
Gegen vier Uhr nachmittags hielt das riesige schwarze Automobil des Fürsten Nevermore vor dem Gartentor. Der Chauffeur des Fürsten, ein kleinwüchsiger Alter mit langen grauen Haaren, dem die homosexuelle Perversion ins Gesicht geschrieben stand, ging Bungo abholen, ohne den Motor abzustellen. Kurz darauf eilten sie mit einer Geschwindigkeit von 60 Kilometern pro Stunde den großen, ferne Horizonte verdeckenden Wäldern der Bukowina entgegen, während Bungos Mutter ihnen besorgt nachschaute, gänzlich zu Unrecht der Meinung, der Fürst sei der böse Dämon ihres Sohnes. Der Fürst war nicht allein. Bei ihm war sein Leibarzt, Doktor Riexenburg, auch "das Gerät" genannt. Er war ein hochgewachsener Herr, tadellos gekleidet, ganz in Schwarz. Seinen länglich ovalen, kahl werdenden Schädel umringte ein Kranz hellroter Haare, deren Farbe an den Schläfen ins Gelblich-Weiße überging. Seine gebrochene Nase bildete fast einen rechten Winkel, und auf der zum Boden parallelen Linie ruhte eine goldene Brille. Hinter ihr verbargen sich die stechenden grauen Augen des notorischen Hypnotiseurs. Den sinnlichen Mund, der gleichsam ständig etwas unermeßlich Schweinisches kostete und ein wenig über den fast völlig verkümmerten Unterkiefer vorstand, verdeckte von oben ein dunkel-feuerroter Schnurrbart. Dieser Mensch erweckte den Eindruck, als sei er das Stativ irgendeines Meßgeräts und als könne man seine Glieder abschrauben und nebeneinander legen. Zugleich besaß er scheinbar die Elastizität eines gewissen Körperteils eines Stiers. Man konnte sich keine Situation vorstellen, in der dieser seltsame Herr fehl am Platz gewesen wäre. Als Bungo in das kleine schmutzige Zimmer trat, das völlig überhäuft war von Dingen, zwischen denen kein erkennbarer Zusammenhang bestand, diskutierten die beiden Gentlemen über das richtige Funktionieren des Gasmotors, den der Fürst kürzlich erfunden hatte.
Stanislaw Witkiewicz (24 februari 1885 18 september 1939)
Zelfportret
De Ierse schrijver en kunstcriticus George Augustus Moore werd geboren op 24 februari 1852 in Ballyglass. Na de dood van zijn vader in 1870 ging hij naar Parijs om schilderkunst te studeren. Na drie jaar gaf hij die studie op en wijdde hij zich volledig aan het schrijven. Door Auguste Villiers de L'Isle Adam leerde hij Mallarmé en Édouard Manet kennen. De laatse maakte in deze tijd verschillende portretten van hem. In het Café de la Nouvelle-Athènes ontmoette hij bovendien Pissarro, Degas, Renoir, Monet, Daudet, Toegenjev en vooral Émile Zola, wiens naturalisme van invloed op hem was. In 1880 vestigde Moore zich in Londen en publiceerde zijn eerste gedichten. In 1883 verscheen zijn eerste roman A Modern Lover, die wegens onzedelijkheid werd verboden. Met zijn in 1885 verschenen roman A mummers wife schiep Moore de eerste Engelse roman in realistische stijl. In zijn volgende werken thematiseerde hij prostitutie, buitenechtelijke sex en lesbische liefde en provoceerde daarmee de publieke opninie. Door zijn Impressions and Opinions (1891) en Modern Painting (1893) maakten de Engelsen kennis met het impressionisme. Vanaf 1901 leefde Moore in Dublin en samen met Yeats schreef hij voor het Irish Literary Theatre het stuk Diarmuid and Grania. Hij verdiepte zich in de Ierse cultuur en Ierland werd de achtergrond voor zijn roman The Lake (1905) en voor enkele korte verhalen. Omdat hij in deze verhalen de katholieke kerk aanviel leidde dat tot moeilijkheden bij de publicatie. Wel inspireerden zij de jonge James Joyce.
Uit: The Lake
It was one of those enticing days at the beginning of May when white clouds are drawn about the earth like curtains. The lake lay like a mirror that somebody had breathed upon, the brown islands showing through the mist faintly, with gray shadows falling into the water, blurred at the edges. The ducks were talking in the reeds, the reeds themselves were talking, and the water lapping softly about the smooth limestone shingle. But there was an impulse in the gentle day, and, turning from the sandy spit, Father Oliver walked to and fro along the disused cart-track about the edge of the wood, asking himself if he were going home, knowing very well that he could not bring himself to interview his parishioners that morning.
On a sudden resolve to escape from anyone that might be seeking him, he went into the wood and lay down on the warm grass, and admired the thickly-tasselled branches of the tall larches swinging above him. At a little distance among the juniper-bushes, between the lake and the wood, a bird uttered a cry like two stones clinked sharply together, and getting up he followed the bird, trying to catch sight of it, but always failing to do so; it seemed to range in a circle about certain trees, and he hadn't gone very far when he heard it behind him. A stonechat he was sure it must be, and he wandered on till he came to a great silver fir, and thought that he spied a pigeon's nest among the multitudinous branches. The nest, if it were one, was about sixty feet from the ground, perhaps more than that; and, remembering that the great fir had grown out of a single seed, it seemed to him not at all wonderful that people had once worshipped trees, so mysterious is their life, so remote from ours. And he stood a long time looking up, hardly able to resist the temptation to climb the treenot to rob the nest like a boy, but to admire the two gray eggs which he would find lying on some bare twigs.
At the edge of the wood there were some chestnuts and sycamores. He noticed that the large-patterned leaf of the sycamores, hanging out from a longer stem, was darker than the chestnut leaf.
George Moore (24 februari 1852 20 januari 1933)
Portret doorÉdouard Manet
De Amerikaanse schrijver en uitgever August William Derleth werd geboren op 24 februari 1909 in Sauk City, Wisconsin. Toen hij zestien was verkocht hij al zijn eerste verhalen aan het tijdschrift Weird Tales. In de jaren dertig werkte hij o.a. voor een comissie voor opvoeding en reclasering en als lector aan de universiteit van Wisconsin. Hij was bevriend met de schrijver H. P. Lovecraft. Lovecrafts personage Comte d'Erlette is een homage aam Derleth wiens Franse voorouders dÉrlette heetten. Na de dood van Lovecraft in 1937 bewerkte hij enkele van diens verhalen of voltooide deze en publiceerde ze. In 1939 richtte hij uitgeverij Arkham House op om de werken van Lovecraft verder te kunnen verspreiden.
Uit: The Watchers Out of Time (Samen met H.P. Lovecraft)
Certain houses, like certain persons, manage somehow to proclaim at once their character for evil. Perhaps it is the aroma of evil deeds committed under a particular roof, long after the actual doers have passed away, that makes the gooseflesh come and the hair rise. Something of the original passion of the evil-doer, and of the horror felt by his victim, enters the heart of the innocent watcher, and he becomes suddenly conscious of tingling nerves, creeping skin, and a chilling of the blood . . . Algernon Blackwood I had never intended to speak or write again of the Charriere house, once I had fled Providence on that shocking night of discoverythere are memories which every man would seek to suppress, to disbelieve, to wipe out of existencebut I am forced to set down now the narrative of my brief acquaintance with the house on Benefit Street, and my precipitate flight there from, lest some innocent person be subjected to indignity by the police in an effort to explain the horrible discovery the police have made at lastthat same ghastly horror it was my lot to look upon before any other human eyeand what I saw was surely far more terrible than what remained to be seen after all these years, the house having reverted to the city, as I had known it would.
Freddy Mancini had vier steaks verorberd bij de Hongaar, maar hij had honger toen hij door de gang naar zijn hotelkamer sjokte. Het was warm in Europa. Freddy's enorme buik hing zwaar onder zijn zwetende borstkas, de op maat gemaakte spijkerbroek spande om zijn vette billen. Bobby, zijn vrouw, liep soepel naast hem. Zij verweet hem dat hij vanavond zijn dieet had verknald. 'Verknald! Freddy, leer je 't dan nooit? De afgelopen dagen hield je je netjes aan de regels- en nu? Je zult 't nooit leren jij.' In zijn maag voelde Freddy de schaamte branden. Maar de honger bleef zeuren, honger naar vervulling en eeuwigdurende bevrediging. Hij had een keer gelezen dat een speciale maagzenuw het hongergebied in de hersenen deed sidderen. Een verklaring van rationalisten en optimisten. De diëtiste had hem een paar maanden geleden thuis in San Diego iets anders gezegd. 'Hoe lang kom je nou al bij me, Freddy? Driejaar?' 'Drieëneenhalf. Bijna vier.' 'Zo lang al?' 'Wat wilde je zeggen, Sandy?' 'Elk pondje gaat door 't mondje, dat weet je, maar er zit bij iedereen ook iets in z'n hoofd dat 'm dik maakt. Maar bij jou, Freddy, bij jou zit 't allemaal in je hoofd. Bij jou is honger iets mentaals.'
Leon de Winter (s-Hertogenbosch, 24 februari 1954)
Portret door Roderik van Schaardenburg
De Congolese dichter en schrijver Alain Mabanckou werd geboren op 24 februari 1966 in Congo-Brazzaville (Frans Congo). Tegenwoordig woont hij in de VS, waar hij doceert aan de universiteit van Michigan.Hij schreef al zes dichtbundels en vijf romans. Voor zijn eerste roman kreeg hij in 1999 de "Prix Litteraire de l'Afrique Noire", voor zijn roman Verre Cassé,de "Le Prix des Cinq Continents de la Francophonie."
Uit: African Psycho (Vertaald door Christine Schwartz Hartley)
I still cannot understand why my last deed, which took place only three months ago, wasn't covered by the national press or the press of the country over there. Only four insignificant lines in The Street Is Dying, a small neighborhood weekly, and the lines devoted to my crime were buried between ads for Monganga soap and No-Confidence shoes. As I have kept the clipping, I can't help laughing when I read it again:
"A nurse at the Adolphe-Cisse hospital was assaulted by a sexual maniac upon her return home from work. A complaint was lodged at the police station of the He-Who-Drinks-Water-Is-An-Idiot neighborhood."
I assure you, I spent the whole day after this deed listening to Radio Right Bank in the hope that it would convey the facts in detail to make up for this news item, which had hurt my pride and come as a real snub to me, even though I wasn't named in it. I have always suffered from the fact that my actions keep being credited to some other of the town's shady characters.
But they said nothing! This was the day I understood the meaning of radio silence. I became aware that my gesture was not worthy of a criminal of Angoualima's ilk, he who would leave his mark by sending his victims' private parts to the national press and the press of the country over there by registered mail.
Alain Mabanckou (Congo-Brazzaville, 24 februari 1966)
Nur um der Liebenden willen dreht sich der Himmel (Fragment) Eine Schöpfungsgeschichte
1 Es war einmal Es war keinmal Die Zeit war noch graue Vorzeit Der Raum war noch grauer Vorraum Vorraum und Vorzeit waren angefüllt von Wasser. Es gab nichts als Wasser. Und Gott, der Große Schöpfer, blickte unentwegt auf das Wasser Er starrte und starrte auf das Wasser und langweilte sich nach einer Weile, die keine Weile war und keine Zeit, er langweilte sich ob des bloßen Starrens Und er beschloss, den Menschen zu erschaffen. Und so geschah es. Der Mensch wurde von Gottes Hand erschaffen aus Wasser, aus einemTropfen Wasser.
2 Der Mensch hatte Flügel wie ein Schwan, damit er über dem Wasser schweben konnte. Er flog hin, er flog her, er flog kreuz und quer Doch das bloße Herumfliegen über dem Wasser langweilte den Menschen bald. Er wollte sich nicht länger mit der Herumfliegerei begnügen. Er wollte hoch hinaus in die oberen Sphären steigen. Von quälender Neugier gepackt Und er ersann sich List und Trug, Gott, seinen Schöpfer hinters Licht zu führen, zu noch höheren Sphären zu kommen. Was er jedoch nicht wusste, dass List und Trug den Verstand verleitete, den Gott gegeben, damit der Mensch Gutes ersinne.
Weltoffene Stadt, könnte einer meinen, der diese Fotos sieht und sonst keine Ahnung hat. Literaten aus Ost und West im Disput, grenzüberschreitender Dialog in friedlicher Koexistenz. Ich wundere mich, mit zwei Fotos dabei zu sein, denn ich stand am Rande dieses Geschehens. Ab 1970 etwa war ich wieder einigermaßen gelitten in der Messestadt, das war einige Jahre nach Bautzen II. Ab 1976 gab es nur noch Krach wegen Es geht seinen Gang, und 1981 verschwand ich nach dem Westen. Meine siebziger Jahre waren anders.
