Romenu is een blog over gedichten, literatuur en kunst Maar Romenu is ook een professionele freelance vertaler Du-Ne en Ne-Du http://www.roumen-vertalingen.nl/
Georg Trakl werd op 3 februari 1887 in het conducteurshuis aan de Waagplatz 2 in Salzburg geboren. Zijn vader, Tobias Trakl, was een handelaar in ijzerwaren en zijn moeder, die ook psychische problemen had, was Maria Catharina Trakl, (meisjesnaam Halik). Voorts had hij nog drie broers en drie zussen. Margarethe (doorgaans Grethe genoemd) stond hem het naast, zelfs zodanig dat sommigen een incestueuze verhouding vermoeden. Zijn jeugd bracht hij door in Salzburg. Vervolgens bezocht hij van 1897 tot 1905 het humanistische gymnasium. Om toch een academische opleiding te kunnen volgen, werkte hij tot 1908 in de praktijk bij een apotheker. Sommigen vermoedden dat hij dit vooral deed om zichzelf opiaten te kunnen verschaffen. Bij het uitbreken van WO I werd Trakl als medicus naar het front in Galicië (heden ten dage in Oekraïne en Polen) gestuurd. Zijn gemoedsschommelingen leidden tot geregelde uitbraken van depressie, die verergerd werden door de afschuw die hij voelde voor de verzorging van de ernstig verwonde soldaten. De spanning en druk dreven hem ertoe een suïcidepoging te ondernemen, welke zijn kameraden nochtans verhinderden. Hij werd in een militair ziekenhuis opgenomen in Kraków, alwaar hij onder strikt toezicht geplaatst werd.Trakl verzonk daar in nog zwaardere depressies en schreef Ficker om advies. Ficker overtuigde hem ervan dat hij contact moest opnemen met Wittgenstein, die inderdaad op weg ging na Trakls bericht te hebben ontvangen. Op 4 november 1914, drie dagen voordat Wittgenstein aan zou komen, overleed hij echter aan een overdosis cocaïne
Paul Celan
Paul Celan werd onder de naam Paul Antschel op 23 november 1920 geboren in Czernowitz, toentertijd de hoofdstad van de Roemeense Boekovina, nu behorend bij de Oekraïne. Paul Celans ouders waren Duitssprekende joden die hun zoon joods opvoedden en hem naar Duitse christelijke scholen stuurden. In 1942 werden Celans ouders door de Duitse bezetter naar een werkkamp gedeporteerd en daar vermoord. Hijzelf wist aanvankelijk onder te duiken, maar moest vanaf juli 1942 in een werkkamp dwangarbeid verrichten. Celan overleefde de oorlog. Via Boekarest en Wenen vestigde Celan zich in 1948 in Parijs. Daar was hij werkzaam als dichter, vertaler en doceerde hij aan de prestigieuze Ecole Normale Supérieure. Vermoedelijk op 20 april 1970 beëindigde hij zijn leven zelf door in de Seine te springen.
Gerard Reve
Gerard Reve over: Medearbeiders ”God is in de mensen, de dieren, de planten en alle dingen - in de schepping, die verlost moet worden of waaruit God verlost moet worden, door onze arbeid, aangezien wij medearbeiders van God zijn.” Openbaring ”Tja, waar berust elk godsbegrip op, elke vorm van religie? Op een openbaring, dat wil zeggen op een psychische ervaring van zulk een dwingende en onverbiddelijke kracht, dat de betrokkene het gevoel heeft, niet dat hij een gedachte of een visioen heeft, maar dat een gedachte gedachte of visioen hem bezit en overweldigt.”
Simon Vestdijk
Simon Vestdijk (Harlingen, 17 oktober 1898 – Utrecht, 23 maart 1971) was een Nederlands romancier, dichter, essayist en vertaler. Zijn jeugd te Harlingen en Leeuwarden beschreef hij later in de Anton Wachter-cyclus. Van jongs af aan logeerde hij regelmatig bij zijn grootouders in Amsterdam, waar hij zich in 1917 aan de Universiteit van Amsterdam inschrijft als student in de medicijnen. Tijdens zijn studie die van 1917 tot 1927 duurde, leerde hij Jan Slauerhoff kennen.Tot 1932 is hij als arts in praktijken door heel Nederland werkzaam. In 1932 volgt zijn officiële schrijversdebuut met de uitgave van de bundel Verzen in De Vrije Bladen. Doorslaggevend voor Vestdijks uiteindelijke keuze voor de literatuur is zijn ontmoeting in 1932 met Eddy Du Perron en Menno ter Braak. Deze ontmoeting had tot resultaat dat hij redactielid werd van het tijdschrift Forum Kort daarop, in 1933, wordt zijn eerste novelle, De oubliette, uitgegeven. In hetzelfde jaar schrijft hij Kind tussen vier vrouwen, dat, eerst geweigerd door de uitgever, later de basis zal vormen voor de eerste drie delen van de Anton Wachter-romans. In 1951 ontvangt Vestdijk de P.C. Hooftprijs voor zijn in 1947 verschenen roman De vuuraanbidders. In 1957 wordt hij voor het eerst door het PEN-centrum voor Nederland voorgedragen voor de Nobelprijs voor de Literatuur, die hij echter nooit zal krijgen. Op 20 maart 1971 wordt hem de Prijs der Nederlandse Letteren toegekend, maar voor hij deze kan ontvangen overlijdt hij op 23 maart te Utrecht op 72-jarige leeftijd. Vestdijk was auteur van ca. 200 boeken. Vanwege deze enorme productie noemde de dichter Adriaan Roland Holst hem 'de man die sneller schrijft dan God kan lezen'. Andere belangrijke boeken van Simon Vestdijk zijn: "Kind van stad en land" (1936), "Meneer Visser's hellevaart" (1936), "Ierse nachten" (1946), "De toekomst de religie" (1947), "Pastorale 1943" (1948), "De koperen tuin" (1950), "Ivoren wachters" (1951), "Essays in duodecimo" (1952) en "Het genadeschot" (1964).
K.P. Kavafis K.P. Kavafis werd als kind van Griekse ouders, afkomstig uit Konstantinopel, geboren in 1863 in Alexandrië (tot vandaag een Griekse enclave) waar hij ook het grootste deel van zijn leven woonde en werkte. Twee jaar na de dood van zijn vader verhuist het gezin in 1872 naar Engeland om na een verblijf van vijf jaar naar Alexandrië terug te keren. Vanwege ongeregeldheden in Egypte vlucht het gezin in 1882 naar Konstantinopel, om na drie jaar opnieuw naar Alexandrië terug te gaan. In de jaren die volgen maakt Kavafis reizen naar Parijs, Londen en in 1901 zijn eerste reis naar Griekenland, in latere jaren gevolgd door nog enkele bezoeken. Op de dag van zijn zeventigste verjaardag, in 1933 sterft Kavafis in Alexandrië. De roem kwam voor Kavafis pas na zijn dood, dus postuum. Deels is dat toe te schrijven aan zijn eigen handelswijze. Hij was uiterst terughoudend met de publicatie van zijn gedichten, liet af en toe een enkel gedicht afdrukken in een literair tijdschrift, gaf in eigen beheer enkele bundels met een stuk of twintig gedichten uit en het merendeel van zijn poëzie schonk hij op losse bladen aan zijn beste vrienden.
Thomas Mann
Thomas Mann, de jongere broer van Heinrich Mann, werd geboren op 6 juni 1875 in Lübeck. Hij was de tweede zoon van de graankoopman Thomas Johann Heinrich Mann welke later één van de senatoren van Lübreck werd. Zijn moeder Julia (geboren da Silva-Bruhns) was Duits-Braziliaans van Portugees Kreoolse afkomst. In 1894 debuteerde Thomas Mann met de novelle "Gefallen". Toen Thomas Mann met 21 jaar eindelijk volwassen was en hem dus geld van zijn vaders erfenis toestond - hij kreeg ongeveer 160 tot 180 goldmark per jaar - besloot hij dat hij genoeg had van al die scholen en instituties en werd onafhankelijk schrijver. Kenmerkend voor zijn stijl zijn de ironie, de fenomenale taalbeheersing en de minutieuze detailschildering. Manns reputatie in Duitsland was sterk wisselend. Met zijn eerste roman, Buddenbrooks (1901), had hij een enorm succes, maar door zijn sceptische houding tegenover Duitsland na de Eerste Wereldoorlog veranderde dit volledig. Stelde hij zich tot aan de jaren twintig apolitiek op (Betrachtungen eines Unpolitischen, 1918), meer en meer raakte hij bij het Politiek gebeuren betrokken. Zijn afkeer van het nationaal socialisme groeide, zijn waarschuwingen werden veelvuldiger en heftiger. In 1944 accepteerde hij het Amerikaanse staatsburgerschap. Tussen 1943 en 1947 schreef Mann Doktor Faustus (zie Faust), de roman van de 'Duitse ziel' in de gecamoufleerd geschilderde omstandigheden van de 20ste eeuw. In 1947 bezocht hij voor het eerst sinds de Oorlog Europa, twee jaar later pas Duitsland. In 1952 vertrok hij naar Zwitserland. Op 12 augustus 1955 stierf hij in Zürich. Twintig jaar na zijn dood, in aug. 1975, is zijn literaire nalatenschap geopend: dagboekaantekeningen van 15 maart 1933 tot 29 juli 1955, alsmede notities uit de jaren 1918 tot en met 1921.Belangrijke werken zijn: Der Zauberberg, Der Tod in Venedig, Dokter Faustus , Joseph und seine Brüder en Die Bekenntnisse des Hochstaplers Felix Krull.
Rainer Maria Rilke
Rilke werd op 4 december 1875 geboren in Praag. Hij had al naam gemaakt als dichter met zijn bundels Das Stundenbuch en Das Buch der Bilder, toen hij de literaire wereld versteld deed staan en wereldfaam verwierf met de publicatie van zijn twee delen Neue Gedichte in 1907 en 1908. Hij verzamelde daarin het beste werk uit een van zijn vruchtbaarste periodes, die hij grotendeels doorbracht in Parijs. Rilke was daar diep onder de indruk gekomen van Rodin, bij wie hij een tijdlang in dienst was als particulier secretaris. Rodin, zei hij later, had hem leren kijken. Dit kijken kwam neer op intense concentratie, om het mysterie te kunnen zien ‘achter de schijnbare werkelijkheid'. Latere en rijpere werken als Duineser Elegien (1912-1923) en het ronduit schitterende Die Sonette an Orfeus (1924) illustreren Rilkes metafysische visie op het onzegbare, dat haar verwoording vindt in een hermetische muzikale taal. Op 29 december 1926 overlijdt Rilke in het sanatorium in Val-Mont aan de gevolgen van leukemie. Enkele dagen later wordt hij, overeenkomstig zijn wens, begraven op het kerkhof van Raron.
* * * * * * * * * * * * * * * *
Romenu
Over literatuur, gedichten, kunst en cultuur
10-04-2009
In memoriam Elfriede Gerstl
In memoriamElfriede Gerstl
De Oostenrijkse dichteres, schrijfster en essayiste Elfriede Gerstl is op donderdag 9 april na een lang ziekbed gestorven. Ze was 76 jaar. Gerstl had talrijke literatuurprijzen op haar naam staan, zoals de Theodor Körner Preis en de Ben Witter Preis. Zie ook mijn blog van 16 juni 2008.
ich schreibe also ... was ...
1. schreiben ersetzt ersehntes sprechen? verstanden werden wollen was für ein wahnsinn als ob der wind lesen könnte na ja schreiben in ehren schreiben ist der beste koch das schreiben kommt das schreiben geht ich schreibe ... also bin ich?