Erich Loest (Mittweida, 24 februari 1926)
De Franstalige schrijfster Irène Némirovsky werd op 24 februari 1903 in Kiev geboren. Als joodse schrijfster van Russische afkomst maakte ze in de jaren dertig furore met haar romans David Golder (1929) en Le bal (1930) en nog een aantal andere titels.in 1942 werd de schrijfster gedeporteerd en omgebracht. Suite Francaise, het ambitieuze magnum opus waaraan ze begin jaren veertig werkte, zou zij nooit voltooien. Jarenlang bleef het manuscript van dat laatste boek in het handen van haar dochter, tot die uiteindelijk besloot het uit te laten geven. In 2004, meer dan zestig jaar na de dood van zijn auteur, kwam het werk uit in Frankrijk.
Uit: Suite Francaise
Hot, thought the Parisians. The warm air of spring. It was night, they were at war and there was an air raid. But dawn was near and the war far away. The first to hear the hum of the siren were those who couldn't sleep?the ill and bedridden, mothers with sons at the front, women crying for the men they loved. To them it began as a long breath, like air being forced into a deep sigh. It wasn't long before its wailing filled the sky. It came from afar, from beyond the horizon, slowly, almost lazily. Those still asleep dreamed of waves breaking over pebbles, a March storm whipping the woods, a herd of cows trampling the ground with their hooves, until finally sleep was shaken off and they struggled to open their eyes, murmuring, "Is it an air raid?" The women, more anxious, more alert, were already up, although some of them, after closing the windows and shutters, went back to bed. The night before?Monday, 3 June?bombs had fallen on Paris for the first time since the beginning of the war. Yet everyone remained calm. Even though the reports were terrible, no one believed them. No more so than if victory had been announced. "We don't understand what's happening," people said.
Irène Némirovsky (24 februari 1903 17 augustus 1942)
De Duitse dichter en schrijver Paul Alfred Kleinert werd geboren op 24 februari 1960 in Leipzig. Hij studeerde Theologie en Kelologie in Oost en West Berlijn, Edinburgh en Dublin. Vanaf 1994 was hij werkzaam als uitgever.o.a. van de Nordischen Reihe. Kleinert publiceert voornamelijk edichten en vertalingen uit de klassieke talen.
tristia moderna, Budapest 1978
zurück von Constanţa, dem alten Tomi erfrischt nun im Bad
auf der Insel der heiligen Margit mit einem Band
der tristiae Ovids zu dieser unversehens geraten
in ein Gespräch mit einem von Leid gezeichneten Mann
jetzt ein Wärter des hiesigen Bades einst doch ein Lehrer
für die Sprache Ovids an einem Gymnásion der Stadt;
im Anschluß ging das Gespräch über die Briefe ex ponto
(von dem ich gerade geschieden) und kam auf das Jahr´56;
er wies seine Zähne, die meisten verschandelt von billigen Plomben
´angebohrt jene für unbotmäßiges Tun: die Strafe
der Mächtigen in jenem düsteren Jahr´ wie er erklärte
Aus Liebe zu diesem wollte er nicht verlassen das Land
(blando patriae retinebar amore klang auf die Sentenz)
ertrug so lieber Verbannung und Absatz vom lehrenden Amt
ward kundig denn wiederholt der nicht versiegenden Trauer
und dann, wie einer, der auch die Zeiten also überdauert
sprach er von Ovids Verbannung in seinem Wiener Deutsch
und: das Schreiben von Briefen sei heute wie damals gefährlich
vor allem, wenn sie dergleichen aufnehmen und seis im Gedicht...
Nach Jahren nun denk ich zurück an die Gestalt des Mannes
Was wohl geworden aus ihm und welcher Anteil am Geist
Seines Volkes ihm noch beschieden tristia moderna
zurück, ex ponto, im Budapest des Jahres 1978
Paul Kleinert (Leipzig, 24 februari 1960)
De Duitse schrijfster en architekte Keto von Waberer werd geboren op 24 februari 1942 in Augsburg. Zij studeerde na het gymnasium kunst en architectuur in München en Mexiko-Stad. Nahaar terugkeer naar Duitsland werkte zij als architekte, galeriehoudster en journaliste. Sinds 1998 doceert zij aan de Hoge School voor Televisie en Film Creative Writing. Tegenwoordig is daarnaast zij zelfstandig schrijfster.
Uit: Umarmungen
In der Nacht war Schnee gefallen, und wie immer, wenn Enno an dem Laden vorbeikam, blieb er vor dem schmalen Schaufenster stehen und sah sie sitzen, den Kopf über irgendeine Näharbeit gebeugt. Enno sah keine Kunden im Laden, da waren die Ständer, auf denen die Kleider hingen wie schlaffe Blüten, da waren die Hüte auf dem Tischchen, aufgerichtet wie Pilze, und natürlich stand im Fenster die kopf- und armlose Braut in ihrem glänzenden, mit winzigen Perlen bestickten Kleid. Ein kostbares Kleid, das konnte Enno sehen. Und er glaubte zu wissen, wie es der Frau zumute war, die dort im gelben Licht des schmalen Raumes saß und auf Leute wartete, die hereinkamen, in ihre Kleider schlüpften und sie kauften.
Im Frühling hatte sie den Laden eröffnet, und nun war es tiefer Winter und Schnee lag auf der Girlande über der Tür. Der Laden hatte lange Zeit leer gestanden nach Frau Bertas Tod: Zeitungen und Papier. Er lag zwischen der Fahrradwerkstatt und dem chinesischen Imbiss. »Alta Moda« stand in geschwungenen Goldbuchstaben an die Tür geschrieben und darunter klein »Raissa«. Sonst nichts.
Keto von Waberer (Augsburg, 24 februari 1942)
De Duitse schrijver Erich Pawlu werd geboren op 24 februari 1934 in Frankstadt, Mähren. Van 1953 tot 1957 studeerde hij germanistiek, geschiedenis en geografie in München.Van 1959 tot 1996 was hij leraar in Dillingen a.d. Donau. Pawlu publiceerde satires, verhalen en short stories in verschillende kranten en tijdschriften als de Süddeutsche Zeitung, de Welt, de Neuen Zürcher Zeitung en de Frankfurter Rundschau.
Uit: Gestörte Spiele
Daß es Frühling wurde, merkte man am Nachlassen des Schnupfens, an Schwellungen infolge erster Bienenstiche und an lehmverkrusteten Schuhen. Aber man merkte es alljährlich auch daran, daß der Kolich-Mann durchs Dorf fuhr.
Kaum standen die ersten Blumen in den Gärten, da kam es die Gasse herauf und näherte sich mit Glöckchengebimmel und Blechbüchsengeschepper, und auf einen meist verunglückten Trompetenstoß erfolgte der durchdringende Ruf: »Kooolich!« Das hieß nichts anderes, als daß hier ein reklamekundiger Geschäftsmann Kalk verkaufen wollte.
Ein schwarzes Pony, geschmückt wie ein Zirkusgaul, schüttelte im Eifer des Vorwärtsstrebens wohl ein Dutzend Glöckchen, die überall dort angebracht waren, wo an einem so kleinen Pferd ein Glöckchen zu befestigen war. Und selbst wenn es stehenzubleiben hatte, weil ein Käufer gefunden war, klingelte es noch am zuckenden Ohr oder im schlagenden Schweif des Tieres. Bunte Bänder wehten an beiden Flanken im Märzwind, und wer am Wegrand stand, freute sich über den farbigen, sichtbaren Einzug des Frühlings.
Am meisten lachte der Mann auf dem Wägelchen, der Kolich-Mann, selbst. Seine Freundlichkeit hatte ihm eine Stammkundschaft gesichert, so daß mancher Hausherr schon vorzeitig vor den abblätternden Kalkwänden seines Anwesens stand , in die Richtung blickte, aus der es klingelte und trompetete, und mit dem Geld in seiner Tasche dazu klimperte. Aber auch für den, der sich vergewissert hatte, daß der Hausputz noch ein Jahr aushalten würde, hatte der Kolich-Mann eine freundliche Geste, er winkte herüber und lachte wie jedes Jahr.
Friedrich Spielhagen, Vincent Voiture, Luc Verbeke, Wilhelm Grimm, RosalÃa de Castro, Jacques Presser
De Duitse schrijver Friedrich Spielhagen werd geboren op 24 februari 1829 in Magdeburg. Van 1847 tot 1851 studeerde hij in Berlijn, Bonn en Greifswald rechten en filologie. Aaansluitend werkte hij als huisleraar, acteur, soldaat en redacteur en uitgever. Zijn literaire doorbraak kwam in 1861 met zijn roman Problematische Naturen.
Uit: Problematische Naturen
Es war an einem warmen Juniabend des Jahres 184*, als ein mit zwei schwerfälligen Braunen bespannter Stuhlwagen mühsam in dem tiefen Sandwege eines Tannenforstes dahinfuhr.
Wird dieser Wald denn nie ein Ende nehmen! rief der junge Mann, der allein in dem Hintersitze des Fuhrwerks saß, und richtete sich ungeduldig in die Höhe.
Der schweigsame Kutscher vor ihm klatschte statt aller Antwort mit der Peitsche. Die schwerfälligen Braunen machten einen verzweifelten Versuch, in Trab zu fallen, standen aber alsbald von einem Vorsatze ab, den ihr Temperament und der tiefe Sand so wenig begünstigten. Der junge Mann legte sich mit einem Seufzer in seine Ecke zurück und fing wieder an, auf die einförmige Musik des mühsam gleisenden Fuhrwerks zu horchen, und ließ wieder die dunklen Stämme der Tannen an sich vorübergleiten, auf die hier und da ein Streifen von dem Licht des Mondes fiel, der so eben über den Forst heraufstieg. Er begann von neuem, sich den Empfang, der seiner auf dem Schlosse harrte, und die so neue Situation, in die er treten sollte, auszumalen; aber die überdies verschwommenen Bilder einer unbekannten Zukunft wurden dunkler und dunkler; die schlummermüden Augen schlossen sich, und der erste Ton, den sein Ohr wieder vernahm, war der dumpfe Hufschlag der Pferde auf einer hölzernen Brücke, die zu einem mächtigen steinernen Thorweg führte. Endlich, rief der junge Mann, sich emporrichtend und neugierig um sich schauend, als der Wagen rascher durch eine dunkle Allee riesiger Bäume fuhr auf einem mit Kies bestreuten offenen Platze einen halben Bogen machte und jetzt vor dem Portale des Schlosses hielt, auf dessen dunklen Fenstern die Mondstrahlen glitzerten.
Friedrich Spielhagen(24 februari 1829 25 februari 1911)
De Franse dichter en schrijver Vincent Voiture werd geboren op 24 februari 1598 in Amiens. Hij kreeg een opleiding in Parijs en maakte kennis met de oudere dichters François de Malherbe en Jean-Louis Guez de Balzac. In 1634 werd hij lid van de Académie française. Zijn lichtvoetige verzen en zijn geestige brieven spraken de leden van de Salon de Rambouillet zeer aan. In 1645 was hij een van de protagonisten in een literair duel van sonnetten. De strijd ging tussen de bewonderaars van Isaac de Benserades Sonnet sur Job en Voitures sonnet LAmour dUranie avec Philis. Voiture won maar de burgeroorlog van 1648-53 maakte kort daarop een einde aan de samenkonsten van Rambouillet.
Il faut finir mes jours en l'amour d'Uranie
Il faut finir mes jours en l'amour d'Uranie,
L'absence ni le temps ne m'en sauraient guérir,
Et je ne vois plus rien qui me pût secourir,
Ni qui sût r'appeler ma liberté bannie.
Dès long-temps je connais sa rigueur infinie,
Mais pensant aux beautés pour qui je dois périr,
Je bénis mon martyre, et content de mourir,
Je n'ose murmurer contre sa tyrannie.
Quelquefois ma raison, par de faibles discours,
M'incite à la révolte, et me promet secours,
Mais lors qu'à mon besoin je me veux servir d'elle ;
Après beaucoup de peine, et d'efforts impuissants,
Oktoberwolken vluchten naar het noorden en in de bomen klaagt en kreunt de wind zijn dodenlied. Wat mij nog toebehoorde aan schoonheid, weelde en wat ik heb bemind,
wat in de zomer oog en oor bekoorde, de vogels en de bloemen, 't blozend ooft, de witte zon die in de luchten gloorde, het wassend groen, ' t wordt alles mij ontroofd.
Zo sta ik naakt, ontbladerd als de bomen, verzoend met alles wat mijn lot mij bood, het wentelen der seizoenen, ' t gaan en 't komen, de eeuwige wet van leven en van dood;
van waan ontdaan, onware glans en logen, zie ik gehard het wee van eeuwen aan, wijl staag de wolken vluchten voor mijn ogen en ook in mij het leven moet vergaan.