2. versteh ich denn was ich da sag & bin ich der hüter meiner gedanken & wie und wann gehören sie mir in buchform eh klar - habs nicht so gemeint - & und wenn mir einer zufliegt wie die birne vom baum was dann
Les sons et les parfums tournent dans l'air du soir
Valse mélancolique et langoureux vertige
Chaque fleur s'évapore ainsi qu'un encensoir
Le violon frémit comme un coeur qu'on afflige
Valse mélancolique et langoureux vertige
Le ciel est triste et beau comme un grand reposoir
Le violon frémit comme un coeur qu'on afflige
Un coeur tendre qui hait le néant vaste et noir
Le ciel est triste et beau comme un grand reposoir
Le soleil s'est noyé dans son sang qui se fige
Un coeur tendre qui hait le néant vaste et noir
Du passé lumineux recueille tout vestige
Le soleil s'est noyé dans son sang qui se fige
Ton souvenir en moi luit comme un ostensoir
Spleen
Je suis comme le roi d'un pays pluvieux,
Riche, mais impuissant, jeune et pourtant très-vieux,
Qui, de ses précepteurs méprisant les courbettes,
S'ennuie avec ses chiens comme avec d'autres bêtes.
Rien ne peut l'égayer, ni gibier, ni faucon,
Ni son peuple mourant en face du balcon.
Du bouffon favori la grotesque ballade
Ne distrait plus le front de ce cruel malade ;
Son lit fleurdelisé se transforme en tombeau,
Et les dames d'atour, pour qui tout prince est beau,
Ne savent plus trouver d'impudique toilette
Pour tirer un souris de ce jeune squelette.
Le savant qui lui fait de l'or n'a jamais pu
De son être extirper l'élément corrompu,
Et dans ces bains de sang qui des Romains nous viennent,
Et dont sur leurs vieux jours les puissants se souviennent,
Il n'a su réchauffer ce cadavre hébété
Où coule au lieu de sang l'eau verte du Léthé.
L'homme et la mer
Homme libre, toujours tu chériras la mer!
La mer est ton miroir, tu contemples ton âme
Dans le déroulement infini de sa lame
Et ton esprit n'est pas un gouffre moins amer.
Tu te plais a plonger au sein de ton image;
Tu l'embrasses des yeux et des bras, et ton coeur
Se distrait quelquefois de sa propre rumeur
Au bruit de cette plainte indomptable et sauvage.
Vous êtes tous les deux ténébreux et discrets;
Homme, nul n'a sondé le fond de tes abîmes;
O mer, nul ne connaît tes richesses intimes,
Tant vous êtes jaloux de garder vos secrets!
Et cependant voilà des siècles innombrables
Que vous vous combattez sans pitié ni remords,
Tellement vous aimez le carnage et la mort,
O lutteurs éternels, O frères implacables!
Charles Baudelaire (9 april 1821 31 augustus 1867)
Geschilderd door Gustave Courbet, 1847
De Duitse dichter en schrijver Julius Hart werd geboren op 9 april 1859 in Münster, waar hij ook het gymnasium bezocht. Samen met Albert Giese en Peter Hille gaf hij in 1877 in Münster de Zeitschrift Deutsche Dichtung uit. In 1879 begon hij met zijn broer Heinrich de Deutsche Literaturkalender, die later, na wisseling van uitgeverij als Der Kürschner beroemd zou worden. In 1881 trokken de broers naar Berlijn, waar zij opniieuw tijdschriften uitgaven. Als dichter was Julius Hart minder succesvol dan als organisator van literaire verenigingen of als uitgever en criticus uit de tijd van het naturalisme.
Le vent soulève une poussière rouge ; Léone voit quelquun sous le bougainvillée.
Dans des chuchotements et des souffles, dans des claquements dailes qui la contournent, elle reconnaît son nom, puis elle sent la douleur dune marque tribale gravée dans ses joues.
Lharmattan, vent de sable, la porte au pied de larbre.
LEONE (sapprochant dAlboury). Je cherche de leau. Wasser, bitte. (Elle rit) Vous comprenez lallemand ? Moi, cest la seule langue étrangère que je connaisse un peu. Vous savez, ma mère était allemande, véritablement allemande, de pure origine ; et mon père alsacien ; alors moi, avec tout cela (Elle sapproche de larbre.) Ils doivent me chercher. (Elle regarde Alboury.) Il mavait pourtant dit que (Doucement :) Dich erkenne ich, sicher. (Elle regarde autour delle.) Cest quand jai vu les fleurs que j'ai tout reconnu ; jai reconnu ces fleurs dont je ne sais pas le nom ; mais elles pendaient comme cela aux branches dans ma tête, et toutes les couleurs, je les avais déjà dans ma tête. Vous croyez aux vies antérieures, vous ? (Elle le regarde.) Pourquoi ma-t-il dit quil ny avait personne sauf eux ? (Agitée :) Jy crois moi, jy crois. Des moments si heureux, très heureux, qui me reviennent de si loin ; très doux. Tout cela doit être très vieux. Moi, jy crois. Je connais un lac au bord duquel jai passé une vie, déjà, et cela me revient souvent, dans la tête.
(Lui montrant une fleur de bougainvillée :) Cela, on ne le trouve pas ailleurs que dans les pays chauds, nest-ce pas ? Or je les ai reconnues, venant de très loin, et je cherche le reste, leau tiède du lac, les moments heureux. (Très agitée :) Jai déjà été enterrée sous une petite pierre jaune, quelque part, sous des fleurs semblables. (Elle se penche vers lui.) Il mavait dit quil ny avait personne (Elle rit.) Je suis tellement contente que vous ne soyez pas français ni rien comme cela ; ça évitera que vous me preniez pour une conne."
Bernard-Marie Koltès (9 april 1948 15 april 1989)
... Eines Abends ging Tscherednitschenko mit einigen Aktivisten zu dem Priester. Sie drängten ins Haus, ohne sich die Schuhe abzustreifen und die Mützen abzunehmen, polterten direkt ins Eßzimmer. Der Hausherr trat ihnen ruhig, sogar freundlich entgegen.
»Treten Sie ein, meine unerwarteten, aber hochgeehrten Gäste. Setzen Sie sich bitte. Verschmähen Sie nicht ein Gläschen Tee mit Konfitüre.«
»Wir sind nicht hergekommen, um mit dir Tee zu süffeln.«
Tscherednitschenko klappte einen Zipfel seines Uniformmantels hoch, zog aus seiner Reithose eine Pistole und warf sie von der einen Hand zur anderen. »Weißt du, was das ist?«
Die Pfarrersfrau, die wie angewurzelt beim Samowar stand, stöhnte leise. Der Priester blieb ungerührt.
»In Waffen kenne ich mich nicht aus. Aber es ist scheinbar ein Browning.«
»Richtig geraten. Sieben Schuß drin. Und alle sieben kriegst du in deinen Wanst, wenn du nicht morgen noch vor Tag aus dem Dorf verschwindest. Ich hab' nur ein Auge, aber ich sehe weit. Also, verschwinde, daß es im ganzen Kreis nicht mehr nach dir stinkt!« ...
Am Morgen fuhr der Priester ab. Fast bis zum Bahnhof geleiteten ihn weinende Frauen.
Nach Stalins Artikel Schwindligwerden vor Erfolgen begann man in den Nachbardörfern, die in Gemeineigentum übernommenen Kühe den Eigentümern zurückzugeben. Mancherorts traten ganze Familien wieder aus dem Kolchos aus - Moskau hatte es erlaubt! - und forderten ihre Pferde, ihre Pflüge, Eggen und das Saatgetreide zurück.
LevKopelev (9 april 1912 18 juni 1997)
De Duitse schrijver en milieu-acrivist Carl Amerywerd als Christian Anton Mayer op 9 april 1922 in München geboren. Daar studeerde hij moderne filologie. Toen hij 21 was werd hij Amerikaans krijgsgevangene. In 1946 keerde hij terug naar München. In 1954 publiceerde hij zijn eerste roman Der Wettbewerb". Hij was lid van de Gruppe 47 en werkte lange tijd als directeur van de Städtische Bibliotheken München.
Uit: Arbeit an der Zukunft
Meine erste »ordentliche« Story schrieb ich im Winter 1945/46 in Arkansas, wo ich als kriegsgefangener Baumwollpflücker, später Dolmetscher tätig war. Sie wurde in einem der interessanten jugendlichen Blätter jener Zeit veröffentlicht, machte einen Lektor der Nymphenburger
Verlagshandlung auf mich aufmerksam und führte so zum ersten Romanvertrag. (Die Veröffentlichung erfolgte 1953 und war mittelbar für meinen Zugang zur Gruppe 47 verantwortlich.) Seit 1950 verheiratet, mußte ich mich allerdings auf die Lebensweise eines freien, d. h. zu ständiger
Produktion gezwungenen Schriftstellers einrichten, was hauptsächlich durch Mitarbeit beim Rundfunk gelang.
Meinen Prosastil hätte ich nicht ohne die langjährige Bekanntschaft mit angelsächsischer und französischer Literatur entwickeln können und (damit im Zusammenhang) nicht ohne die mit den Jahren wachsende Überzeugung, daß der komische Weltzugang leichter und eher die Tragödie
enthält und aus sich entläßt als umgekehrt. Wie erwähnt, habe ich dabei immer angenommen, daß ich von westlichen Vorbildern und Kategorien ausging und ausgehe; doch hat mich vor einem Jahr, bei einer Lesung in Prag, die Frage eines Tschechen nachdenklich gemacht, ob ich nicht eine
starke Affinität zum tschechisch-mährischen literarischen Humor verspüre. Da könnte, wie man sagt, was dran sein zumindest in den letzten Jahren.
Carl Amery (9 april 1922 24 mei 2005)
De Iers-Amerikaanse schrijver Leonard Wibberley werd geboren op 9 april 1915 in Dublin. Hij bezocht scholen in Engeland en werkte in de jaren derig als journalist in Londen. In 1943 vertrok hij naar de Vs, waar hij al snel ook weer als journalist werkte, o.a. bij de Los Angeles Times. Daarnaast schreef hij meer dan 100 boeken, waaronder 50 jeugdboeken. Het grootste succes bij het volwassen publiek had hij met de satirische romans rond het fictieve hertogdom Grand Fenwick.
Uit: The Mouse That Roared
"I hope", said Gloriana warily, "that you are not going to suggest that I marry the American minister, because I won't do it. I've been reading about the Americans in a women's magazine and they're all cruel to their wives." "Cruel to their wives?" echoed the count. "Precisely. They treat them as equals. They refuse to make any decisions without consulting them. They load them up with worries they should keep to themselves. And when there isn't enough money, they send them out to work instead of earning more by their own efforts. Some of them even make their wives work so they can go to college. They are not men at all. They are men-women. And their wives are women-men. If I am to marry, I want a husband who will be a man and let me be a woman. I'll be able to handle him better that way."
Leonard Wibberley (9 april 1915 22 november 1983)
Es war einmal einer, der unglaublich dick war, als hätte er alles verfressen. Er kam in einem Treppenhaus sehr schwerfällig von oben herunter und hatte eine Frau dabei. Sie schauten ganz appetitlos in die Welt und waren trotzdem unterwegs zu einem Festessen.
Von unten kam ein von weither angereister Verehrer des Dichters Adalbert Stifter und stieß auf die beiden. Können Sie mir sagen, wo es zu Stifter geht? fragte der Mann, der nicht weiter stören wollte.
Stifter? Cest moi! Hätte der sagen können oder müssen: Das bin ich!
Angesichts dieser zwei Menschen, wegen des einen noch etwas mehr als wegen der anderen, verschlug es dem von weither angereisten Verehrer die Sprache, als wäre er gerade auf den Betrug seines Lebens gestoßen. Ich habe keine Zeit kommen Sie morgen. Doch der Mann reiste ab und hat diesen Anblick bis heute nicht verwunden. Mein Stifter!
Wahrscheinlich wurde auch in dieser Zeit dieses Photo aufgenommen.
Beginnen wir nicht gleich mit dem letzten Photo, das es ja auch gibt und einen zerstörten Menschen zeigt. Nehmen wir dieses, aus der Zeit seiner großen schriftstellerischen Erfolge. Das ist ein Mensch, der erscheint in einer Fülle, als hätte er zu gut gelebt. Welches der schlimmste Vorwurf beim Blick eines Arztes auf die Blutwerte ist.