Ein König u. eine Königin kriegten gar keine Kinder. Eines Tags war die Königin im Bad, da kroch ein Krebs aus dem Wasser ans Land u. sprach: du wirst bald eine Tochter bekommen. Und so geschah es auch und der König in der Freude hielt ein grosses Fest u. im Lande waren dreizehn Feen, er hatte aber nur zwölf goldne Teller und konnte also die dreizehnte nicht einladen. Die Feen begabten sie mit allen Tugenden und Schönheiten. Wie nun das Fest zu Ende ging, so kam die dreizehnte Fee u. sprach: ihr habt mich nicht gebeten u. ich verkündige euch, dass eure Tochter in ihrem funfzehnten Jahr sich an einer Spindel in den Finger stechen u. daran sterben wird. Die andern Feen wollten dies so gut noch machen, als sie konnten u. sagten: sie sollte nur hundert Jahre in Schlaf fallen.
Wilhelm Grimm (24 februari 1786 16 december 1859)
Uit: How I Became a Nun (Vertaald door Chris Andrews)
MY STORY, THE STORY of "how I became a nun," began very early in my life; I had just turned six. The beginning is marked by a vivid memory, which I can reconstruct down to the last detail. Before, there is nothing, and after, everything is an extension of the same vivid memory, continuous and unbroken, including the intervals of sleep, up to the point where I took the veil.
We had moved to Rosario. For the first six years of my life, Mom, Dad and I lived in the province of Buenos Aires, in a town of which I have no recollection and to which I have not returned since: Coronel Pringles. The big city (as it seemed, by contrast) made an enormous impression on us. Within a few days of our arrival, my father kept a promise he had made: to buy me an ice cream. It was to be my first, since ice cream was not to be had in Pringles. Dad, who had been to the city as a young man, had on various occasions sung the praises of this delicacy, which he remembered as a glorious treat, although he was not able to put its special charm into words. He had described it to me, quite rightly, as something the uninitiated could not imagine, and that was all it took to plant "ice cream" in my childish mind, where it grew, taking on mythic proportions.
We made our way on foot to an ice-cream store that we had noticed the previous day. In we went. Dad ordered a fifty-cent ice cream for himself, with scoops of pistachio, sweet cream, and whisky-kumquat; for me, he ordered a ten-cent cone with a single scoop of strawberry. I loved the pink color.
César Aira (Coronel Pringles, 23 februari 1949)
De Australische dichter Robert Gray werd geboren op 23 februari 1945 in Port Macquarie en groeide op in een kleine plaats aan de noordkust van New South Wales, het decor van veel van zijn werk. Tegenwoordig woont hij in Sydney. Zijn eerste bundel Creekwater Journal verscheen in 1973. Hij geldt naast Les Murray als een van de belangrijkste Australische dichters en ontving vele prijzen, waaronder in 1990 de Patrick White Award.
Journey: the North Coast
Next thing, I wake up in a swaying bunk, as though on board a clipper lying in the sea, and it's the train, that booms and cracks, it tears the wind apart. Now the man's gone who had the bunk below me. I swing out, cover his bed and rattle up the sash - there's sunlight rotating off the drab carpet. And the water sways solidly in its silver basin, so cold it joins together through my hand. I see from where I'm bent one of those bright crockery days that belong to so much I remember. The train's shadow, like a birds, flees on the blue and silver paddocks, over fences that look split from stone, and banks of fern, a red clay bank, full of roots, over a dark creek, with logs and leaves suspended, and blackened tree trunks. Down these slopes move, as a nude descends a staircase, slender white gum trees, and now the country bursts open on the sea - across a calico beach, unfurling; strewn with flakes of light that make the whole compartment whirl. Shuttering shadows. I rise into the mirror rested. I'll leave my hair ruffled a bit that way - fold the pyjamas, stow the book and wash bag. Everything done, press down the latches into the case, that for twelve months I've watched standing out of a morning, above the wardrobe in a furnished room.
Harbour Dusk
She and I came wandering there through an empty park,
and we laid our hands on a stone parapets
fading life. Before us, across the oily, aubergine dark
of the harbour, we could make our yachts
beneath an overcast sky, that was mauve underlit,
against a far shore of dark, crumbling bush.
Part of the city, to our left, was fruit shop bright.
After the summer day, a huge, moist hush.
The yachts were far across their empty fields of water.
One, at times, was gently rested like a quill.
They seemed to whisper, slipping amongst each other,
always hovering, as though resolve were ill.
Away off, through the strung Bridge, a sky of mulberry
and orange chiffon. Mauve-grey, each cloven sail
like nursing sisters in a deep corridor, some melancholy;
Natuurlijk had hij iets staan voor vader Lange. Iets bijzonders! Toevallig beschikte Karel op die dag over twee gezonde armen en daarom kon hij weidse gebaren maken om de kwaliteiten van de automobiel uit te meten. Een wagen, Wouter! riep hij. Ik zal niet veel zeggen, alleen dit: geknipt voor jou en je gezin! Gezeten achter een borrel zei hij nog veel meer over het vervoersmiddel. Vader Lange kreeg de indruk, dat de heren Charles S. Rolls en Frederick H. Royce persoonlijk de hand hadden gehad in de vervaardiging van de wagen. Na elke borrel werd de automobiel enormer, sterker en meer begerenswaard. Tenslotte stonden de mannen op en begaven zich naar de werkplaats. Achter een barricade van autobanden, uitgeklede motoren en losgeraakte bumpers stond hij. Een woeste kruising tussen een mechanische giraf en een van wielen voorziene buffel. Hij rustte enigszins scheefgezakt, op vier hoge spaakbenen, en zijn spatborden deden denken aan de wenkbrauwen van een nijdige dinosaurus. De koplampen staarden droef en doods voor zich uit. Een wagen als een uitkijkpost, een vestingwerk op wielen.
Toon Kortooms (23 februari 1916 5 februari 1999)
Eigentlich ist Emil ja ein ganz passabler Junge. Er hilft seiner Mutter im Waschsalon, ist immer nett und hat Freunde. Aber doch ist da etwas, dass ihn selbst ein wenig belastet. Ist er doch, ohne, dass jemand davon weiß ein Verbrecher.... Hat er doch einer Statue im Park eine rote Nase und einen Schnurrbart verpasst und diese Schandtat wäre beinahe heraus gekommen.
Doch nun fährt er erst einmal nach Berlin, gemeinsam mit 140 DM, die er seiner Oma bringen soll. Dort wird er dann auch wieder Pony Hütchen, seine Cousine, treffen. Natürlich fährt man in eine solch große Stadt in seinem Sonntagsanzug und in diesen steckt Emil auch die 140 DM, damit er sie nicht verliert ...
Nur auf der Zugfahrt schläft er plötzlich ein und träumt die wildesten Dinge von Hochhäusern, Männern mit Hüten und allerhand anderer Dinge. Als er aufwacht bemerkt er dass das Geld gestohlen wurde.
Nun ist guter Rat teuer. Gott sei Dank trifft er in Berlin Gustav mit der Hupe und ehe er es sich versieht ist er mitten in einem großen Abenteuer, in dem auch der kleine Dienstag eine große Rolle spielt.
Nadat hij de deur van zijn kamer achter de twee vrouwen op slot had gedaan, vloekte Stangl in het platte dialect van zijn geboortestad Altmünster. Hij stak de sigaar weer aan en liep opgelucht naar de slaapkamer, waar zijn Guarnerius op het bed lag. Hij koos een der drie bogen op een empire-buffetkast, kwam weer in de salon en ging zitten, stemde het instrument en improviseerde enkele sostenuto-tonen op de sol-snaar. Er kwam een scheve glimlach op zijn barse gezicht. Hij bracht zijn linkerhand in de eerste positie, ademde in als een blaasbalg en gaf in een krachtige impuls de eerste tonen aan van Dvoraks celloconcerto. Na het beginmotief hield Stangl op met spelen. De toon had onzuiver geklonken. Hij opende zijn ogen en schrok. Er was iets gebeurd dat hij nooit voor mogelijk had gehouden: hij had warempel moeite gevoeld met de uitzetting van de tweede vinger, en zijn pink had de nodige kracht gemist. Altijd al was hij trots geweest op wat hij zijn karateslag placht te noemen. Het trainen van zijn pink was een van zijn dagelijkse oefeningen.
Onmiddellijk zette hij de cantilene in, verderop in het concerto. Heel zwakjes, maar angstaanjagend duidelijk nam hij identiek dezelfde tinteling waar in zijn linkerhand, die langzaam gevoelloos werd alsof ze in ijskoud water werd gedompeld. Hij hield op en kreeg een hol gevoel dat van zijn keel naar zijn maag trok. Zijn huid werd helemaal wak. Hij kneep de hand enkele keren samen. Ze leek wel dood. Toen vloog er een pijnlijke spierkramp vanuit zijn schouder naar zijn pols, en de linkerhand vervormde zich in enkele seconden tot een klauw.
Bernard Cornwell, Elisabeth Langgässer, David Kalisch, Samuel Pepys, Josephin Soulary, Henri Meilhac
De Britse schrijver Bernard Cornwell werd geboren op 23 februari 1944 in Londen. Zijn ouders gaven hem vrij voor adoptie en hij groeide op bij een streng Christelijke familie in Essex. Cornwell studeerde geschiedenis aan London University, werkte als leraar en ging toen naar de BBC, waar hij tien jaar lang op de televisie-afdeling werkte. Hij trouwde met een Amerikaanse, trok naar de VS, maar kreeg er geen werkvergunning. Toen begon hij maar romans te schrijven. Zijn doorbraak kwam met de avonturen van Richard Sharpe, een Britse soldaat tijdens de Napoleontische oorlogen. De eerste twee boeken Sharpe's Eagle en Sharpe's Gold verschenen in 1981.
Uit: Azincourt
On the evening of the siege's second day Hook thought the world had ended. It was a summer evening of warm and limpid air. The light was pale-bright and the river slid gently between its flowery banks where willows and alders grew. The French banners hung motionless above their tents. Some smoke still sifted from the burned houses to rise soft into the evening air until it faded high in the cloudless sky. Nicholas Hook leaned on the ramparts. His bow was propped there, unstrung. His thoughts were drifting back to England, to the manor, to the fields behind the long barn where the hay would be almost ready for cutting. There would be hares in the long grass, trout in the stream and larks in the twilight. He thought about the decaying cattle byre in the field called Shortmead, the byre with rotting thatch and a screen of honeysuckle behind which William Snoball's young wife Nell would meet him and make silent, desperate love. He wondered who was coppicing the Three Button wood and, for the thousandth time, how the wood had got its name. The tavern in the village was called the Three Buttons and no one knew why, not even Lord Slayton who sometimes limped under the tavern's lintel and put silver on the serving hatch to buy all present an ale.
Bernard Cornwell (Londen, 23 februari 1944)
De Duitse dichteres en schrijfster Elisabeth Langgässer werd geboren op 23 februari 1899 in Alzey. Van1919 tot 1928 werkte zij als lerares. In 1924 verscheen haar eerste dichtbundel Der Wendekreis des Lammes. Op 1 januari 1929 schonk zij als alleenstaande moeder het leven aan een dochter. Vanaf 1931 werkte Langgässer als zelfstandig schrijfster en schreef zij hoorspelen voor de Funk-Stunde Berlin. In 1942 moest zij als als dwangarbeidsster in een munitiefabriek werken, waarbij zich voor het eerste de ziekte mutiple sclerose openbaarde. Na 1945 gold zij als een typische vertegenwoordiger van de na-oorlogse Duitse literatuur,
Gleichzeitig
Mohn an der römischen Mauer,
Träume von Ewigkeit her!
Bachbett voll glitzernder Trauer,
Gruß aus dem Marmarameer.
Rostiges Eisen. Kanister.
Fliegenumwimmeltes Aas.
Troja und Friedhof Geschwister
Tief unter Nesseln und Gras.
Ausdrusch, und Welle um Welle,
wenn die Maschine sich wirft.
Abgesang, Mündung wird Quelle,
welche sich auftrinkt und schlürft.
Spelz, der den Abend verdunkelt.
Plump an dem Ufer der Schwan,
später von Sternen umfunkelt,
pfälzischer Leda Galan.
Endlich die Wagen, die Säcke,
platzend von Körnern wie eh.
Wieder der Pflug und die Egge,
Kalk auf den Feldern wie Schnee.
Frieden und nächtliche Kühle.
Uralte Steine, gesellt,
drehn ruhig sich in der Mühle.
Brot zur Erlösung der Welt.
Elisabeth Langgässer (23 februari 1899 25 juli 1950)
De Duitse schrijver David Kalisch werd geboren op 23 februari 1820 in Breslau. Hoewel hij een opleiding had gehad tot koopman en als zodanig ook succesvol was ging hij in 1844 naar Parijs om schrijver te worden. Hij schreef er voor verschillende tijdschriften en leerde Georg HerweghKarl Marx kennen. Ook sloot hij er vriendschap met Heinrich Heine en Pierre-Joseph Proudhon. In 1846 keerde hij naar Duitsland terug. De doorbraak kwam met zijn stuk Hunderttausend Taler. In 1848 richtte hij met uitgever Albert Hofmann het weekblad Kladderadatsch op. De volgende 24 jaar was het werk voor dit blad zijn hoofdberoep.
Uit: Berlin, wie es weint und lacht
EISLEBEN die Karten abgehend. Roi et neuf! Trois et six! Er nimmt und zahlt Geld. Trois etdeux! Ebenso. La Dame et huit!
SCHLEPPER. Attention! Er mischt seine Spielkarten, um eine Pointierkarte zu ziehen.
FERDINAND während dieser Pause laut schnarchend.
EISLEBEN. Nicht so schnarchen, Ferdinand!
FERDINAND ein Auge öffnend. Hm? Er steckt die Zigarre verkehrt in den Mund, Ausdruck des Ekels, schläft wieder ein und schnarcht weiter.
SCHLEPPER. Auf den Valet! Er setzt.
EISLEBEN abziehend. Neuf et dix Sept et l'as! Madame et Valet! Er zahlt aus.
BERNHARD von dem Schnarchen Ferdinands erwachend, reibt sich die Augen und frägt schlaftrunken. Ist noch Zug?
EISLEBEN. Mehr als zuvor!
BERNHARD. Attention! Er sucht in allen Taschen nach Geld und findet nichts, steht auf, zieht sein Schnupftuch, es fallen zwei Kassenbillets aus demselben, hebt sie auf. Auf die Dame! Er wankt nach dem Tische und setzt, das Spiel geht weiter.
EISLEBEN ruft die Karten etwas leiser, um den Dialog im Vordergrunde zu decken.
David Kalisch (23 februari 1820 21 augustus 1872)
My Lord desired me to go to Westminster-hall ... but [I] durst not go for fear of being taken by those rogues; but was forced to go to White-hall and take boat and so land below the Tower at the iron-gate and so the back way over little Tower-hill; and with my cloak over my face, too one of the watermen along with me and stayed behind a wall in the New buildings behind our garden while he went to see whether anybody stood within the Merchants gate ... and there standing but a little dirty boy before the gate, did make me quake and sweat to think that he might be a Trapan [trap]; but there was nobody, and so I got safe into the garden; and coming to open my office door, something behind it fell in the opening, which made me start. So that God knows in what a sad condition I should be in if I were truly in the condition that many a poor man is for debt.
Samuel Pepys (23 februari 1633 26 mei 1703)
Portret door Godfrey Kneller
De Franse dichter Josephin Soulary werd geboren op 23 februari 1815 in Lyon. Van 1845 tot 1867 was hij chef de bureau in de prefectuur van de Rhône en in 1868 werd hij biblithecaris van het Palais des arts in Lyon. Vooral zijn Sonnets humoristiques waren zeer populair door hun mengeling van vrolijkheid en tragedie.
Les deux roses
Hier, sous la verte tonnelle
J'aperçus Rose qui pleurait,
Et, pleurant, de larmes couvrait
Une rose, moins rose qu'elle.
"Qui peut te causer un tel regret?
Dis-je à la blonde colombelle.
- Ah! Monsieur, répondit la belle,
Entre nous, c'est un grand secret!
"Je passais là, lorsqu'une rose,
Celle-là que de pleurs j'arrose,
M'a dit de sa plus douce voix:
"Rose ouverte plus ne se ferme!"
Et mon coeur qui s'ouvre, je crois,
Au petit pâtre de la ferme!"
Josephin Soulary (23 februaari 1815 28 maart 1891)
Buste door Charles Textor, musée des Beaux-Arts de Lyon
De Franse schrijver Henri Meilhac werd geboren op 23 februari 1831 in Parijs. Hij schreef jarenlang voor Journal pour rire en bracht in 1855 zijn eerste twee stukken op het toneel. Zijn bekendste werk is waarschijnlijk het libretto voor de opera Carmen van Bizet, dat hij samen met Ludovic Halévy schreef. Meilhac's werk is echter het nauwst verbonden met de muziek van Jacques Offenbach. Met hem werkte hij o.a. samen bij La belle Hélène (1864), Barbe-bleue (1866), La vie parisienne (1866), La Grande-Duchesse de Gérolstein (1867), en La Périchole (1868). In 1888 werd hij lid van de Académie française.
Uit : La Belle Hélène
SCÈNE PREMIÈRE
PEUPLE, puis CALCHAS et PHILOCOME.
Au lever du rideau, des hommes et des femmes, inclinés devant le temple, présentent des offrandes : fleurs, fruits, laitage, cages d'osier avec des tourterelles, etc, etc. Les fleurs dominent.
Chur.
Vers tes autels, Jupin, nous accourons joyeux.
A toi nos vux !
Nous voici tous
A tes genoux !
Dieu, souverain des dieux, toi, dont la barbe est dor,
Écoute nos accents, ô Jupiter Stator !
Vers tes autels, Jupin, nous accourons joyeux, etc.
Pendant la dernière partie du chur, la porte du temple sest ouverte : paraît Calchas suivi de Philocôme. Mélodrame à lorchestre pendant que le peuple dépose les offrandes sur les marches du temple.
Calchas, regarde les offrandes et ne cache pas son mécontentement.
Trop de fleurs, trop de fleurs, trop de fleurs !
Le peuple sort, après les offrandes déposées.
Henri Meilhac (23 februari 1831 6 juli 1897) Portret door Jules Elie Delaunay
De aangebrande korsten van een stoofschotel? Rijst met restjes vlees? Hij was uit de slaapkamer gekomen om te kijken wat er aan de hand was, waar het geluid vandaan kwam, wat dat geluid te betekenen had, hoewel dat een overbodige vraag was wat kon zon geluid betekenen? en daarop had hij haar voor het eerst gevoeld. Hoewel ze enkele meters van hem vandaan stond, had hij het idee dat ze hem aanraakte. Nog voor hij haar had gezien, nog voor het licht van zijn zaklantaarn op haar gezicht was gevallen, meende hij dat ze hem betastte zoals een blinde dat doet. Hij was zijn carrière begonnen als verkenner. Hij rook de ander voor hij hem zag. En hoewel die alertheid was verdwenen, ze had hem verlaten zoals een geliefde je verlaat, was ze er deze nacht weer. Sterker dan vroeger. Even had hij de zekerheid terug dat het leven niets anders was dan de concentratie waarmee je je omgeving observeerde. Hij had haar beschenen met zijn zaklantaarn, hij had haar vlechten gezien, niet voor lang, maar lang genoeg om te besluiten dat hij meer licht nodig had. Ze had op dezelfde plek gestaan waar ze nu nog steeds stond. Hij bleef haar aankijken terwijl zijn ondergeschikten elders zwijgend door het huis liepen en hij de zaklantaarn op de grond richtte om haar niet te verblinden. Een ogenblik had hij zich afgevraagd of ze wist wat er in de slaapkamer met haar ouders was gebeurd, maar toen had hij zich weer geconcentreerd op haar vlechten, de langste vlechten die hij ooit had gezien.
Uit: A Tomb for Boris Davidovich (Vertaald door Duska Mikic-Mitchell)
Miksha didnt become a master craftsman. For two more years he sewed on buttons at Reb Mendels listening to his Talmudic reasonings, and then was forced to leave, sent off with a curse. One day in the spring of the notable year 1925, Reb Mendel complained that one of his Cochin hens had disappeared. Reb Mendel, said Miksha, look for the thief among the Jews. Reb Medel understood the force of the insult and for some time didnt mention his Cochin hen. Miksha was also silent; he was waiting for Reb Mendel to conquer his pride. The old man struggled within himself, each day sacrificing a hen on the altar of this Talmudic haughtiness. With a stick in his hand, he kept vigil in the chicken coop until dawn, frightening away a skunk by barking like a dog. At dawn he fell asleep, and another hen disappeared from the chicken coop. Let the great Righteous One smite me, He who said that all living creatures are equally worthy of His care and mercy, said Reb Mendel on this ninth day. Is it possible that one Cochin hen worth at least five chevronets is equal to a skunk who robs the poor and stinks far and wide? It isnt, Reb Mendel, said Miksha. A Cochin hen worth at least five chevronets cant be compared with a stinking skunk. He said no more. He waited for the skunk to destroy what it could destroy, and to prove to Reb Mendel that his Talmudic prattle about the equality of all Gods creatures was worthless until justice was achieved on earth by earthly means. On the eleventh day Reb Mendel, exhausted by futile vigils, swollen and red-eyed, his hair full of feathers, stood in front of Miksha and began to beat his breast. Herr Micksat, help me! All right, Reb Mendel, said Miksha. Brush off your caftan and take the feathers out of your hair. Leave this matter to me.
Danilo Ki (22 februari 1935 15 oktober 1989)
De Amerikaanse schrijfster Jane Bowles werd als Jane Auer geboren op 22 februari 1917 in New York. Zij bracht het grootste deel van haar jeugd door in Woodmere op Long Island. Op 15-jarige leeftijd kreeg zij tuberculose. Zij werd daarvoor in een sanatorium in Zwitserland behandeld, maar zou haar hele leven daar last van blijven houden. Na dit verblijf in Europa keerde zij in 1934 terug naar New York. Hier begon zij te experimenteren met biseksualiteit. Zij trouwde met de schrijver en componist Paul Bowles in 1938. Het echtpaar Bowles woonde in New York tot 1947. Daarna verhuisde Paul naar Tanger (Marokko) waar Jane een jaar later ook naartoe trok. Bowles wordt gezien als een writers' writer en is onbekend bij het grote publiek. Tennessee Williams, Truman Capote en John Ashbery beschouwden haar als een van de beste en meest onderschatte Amerikaanse schrijfsters aller tijden. Als gevolg van overmatig drankgebruik, kreeg zij een beroerte in 1957, toen zij 40 was. Haar gezondheid ging daarna steeds verder achteruit. Jane Bowles stierf op 56-jarige leeftijd in een Spaanse kliniek.
Uit: Zwei sehr ernsthafte Damen (Vertaald door Adelheid Dormagen)
In Andys Wohnung war es zum Ersticken heiß. Die Möbel waren braun, und keines der Kissen passte richtig zu den Stühlen. "So, Endstation", sagte Andy. "Machen Sie's sich bequem. Ich ziehe mir bloß was aus." Einen Augenblick später kam er in einem Bademantel aus billigstem Material zurück. Die Enden des Gürtels waren teilweise abgekaut. "Was ist denn mit Ihrem Gürtel passiert?", fragte Miss Goering. "Mein Hund hat das verbrochen." "Oh, Sie haben einen Hund?", fragte sie. "Früher htte ich mal einen Hund, eine Zukunft und ein Mädchen", sagte er, "aber das hat sich alles geändert."
(...)
"Sie halten nicht viel von Gesprächen, oder?", sagte sie. "Sie meinen 'reden'?" "Ja." "Nein, tu ich nicht." "Warum denn nicht?" "Man sagt zuviel, wenn man redet", antwortete er geistesabwesend. "Aber interessiert es Sie denn nicht herauszufinden, wie die Menschen sind?" Er schüttelte den Kopf. "Nein, hab keinen Bedarf, was über andere rauszufinden; und was viel wichtiger ist, die brauchen nichts über mich rauszufinden."
Jane Bowles (22 februari 1917 4 mei 1973)
Jane en Paul Bowles
De Afro-Amerikaanse dichter, schrijver en essayist Ishmael Scott Reed werd geboren op 22 februari 1938 in Chattanooga, Tennessee, maar groeide op in Buffalo, New York, waar hij deUniversity of Buffalo bezocht. Reed schreef o.a. The Free-Lance Pallbearers (1967, zijn eerste roman), Yellow Back Radio Broke-Down (1969), Mumbo Jumbo (1972), Flight to Canada (1976), The Last Days of Louisiana Red (1974), Reckless Eyeballing (1986), en Japanese By Spring (1993). Ook doceerde hij 35 jaar lang aan de University of California, Berkeley,
Morley Callaghan, Jules Renard, Sean O'Faolain, James Russell Lowell, Edna St. Vincent Millay, Ottilie Wildermuth
De Canadese schrijver Morley Callaghan werd geboren op 22 februari 1903 in Toronto. Hij studeerde rechten, maar ging vervolgens als journalist voor de Toronto Daily Star werken, waarbij hij Ernest Hemingway leerde kennen. Net als Hemingway schreef Callaghan korte verhalen en trok hij naar Parijs. Tot zijn eerste werken behoren Strange Fugitive 1928, A Native Argosy 1929, A Broken Journey 1928 en Such is my Beloved 1934. Als zijn meesterwerk geldt de roman The Loved and the Lost uit 1951. Zie ook mijn blog van 22 februari 2007.