'Ik leef,' fluisterde hij, 'ik adem, ik beweeg, dus ik leef. Wat kan er nog gebeuren? Er kunnen rampen komen, pijnen, verschrikkingen. Maar ik leef. Ik kan opgesloten zijn, of door gruwelijke ziekten worden bezocht. Maar steeds adem ik, en beweeg ik. En ik leef.' Hij liep terug naar de keuken, voltooide het poetsen en betrad zijn slaapkamer. 'Konijn,' zei hij, het konijn op de arm nemend, 'je straf is ingetrokken, gezien je grootste verdiensten voor de zaak. 'Hij zette het dier op de schrijftafel, sloot de grodijnen en begon zich uit te kleden. Toen hij gereed was, trommelde hij zich met de vuisten op de borst, en betastte zijn lichaam. Hij kneep in het vel van de nek, in de buik, de kuiten en dedijen. 'Alles is voorbij,' fluisterde hij, 'het is overgegaan. Het jaar is er niet meer. Konijn, ik ben levend. Ik adem, en ik beweeg, dus ik leef. Is dat duidelijk? Welke beproevingen ook komen, ik leef.' Hij zoog de borst vol adem en stapte in bed. 'Het is gezien,' mompelde hij, 'het is niet onopgemerkt gebleven.' Hij strekte zich uit en viel in een diepe slaap.
Sie lief hinaus und knallte die Tür zu. Sie war wütend auf mich, was mir Leid tat, aber ich war wirklich sprachlos. Es mag ja sein, dass ich etwas zu früh damit begonnen habe und dass mir die Kerle halt besonders gut gefallen, vielleicht hatte Mutter Recht und ich war mannstoll, na, und wenn schon, jahrelang mit einem festen Freund gehen und sogar die Nächte mit ihm verbringen und dabei das Jungfernhäutchen zu behüten, das erscheint mir noch heute abwegig. Ich kannte Rieke und wusste, dass sie eine ulkige Nudel war, nur wieso Bernhard das mitmachte, war mir unbegreiflich. Er war ein gut aussehender Kerl, nicht sehr groß, aber stämmig gewachsen. Und er hatte irgendetwas an sich, das mir gefiel und sicher nicht nur mir. Er redete nicht viel, insofern hätte er gut zu mir gepasst, denn ich redete immer gern, und Bernhard brachte es fertig, eine Stunde mit uns im Zimmer zu sitzen und nichts zu sagen. Er lächelte und schwieg, und wenn er einen ansah, da strahlte etwas von ihm aus. Er strahlte einen ganz bestimmten Geruch aus, würde ich sagen, wenn das nicht unsinnig wäre, weil ein Geruch nicht strahlen kann. Er konnte schweigen, und man hatte nicht das Gefühl, dass er einem nichts zu sagen hat. Man spürte bei ihm, dass er ganz genau wusste, was er will, und dass er alles durchsetzen würde, was er sich vornahm. Wenn er mich minutenlang ansah und dann meine Hand anfasste, bekam ich sofort ein Fell, denn alle Härchen auf meinem Arm standen augenblicklich aufrecht. Er konnte einen aber auch angucken! Er starrte nicht, er blickte einem unverwandt und freundlich in die Augen, und auf der Stelle roch ich diesen Geruch, er verströmte einen Duft von Kraft und Entschlossenheit. So muss ein Vulkan riechen, bevor er ausbricht. Er war ein richtiger Mann, und darum konnte ich überhaupt nicht verstehen, dass er sich auf die dummen Spielchen von meiner Schwester einlässt. Ich hatte gedacht, er hätte sie gleich genommen, gleich bei ihrer allerersten Verabredung, denn genau danach roch er.
Christoph Hein (Heinzendorf, 8 april 1944)
De Afrikaanse-Amerikaanse schrijfster Nnedi Okorafor werd geboren op 8 april 1974 in Cincinnati, Ohio. Haar ouders waren Nigeriaanse immigranten. Zij debuteerde in 2005 met Zahrah the Windseeker, waarvoor zij de Wole Soyinka Prize for Literature in Africa ontving. In 2007 publiceerde zij The Shadow Speaker. Zij werkt als docente creatief schrijven aan de Chicago State University.
Uit: Zahrah the Windseeker
When I was born, my mother took one look at me and laughed.
"Shes . . . dada," said the doctor, looking surprised.
"I can see that," my mother replied with a smile. She took me in her arms and gently touched one of the thick clumps of hair growing from my little head. I had dadalocks, and woven inside each one of those clumps was a skinny, light green vine. Contrary to what a lot of people think, these vines didnt sprout directly from my head. Instead, they were more like plants that had attached themselves to my hair as I grew inside my mothers womb. Imagine that! To be born with vines growing in your hair! But thats the nature of dada people, like myself.
"Look, shes smiling," my father said. "As if she already knows shes dada." To many, to be dada meant you were born with strange powers. That you could walk into a room and a mysterious wind would knock things over or clocks would automatically stop; that your mere presence would cause flowers to grow underneath the soil instead of above. That you caused things to rebel or that you would grow up to be rebellious yourself! And what made things even worse was that I was a girl, and only boys and men were supposed to be rebellious. Girls were supposed to be soft, quiet, and pleasant.
As we gathered our loot on the counter, the sky suddenly darkened.After 200 consecutive cloudless days, you forget what it looks like when a cloud crosses the sun.We all blinked.The cashier frowned toward the plate glass window.
"Dang," she said, "if it isnt going to rain."
"I hope so," Steven said.
She turned her scowl from the window to Steven.This bleached-blonde guardian of gas pumps and snack food was not amused."It better not, is all I can say."
"But we need it," I pointed out.I am not one to argue with cashiers, but this was my very last minute as a Tucsonan.I hated to jinx it with bad precipitation-karma.
"I know thats what theyre saying, but I dont care," she avowed."Tomorrows my first day off in two weeks, and I want to wash my car."
For three hundred miles we drove that day through desperately parched Sonoran badlands, chewing our salty cashews with a peculiar guilt.We had all shared this wish, in some way or another:that it wouldnt rain on our day off.Thunderheads dissolved ahead of us, as if honoring our compatriots desire to wash her car as the final benediction on a dying land.In our desert, we would not see rain again.
Martin Grzimek, John Fante, Glendon Swarthout, Hégésippe Moreau, Johann Christian Günther
De Duitse schrijver Martin Grzimek werd geboren op 8 april 1950 in Trutzhain, Hessen. Vanaf 1968 studeerde hij theaterwetenschappen in Berlijn en vanaf 1972 filosofie en germanistiek in Heidelberg. Daarna werkte hij o.a. als docent. Van 1986 tot 1992 werkte hij als zelfstandig schrijver in Caracas, Venezuela, waarbij hij tevens in de directie zat van het Goethe Instituut daar. Van 1997 tot 2000 verbleef hij in Santiago de Chile.
Uit: Das Austernfest
»Ich bin verliebt in eine Frau und kann nicht von ihr lassen. Schon seit Jahrzehnten geht das so, es scheint mir, solange ich denken kann, doch was ich auch versuche, sie will nichts von mir wissen. Das wird sich jetzt ändern. Sie braucht mich, ich habe es ihr bewiesen. Sie schaut mich schon anders an, sieht nicht mehr nur den guten alten Freund in mir, den sie so lange kennt. Ich habe etwas getan für sie, was sie mir nie vergessen können wird: ich gebe ihr die Freiheit wieder. Dann werden wir zusammensein. Ich spüre es. Es dauert nur noch ein paar Tage, hat mir der Staatsanwalt verraten, und ich kann sie abholen aus der Untersuchungshaft. Sie wird mir in die Arme fallen, ich drücke sie an mich, spüre ihr Gesicht an meiner Wange, ihre Haare auf meinen trockenen Lippen, höre sie in mein Ohr flüstern. Sie wird mich lieben, lieben müssen.«
There was an old trunk in my mother's bedroom. It was the oldest trunk I ever saw. It was one of those trunks with a round lid like a fat man's belly. Away down in this trunk, beneath wedding linen that was never used because it was wedding linen, and silverware that was never used because it was a wedding present, and beneath all kinds of fancy ribbons, buttons, birth certificates, beneath all this was a box containing family pictures. My mother wouldn't permit anyone to open this trunk, and she hid the key. But one day I found the key. I found it hidden under a corner of the rug.
On spring afternoons that year I would come home from school and find my mother working in the kitchen. Her arms would be limp and white like dry clay from toil, her hair thin and dry against her head, and her eyes sunken and large and sad in their sockets.
The picture! I would think. Oh, that picture in the trunk!
When my mother wasn't looking I would steal into her bedroom, lock the door, and open the trunk. There were many pictures down there, and I loved all of them, but there was one alone which my fingers ached to clutch and my eyes longed to see when I found my mother that way it was a picture of her taken a week before she married my father.
Such a picture!
She sat on the arm of a plush chair in a white dress spilling down to her toes. The sleeves were puffy and frothy: they were very elegant sleeves. There was scarcely any neck to the dress, and at her throatwas a cameo on a thin gold chain. Her hat was the biggest hat I ever saw in my life. It went entirely around her shoulders like a white parasol, the brim dipping slightly, and covering most of her hair except a dark mound in back. But I could see the green, heavy eyes, so big that not even that hat could hide them.
Call me a Cadillac cowboy if you will. The Grand Central Station Gang, my former fellow-riders on the New York, New Haven & Hartford stage line, insult me, so I hear, with labels similarly choice.Billy the Button-Down Kid, they scoff, or The T.S. Eliot Tenderfoot or Wyatt Earp with an Attache Case. Let them have their jest.Archetype of the dude I may be, but I have gone west now, where men are men and where, when you say such things, stranger, you smile.
It was books, not a six-gun, which sent me packing, which made me a dilettante Don Quixote gone daft from reading. For some time after marriage I pretended industry by commuting now and then from our estate to New York, to the Public Library, and there for several hours doing research for a possible Ph.D. in history. By chance I crossed a Mississippi of the mind and commenced to graze with rising appetite in a territory of Indians and ranchers and cavalryand gunfighters and romance from whence I was never emotionally to return. As a historian I had found my era, as a man my place.Stooped, spindle-shanked, thick-lensed, balding pedant--not! In this bony breast there snorted a bison, there swaggered a roistering mountain man, there was born, a civilization too late, a stripling Teddy Roosevelt hot for deeds of derring-do!
Glendon Swarthout (8 april 1918 23 september 1992)
Smooth fields, white sheets of water, and pure sky;
I have thought of all by turns, and yet do lie
Sleepless! and soon the small birds' melodies
Must hear, first uttered from my orchard trees;
And the first cuckoo's melancholy cry.
Even thus last night, and two nights more, I lay,
And could not win thee, Sleep! by any stealth:
So do not let me wear to-night away:
Without Thee what is all the morning's wealth?
Come, blessed barrier between day and day,
Dear mother of fresh thoughts and joyous health!
William Wordsworth (7 april 1770 23 april 1850)
De Argentijnse schrijjfster Victoria Ocampo werd geboren op 7 april 1890 in Buenos Aires. Zij stamde uit een oude Spaanse familie die zich eerst in Cuzco in Peru gevestigd had en in de 17e eeuw in Buenos Aires terecht kwam. Haar eerste boek "De Francesca a Beatrice" publiceerde zij in 1924. Zij maakte naam als schrijfster en als oprichtster van het literaire tijdschrift Sur.
Uit: Palabras francesas
If I hadn't been American, after all, I probably wouldn't have felt this thirst to explain, to explain us and to explain myself. In Europe when something is produced, you could say it is explained beforehand; each event gives the impression of carrying an identity tag from the time it occurs and is appropriately shelved. Here, on the other hand, each thing, each event is suspicious and suspected of being something without precedent. We have to examine it from top to bottom to try to identify it, and sometimes when we try to apply the explanations that analogous cases would receive in Europe, we find that they don't fit.