Uit: Such Is My Beloved
Father Dowling took off his hat and looked around slowly as if it were most important that he find a proper place to put it. He saw the room with the faded blue flowers on the wall-paper, the thick blue curtains on the window, the wide iron bed, painted white but chipped badly at the posts, and the copper-colored carpet that had a spot worn thin near the side of the bed. There were two chairs in the room. A door led into the next room. While he was looking around, the tall fair girl, who was wearing a loose blue dress that concealed the angularity of her body, assumed a ready smile, came over beside him and began to help him off with his coat with a dreadful efficiency. And the little, dark one with the round brown eyes and the smooth soft skin and a big bunch of black hair at the nape of her neck, jumped up from her chair with the same impressive efficiency, and in the affected manner of a great lady, extended her left hand with the elbow crooked as if he would be permitted just to touch the tips of her fingers. "How do you do, Sweetie. We are so mighty pleased to see you. You can't go wrong in coming here to see me." "Who said he was coming to you?" "He'll want to come to me. Won't you want to come to me?" "Take it easy, Midge. Don't be so pushing. He doesn't want you. Why, he first spoke to me. You heard him speak to me. Hell, though, if Rosy Cheeks wants you, it's all the same to me." "I'm not trying to rush him. Let him suit himself."
Morley Callaghan (22 februari 1903 25 augustus 1990)
C'est une espèce de galette qu'on appelle brûlée. C'est une galette plate et sèche que ma cousine Nanette fait, le jour qu'elle cuit, avec ce qu'elle gratte de pâte collée au fond de l'arche, quand elle a préparé tous ses pains de ménage. Et il faut encore, pour qu'elle se décide à faire sa galette, qu'il lui reste un morceau de beurre de la semaine. Mais j'aurais tort de m'imaginer que cette brûlée est pour moi. Nanette ne se préoccupe de personne. Elle utilise seulement les miettes de son arche.
Si je lui dis que j'aime la brûlée et que je ne connais rien de meilleur qu'un bout de brûlée chaude avec un verre de vin blanc, elle me répond :
Moque-toi des pauvres gens comme nous. Va, mange tes gâteaux ; tu n'auras pas de notre galette de malheureux.
Voilà comme elle me répond, et le lendemain matin, de bonne heure, elle arrive portant sa brûlée dans une serviette. Elle le pose sur ma table et dit :
Je t'apporte tout de même un quartier de brûlée. Si tu la veux, tu la prendras. Si tu ne la veux pas, tu la laisseras.
Je ne dis ni oui ni non.
Je parie, dit-elle, que tu vas la donner à ton chien.
Je ne lève même pas les épaules.
Et peut-être, dit-elle, que c'est trop grossier pour la fine gueule de ton chien, et qu'aussitôt que je serai partie, tu jetteras ma brûlée dans tes ordures.
Shaped out of snow and breathed with eastern wind;
Or if, o'er-confident, she trust the date,
And, with her handful of anemones,
Herself as shivery, steal into the sun,
The season need but turn his hour-glass round,
And Winter suddenly, like crazy Lear,
Reels back, and brings the dead May in his arms,
Her budding breasts and wan dislustred front
With frosty streaks and drifts of his white beard
All overblown. Then, warmly walled with books,
While my wood-fire supplies the sun's defect,
Whispering old forest-sagas in its dreams,
I take my May down from the happy shelf
Where perch the world's rare song-birds in a row,
Waiting my choice to upen with full breast,
And beg an alms of springtime, ne'er denied
Indoors by vernal Chaucer, whose fresh woods
Throb thick with merle and mavis all the years.
James Russell Lowell (22 februari 1819 12 augustus 1891)
De Amerikaanse dichteres en schrijfster Edna St. Vincent Millay werd geboren op 22 februari 1892 in Rockland, Maine. Toen zij acht jaar was scheidden haar ouders en Edna ging met haar moeder en zusters in Camden, Maine, wonen. In 1917, na haar opleiding, vestigde zij zich in New York en begon zij te schrijven om in haar onderhoud te voorzien. Haar eerste bundel Renascence and Other Poems verscheen. Onder het pseudoniem Nancy Boyd schreef zij ook korte verhalen.In 1923 trouwde zij met de tijke Nederlander Eugen Jan Boissevain. Ook kreeg zij dat jaar voor haar bundel The Harp Weaver and Other Poems de Pulitzer Prize
Ashes Of Life
Love has gone and left me and the days are all alike;
Eat I must, and sleep I will,and would that night were here!
But ah!to lie awake and hear the slow hours strike!
Would that it were day again!with twilight near!
Love has gone and left me and I don't know what to do;
This or that or what you will is all the same to me;
But all the things that I begin I leave before I'm through,
There's little use in anything as far as I can see.
Love has gone and left me,and the neighbors knock and borrow,
And life goes on forever like the gnawing of a mouse,
And to-morrow and to-morrow and to-morrow and to-morrow
There's this little street and this little house.
City Trees
The trees along this city street,
Save for the traffic and the trains,
Would make a sound as thin and sweet
As trees in country lanes.
And people standing in their shade
Out of a shower, undoubtedly
Would hear such music as is made
Upon a country tree.
Oh, little leaves that are so dumb
Against the shrieking city air,
I watch you when the wind has come,
I know what sound is there.
Edna St. Vincent Millay (22 februari 1892 19 oktober 1950)
De Duitse schrijfster Ottilie Wildermuth werd geboren op 22 februari 1817 in Rottenburg am Neckar. In 1847 stuurde zij voor het eerste een verhaal (Eine alte Jungfer) op voor publicatie in het Morgenblatt. Toen het was aangenomen ging zij door met het schrijven van verhalen, novellen, familie-en jeugdverhalen. Zij werd een van de bekendste schrijfsters van haar tijd. In 1871 kreeg zij de grote gouden medaille voor kunst en wetenschap.
Uit: Eine alte Jungfer
In der Vorstadt des Städtchens, wo ich meine Jugend verlebt, stand ein gar freundliches Häuschen, das aus seinen vier Fenstern recht hell in die Welt hinausschaute; daneben ein Garten, nicht eben kunstvoll angelegt noch zierlich gepflegt, sondern zum Teil mit Küchengewächsen, zum größeren aber mit lustigem Gras und mit Obstbäumen bestanden. Dicht neben dem Häuschen breitete ein stattlicher Nußbaum seine dunkelgrünen Zweige aus und warf seinen Schatten und zur Herbstzeit seine Früchte gastlich weit in die Straße hinein, ein geschätzter Sammelplatz für die liebe Jugend der ganzen Vorstadt. Minder freundlich und einladend erschien ein Paar kleiner fetter Möpse, die sich abwechselnd oder gemeinsam auf der Gartenmauer sehen ließen und die obbemeldete Jugend und die Vorübergehenden beharrlich anbellten, ohne jedoch die mindeste Furcht zu erregen, da ihre beschwerliche Leibesbeschaffenheit ihnen nicht gestattet hätte, ihre Drohungen auszuführen.
Wer nun erwartet, an den Fenstern des Häuschens einen lockigen Mädchenkopf zu erblicken, wie das in ländlichen Novellen der Fall zu sein pflegt, der täuscht sich. Nein, so oft die Hausglocke gezogen wurde, und das geschah sehr oft, erschien am Fenster das allzeit freundliche, aber sehr runzelvolle Angesicht der Jungfer Mine, der unumschränkten Herrin und Besitzerin des Häuschens. Und doch wurde dieses gealterte Antlitz von jung und alt so gern gesehen wie nur je eine blühende Mädchenrose, und ihre Beliebtheit stieg noch von Jahr zu Jahr, was bei jungen Schönheiten gar selten der Fall ist.
Ottilie Wildermuth (22 februari 1817 12 juli 1877) Portret doorSophie Pilgrem, rond 1835
Het is een soort niets dat ik zoek. Wat je overhoudt
als je uit de kom van je beide handen hebt willen drinken:
je beide handen. Geuren lanterfanten door de tuin.
Ik heb een ligstoel onder me waarin ik zo laag als ik maar
in mezelf kan liggen, op mijn rug, het onderste wat ik heb, lig.
Hoe is dit liggen? Zoals je een cognac afmeet door het glas
horizontaal te leggen, zo is dit liggen, ik heb niet veel van mezelf
nodig om vol te zijn, wat ik nodig heb is vooral: weinig.
Er is te weinig weinig. De vergevensgezindheid
van het niets waarin wij, als we eveneens
niets zouden zijn, zouden passen.
De lucht is zo blauw als vergeetachtigheid.
De lucht is zo blauw als blauwsel waarmee destijds
linnen werd gewassen om witter te zijn.
Wiskunde
Nee, zo stoer hoeft niet, tenslotte moet ik het nu weer allemaal zelf doen. Ik trek mij af. Het lijkt wel een hele bewerking, een aftrekking inderdaad, ik trek mij af van wat ik was met jou, ik hou alleen mezelf over.
November
Er hangen nog twee blaren
aan mijn esdoorn. Duizend andere zijn
rood geworden, alvorens dood.
Vergeten te kijken.
Vergeten gelukkig te zijn.
Nochtans had ik een tuin
waarin een stoel, en die stoel
had mij, en ik had een hand
en die hand had een glas
en mijn mond had meningen.
Alles had.
Alles had ons.
Herman de Coninck (21 februari 1944 - 22 mei 1997)
De regen van noem mij desnoods geen regen wordt door geen oor wordt door de huid gehoord. Booglamplicht geeft waarom daarom zijn zegen; de hemel zwijgt en zwijgt van enzovoort.
En niemand komt niemand dan niemand tegen. En iemand zegt ik ben een iemandswoord. En iemand zegt ik ben maar ben verzwegen. De hemel zwijgt en zwijgt want enzovoort.
En wij wijzelf gaan wonderlijke wegen: wij varen om de tropen van de noord figuurlijk zelfs met ons figuur verlegen.
En staan op straat en lopen toch weer door t noem mij desnoods noem mij desnoods dan regen. De hemel zwijgt en zwijgt en enzovoort.
Hans Andreus (21 februari 1926 9 juni 1977)
Dichtersstaking. Van links naar rechts: Hans Andreus, Louis Lehmann, Gerrit Kouwenaar, Sybren Polet, Simon Vinkenoog, Jan G. Elburg en Cees Nooteboom, Amsterdam, 1958
A 12h17 dans un autobus de la ligne S, long de 10 mètres, large de 2,1, haut de 3,5, à 3 km 600 de son point de départ, alors qu'il était chargé de 48 personnes, un individu de sexe masculin, âgé de 27 ans 3 mois 8 jours, taille 1 m 72 et pesant 65 kg et portant sur la tête un chapeau haut de 17 centimètres, dont la calotte était entourée d'un ruban long de 35 centimètres, interpelle un homme âgé de 48 ans 4 mois 3 jours, taille 1 m 68 et pesant 77 kg, au moyen de quatorze mots dont l'énonciation dura 5 secondes et qui faisait allusion à des déplacements involontaires de 15 à 20 millimètres.
Raymond Queneau (21 februari 1903 25 oktober 1976)
June est venue chez moi lundi. Je voulais en finir avec les mystères, avec le suspense. Je lui ai demandé avec une cruauté et une brutalité qui auraient pu être celles de Henry (l'écrivain Henry Miller) : "Est-ce que vous aimez les femmes ? Avez-vous regardé en face votre attirance pour les femmes ?"
Sa réponse fut si calme : "Jean (son ancienne amie) était trop masculine. J'ai fait face à mes sentiments. J'en suis pleinement consciente. Mais je n'ai encore jamais rencontré personne avec qui j'aurais désiré les vivre jusqu'au bout. D'ailleurs je ne sais pas au juste ce que je veux vivre jusqu'au bout."
Puis elle s'est dérobée à mes questions (...). Ses mains tremblaient. Elle était agitée. J'avais honte d'avoir été aussi directe. J'étais intensément nerveuse. Elle me dit qu'au restaurant elle avait voulu regarder mes pieds nus dans les sandales mais n'avait pu s'y résoudre. Je lui dis que j'avais eu peur de regarder son corps, malgré l'envie que j'éprouvais. Nous parlions à bâtons rompus, de façon chaotique (...). Notre nervosité était insupportable.
Je vis alors la beauté de son corps que je n'avais pas osé regarder, je vis sa plénitude, sa densité, et sa richesse me submergea."
Anaïs Nin (21 februari 1903 14 januari 1977)
De Amerikaanse schrijver David Foster Wallace werd geboren op 21 februari 1962 in New York. Hij debuteerde in 1987 met The Broom of the System. In 1996 vestigde hij zijn reputatie met het postmoderne en complexe Infinite Jest, een boek van ruim 1.000 pagina's barstensvol donkere humor, dat 'verslaving' als rode draad had. Vergelijkingen met Thomas Pynchon, Jorge Luis Borges en Don De Lillo werden gemaakt. Een van de handelsmerken van Foster Wallace bleek trouwens het gebruik van voetnoten: Infinite Jest bevatte achteraan liefst 100 pagina's met voetnoten. Time Magazine plaatste het boek in zijn lijst van 100 beste Engelstalige romans van de periode 1923-2005. Wallace publiceerde ook talloze korte verhalen, onder meer in Esquire, Harper's, The New Yorker en de Paris Review. Ze werden gebundeld in Girl With Curious Hair en Brief Interviews With Hideous Men. Hij schreef ook essays, gebundeld in onder meer A Supposedly Fun Thing Ill Never Do Again en Consider the Lobster.
Uit: Infinite Jest
I am seated in an office, surrounded by heads and bodies. My posture is consciously congruent to the shape of my hard chair. This is a cold room in University Administration, wood-walled, Remington-hung, double-windowed against the November heat, insulated from Administrative sounds by the reception area outside, at which Uncle Charles, Mr. deLint and I were lately received.
I am in here.
Three faces have resolved into place above summer-weight sportcoats and half-Windsors across a polished pine conference table shiny with the spidered light of an Arizona noon. These are three Deans--of Admissions, Academic Affairs, Athletic Affairs. I do not know which face belongs to whom.
I believe I appear neutral, maybe even pleasant, though I've been coached to err on the side of neutrality and not attempt what would feel to me like a pleasant expression or smile.
I have committed to crossing my legs I hope carefully, ankle on knee, hands together in the lap of my slacks. My fingers are mated into a mirrored series of what manifests, to me, as the letter X. The interview room's other personnel include: the University's Director of Composition, its varsity tennis coach, and Academy protector Mr. A. deLint. C.T. is beside me; the others sit, stand and stand, respectively, at the periphery of my focus. The tennis coach jingles pocket-change. There is something vaguely digestive about the room's odor."
David Foster Wallace (21 februari 1962 12 september 2008)
De Amerikaanse schrijver en journalist Chuck Palahniuk werd geboren op 21 februari 1962 in Pasco, Washington.. Nadat David Fincher in 1999 zijn debuutroman Fight Club uit 1996 verfilmde, met in de hoofdrollen Brad Pitt en Edward Norton, werd de voormalige Amerikaanse truckmonteur Palahniuk in één klap beroemd.Inmiddels is Palahniuk een cult-held en de trots van Portland, Oregon, de stad waar hij sinds 1980 woont. Na Fight Club publiceerde hij nog vijf andere romans (Survivor, Invisible Monsters, Choke, Lullaby en Diary). Ook van deze boeken zijn de filmrechten verkocht.
Uit:Fight Club
This week the insomnia is back. Insomnia, and now the whole world figures to stop by and take a dump on my grave.
My boss is wearing his gray tie so today must be a Tuesday.
My boss brings a sheet of paper to my desk and asks if Im looking for something. This paper was left in the copy machine, he says, and begins to read:
The first rule of fight club is you dont talk about fight club.
His eyes go side to side across the paper, and he giggles.
The second rule of fight club is you dont talk about fight club.
I hear Tylers words come out of my boss, Mister Boss with his midlife spread and family photo on his desk and his dreams about early retirement and winters spent at a trailer park hookup in some Arizona desert. My boss, with his extra-starched shirts and standing appointment for a haircut every Tuesday after lunch, he looks at me, and he says:
I hope this isnt yours.
I am Joes Blood-Boiling Rage.
Tyler asked me to type up the fight club rules and make him ten copies. Not nine, not eleven. Tyler says, ten. Still I have the insomnia, and cant remember sleeping since three nights ago. This must be the original I typed. I made ten copies, and forgot the original. The paparazzi flash of the copy machine in my face. The insomnia distance of everything, a copy of a copy of a copy. You cant touch anything, and nothing can touch you."
Laure Limongi, Ha Jin, Ingomar von Kieseritzky, Ishigaki Rin, José Zorrilla y Moral, Justus van Effen
De Franse schrijfster Laure Limongi werd geboren op 21 februari 1976 in Bastia (Corsica). Naast boeken schrijft zij ook regelmatig artikelen en kritieken voor bladen als La Revue Littéraire, Les Lettres Françaises en CCP. Tegenwoordig woont zij in Parijs.
Uit: Je ne sais rien dun homme quand je sais quil sappelle Jacques
« ... Certains jours, Jack aimerait écrire «une littérature qui se voit de loin». Il pense que ce serait utile, un peu comme les panneaux de signalisation, dans la rue. Sa contribution à lordre universel. Une clarification de la lecture du monde. La grammaire laiderait à tracer des droites et des angles droits, bannisant les courbes, les mouvements désordonnés. Il rêve de grandes pages A4 noircies en Times corps 11 sans trous, sans détours, avec de jolies marges, des points, des virgules, des paragraphes. Et même des guillemets. Ainsi les énoncés ne seraient-ils plus équivoques et peut-être langoisse moindre. Jack pense aussi que ça pourrait laider à cerner ses «je» et peut-être même à nen garder quun. Mais Jack se moque gentiment de lui : «Encore une bonne résolution, sans doute». Et arrêter de fumer et aller à la piscine et ne pas laisser traîner le courrier Il proteste. Il sagit de plan, de lieux communs, de contraintes. Un peu comme jouer aux échecs, distraire son ennui. Rien que de très accessible. Et dire : «quil était bleu le ciel» et «verte la vallée», etc. Ça na rien de démesuré, ça na rien de honteux. Jack se tord de rire en le traitant de gros sentimental.
Laure Limongi (Bastia 21, februari 1976)
De Chinees-Amerikaanse schrijver Ha Jin werd geboren op 21 februari 1956 in Jinzhou, China. Ha Jin was soldaat in het Chinese Volksleger. Hij leerde zichzelf Engels door naar de Amerikaanse radio te luisteren. In 1985 emigreerde hij naar de VS. Hij studeerde Amerikaanse literatuur en promoveerde aan Brandeis University. Momenteel doceert hij creative writing aan de Emory University in Atlanta. Ha Jin publiceerde twee dichtbundels, twee verhalenbundels en twee romans. Zijn werk werd bekroond met vele literaire prijzen.
Uit: Waiting
The next summer Lin and Shuyu went to the divorce court again. The day before setting out for Wujia Town, he had talked with her, promising to take good care of her and their daughter after the divorce, so she had agreed to it. He told her that all he wanted was a home in the city.
They waited almost an hour in the courtroom before the judge appeared. He was a tall police officer who had just been promoted to the position; he was so corpulent that he had no neck. Having sat down on a scarlet leatherette chair, the judge licked his buck teeth, then peered at the couple with one eye open and the other shut, as though aiming a gun. His broad, greasy face reminded Lin of the day statue of a local god in the Divine Horse Shrine west of Goose Village. With his left hand picking a wart under his nostril and with his right forefinger pointing at Lin, the judge ordered, "Now, present your case."
Lin began with a slight stammer: "Respectable Judge, I--I came here today to beg you to allow me to divorce my wife. We have been separated for six years, and there's no love between us anymore. According to the Marriage Law, every citizen has the freedom to choose a wife or a hus-"
Ha Jin (Jinzhou, 21 februari 1956)
De Duitse schrijver Ingomar von Kieseritzky werd geboren op 21 februari 1944 in Dresden. Hij stamt uit een Baltische adelijke familie. Voordat hij in 1971 zelfstandig schrijver werd was hij requisteur en boekhandelaar in o.a. Berlijn en Göttingen. Kieseritzky schrijft aan de ene kant experimenteel proza, maar heeft aan de andere kant ook meer dan honderd hoorspelen op zijn naam staan.
Uit: Da kann man nichts machen
Kurz hinter der Station Pardubice fand der Schaffner des Vindobona, Vicovic, in der Toilette des leeren Wagens 265 einen mittelgroßen Herrn, der, tot, mit herabgelassenen Hosen extrem bequem zurückgelehnt, auf dem rauchfarbenen Klosettdeckel saß. Er sah so friedlich aus wie ein schlafender Säugling und zeigte ungerührt seine beiden häßlichen, keulenartigen Knie. Vicovic bewaffnete seine Augen mit einer Sonnenbrille; sofort wurde die enge Kabine schön, der Spiegel erstrahlte in einem rostigen Gold. Gottlob hatte sich dieser stille Passagier keiner letzten Lockerung überlassen; da kannte Vicovic ganz andere Fälle - unreinliche Selbstmorde, Herzinfarkte mit Entleerung, aber auch triviale Alkoholiker, die sich ungeniert erleichtert hatten. Dieser Herr roch nicht schlecht, ja, er war von begrüßenswerter Geruchlosigkeit, was eine Bearbeitung dieses Falls auf engstem Raum zu einem Kinderspiel machte. Personalien sind immer interessant; der stille Herr hieß (so sagte der Paß in der Brieftasche) Randolf v. K. und war (nach der Fahrkarte 2. Klasse zu schließen) auf dem Weg von Berlin nach Wien. Der Mann sah leidend aus, als habe er eine langwierige Kur überstanden. Sein Kopf mit dünnen Haaren ruhte auf dem Spülkasten und folgte getreulich jedem Schwanken des Zuges. Sein Mund war leicht geöffnet. Er noch nach einem süßen Tonicum, das Vicovic an Orangenlikör erinnerte; vielleicht eine Medizin, die wohlschmeckend war.
Ingomar von Kieseritzky (Dresden, 21 februari 1944)
De Japanse dichteres Ishigaki Rin werd geboren op 21 februari 1920 in Tokio. Zij werkte tot aan haar pensioen bij een bank en bvleef ongetrouwd. Als lid van een literaire kring van haar bank begon zij met het schrijven van gedichten. In 1959 verscheen haar eerste bundel. Voor haar tweede bundel, die in 1968 verscheen kreeg zij de prijs voor de beste dichtbundel van het jaar.
Nameplates
When you live in a place
you'd best provide the nameplate yourself.
When you abide in a space
the nameplate another affixes
never works out.
I went to the hospital and
they added "Ms" to the card on the sickroom door
"Ms Ishigaki Rin"
At a hotel
they put no name on the room
but when I get in the cremation oven
and they slam the door, the tag they hang will say
"Ishigaki Rin, Esquire."
And much they'll care what I think then.
"Ms" or "Esquire"
neither fits.
When you live somewhere
you'd best hang out the nameplate yourself.
And to the space where your spirit dwells
a nameplate must never be affixed
by any other hand.
Ishigaki Rin: that will do.
Ishigaki Rin (21 februari 1920 26 december 2004)
De Spaanse dichter en schrijver José Zorrilla y Moral werd geboren op 21 februari 1817 in Valladolid. Toen hij 22 was trouwde hij met een Ierse weduwe die al een zoon had. Een gemeenschappelijk kind stierf al vroeg. Voor haar jaloezie vluchtte Zorrilla twee maal naar Frankrijk waar hij in contact kwam met Alexandre Dumas, Théophile Gautier, Alfred de Musset, George Sand en Victor Hugo. Later ging hij naar Mexico waar hij van 1854 tot 1866 leefde onder de protectie van keizer Maximiliaan die hem tot theaterdirecteur benoemde. Zijn bekendste stuk is Don Juan Tenorio dat in Spanje nog steeds tijdens Allerzielen wordt opgevoerd.
Uit: Don Juan Tenorio
The Inn of Cristófano Buttarelli. A door at the back leads out to the street: tables, jugs and other utensils appropriate for such a place.
SCENE I
(Don Juan, masked, seated at a table, writing. Buttarelli and Ciutti, to one side, waiting. As the curtain rises, in the background one can see through the door at the back people wearing masks, students, people with torches, musicians, etc.)
DON JUAN: How they shout those devils!
Let me be damned by forked lightning
if when this letter Im writing
is done, I dont end their revels!
(He continues writing.)
BUTTARELLI: (To Ciutti) A good Carnival.
CIUTTI: (To Buttarelli) A good harvest
for re-filling the coffers.
BUTTARELLI: Hey! No fun and plenty of bother
running around in Sevilles dust.
And you dont catch such good fish here,
since these inns dont find favour
with gentlemen who are wealthy:
or even, at times, the masses.
CIUTTI:But today...
BUTTARELLI:Is not in the reckoning.
Good works already been done.
CIUTTI:Shhh! Talk a little less loud then,
or my master will soon be beckoning.
BUTTARELLI:So youre his servant?
CIUTTI:For a year.
BUTTARELLI:And hows it been?
CIUTTI:No abbot to equal mes been seen,
Ive all I ever could want.
Good women and good wine,
free time, and a full pocket,
BUTTARELLI:My God, what a racket!
José Zorrilla y Moral (21 februari 1817 23 januari 1893)
En wat de schare onzer Poëten of Rijmkunstenaars betreft, hun omzichtig zwoegen had althans dit goede gevolg, dat de rhythmische toonval voor goed dien stempel van keurigheid en vloeiendheid kreeg, dien hij niet meer kon verliezen, en waardoor een passend kleed vaardig werd, waarin de dichterlijke gedachte zich kon hullen, zoo zij later weer eens bij ons ontkiemde.
Zoo de geestelooze rijmelarij geen diepen en vooral geen blijvenden indruk kon maken, toch heeft de kunstarmoede, die men voor hooge kunstontwikkeling aanzag, geruimen tijd op onzen smaak en onze letterkundige critiek den nadeeligsten invloed geoefend. Dat was de treurige nasleep van die camaraderie, die cabale, welke alles ophemelde en voor alles een lofgalm of een wierookdampje overhad.