Then, here we are, obliged to close our eyes and to advance, gropingly and hazardously, toward ourselves; to try to find out to what extent the old explanations can be applied to new problems. We hesitate, stumble, deceive ourselves, tremble, but continue obstinately along. Even though, for now, the results may be mediocre, who cares? Our suffering isn't. And that's what counts. This suffering must be so strong that someday someone feels the urgency to overcome it by explaining it.
The sixth grade at Horace Greeley Elementary is a furnace of love, love, love. Today it is raining, but inside the air is heavy and tense, with passion. Sue Ann is absent; I suspect that yesterdays exchange has driven her to bed. Guilt hangs about me. She is not responsible, I know, for what she reads, for the models proposed to her by a venal publishing industry; I should not have been so harsh. Perhaps it is only the flu. Nowhere have I encountered an atmosphere as charged with aborted sexuality as this. Miss Mandible is helpless; nothing goes right today. Amos Darin has been found drawing a dirty picture in the cloakroom. Sad and inaccurate, it was offered not as a sign of something else but as an act of love in itself. It has excited even those who have not seen it, even those who saw but understood only that it was dirty. The room buzzes with imperfectly comprehended titillation. Amos stands by the door, waiting to be taken to the principals office. He wavers between fear and enjoyment of his temporary celebrity. From time to time Miss Mandible looks at me reproachfully, as if blaming me for the uproar. But I did not create this atmosphere, I am caught in it like all the others.
Am 28. Mai 1939, kurz nach Mitternacht, gab ein eleganter junger Herr in dem bei Feinschmeckern berühmten Lokal "Chez Pierre" am Place Graillon in Paris seine Bestellung auf. Der alte, weißhaarige Oberkellner Emile betrachtete den Gast lächelnd und voll Sympathie. Er kannte Thomas Lieven seit vielen Jahren. Neben dem jungen Herrn saß ein schönes Mädchen mit glänzendem schwarzem Haar und lustigen Puppenaugen in dem ovalen Gesicht. Mimi Chambert hieß die junge Dame. Der Kellner trat heran: "Monsieur Lieven, das sind zwei Herren, die Sie sprechen wollen." Arglos sah Thomas auf. Beim Eingang standen, verlegen grüßend, zwei Männer in nicht ganz sauberen Trenchcoats. Er ging zum Eingang. "Meine Herren, was kann ich für Sie tun?" Die beiden Männer in den zerdrückten Regenmänteln verneigten sich. "Monsieur, wir waren schon in der Wohnung von Mademoiselle Chambert. Wir sind Kriminalbeamte. Es tut uns leid, wir müssen Sie verhaften." "Was habe ich getan?" fragte Thomas leise. "Sie werden alles erfahren." Der Alptraum geht also weiter, dachte Thomas. Er sagte freundlich: "Meine Herren, Sie sind Franzosen! Sie wissen, welche Sünde es ist, ein gutes Essen zu stören. Darf ich Sie bitten, mit meiner Verhaftung zu warten, bis ich gespeist habe?" Die beiden Kriminalbeamten zögerten. "Können wir unseren Chef anrufen?" fragte der eine. Thomas erlaubte es ihm.
Johannes Mario Simmel (7 april 1924 1 januari 2009)
De Deense dichter en schrijverJens Peter Jacobsenwerd geboren op 7 april 1847 in Thisted.
Uit: Ein Schuß in den Nebel (Vertaald door Mathilde Mann)
Das kleine grüne Zimmer auf Stavnede war offenbar im Grunde dazu eingerichtet, als Durchgang zu der übrigen Zimmerflucht zu dienen. Auf alle Fälle luden die Stühle mit den niedrigen Lehnen, die längs der perlgrauen Täfelung aufgestellt waren, nicht zu längerem Verweilen ein. In der Mitte der Wand saß ein Hirschgeweih, es krönte eine helle Stelle, deren Form deutlich verriet, daß ein ovaler Spiegel hier einmal seinen Platz gehabt hatte. Die eine von den Zacken trug einen breitrandigen Damenstrohhut mit langen celadongrünen Bändern. In der Ecke rechts standen eine Vogelflinte und eine dürftige Kalla, in der andern ein Bündel Angelruten, und in eine von den Schnüren war ein paar Handschuhe eingeknüpft. Mitten im Zimmer stand ein kleiner runder Tisch mit vergoldetem Fuß; ein großer Strauß Farnkräuter lag auf der schwarzen Marmorplatte.
Es war spät am Vormittage. In einem großen und goldenen Schwaden strich das Sonnenlicht durch eine der obersten Fensterscheiben und fiel mitten zwischen die Farnkräuter hinab; einige davon waren üppig grün, die meisten waren welk, nicht trocken und zusammengeschrumpft, sie hatten ganz ihre Form, aber die grüne Farbe war einer Unendlichkeit von gelben und braunen Schattierungen gewichen, von dem zartesten Weißgelb bis zu dem kräftigsten Rotbraun.
Jens Peter Jacobsen (7 april 1847 30 april 1885)
De Duitse schrijver, vertaler, anarchistisch politicus en joods denkerGustav Landauer werd geboren in Karlsruhe op 7 april 1870. Kort voor de eeuwwisseling ging hij in Berlijn studeren (filosofie) en werd voelde zich spoedig aangetrokken tot het anarchisme. Als zodanig behoorde hij tot de anarchistische stroming die tussen het individualistische anarchisme en communistisch-anarchisme stond. Op 16 mei 1908 richtte Gustav Landauer, inmiddels een journalist, de Socialistische Bond op, een niet-marxistische socialistisch-anarchistische club. Hij schreef diverse socialistische, anarchistische en mystieke stukken. Spoedig sloot hij een levenslange vriendschap met de joodse theoloog en socialistische-anarchist Martin Buber. In november 1918 steunde Landauer de Beierse revolutionaire premier Kurt Eisner, die op 21 februari 1919 werd vermoord. Hij speelde met Ernst Toller en Erich Mühsam een hoofdrol in de oprichting van de Beierse Radenrepubliek en werd daarin volkscommissaris (minister) van onderwijs. In die hoedanigheid maakte hij het onderwijs volkomen dienstbaar aan de socialistische zaak. Hoewel een verklaard tegenstander van het marxisme, verklaarde hij zich bereid om de zgn. 'tweede radenrepubliek' van de communisten, die eind april 1919 in München de macht grepen, te steunen. Hij werd echter niet in de nieuwe radenregering opgenomen. Na de val van de radenrepubliek op 1 mei 1919 werd Gustav Landauer gevangengenomen door vrijkorpsmannen en zogenaamd op de vlucht doodgeschoten.
Uit: Briefwechsel
"Lieber Buber,
Leider muss ich Nein sagen. Der Zeitpunkt, den Sie für bedeutsam und vielleicht entscheidend erklären, ist für mich ein solcher, der mich schweigen heißt. Vom deutschen Militärregiment geduldet oder von ihm veranlasst ist für mich, was all solche Publikationen und ihre tatsächliche Wirkung angeht, nur ein Gradunterschied. Je mehr sich Deutschland und die Türkei auf der einen Seite, England, Amerika und die politischen Zionisten auf der anderen für Palästina interessieren, umso kühler stehe ich dieser Gegend gegenüber, zu der mein Herz mich noch nie gezogen hat und die für mich nicht notwendig die örtliche Bedingung einer jüdischen Gemeinschaft ist. Das wirkliche Ereignis, das für uns Juden bedeutsam und vielleicht entscheidend ist, ist nur die Befreiung Russlands. Was in und um Palästina jetzt und in nächster Zeit geschieht, sind fiktive Angelegenheiten auf dem Gebiet des politischen Schwindels, und es wird kaum viel anderes herauskommen als aus dem albanischen Reich des Fürsten von Wied.
Dies nur zur notgedrungenen Motivierung in Kürze; ich weiß noch gar nicht, wie ich über die Aufgabe der Judenheit denken werde, wenn die Menschheit durch diesen Brand hindurch sein wird; einstweilen bin ich trotz allem einverstanden, dass Bronstein nicht Professor an der Universität Jaffa, sondern Trotzki in Russland ist."
De Deense schrijver en journalist Jakob Ejersbo werd geboren in Rødovre op 6 april 1968. Ejersbo groeide op in Denemarken en Tanzania. Al vanaf zijn tiende wist hij dat hij schrijver wilde worden. Na zijn eindexamen in 1988 vestigde hij zich in Aalborg. Hij studeerde in 1995 af aan de Hogeschool voor de Journalistiek van Denemarken. In 1998 debuteert Ejersbo met de briefroman Fuga, die hij in samenwerking met Morten Alsinger schreef. Twee jaar later kwam een novellenbundel van zijn hand uit, Superego, die goed ontvangen werd. Zijn grote doorbraak beleefde hij in 2002 met het verschijnen van de roman Nordkraft. Voor het boek kreeg hij De Gyldne Laurbær, de prijs van de Deense boekhandelaren. Het boek werd meermaals vertaald, waaronder in het Nederlands. In 2005 werd het boek verfilmd door Ole Christian Madsen.
Uit: Nordkraft (Vertaald door Sigrid Engeler)
»Der Hund knurrt, seine Eckzähne glänzen vom Geifer, seine Kiefer schnappen zu. Ich kann im Schritt den Luftzug spüren. 300 Gramm Hasch sind mit Tesafilm an meinem Bauch zwischen Brust und Schamhaar festgeklebt. Der Geruch mach den Schäferhund total verrückt, sein Rachen ist nur eine Handbreit von meinem Schritt entfernt. Das Tier steht auf den Hinterbeinen, er zerrt an der Leine. Der Bulle hält sie straff gespannt, das Halsband gräbt sich dem Hund ins Fell. Stoßweise dringt aus seinem aufgerissenem Maul warmer Atem in die frostkalte Abendluft.«
Schon im Zug nach Zürich begann Verklärung. Draußen regnete es, in den Abteilen hatte sich junges Volk breit gemacht, das Rucksäcke, Wimpel, Tennisschläger und, für welche Zwecke auch immer, kurzstielige Schaufeln bei sich hatte. Die Gesellschaft war zu Hütten und Landschulheimen über das verlängerte Wochenende unterwegs.Sofort verliebte ich mich in ein protestantisch blondes Mädchen, dann in seine Nachbarin. Beide waren sehr groß, die Lippen dunkelrot geschminkt, die vielen Haare kunstvoll in Unordnung gebracht.
In Luzern, wo alle ausstiegen und wir vom Rapido zu einer Bummellinie wechselten, war selbst noch die Bahnhofshalle sexualisiert.
Helio Bechterew sagte, seit Stunden müsse er an Hepatitis-B denken, das Virus.
Warum?
Wegen der großartigen Frisuren.
Verstünde ich nicht.
Er sei an der Elfenbeinküste gewesen, behauptete er, die ebenfalls voller Haare sei. Er habe Gelbsucht bekommen, eine langweilige, monatelange Krankheit, gegen die nichts helfe. Schließlich habe ihm eine schwäbische Tante geraten, Schafsläuse zu essen. Und tatsächlich, es habe geholfen, täglich zwanzig, dreißig Stück in Quark oder Haferbrei. Der Tante sei es auch gelungen, Schafszüchter für die Läuse aufzutreiben, die sich Gabe und Transport allerdings teuer hätten bezahlen lassen. Die Breitband-Medizin wisse immer noch nicht, weshalb das alte Bauernmittel wirke.
Günter Herburger (Isny im Allgäu, 6 april 1932)
De Franse schrijver, dramaturg en dichter Julien Torma werd geboren in Cambrai op 6 april 1902. Hij was bevriend met Max Jacob en Robert Desnos en hij nam hij zijdelings deel aan de bijeenkomsten en activiteiten van de surrealisten zonder daadwerkelijk lid te zijn van de groep. Hij was een groot kenner van de Pataphysique en Alfred Jarry. Zijn geschriften zijn postuum uitgegeven door het Collège de Pataphysique.
Uit: Euphorismes
«Il n'y a que deux attitudes : se résigner ou se révolter. Toutes deux exigent la même liberté et la même lucidité. Malheureusement, nos révoltés sont encore et toujours beaucoup trop résignés, et nos résignés beaucoup trop révoltés.»