Justus van Effen (21 februari 1684 - 18 september 1735) Justus van Effen, gravure door J.C.G. Fritzsch, 1735
Mijn man geeft de voorkeur aan een appartement dat volledig in het wit is ingericht, terwijl ik zo graag met kleuren wil spelen. Altijd kantelt het onzegbare in de banaliteit van het zegbare, behalve in de poëzie, zegt men, maar daar ben ik niet geheel van overtuigd. In Oostende wil ik schoenen kopen. Thuis hebben we een vijgenboom staan en voor het eerst bloeit die. Mijn man zegt niet aan sport te willen doen, omdat hij de beweging van zijn immense lichaam niet verdraagt. Hij is ook niet competetief ingesteld en heeft niet één bijzonder talent, behalve misschien zijn absolute geheugen, maar dat is dan weer eerder een last dan een voordeel. Hij wil niet in het water. Terwijl ik zwem, knijp ik de melk uit mijn borst en bedenk hoe de homeopathie leert dat één druppel in een watermassa volstaat om de eigenschappen van het water drastisch te veranderen. Ik hoop op een jongen van zestien die zich aan me vergaapt. Wie zou ik geworden zijn als ik lelijk was? Het is immers een hele opdracht om de schoonheid binnen in jezelf te zoeken, te vinden en te bewaren. Mijn schoonheid voelt aan als een lichte dans.'
Von der Straße her hörte ich das ungeduldige Vor- und Zurücksetzen eines Autos. Als ich meinen Briefkasten öffnete, fiel mir ein Stapel Werbezettel entgegen. Und nachdem ich die Zeitung nicht gefunden hatte, sie auch auf keinem der anderen Kästen oder dem Boden liegen sah, wollte ich zurück in meine Wohnung. Dort stand noch mein Fahrrad. Es war Mitte April, Ostern, und ich war auf
dem Weg zur Familie meines Bruders, die im Treptower Park hinter dem Ehrendenkmal Eier verstecken wollte.
Ich war spät dran. Es ärgerte mich, daß die Zeitung wieder geklaut war, und ich hatte nicht zum ersten Mal meine Nachbarin Charlotte im Verdacht, von der ich wußte, wie gerne sie mal etwas mitnahm, das ihr nicht gehörte (die Diebin). Ich knüllte die Werbezettel zusammen und warf sie in den Karton, der unter den Briefkästen stand.
Um in meine Wohnung zu gelangen, mußte ich vom Hausflur noch einmal auf die Straße treten. Wie die meisten Kellerwohnungen hatte sie den Eingang an der Vorderfront des Hauses, und eine schmale Treppe führte zu ihr hinab.
Die Kastanienallee war leergefegt. Genau vor meiner Tür, im Schatten des Hauses, den die Morgensonne warf, entdeckte ich ein nagelneues, zumindest glänzendes, kleines rotes Auto, in dem ein Mann saß, der sich abmühte, aus seiner Parklücke zu kommen. Ich nehme an, es war ein Ford, in dem er saß, so gut kenne ich mich mit Autos nicht aus, er stieß immer wieder an die Stoßstangen der Wagen vor und hinter ihm. In meiner Erinnerung hat er mittelblondes bis dunkles Haar, aber ich bin mir nicht mehr sicher, ich kann mir nicht mehr sicher sein.
Au fond, pense Philippe, leur nature m'embête. Je n'ai jamais aimé que les routes. La route, elle, sait ce qu'elle veut. Non pas demain : aujourd'hui. Aujourd'hui même. » « Aujourd'hui..., répète-t-il en hâtant le pas, comme enivré. Aujourd'hui même ! » La belle route ! La chère route ! Vertigineuse amie, promesse immense! L'homme qui l'a faite de ses mains pouce à pouce, fouillée jusqu'au coeur, jusqu'à son coeur de pierre puis enfin polie, caressée, ne la reconnaît plus, croit en elle. La grande chance, la chance suprême, la chance unique de sa vie est là, sous ses yeux, sous ses pas, brèche fabuleuse, déroulement sans fin, miracle de solitude et d'évasion, arche sublime lancée vers l'azur. Il l'a faite, il s'est donné à lui-même ce jouet magnifique et, sitôt qu'il a foulé la piste couleur d'ambre, il oublie que son propre calcul en a tracé d'avance l'itinéraire inflexible. Au premier pas sur le sol magique arraché par son art à l'accablante, à la hideuse fertilité de la terre, nu et stérile, bombé comme une armure, le plus abandonné reprend patience et courage, rêve qu'il est peut-être une autre issue que la mort à son âme misérable... Qui n'a pas vu la route à l'aube, entre ces deux rangées d'arbres, toute fraîche, toute vivante, ne sait ce que c'est que l'espérance. « Aujourd'hui, répète encore Philippe, aujourd'hui même... »
Uit: Traits and Stories of the Irish Peasantry (The Hedge School)
The opinion, I know, which has been long entertained of Hedge Schoolmasters, was, and still is, unfavourable; but the character of these worthy and eccentric persons has been misunderstood, for the stigma attached to their want of knowledge should have rather been applied to their want of morals, because, on this latter point only were they indefensible. The fact is, that Hedge Schoolrnasters were a class of men, from whom morality was not expected by the peasantry; for, strange to say, one of their strongest recommendations to the good opinion of the people, as far as their literary talents and qualifications were concerned, was an inordinate love of whiskey, and if to this could be added a slight touch of derangement, the character was complete.
On once asking an Irish peasant, why he sent his children to a schoolmaster who was notoriously addicted to spiritous liquors, rather than to a man of sober habits who taught in the same neighbourhood, "Why do I sind them to Mat Meegan, is it?" he replied"and do you think, Sir," said he, "that I'd sind them to that dry-headed dunce, Mr. Frazher, wid his black coat upon him and his caroline hat, and him wouldn't taste a glass of poteen wanst in seven years. Mat, Sir, likes it, and teaches the boys ten times betther whin he's dhrunk nor whin he's sober; and you'll never find a good tacher, Sir, but's fond of it. As for Mat, when he's half gone, I'd turn him agin the county for deepness in larnin; for it's thin he rhimes it out of him, that it would do one good to hear him."
"So," said I, "you think that a love of drinking poteen is a sign of talent in a schoolmaster."
William Carleton (20 februari 1794 30 januari 1869)
De Amerikaanse schrijfster Ellen Gilchrist werd geboren op 20 februari 1935 in Vicksburg, Mississippi. Op 19-jarige leeftijd trouwde zij voor de eerste keer. Drie huwelijken volgden die allemaal uitliepen op een scheiding. In 1967 behaalde zij een Bachelor of Arts in filosofie aan het Millsaps College in Jackson. In 1976 begon zij aan een postgraduate-studie aan de University of Arkansas in Fayetteville en begon zij ook met het schrijven. Na een dichtbundel verschenen in rap tempo romans en verhalen die voor een groot deel in het zuiden spelen. Zij kreeg voor haar werk o.a. de American Book Award (1984) en de O. Henry Short Story Award (1995).
Uit: I, Rhoda Manning, Go Hunting with My Daddy
If I was mad about something I never stopped thinking about it and telling my mother it wasn't fair. My mother didn't like to live the fast hot life my father lived. She was from the Delta and liked to dress up and have servants and practice French and go to the Episcopal church. She didn't like to go outside and get her shoes dirty and have any bug bites on her. She was teaching me to make doll clothes and read books and say my catechism and cook and write letters to our relatives and have a dollhouse on the back porch and make doll furniture out of cardboard boxes. She couldn't understand why I wanted to go hunting but she felt sorry for me for being left out and she told them so.
"She can't even shoot," Dudley said.
"We'll have to show her how," Daddy said. "Come on, Son. Bring the BB gun and let's go out back and find a bale of hay." He could not resist showing someone how to do something they didn't know how to do and it never occurred to him that we were too young to learn anything. He thought we were perfect, to tell the truth, despite my being "hardheaded" and "a tough nut to crack." It was Sunday afternoon and they put on my boots and we all went out to the pasture and Dudley pushed a bale of hay into place and pinned an oilcloth target to it.
Pierre Boulle, Ludwig Steub, Johann Heinrich VoÃ, Johann Fr. Riederer, Cornelis Sweerts
De Franse schrijver Pierre Boulle werd geboren op 20 februari 1912 in Avignon. Na zijn opleiding tot electricien trok hij naar Het Verre Oosten en tijdens WO II vocht hij in het vrije Franse leger in China, Birma en Indonesië. In zijn beroemdste boek De Brug over de Rivier Kwai uit 1952 verwerkte hij zijn ervaringen, vooral zijn krijgsgevangenschap. In 1944 kon hij vluchten. Een ander beroemd boek van hem is De Apenplaneet uit 1957.
Uit: Die Brücke am Kwai (Vertaald door Gottfried Beutel)
Nachdem das Oberkommando Befehl gegeben hatte, die Waffen niederzulegen, war von einer Gruppe junger Offiziere seines Regiments ein Plan ausgearbeitet worden, wie man die Küste erreichen, sich einiger Schiffe bemächtigen und in Richtung auf die holländischen Inseln segeln könnte. Doch Oberst Nicholson hatte, bei aller Anerkennung ihrer Begeisterung und ihres Mutes, diesen Plan mit allen ihm noch zur Verfügung stehenden Mitteln bekämpft. Zuerst versuchte er, sie zu überzeugen. Er setzte ihnen auseinander, daß dieser Versuch in krassem Gegensatz zu den erhaltenen Befehlen stehe. Der Oberkommandierende hatte für die gesamten malaiischen Gebiete die Kapitulation unterzeichnet, kein Untertan Seiner Majestät konnte sich ihr entziehen, ohne einen Akt des Ungehorsams zu begehen. Für sich selbst sah der Oberst nur eine mögliche Verhaltensweise: er mußte an Ort und Stelle abwarten, bis ein höherer japanischer Offizier kam, um seine und seiner Truppen Übergabe entgegenzunehmen. Welch ein Beispiel gäbe man der Truppe", sagte er, wenn ihre Vorgesetzten sich pflichtwidrig verhielten!" Seine Argumente wurden von der Stärke und dem Nachdruck unterstützt, die sein Blick in Stunden schwerer Entscheidungen annahm. Seine Augen hatten die Farbe des Indischen Ozeans bei schönem Wetter, und sein immer ruhiges Gesicht war das Abbild einer Seele, die keine Gewissensqualen kennt. Er trug den rotblonden Schnurrbart friedfertiger Helden, und der rötliche Schimmer seiner Haut zeugte von einem reinen Herzen, das über eine untadelige, kräftige und regelmäßige Blutzirkulation herrschte.
Pierre Boulle (20 februari 1912 30 januari 1994)
De Duitse schrijver Ludwig Steub werd geboren op 20 februari 1812 in Aichach. Hij studeerde filosofie, filologie en rechten. Van 1863 tot 1880 werkte hij als notaris in München. De achtergrond in zijn werk vormde meestal Tirol of het Alpenland. Er valt soms een antiklerikale toon in te bespeuren die zich richt tegen een zelfgenoegzaam katholicisme.
Uit: Das Gnadenbild auf dem Weißenstein in Tirol
In unserm Dörfchen, das sonst nur von der lebhaften Durchfuhr einige Bewegung erhält, herrscht seit längerer Zeit eine eigenthümliche Aufregung. Die Veranlassung hierzu gab ein Gnadenbild, dessen Geschichte wir gerne erzählen wollen:
Vor langen Zeiten also entstand auf einem nahe gelegenen gegen fünftausend Fuß hohen Berge, welcher eine herrliche Aussicht bietet, die Wallfahrt zu unserer lieben Frau auf dem Weißenstein. Ein frommer Bauer hatte nämlich auf höhere Eingebung an einer Stelle, die ihm die heilige Jungfrau selbst bezeichnet, sein Grabscheit eingestochen und ein Marienbild aus weißem Marmor gefunden. Wer dasselbe dorthin vergraben, ist bisher noch nicht erkundet worden, dürfte auch kaum mehr zu erfahren seyn, da seitdem schon dreihundert Jahre vorübergegangen sind. Das Wunder zog das Volk mächtig an, es entstand eine Kirche, die Andacht wuchs mit jedem Tage und die Wallfahrt wurde landberühmt. Das reichliche Opfer, das da zu fallen kam, überzeugte allmälig auch die Priesterschaft, welch' herrlichen Gnadenschatz der Himmel in dieser windigen Höhe eröffnet; die Anfangs kleinen Gebäude wurden immer vergrößert und endlich im Jahre 1718 ward das neuerbaute stattliche Kloster dem Serviten-Orden übergeben.