«On appelle charme féminin le cache-sexe de la connerie.»
«Les meilleures plaisanteries sont déplacées.»
Julien Torma (6 april 1902 - 17 februari 1933)
De Zweedse dichter en schrijver Dan Andersson werd geboren op 6 april 1888 in Skattlösberg (Dalarna). Hij werkte in verschillende beroepen. Daarnaast bezocht hij de Volkshogeschool en werd hij later zelf leraar. Sinds 1913 was hij zelfstandig schrijver. Zijn novellen maakten hem tot een van de belangrijkste arbeider-schrijvers van Zweden. Bekend werd hij ook door zijn vertalingen van Charles Baudelaire en Rudyard Kipling. Veel van zijn gedichten zijn op muziek gezet.
Uit: Svarta visor (Fragment)
Um den Bettler von Luossa saß das ganze Dorf im Ring
und am Lagerfeuer hörte seinen Sang
über Bettler, über Tippler, über manches Wunderding
und seine Sehnsucht eine ganze Mondnacht lang:
Irgendetwas hinter Bergen, jenseits Blumen und Gesängen,
irgendetwas hinter Sternen und dem heißen Herzen mein
hört ihr? etwas raunt und flüstert, will mich locken und bedrängen:
Komm zu uns, denn diese Erde kann dein Reich nicht länger sein.
Oftmals lauschte ich ganz still dem leisen Wogenschlag am Strand,
und es rauschte still das wilde Meer im Traum,
und die Brandung warf mich sanft in jenes formenlose Land,
Georges Darien, Jean-Baptiste Rousseau, Alexander Herzen, Aasmund Olavsson Vinje, Nicolas Chamfort, Levon Shant, Brigitte Schwaiger
De Franse, anarchistische, schrijver Georges Darien werd geboren als Georges Hippolyte Adrien op 6 april 1862 in Parijs.Hij schreef zes romans, diverse toneelstukken, een omvangrijk pamflet en talloze artikelen. Tijdens militaire dienst werd hij veroordeeld tot 33 maanden strafbataljon op grond van insubordinatie. Over de gruwelijke jaren, doorgebracht in het kamp 'Biribi' in Tunesië, zou hij zijn eerste - gelijknamige - roman schrijven, die in 1890 werd gepubliceerd. Terwijl hij aan Biribi werkte, schreef hij nog een andere roman (Bas les coeurs!) waarin het opportunisme werdf gehekeld waarmee de brave burgers van Versailles in 1870-71 hadden gereageerd op de Frans-Pruisische oorlog en op de Parijse Commune. Na zijn dood raakte hij in vergetelheid maar in de jaren vijftig van de 20e eeuw kwam het tot heruitgaves van zijn werk.
Uit: BAS LES COEURS!
La guerre a été déclarée hier. La nouvelle en est parvenue à Versailles dans la soirée.
M. Beaudrain, le professeur du lycée qui vient me donner des leçons tous les jours, de quatre heures et demie à six heures, m'a appris la chose dès son arrivée, en posant sa serviette sur la table.
Il a eu tort. Moi qui suis à l'affût de tous les prétextes qui peuvent me permettre de ne rien faire, j'ai saisi avec empressement celui qui m'était offert.
--Ah! la guerre est déclarée! Est-ce qu'on va se battre bientôt, monsieur?
--Pas avant quelques jours, a répondu M. Beaudrain avec suffisance. Un de mes amis, capitaine d'artillerie, que j'ai rencontré en venant ici, m'a dit que nous ne passerions guère le Rhin avant un huitaine de jours.
--Alors, nous allons passer le Rhin?
--Naturellement. Il est nécessaire de franchir ce fleuve pour envahir la Prusse.
--Alors, nous envahirons la Prusse?
--Naturellement, puisque nous avons 1813 et 1815 à venger.
--Ah! oui, 1813 et 1815! Après Waterloo, n'est-ce pas, monsieur? Quand Napoléon a été battu?...
--Napoléon n'a pas été battu. Il a été trahi, a fait M. Beaudrain en hochant la tête d'un air sombre. Mais donnez-moi donc votre devoir; c'est un chapitre des Commentaires, je crois?
Autumn 1852 There is no town in the world which is more adapted for training one away from people and training one into solitude than London. The manner of life, the distances, the climate, the very multitude of the population in which the individual is lost, all this together with the absence of Continental diversions conduces to the same effect. One who knows how to live alone has nothing to fear from the dullness of London. The life here, like the atmosphere here, is bad for the weak, for the frail, for one who seeks a prop outside himself, for one who seeks cordiality, sympathy, attention; the moral lungs here must be as strong as the physical lungs, whose task is to get rid of the sulphuric acid in the smoky fog. The masses are saved by the struggle for daily bread, the commercial classes by their absorption in heaping up wealth, and all by the fuss and hurry of business; but nervous and romantic temperaments, fond of living among their fellows, of intellectual sloth and emotional idleness, are bored to death and fall into despair.
Wandering lonely about London, through its stony lanes and through its stifling passages, sometimes not seeing a step before me for the thick, opaline fog, and running against flying shadowsI lived through a great deal.
In the evening when my son had gone to bed, I usually went out for a walk; I scarcely ever went to see any one; I read the newspapers and stared in taverns at the alien race, and stood on the bridges across the Thames.
«En France, on laisse en repos ceux qui mettent le feu, et on persécute ceux qui sonnent le tocsin.»
«Dans les discussions les injures sont les raisons de ceux qui ont tort.»
«L'amour est comme les maladies épidermiques. Plus on les craint, plus on est exposé.»
Nicolas Chamfort (6 april 1740 13 april 1784)
De Armeense dichter en schrijver Levon Shant werd geboren als Levon Seghposian in Konstantinopel op 6 april 1869. Hij groeide op in een welgestelde familie, maar werd al wees toen hij zes jaar oud was.In 1891 begon hij met schrijven en koos hij zijn pseudoniem. Tussen 1892 en 1899 studeerde hij in Leipzig, Jena enMünchen, daarna verbleef hij in Parijs en Tiflis. In 1913 keerde hij naar Europa terug en zo ontkwam hij aan de vervolgingen van 1915. Van 1918 tot 1920 was hij partlementslid van de Democratische Republiek Armenië. Na inlijving daarvan door de Sovjet Unie werd hij gevangen gezet. Hij werd echter bevrijd en vestrigde zich uiteindelijk in Libanon.
Uit: The Emperor
PRIEST
Greetings and Blessings to the great Commander!
NICEPHORUS
Oh, are you through with your evening prayers?
PRIEST
Ive come directly from our Lords holy altar.May the Saviors cross protect you!
(NICHEPHORUS kneels with humility and kisses the holy artifacts.)
PRIEST
I went to your sleeping quarters as usual, but it seems that you have not slept tonight.Your eyes have a strange glow . . . Were you praying?
NICEPHORUS
I had to speak with God.I had to search deep inside of me.Oh, its a very dark place, this soul of ours!Its where . . . insatiable desires creep around, where lurid thoughts spring about, where our instincts are kindled embers, where passions are crouched . . . like a tiger waiting to leap upon its prey!
PRIEST
That is true, Commander.You have drawn a very clear picture, but you must not speak that way.No one in your whole army has lived with the restraints you have.Who has lived more simply and curbed his passions more than you have? Who has lived in prayer or been more devout than you?
NICEPHORUS
Father, dont cover my wounds with a soothing balm!Let them burn.
I. LIFT up thy lips, turn round, look back for love, Blind love that comes by night and casts out rest; Of all things tired thy lips look weariest, Save the long smile that they are wearied of. Ah sweet, albeit no love be sweet enough, Choose of two loves and cleave unto the best; Two loves at either blossom of thy breast Strive until one be under and one above. Their breath is fire upon the amorous air, Fire in thine eyes and where thy lips suspire: And whosoever hath seen thee, being so fair, Two things turn all his life and blood to fire; A strong desire begot on great despair, A great despair cast out by strong desire.
Algernon Swinburne (5 april 1837 10 april 1909) Geschilderd door William Bell Scott
Die Abendmahlzeit war still beendet worden; der große eichene Tisch wurde abgeräumt, das Fenster mit den Butzenscheiben im Erker der altdeutschen Speisestube geöffnet, damit erfrischende Luft hereinströme und das Gemach vom letzten Dunst der Speisen reinige. An der dunkeln getäfelten Decke zuckten die Flammen des Lüsterweibchens. Draußen rauschte die Isar und der Regen strömte wie eine Sündflut hernieder, klatschte auf die wildwogenden Gebirgswasser und erfüllte die Straße mit grauen Pfützen. Von der Mariahilfkirche in der Au klangen die Abendglocken herüber, so verweint, so tieftraurig wie ein grauzerwühltes Chopin'sches Notturno...
Schweigend hatte sich die Familie mit den Gästen aus der Provinz, dem fränkischen Deputierten, einem alten Freund des Hauses, dem Schwiegersohne, einem Nürnberger Fabrikanten, dem jugendlichen Reallehrer, einem hoffnungsvollen Verehrer der einzigen Tochter des Hauses, der schönen, blonden, achtzehnjährigen Elsa, ihres Zeichens Musikschülerin - in den Salon zurückgezogen, den nur eine schwere Draperie von der altdeutschen Speisestube trennte. Bloß der Großvater, jetzt noch eine hohe, rüstige Gestalt, einst betriebsamer Bierbrauer von außerordentlicher Geschäftstüchtigkeit, war in der Speisestube zurückgeblieben, um in seinem ledergepolsterten Armstuhle sein gewohntes Dämmerstündchen zu verträumen.
Michael Conrad (5 april 1846 20 december 1927)
Deeen Brits-Canadees schrijver Arthur Hailey werd geboren in Luton, Bedfordshire, op 5 april 1920. Hij is bekend geworden van zijn boeken Airport en Hotel, die later verfilmd werden. Zijn boeken werden in meer dan 40 landen uitgebracht en wereldwijd werden er meer dan 170 miljoen exemplaren verkocht. In de Tweede Wereldoorlog was hij piloot bij de RAF. Na de oorlog emigreerde hij naar Canada, waar hij ging wonen in Toronto. Daar begon hij zijn carrière als schrijver. In 1959 verscheen zijn eerste boek The Final Diagnosis.
Uit:Hotel
If he had had his way, Peter McDermott thought, he would have fired the chief house detective long ago. But he had not had his way and now, once more, the obese ex-policeman was missing when he was needed most.
McDermott leaned down from his husky six-and-a-half feet and jiggled the desk telephone impatiently. "Fifteen things break loose at once," he told the girl by the window of the wide, broadloomed office, "and nobody can find him."
Christine Francis glanced at her wrist watch. It showed a few minutes before eleven P.M. "There's a bar on Baronne Street you might try."
Peter McDermott nodded. "The switchboard's checking Ogilvie's hangouts." He opened a desk drawer, took out cigarettes and offered them to Christine.
Coming forward, she accepted a cigarette and McDermott lit it, then did the same for himself. He watched as she inhaled.
Christine Francis had left her own smaller office in the St. Gregory Hotel executive suite a few minutes earlier. She had been working late and was on the point of going home when the light under the assistant general manager's door had drawn her in.
"Our Mr. Ogilvie makes his own rules," Christine said. "It's always been that way. On W. T.'s orders."
McDermott spoke briefly into the telephone, then waited again. "You're right," he acknowledged. "I tried to reorganize our tame detective force once, and my ears were properly pinned back."
Arthur Hailey (5 april 1920 - 24 november 2004)
De Italiaanse blijspeldichter Paolo Ferrari werd geboren op 5 april 1822 in Modena. Daar studeerde hij ook rechten, maar vooral geschiedenis en literatuur. In 1847 schreef Ferrari zijn eeerste komedie "Il codicillo dello zio Venanzio". Andere volgden zoals "La donna e lo scettico" en "Il codicillo".
Uit: Methods of Making a Living (Signor Lorenzo)
Gior.(making introduction).My sister Gertrude. My friend Gianni Bartolomeo Senatori.
Gian.Delighted!
Ger.Very pleased! (To GIORGIO).And what next?
Gior.Oh, nothing! I must get the designs ready for my new machine. They are to be submitted to-day, and I must put all the papers and the drawings in proper order. (goes to a table, where he occupies himself in the manner named, making occasional notes).
Gian.(To GERTRUDE.).Yes, to be sure, I am an old friend of his, only we had not seen each other for an age. I find my dear Giorgio rather upset.
Gior.I should like to know what I have to be cheerful about.
Gian.You dont believe in the proverb: Heaven helps the cheerful man.
Gior.I dont believe in Heaven! Besides, you have not yet proved
Gian.How a living can be made? Indeed! Just consider my profession and my social position!
Maya Angelou, Marguerite Duras, Edith Södergran, Michiel van Kempen, Robert Schindel, Bettina von Arnim
De Amerikaanse dichteres en schrijfster Maya Angelou (eig. Margueritte Johnson) werd geboren in Saint Louis, Missouri, op 4 april 1928. Zij maakte naam met haar eerste roman I know why the caged bird sings, waarin ze de traumatische ervaringen van haar jeugd beschrijft. Deze bestseller werd verfilmd. Angelou laat in haar autobiografische romans een energieke, avontuurlijke (opgroeiende) Afrikaans-Amerikaanse vrouw zien die nergens voor terugdeinst. Haar boek Just give me a cool drink of water 'fore I die werd genomineerd voor de Pulitzer-prijs. Voor het audioboek A song flung up to heaven kreeg Angelou een Grammy in 2003. In 1981 werd Angelou hoogleraar Amerikanistiek in Winston-Salem. Bij de inauguratie van president Clinton las zij een gedicht voor op zijn verzoek.
Comment me serais je doutée que cette ville était faite à la taille de l´amour ?
Comment me serais je doutée que tu étais fait à la taille de mon corps même ?
Tu me plais. Quel événement. Tu me plais.
Quelle lenteur tout à coup.
Quelle douceur.
Tu ne peux pas savoir.
Tu me tues.
Tu me fais du bien.
Tu me tues.
Tu me fais du bien.
J´ai le temps.
Je t´en prie.
Dévore-moi.
Déforme-moi jusqu´a la laideur.
Pourquoi pas toi ?
Pourquoi pas toi dans cette ville et dans cette nuit pareille aux autres au point de s´y méprendre ?
Je t´en prie...
Marguerite Duras (4 april 1914 3 maart 1996)
De Fins-Zweedse dichteres Edith Irene Södergran werd geboren in Sint-Petersburg op 4 april 1892. Vanaf 10-jarige leeftijd ging ze naar school aan Die deutsche Hauptschule zu S:t Petriin te Sint-Petersburg, waar ze tot 1909 zou blijven.Twee jaar daarvoor, in 1907, overleed haar vader aan tuberculose en in het jaar daarop werd ook bij haar deze ziekte geconstateerd. Ze werd naar een sanatorium gestuurd, maar daar voelde zij zich niet thuis. Gevoelens van gevangenschap, veroorzaakt door de ziekte en het sanatorium, zijn terugkerende thema's in haar poëzie. In oktober 1911 reisden Edith en haar moeder naar Arose, te Zwitserland, alwaar zij door verscheidene doktoren werd onderzocht. Na een aantal maanden werd zij naar het Davos-Dorf sanatorium overgeplaatst. In mei 1912 was haar conditie voldoende verbeterd en kon zij weer huiswaarts keren. De ziekte keerde later echter terug, waardoor zij in 1923 kwam te overlijden in haar huis te Raivola. Ze werd slechts 31 jaar oud.Tijdens haar leven kreeg ze weinig erkenning, maar vandaag de dag wordt zij beschouwd als een van meest vooraanstaande dichters van Finland en een van de belangwekkendste modernistische dichters van Scandinavië. Zij was de eerste Fins-Zweedse modernist en was beïnvloed door het Franse symbolisme, het Duitse expressionisme en het Russische futurisme.
Die Sehnsucht der Farben
Um meiner eigenen Blässe Willen liebe ich rot, blau und gelb,
das große Weiß ist wehmütig wie die Schneedämmerung
als Schneewittchens Mutter am Fenster saß und sich Schwarz und Rot dazuwünschte.
Die Sehnsucht der Farben ist die des Blutes. Wenn du nach Schönheit dürstest
sollst du die Augen schließen und in dein eigenes Herz blicken.
Doch fürchtet die Schönheit den Tag und allzuviele Blicke,
doch duldet die Schönheit nicht Lärm und allzuviele Bewegungen
du sollst nicht dein Herz zu deinen Lippen führen,
wir sollen nicht stören des Schweigens und der Einsamkeit vornehme Kreise, -
Wem ist es größer zu begegnen als einem ungelösten Rätsel mit seltsamen Zügen?
Eine Schweigende werde ich sein in meinem ganzen Leben,
eine Redende ist wie der plappernde Bach, der sich selbst verrät;
ein einsamer Baum werde ich sein in der Ebene,
die Bäume im Wald vergehen vor Sehnsucht nach Sturm,
ich werde gesund sein von Kopf bis Fuß mit goldenen Streifen im Blut,
ich werde rein und unschuldig sein wie eine Flamme mit züngelnden Lippen.
Uit: Ik ben een neger, Poëzie als graf voor Surinaamse demonen
Het is verleidelijk de dichtende scheepsmarconist Bernardo Ashetu de Surinaamse Slauerhoff te noemen. Het is ook te gemakkelijk. Reizen, continenten, zeeën, ze zijn er volop bij Ashetu, maar uiteindelijk bezingt hij eerst en vooral de uithoeken van zijn eigen complexe verhouding tot leven en dood. Ruimte en tijd zijn niet lineair in zijn poëzie (en zo wordt het al minder erg dat we niet kunnen vaststellen wat hij wanneer schreef). Leven verschuift naar de dood en dood naar het leven, beide liggen evenmin vast als de context en de betekenissen van de taal. Dit alles keert terug in het gedicht Seasong uit het ongepubliceerde bundeltje Dat ik zong:
Seasong
De scheepstaal opeens
de taal van de zee.
Olunteling onze stuurman
schiep schuim en een harp.
En IJhuden de jongste
de forse matroos werd golvend
was golvend, werd golf en water.
De verdrinkingsdood van twee zeelieden roept een zeelied op, dat geen elegie is maar de beschrijving van een proces van het opgaan van het ene leven in het andere: uit het schuim van het water rijst de harp al op. Aan de railing van het zeemansgraf, zingt het in het hoofd van de dichter.
Zingen en de dood: ze zijn voor bijna alle Surinamers onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Wir haben gepflegt und verwaltet das Erbe aus vergangener Zeit, in Jahrhunderten erbaut. Ewig in das Mondlicht ragend, das Häusermeer überblickend der Dom St. Cyriakus in seinem Schatten der hl. Nepomuk. Ins Holz der Häuser schnitzten Meister ihre Figuren, Balken bemalt und mit Zeichen versehen. Vom alten Rathaus bis zum Westertorturm zieht sich der steinerne Weg mit der Laternen freundlichem Geleit. Duderstadt - Stadt meiner spröden Liebe.
Wolfgang Windhausen (Duderstadt, 4 april 1949)
De Franse schrijver Paul Gadenne werd geboren op 4 april 1907 in Armentieres. Toen hij 11 jaar was trok zijn familie naar Parijs, waar hij zijn schooltijd afsluit aan het Lycee Louis-le-Grand. Vanaf herfst 1932 doceerde Gadenne aan het Lycee Corneille in Elbeuf in Normandië. Een jaar later werd al tbc bij hem vastgesteld. Voor een lange kuur verbleef hij in de Alpen. In 1937 werd zijn rechter nier verwijderd. Van het lesgeven werd hij daarna vrijfgesteld. Tussen 1941 en 1953 publiceerde hij zes romans. De eerste daarvan was Siloe".
Uit: Scènes dans le château
Phil avait tout vu d'un coup d'il. Pas un livre dont il n'eût déjà tourné cent fois les pages. Si. Il y avait bien ceux qu'il se réservait pour les jours de grâce. Ceux-là s'accumulaient sur un rayon, tous propres sous leurs couvertures blanches. Mais les jours de grâce ne venaient jamais, il ne se réveillait jamais avec l'âme assez pure pour les lire. Et puis ça le tentait d'aller chez les libraires, les bouquinistes. Acheter des bouquins, chez lui, c'était devenu un vice. Il aurait eu beau posséder tous les livres du monde sur des rayons, c'était toujours d'un autre qu'il avait envie. Les hommes marqués par les passions ont de ces lubies. Il pouvait bien y avoir ce jour-là des livres non coupés dans l' « armoire », il n'y avait pas celui qu'il voulait lire. Il voulait lire la Baghâvat Gîta . Non. Il voulait lire La Chartreuse de Parme . Qui donc lui avait parlé de La Chartreuse de Parme ? Mais, d'abord, oui en tout premier lieu, il voulait lire Nietzsche : sa curiosité, sa passion étaient depuis quelques jours orientées vers Nietzsche. On lui avait cité, trois jours plus tôt, une phrase du Gai Savoir qui l'avait ébloui. Il voulait retrouver cette phrase, la relire, l'apprendre par cur. Aujourd'hui même. Toute affaire cessante.
Uit: Ein Tribunal für Zocker und Finanz-Terroristen
Zumal sie mit ihren innovativen Finanzprodukten, in denen die Ramschhypotheken versteckt wurden, ganze Volkswirtschaften vergiften? Warum geht die Internationale Gemeinschaft gegen die spekulative Piraterie der Hedgefonds nicht ebenso entschlossen vor wie gegen die Piraten auf den Weltmeeren? Ja, warum wird die Spekulation mit Nahrungsmitteln, Rohstoffen und Währungen, d.h. mit den Grundelementen jeglicher Ökonomie, nicht überhaupt geächtet und durch strikte Gesetze verboten?
Der juristische Katalog der Verbrechen gegen die Menschlichkeit müsste dringend um den Straftatbestand kriminelle Spekulation mit destruktiven oder mörderischen Folgen für die Allgemeinheit erweitert, und dieser von einem Internationalen Gerichtshof mit entsprechender Sanktionsgewalt geahndet werden. Vor allem müssten die Verursacher und Profiteure der Finanzmarktblasen per Gesetz gezwungen werden, mit ihrem eigenen Vermögen für den der Allgemeinheit zugefügten Schaden zu haften. Erst dann könnte man wirklich von einer neuen Finanzarchitektur sprechen!
Le désespoir, se nourrissant avec un parti pris, de ses fantasmagories, conduit imperturbablement le littérateur à l'abrogation en masse des lois divines et sociales, et à la méchanceté théorique et pratique. En un mot, fait prédominer le derrière humain dans les raisonnements. Allez, et passez-moi le mot! L'on devient méchant, je le répète, et les yeux prennent la teinte des condamnés à mort. Je ne retirerai pas ce que j'avance. Je veux que ma poésie puisse être lue par une jeune fille de quatorze ans.
La vraie douleur est incompatible avec l'espoir. Pour si grande que soit cette douleur, l'espoir, de cent coudées, s'élève plus haut encore. Donc, laissez-moi tranquille avec les chercheurs. A bas, les pattes, à bas, chiennes cocasses, faiseurs d'embarras, poseurs! Ce qui souffre, ce qui disseque les mystères qui nous entourent, n'espère pas. La poésie qui discute les vérités nécessaires est moins belle que celle qui ne les discute pas. Indécisions à outrance, talent mal employé, perte de temps: rien ne sera plus facile à vérifier.
Comte de Lautréamont (4 april 1846 24 november 1870)
De Franse dichter en schrijver Rémy de Gourmont werd geboren op 4 april 1858 in Argentan, Basse-Normandie. Hij was mede-oprichter en medewerker van de »Mercure de France«.Ook was hij een belangrijk theoreticus van het Symbolisme. Hij werd bekend met literaire en filosofische essays, maar schreef ook gedichten, verhalen, romans en toneelstukken. Ook had een beduidende invloed op het werk van Blaise Cendrars.