Ludwig Steub (20 februari 1812 16 maart 1888)
De Duitse dichter, schrijver en vertaler Johann Heinrich Voß werd geboren op 20 februari 1751 in Sommersdorf / Mecklenburg. Nadat hij de stadsschool in Penzlin en de Latijnse school in Neubrandenburg bezocht had moest hij uit armoede werken als huisleraar. De uitgever van de »Göttinger Musenalmanachs« zijn latere zwager Heinrich Christian Boie nodigde hem naar aanleiding van een inzending van gedichten uit om in Göttingen te gaan studeren. Voß studeerde eerst theologie, maar ruilde dat vak al snel in voor filologie. Hij stond in betrekking met veel groten uit zijn tijd: Boie, Hölty, Bürger, Miller, de gebroeders Stolberg, Klopstock, Claudius, Lessing, Campe, Bode en Carl Philipp Emanuel Bach, vanaf 1802 ook met Goethe. Meer nog dan door zijn eigen werk is Voß de Duitse literatuurgeschiedenis ingegaan als groot vertaler van de klassieke Griekse en Latijnse literatuur
Uit: Luise (Fragment)
Draußen in luftiger Kühle der zwei breitlaubigen Linden,
Die, von gelblicher Blüthe verschönt, voll Bienengesurres,
Schattend der Mittagsstub', hinsäuselten über das Moosdach,
Hielt der redliche Pfarrer von Grünau heiter ein Gastmahl,
Seiner Luise zur Lust, hausväterlich prangend im Schlafrock.
Sechs Schilfsessel umstanden den Steintisch, welche der Hausknecht
Heimlich geschnitzt, als Ehrengeschenk, zu der Jungfer Geburtstag,
Gastliche; doch für den Herrn ein wohlansehnlicher Lehnstuhl.
Sorglos saß nach dem Mahle der Greis fort, sich und die Andern
Mit lehrreichem Gespräch zu erfreun und mancher Erzählung.
Küchlein, zahm wie die Mutter, das Perlhuhn, pickten der Jungfrau
Brot aus der Hand; weil ferne der trotzige Hahn mit den Weibern
Harrte des Wurfs, und die Taube vom Dach, und der kollernde Puter.
Nachbarlich dort im Schatten des blüthendoldigen Flieders
Nagte des Festmahls Knochen Packan, und murrete seitwärts
Gegen die lauernde Katz', und schnappte sich sumsende Fliegen.
Aber Mama, sanftlächelnd der wohlbekannten Erzählung,
Zupfte geheim Luisen, die neben ihr saß, an dem Aermel,
Neigt' ihr nahe das Haupt und begann mit leisem Geflüster:
Johann Heinrich Voß(20 februari 1751 29 maart 1826)
De Duitse dichter en schrijver Johann Friedrich Riederer werd geboren op 20 februari 1678 in Neurenberg. Riederer werkte voornamelijk als koopman, o.a. in Frankrijk en Oostenrijk, maar werd vooral bekend als schrijver onder het pseudoniem IriFloR.
Die vierdte Satyra
Von den Liebes-Romanen. (Fragment)
O Bruder! säume nicht tritt her, du hast es fug,
Ließ diesen Paragraphum, das ist ein stattlich Buch,
Ich sitz mit tausend Lust den gantzen Tag schon drüber,
Welch eine Zierlichkeit! die Augen gehn mir über,
Polantho dauret mich, ihm mangelt der Genuß,
Da Er Aspasien vergeblich fällt zu Fuß,
Die sich auf keine Weiß zur Liebe läst bewegen,
Weil er die Kunst nicht kan Ihr Feuer zu erregen,
Da Sylvia doch nicht so vor Pollandern ist,
Den sie bey brennenden und duncklen Kertzen küßt.|<23>
Und ihm Umarmungen und Zärtlichkeiten gönnet,
Darüber Er sich recht von Hertzen glücklich nennet
Sieh doch die Kupffer wohl, besonders den Roman,
Die netten Arien und Poësien an,
Ist der Materie nach im Umkreiß da und dorten
Was nett und artiger auch je geschrieben worden?
Johann Friedrich Riederer (20 februari 1678 25 juni 1734)
My sister called it the year of secrets, but when I look back on it now, Ive come to understand that it was a time not of what was there, but of what wasnt. A patient of mine once said, There are ghosts walking around inside me, but they dont always talk. Sometimes they have nothing to say. Sarah squinted or kept her eyes closed most of the time because she was afraid the light would blind her. I think we all have ghosts inside us, and its better when they speak than when they dont. After my father died, I couldnt talk to him in person anymore, but I didnt stop having conversations with him in my head. I didnt stop seeing him in my dreams or stop hearing his words. And yet it was what my father hadnt said that took over my life for a whilewhat he hadnt told us. It turned out that he wasnt the only person who had kept secrets. On January sixth, four days after his funeral, Inga and I came across the letter in his study.
We had stayed on in Minnesota with our mother to begin tackling the job of sifting through his papers. We knew that there was a memoir he had written in the last years of his life, as well as a box containing the letters he had sent to his parentsmany of them from his years as a soldier in the Pacific during World War IIbut there were other things in that room we had never seen. My fathers study had a particular smell, one slightly different from the rest of the house. I wondered if all the cigarettes hed smoked and the coffee hed drunk and the rings those endless cups had left on the desk over forty years had acted upon the atmosphere of that room to produce the unmistakable odor that hit me when I walked through the door. The house is sold now. A dental surgeon bought it and did extensive renovations, but I can still see my fathers study with its wall of books, the filing cabinets, the long desk he had built himself, and the plastic organizer on it, which despite its transparency had small handwritten labels on every drawerPaper Clips, Hearing Aid Batteries, Keys to the Garage, Erasers.
My immediate superior in this new job was, as said above, the private secretary to the Prime-Minister, Major Tilgre. He no doubt came from the fertile province of Mulgimaa, but was, for all that, a particularly dry individual, a thoroughly correct man of around forty-five. In actual fact, Tilgre had less to do with me than Head of Chancery Terras who was in formal terms a much higher and more distant boss. This smallish man was the soul of discretion, came originally from the Virumaa province near the capital and had graduated from Saint Petersburg University. He had qualities ideal for a civil servant - he was entirely inconspicuous. But he was always there when he was needed. And inconspicuous, thus indispensable, to such a degree that he stayed in his post for over twenty years, during all the changes of government which Estonia underwent. And what's more, he stayed at his post even during the first few weeks of 1946, that is to say during Barbarus' time as prime-minister, until one of the informers in place by that time noticed, and the inevitable came to pass. The Head of the Chancery was arrested and given the choice of dying a year later what was a normal death at the Solikam labour camp, of hunger and dysentery, or to freeze to death, which, God rest his soul, was, as we all know, the normal death for someone of his calibre.
Uit: Letters Back to Ancient China (Vertaald door Michael Mitchell)
My dear friend Dji-gu,
The future is an abyss. I think I wrote that on the note I placed at the contact point for you three days ago (I hope it reached you so that you will not be worrying about my safe arrival). The things I have seen here are so completely different from everything to which you and I are accustomed, that I do not know where to start. Here actually I shouldn't say here, I should say now, but this now is so unimaginably foreign that I find it difficult to believe that this is the same place where you are living, even if separated by the space of a thousand years. A thousand years. Now I realise that that is a stretch of time which the human mind cannot encompass. Of course, you can start counting, one, two, three until you reach a thousand, and try to imagine that with each number a year passes, generations come and go, emperors, even whole dynasties change, the stars pursue their courses but I tell you, a thousand years is more than mere elapsed time: a thousand years is such a colossal mountain of time that even the boldest imagination cannot spread its wings and fly over it.
A thousand years is not now and then, a thousand years is here and there. I will stick to here.
I'm glad I managed to find the contact point again, where I am going to deposit this letter. For that I have to thank a man who has helped me very much and is still helping me. More about him later. I could not have found the point without someone else's help, for our Kai-feng has changed so completely that it seems like a different city to me. That may perhaps be connected with the fact that the river has changed direction; now it flows almost due north. The city has grown incredibly large and almost unbearably noisy. From what I have seen so far, there is not the least trace left of any of those palaces, which looked to us as if they were built for eternity, not to mention ordinary houses. Even the hills have gone. Everything is flat.
Ilya Ilyassov le Tatare vendait du poisson frais dans un magasin qui sappelait « Alimentation ». Ce vendeur avait entre autres à sa disposition un grand comptoir de marbre, couvert des entailles quavait causées un énorme trancheur, alourdi de morceaux de plomb pour que le couteau ne glisse pas de la main quand on avait affaire à un poisson particulièrement grand, dont il nétait pas facile douvrir le ventre dur.
Pour être plus précis, Ilya nétait pas supposé se limiter au poisson frais, pêché sur place dans un grand aquarium aux eaux sombres, à laide dune épuisette dont le manche de chêne avait été poli à en briller par ses mains calleuses : le Tatare vendait aussi du poisson surgelé, quil ne considérait pas comme du poisson, mais les demandes insistantes des clients lavaient obligé à en fournir. Les clients expliquaient que le poisson congelé convenait bien pour les tourtes au levain, agrémentées dufs durs émiettés. Dun autre côté, il était bon en simple friture à la chapelure, et il était également irremplaçable pour nourrir toutes sortes danimaux domestiques chats, chiens..., une gentille
créature dâge vénérable nourrissait même de cabillaud congelé un canari à la voix puissante, qui mourut bientôt de la très profonde solitude dans laquelle il se trouvait.
Dmitri Lipskerov (Moskou, 19 februari 1964)
De Engelse schrijfster Helen Fielding werd geboren in Morley, Yorkshire op 19 februari 1958. Fielding begon met columns te schrijven onder het pseudoniem Bridget Jones in de krant The Independent. Door het succes hiervan besloot Helen Fielding een boek te schrijven over Bridget Jones. Het boek Bridget Joness Diary kwam in 1996 uit en werd in 2001 verfilmd met in de hoofdrollen Renée Zellweger, Colin Firth en Hugh Grant.
Uit: Bridget Jones's Diary
Noon. London: my flat. Ugh. The last thing on earth I feel physically, emotionally or mentally equipped to do is drive to Una and Geoffrey Alconbury's New Year's Day Turkey Curry Buffet in Grafton Underwood. Geoffrey and Una Alconbury are my parents' best friends and, as Uncle Geoffrey never tires of reminding me, have known me since I was running round the lawn with no clothes on. My mother rang up at 8:30 in the morning last August Bank Holiday and forced me to promise to go. She approached it via a cunningly circuitous route.
"Oh, hello, darling. I was just ringing to see what you wanted for Christmas."
"Christmas?"
"Would you like a surprise, darling?"
"No!" I bellowed. "Sorry. I mean ..."
"I wondered if you'd like a set of wheels for your suitcase."
"But I haven't got a suitcase."
"Why don't I get you a little suitcase with wheels attached. You know, like air hostesses have."
"I've already got a bag."
"Oh, darling, you can't go around with that tatty green canvas thing. You look like some sort of Mary Poppins person who's fallen on hard times. Just a little compact case with a pull-out handle. It's amazing how much you can get in. Do you want it in navy on red or red on navy?"
"Mum. It's eight-thirty in the morning. It's summer. It's very hot. I don't want an air-hostess bag."
The following year, I was in another English class at another college, and the same novel was assigned. This time I wrote a theme paper that noted the brilliant characterization - how, despite the
panorama of events and the opportunities afforded these characters, nothing much had changed in their lives, and how this so convincingly captured the realism of ennui. It represented the pervasive American sense of a lost generation whose lives, singly or together, held no hope or direction. My paper received high praise.
By the time I graduated, I was sick of reading literary fiction. My osmotic imagination had changed into one with filters, lint traps. I thought that literary tastes were an established norm that depended on knowing what others more expert than I thought was best.
For the next twelve years, I read an occasional novel. But I did not return to my habit of reading a story a day until 1985. By then I had become a successful but unhappy person, with work that was
lucrative but meaningless. This was one of those moments that cause people to either join a religious cult, spend a lot of money on psychotherapy, or take up the less drastic and more economical
It happened that green and crazy summer when Frankie was twelve years old. This was the summer when for a long time she had not been a member. She belonged to no club and was a member of nothing in the world. Frankie had become an unjoined person who hung around in doorways, and she was afraid. In June the trees were bright dizzy green, but later the leaves darkened, and the town turned black and shrunken under the glare of the sun. At first Frankie walked around doing one thing and another. The sidewalks of the town were gray in the early morning and at night, but the noon sun put a glaze on them, so that the cement burned and glittered like glass. The sidewalks finally became too hot for Frankie's feet, and also she got herself in trouble. She was in so much secret trouble that she thought it was better to stay at homeand at home there was only Berenice Sadie Brown and John Henry West. The three of them sat at the kitchen table, saying the same things over and over, so that by August the words began to rhyme with each other and sound strange. The world seemed to die each afternoon and nothing moved any longer. At last the summer was like a green sick dream, or like a silent crazy jungle under glass. And then, on the last Friday of August, all this was changed: it was so sudden that Frankie puzzled the whole blank afternoon, and still she did not understand.
"It is so very queer," she said. "The way it all just happened."
"Happened? Happened?" said Berenice.
John Henry listened and watched them quietly.
"I have never been so puzzled."
"But puzzled about what?"
"The whole thing," Frankie said.
Carson McCullers (19 februari 1917 - 29 september 1967)