Uit:La Culture des idées
« Il nest pas probable que de la littérature française du Moyen Âge beaucoup plus de la centième partie ait survécu aux changements de la mode. Presque tout le théâtre a disparu. Le nombre des auteurs devait être immense en un temps où lécrivain était son propre éditeur, le poète son propre récitateur, le dramaturge son propre acteur. En un certain sens, limprimerie fut un obstacle aux lettres ; elle opérait une sélection et jetait le mépris sur les écrits qui navaient pu parvenir à passer sous la presse. Cette situation dure encore, mais atténuée par le bas prix de la typographie mécanique. Linvention dont on nous menace, dun appareil à imprimer chez soi, multiplierait par trois ou quatre le nombre des livres nouveaux ; et nous retrouverions les conditions du Moyen Âge : tous ceux qui ont quelques lettres et dautres, comme maintenant oseraient la petite élucubration quon glisse à ses amis avant de loffrir au public. Tout progrès finit par se nier lui-même ; arrivé à son maximum dexpansion, il tend à rétablir létat primitif auquel il sétait substitué. »
Rémy de Gourmont (4 april 1858 27 september 1915)
De Iers-Amerikaanse schrijver Thomas Mayne Reid werd geboren op 4 april 1818 in Ballyroney, Down, Ierland. Hij zou een kerkelijke loopbaan volgen, maar toen hij twintig was vertrok hij naar de VS, op zoek naar avontuur en geluk. Hij maakte kennis met de Missouri, trok door alle staten van de unie, leerde Edgar Allan Poe kennen, werkte als journalist en nam deel aan de oorlog met Mexico. Later vestigde hij zich in Engeland waar zijn literaire lopbaan in 1850 begon met de publicatie van zijn roman The Rifle Rangers.
Uit: The Boy Hunters
Look at Basil, the oldest of the boys. He is at work fixing some straps to a hunting-saddle, that lies on the grass beside him. Basil is exactly seventeen years of age. He is a fine-looking lad, though not what you might call handsome. His face has a courageous expression, and his form betokens strength. His hair is straight, and black as jet. He is more like an Italian than either of his brothers. He is, in fact, the son of his fathera true Corsican. Basil is a mighty hunter. He is more fond of the chase than of aught else. He loves hunting for itself, and delights in its dangers. He has got beyond the age of bird-catching and squirrel shooting. His ambition is not now to be satisfied with anything less exciting than a panther, bear, or buffalo hunt.
How very unlike him is Lucien, the second in age! Unlike in almost everything. Lucien is delicately formed, with a light complexion and very fair hair. He is more like what his mother was, for she was fair-haired and blonde, as are many of her peoplethe Basques. Lucien is passionately fond of books and study. He is busy with a book just now in the verandah. He is a student of natural history in general, but botany and geology are his favourite sciences, and he has made considerable progress in both.
Thomas Mayne Reid (4 april 1818 22 oktober 1883)
Edward Everett Hale, George Herbert, Washington Irving, Josef Mühlberger, Friedrich Emil Rittershaus
De Amerikaanse schrijver Edward Everett Hale werd geboren op 3 april 1822 in Roxbury, Massachusetts. Als schrijver werd hij bekend toen hij in 1859 in de Atlantic Monthly zijn verhaal "My Double and How He Undid Me" publiceerde. Al gauw verschenen er meer van zijn korte verhalen in dit tijdschrift. Het bekendste daarvan is The Man Without a Country (1863). In het verhaal "The Brick Moon", geeft hij als eerste een beschrijving van een satelliet.
Uit: The man without a country
I cannot give any history of him in order; nobody can now; and, indeed, I am not trying to. These are the traditions, which I sort out, as I believe them, from the myths which have been told about this man for forty years. The lies that have been told about him are legion. The fellows used to say he was the "Iron Mask"; and poor George Pons went to his grave in the belief that this was the author of "Junius," who was being punished for his celebrated libel on Thomas Jefferson. Pons was not very strong in the historical line. A happier story than either of these I have told is of the War. That came along soon after. I have heard this affair told in three or four ways,and, indeed, it may have happened more than once. But which ship it was on I cannot tell. However, in one, at least, of the great frigate-duels with the English, in which the navy was really baptized, it happened that a round-shot from the enemy entered one of our ports square, and took right down the officer [pg 026] of the gun himself, and almost every man of the gun's crew. Now you may say what you choose about courage, but that is not a nice thing to see. But, as the men who were not killed picked themselves up, and as they and the surgeon's people were carrying off the bodies, there appeared Nolan, in his shirt-sleeves, with the rammer in his hand, and, just as if he had been the officer, told them off with authority,who should go to the cockpit with the wounded men, who should stay with him,perfectly cheery, and with that way which makes men feel sure all is right and is going to be right. And he finished loading the gun with his own hands, aimed it, and bade the men fire. And there he stayed, captain of that gun, keeping those fellows in spirits, till the enemy struck,sitting on the carriage while the gun was cooling, though he was exposed all the time,showing them easier ways to handle heavy shot,making the raw hands laugh at their own blunders,and when the gun cooled again, getting it loaded and fired twice as often as any other gun on the ship. The captain walked forward by way of encouraging the men, and Nolan touched his hat and said,
Let us suppose, then, that the inhabitants of the moon, by astonishing advancement in science, and by profound insight into that lunar philosophy, the mere flickerings of which have of late years dazzled the feeble optics, and addled the shallow brains of the good people of our globe-let us suppose, I say, that the inhabitants of the moon, by these means, had arrived at such a command of their energies, such an enviable state of perfectibility, as to control the elements, and navigate the boundless regions of space. Let us suppose a roving crew of these soaring philosophers, in the course of an aerial voyage of discovery among the stars, should chance to alight upon this outlandish planet.
And here I beg my readers will not have the uncharitableness to smile, as is too frequently the fault of volatile readers when perusing the grave speculations of philosophers. I am far from indulging in any sportive vein at present; nor is the supposition I have been making so wild as many may deem it. It has long been a very serious and anxious question with me, and many a time and oft, in the course of my overwhelming cares and contrivances for the welfare and protection of this my native planet, have I lain awake whole nights debating in my mind, whether it were most probable we should first discover and civilize the moon, or the moon discover and civilize our globe.
Washington Irving (3 april 1783 - 28 november 1859)
"Ich habe Ihren Schatten erkannt", sagte Kafka, führte mich über den Hof und durch eine schmale türlose Öffnung in dem Mauerwall und lud mich mit dem Worten "Der Heraufstieg wird Sie ermüdet haben" zum Sitzen auf einer Bank ein, die aus herausgefallenen Steinen aufgebaut war. Das Licht war hell, die Stelle, wo wir saßen, schattenlos, die Steine der Bank sonnenwarm. Auf dem Mauerabhang des Walles kletterten und schliefen goldgrün funkelnde Eidechsen.
The director walks by; he, too, is nervous about his contradictory tasks. For want of something better to do, he sits down next to me-weve known each other since childhood. I try to talk his language and find it a strain to reacquaint myself with my delusions. Sit and rest with us for a while, dont say a word; lets greet each other with a lazy wink, like cats. Its true, we inmates cannot buy a pack of cigarettes without attracting attention, and we drag along our queer theater wherever we go; but it would do you no harm to act out your own plays once in a while. Perhaps you would understand why I kept silent for months at state security headquarters, knowing all along that my silence was reason enough for them to prescribe compulsory psychiatric care. It cant be much fun giving politely phony answers to stupid questions all your life. You think you are watching us; actually, we are taking a good look at you. You are not a bad man; you know well that our differences are relative. You dont devise any more dirty tricks than are needed to keep others from usurping your job. You are right: we are uncertain when confronted with the norms of daily living; we are much too busy contemplating the twists and turns of our own thoughts. We are not up to mimicking you with parodistic seriousness, just to be able to roam around freely.
But since you happen to be listening, I will say it: In here, its us madmen against you idiots. You locked us up and try to refit us, to make us resemble you-with your drugs you befoul our brains. Your psychiatric know-how is but a symptom of your idiocy. Go ahead and be scared of us; defend your disgusting, tidy little commonplaces. There can be no peace between us; its not only you who pick our brains, we pick yours, too-we reform you, we corrupt you.
An dem Abend, an dem drüben in Amerika die Challenger über Cape Canaveral explodiert, liegt man zum erstenmal mit einem Mädchen im Bett. Von dem Unglück ahnt man nichts, man konzentriert sich auf unsittliche Berührungen. Aus einem Kassettenrecorder dringt Musik, von der man weiß, daß sie dem Mädchen gefällt. So ist das Objekt der Sehnsucht in der gleichen Stimmung wie man selbst. Auch wenn man das für unmöglich hält.
Berührt man die weibliche Brust, stellt man fest, daß sie sich ähnlich anfühlt wie ein Tafelschwamm.
- Hoppla, Entschuldigung, murmelt man.
Claudia schweigt.
Zweifelhafte Gazetten verbilden Jugendliche und treiben sie scharenweise den Psychoanalytikern in die Arme. Entgegen deren Informationen schätzen es Mädchen nämlich unter bestimmten Umständen, an den Geschlechtsteilen befummelt zu werden, so sehr die Kirche und der bärtige Schularzt, dessen Atem nach Marillenlikör riecht, einem das ausreden wollen. Gottlob sind Neugier und Natur stärker als alle zusammen.
Man schließt die Augen und genießt Claudias Duft. Sie riecht blumig. So frisch, so fremd. Der Geruch eines anderen Menschen, so nah. Ein wunderbares Erlebnis. Man kann kaum glauben, daß es passiert, daß man plötzlich vom Glück verfolgt sein soll. Wenn man Karl Kolostrum heißt und immer schon der dickste der Klasse war, ist man einiges an Spitznamen und Bösartigkeiten gewohnt und in Liebesdingen alles andere als verwöhnt.
Un murmure grandit comme un soupir qui se gonflait. Quelques mains battirent, toutes les jumelles étaient fixées sur Vénus. Peu à peu, Nana avait pris possession du public, et maintenant chaque homme la subissait. Le rut qui montait d'elle, ainsi que d'une bête en folie, s'était épandu toujours davantage, emplissant la salle. À cette heure, ses moindres mouvements soufflaient le désir, elle retournait la chair d'un geste de son petit doigt. Des dos s'arrondissaient, vibrant comme si des archets invisibles se fussent promenés sur les muscles, des nuques montraient des poils follets qui s'envolaient, sous des haleines tièdes et errantes, venues on ne savait de quelle bouche de femme. Fauchery voyait devant lui l'échappé du collège que la passion soulevait de son fauteuil. Il eut la curiosité de regarder le comte de Vandeuvres, très pâle, les lèvres pincées, le gros Steiner, dont la face apoplectique crevait, Labordette lorgnant d'un air étonné de maquignon qui admire une jument parfaite, Daguenet dont les oreilles saignaient et il remuaient de jouissance. Puis, un instinct lui fit jeter un coup d'oeil en arrière, et il resta étonné de ce qu'il aperçut dans la loge des Muffat : derrière la comtesse, blanche et sérieuse, le comte se haussait, béant, la face marbrée de taches rouges; tandis que, près de lui, dans l'ombre, les yeux troubles du marquis de Chouard étaient devenus deux yeux de chat, phosphorescents, pailletés d'or.
Ich bin Max Schulz, unehelicher, wenn auch rein arischer Sohn der Minna Schulz ... zur Zeit meiner Geburt Dienstmädchen im Hause des jüdischen Pelzhändlers Abramowitz. An meiner rein arischen Herkunft ist nicht zu zweifeln, da der Stammbaum meiner Mutter, also der Minna Schulz, zwar nicht bis zur Schlacht im Teutoburger Walde, aber immerhin bis zu Friedrich dem Großen verfolgt werden kann. Wer mein Vater war, kann ich nicht mit Bestimmtheit sagen, aber er war bestimmt einer von den fünfen: der Fleischer Hubert Nagler, der Schlossermeister Franz Heinrich Wieland, der Maurergehilfe Hans Huber, der Kutscher Wilhelm Hopfenstange oder der Hausdiener Adalbert Hennemann.
Ich habe die Stammbäume meiner fünf Väter sorgfältig prüfen lassen, und ich versichere Ihnen, daß die arische Herkunft der fünf einwandfrei festgestellt wurde. Was den Hausdiener Adalbert Hennemann anbetrifft ... da kann ich sogar mit Stolz sagen, daß einer seiner Vorfahren den Spitznamen >Hagen der Schlüsselträger< trug, ein Knappe des ruhmreichen Ritters Siegismund von der Weide, dem sein Herr und Gebieter als Zeichen seines großen Vertrauens einen bestimmten Schlüssel anvertraute ... nämlich: den Schlüssel des Keuschheitsgürtels seiner Frau Gemahlin ... ein vergoldeter Keuschheitsgürtel, der später am Hofe des großen Königs berühmt wurde und Geschichte machen sollte.
Brigitte Struzyk (Steinbach-Hallenberg, 2 april 1946)
De Britse schrijver en scenarioschrijver George MacDonald Fraser werd geboren in Carlisle op 2 april 1925. Een groot deel van zijn jeugd bracht hij in Schotland door.Vanaf 1943 vocht hij in de Tweede Wereldoorlog in het Britse leger. Niet veel later werd MacDonald Fraser in India gestationeerd. Hij is vier keer benoemd tot Lance Corporal, maar die rang raakte hij tot drie keer toe kwijt wegens kleine misstappen. Hij beschreef zijn militaire loopbaan in het autobiografische 'Quartered Safe Out Here.'
Na de Tweede Wereldoorlog bleef hij het Britse leger dienen, maar dan in het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Na zijn militaire loopbaan werd hij journalist en redacteur bij de Schotse krant 'The Scotsman'. Hij werd daar aan de kant gezet en ging zich toen geheel op het schrijven concentreren.
MacDonald Fraser werd uiteindelijk het bekendst met zijn boeken uit de 'Flashman' serie. Dit is een reeks historische romans geschreven onder het pseudoniem Harry Flashman. MacDonald Fraser was ook scenarist. Hij maakte onder andere scenario's voor de James Bond-film Octopussy.
Uit:Flashman and the Tiger
"Search me, old Blowhard," says I rescuing the bottle. "All I ask is whether you got to grips with that fascinating Balkan bint and her beauteous daughter, and if so, did you tackle 'em in tandem or one after t'other?" But he was too flown with his fat-headed philosophy to listen.
"I did not slip, me -- I could not! I foiled the vengeful monarch's ruffians -- it was inevitable! My gypsy abductors took the road determined by Fate!" He was quite rosy with triumph. "Le destin, my old one -- destiny is immutable. We are like the planets, our courses preordained. Some of us," he admitted, "are comets, vanishing and reappearing, like the geniuses of the past. Thus Moses is reflected in Confucius, Caesar in Napoleon, Attila in Peter the Great, Jeanne d'Arc in . . . in . . ."
"Florence Nightingale. Or does it have to be a Frog? Well, then, Madame du Barry -- "
"Jeanne d'Arc is yet to reappear, perhaps. But you are not serious, my boy. You doubt my reason. Oh, yes, you do! But I tell you, everything moves by a fixed law, and those of us who would master our destinies -- " he tapped a fat finger on my knee " -- we learn to divine the intentions of the Supreme Will which directs us."
George MacDonald Fraser (2 april 1925 - 2 januari 2008)
Anne Waldman, Roberto Arlt, Joanna Chmielewska, H. von Fallersleben, Casanova
De Amerikaanse dichteres Anne Waldman werd geboren op 2 april 1945 in Millville, New Jersey. Zij is een prominente representante van de Beat Generation. Haar performances zijn legendarisch geworden. Zij trad op met Allen Ginsberg, William S. Burroughs en Gregory Corso, maar ook met t Patti Smith, Lou Reed en Bob Dylan.
Number Song
I've multiplied, I'm 2. He was part of me he came out of me, he took a part of me He took me apart. I'm 2, he's my art, no, he's separate. He art one. I'm not done & I'm still one. I sing of my son. I've multiplied. My heart's in 2, half to him & half to you, who are also a part of him, & you & he & I make trio of kind congruity.
Anne Waldman ( Millville, 2 april 1945)
De Argentijnse schrijver Roberto Godofredo Arlt werd geboren op 2 april 1900 in Buenos Aires. Hij werkte eerst als journalist in Córdoba. Zijn gebundelde columns uit El Mundo behoren tot de klassieeken van de Argentijnse literatuur. In 1929 verscheen zijn roman El juguete rabioso, over het opgroeien van jonge mensen in een marginale barrio in Buenos Aires. Verder schreef hij o.a. Los siete locos (De zeven gekken), Los lanzallamas (De vlammenwerpers) en El Amor Brujo. Vanaf de jaren dertig tot zijn dood werkte hijvoornamelijk voor het theater.
Uit: Mad Toy (Vertaald door Michele McKay Aynesworth)
At the age of fourteen I was initiated into the thrilling literature of outlaws and bandits by an old Andalusian cobbler whose shoe repair shop stood next to a green-and-white-fronted hardware store in the entryway of an ancient house on Rivadavia Street between the corners of South America and Bolivia.
The colorful title pages of serial novels featuring the adventures of Montbars the Pirate and Wenongo the Mohican decorated the front of that hole-in-the-wall shop. The minute school let out, we boys would head over to admire the prints that hung there in the doorway, faded by the sun.
Sometimes we would venture in to buy half a pack of Barrilete cigarettes, and the man would reluctantly leave his stool to make the sale, grumbling the whole time.
He was stoop-shouldered, gaunt, and bushy-faced, and to top it off, a bit lame, a strange lameness: his foot was round like the hoof of a mule with its heel turned outward.
Every time I saw him, I remembered a proverb my mother liked to repeat: "Beware of those who are marked by God."
The words would begin to flow when he saw me, and while he held a battered half-boot amid the jumble of lasts and scrolls of leather, he would teach me the sour song of failure, sharing the lore of Spain's most famous bandits, or singing the praises of an extravagant customer who tipped him twenty centavos for polishinghis shoes.
Roberto Arlt (2 april 1900 26 juli 1942)
De Poolse schrijfster Joanna Chmielewska (eig. Irena Kühn) werd geboren op 2 april 1932 in Warschau.Zij studeerde architektuur en werkte daarna bij verschillende bureaus. In 1958 debuteerde zij met een kort verhaal. Sinds de jaren zeventig is zij in Polen en Rusland een van de meest gelezen schrijfsters van voornamelijk humoristische detectives.
Uit:Mord ist Trumpf (Vertaald door Anna Junuszewska)
Ich stand im Badezimmer und betrachtete mich im Spiegel:aufmerksam, unerbittlich, leicht angewidert. Ekelhaft. Die Augen nicht wirklich gelungen,die Nase ganz einfach dämlich, die Stirn eines intellektuellen Schwachkopfes, dazu noch irgendwie kahl, um den Mund war es auch nicht besser bestellt, die Ohren Na ja, gut, die Ohren waren normal, nicht einmal besonders abstehend, aber im Grunde sah man sie nicht. Dafür die Haare, Himmel, wie Heu auf unfruchtbarem Boden Während ich mein Spiegelbild objektiv und erbarmungslos begutachtete, zog ich die ersten Schlüsse. Die eine Hälfte meines Gehirns war mit der Kontemplation der im Spiegel betrachteten Schönheit beschäftigt, während die andere überlegte, wie zum Teufel sich ein Mann für dergleichen begeistern sollte. Er müsste wohl nicht ganz normal oder sehr kurzsichtig sein. Egal welche Intelligenz, Persönlichkeit oder andere versteckte Tugenden ich ausstrahlen mochte, könnte er sich nicht mal ansatzweise unsterblich in mich verlieben
Es ist wohl klar, dass der eigentliche Grund dieser schonungslosen Selbstkritik nichts anderes als ein Kerl war, und man musste zugeben, dass es sich dieses Mal um ein besonderes Exemplar handelte. Nicht nur schön, sondern auch mysteriös. Jahrelang versuchte ich ohne Erfolg, ihn zu entschlüsseln, jahrelang stimmte da etwas nicht, und jetzt gab mir meine ganze Lebenserfahrung mit Nachdruck zu verstehen, dass die erwünschte Beziehung in eine kritische Phase kam. Ich sollte mir etwas überlegen, mit meiner Schönheit konnte ich es dem Abgott nicht recht machen, aber mit etwas
"Sagen Sie, daß Sie mich lieben", verlangte ich. "Nein, denn Sie sind ein gottloser Mensch, und die Hölle erwartet Sie." Nachdem ich sie auf ihren Platz zurückgesetzt und das Unwetter sich verzogen hatte, versicherte ich ihr, der Kutscher habe sich nie umgedreht. Unter Scherzen über das Abenteuer und Handküssen sagte ich ihr, ich sei davon überzeugt, daß ich Sie von ihrer Gewitterangst geheilt hätte, daß sie aber niemandem das Geheimnis verraten werde, wem sie diese Heilung verdanke. Sie erwiderte, auf jeden Fall sei sie sicher, daß noch nie eine Frau durch ein solches Mittel geheilt worden sei. "Das muß im Lauf von tausend Jahren eine Million Male vorgekommen sein", sagte ich. "Ich gestehe Ihnen sogar, daß ich damit gerechnet hatte, als ich in die Kalesche stieg; denn mir schien es das einzige Mittel zu sein, in Ihren Besitz zu gelangen. Glauben Sie mir, auf der ganzen Welt gibt es keine einzige furchtsame Frau, die in Ihrer Lage zu widerstehen gewagt hätte." "Das mag sein; aber in Zukunft werde ich nur noch mit meinem Mann fahren." "Wie ungeschickt von Ihnen; denn Ihrem Mann wird es garnicht einfallen, Sie zu trösten, wie ich es getan habe." "Auch das ist wahr. Mit Ihnen gelangt man zu ungewöhnlichen Erkenntnissen; doch verlassen Sie sich darauf, daß ich nie wieder mit Ihnen zusammen reisen werde." Unter anregenden Gesprächen langten wir noch vor allen anderen in Pasiano an. Kaum war sie ausgestiegen, lief sie in ihr Zimmer und schloß sich ein, während ich nach einem Scudo für den Kutscher suchte. Der lachte.
In de grote stad waar hij woonde was het leven heel genoeglijk. Iedere dag waren er vreemdelingen en op een dag kwamen er twee bedriegers, die zich voor wevers uitgaven en zeiden dat ze de mooiste stoffen konden weven die je je maar denken kon. Niet alleen de kleuren en het patroon waren ongelooflijk mooi, maar ook hadden de kleren die ervan gemaakt waren, de wonderbaarlijke eigenschap dat ze onzichtbaar waren voor iedereen die niet voor zijn ambt deugde of die onvergeeflijk dom was. Wat een fijne kleren, dacht de keizer. Als ik die aan heb, kan ik erachter komen wie er in mijn rijk niet deugt voor zijn ambt en dan kan ik de knappen van de dommen onderscheiden. Die stof moet ik meteen laten weven! En hij gaf de bedriegers een flink handgeld, zodat ze met hun werk konden beginnen. Ze zetten ook twee weefgetouwen op en deden alsof ze werkten, maar er zat helemaal niets op het weefgetouw. Brutaalweg vroegen ze om de fijnste zijde en het prachtigste goud; dat stopten ze in hun eigen zak en ze werkten aan de lege weefgetouwen, en dat nog wel tot diep in de nacht.
Hans Christian Andersen(2 april 1805 - 4 augustus 1875)
Uw wil is door myn mond verkondigd aan de Grooten,
En uw last is gebragt aan d' eerste Hof genooten:
Een ieder zal hier zyn, gelyk vereischd syn plicht,
Op de bestemde tyd, en 't uur daar toe gericht.
Schoon deze dag reeds lang voor Bantam was te wagten,
Wyl gy zoo menigmaal geuit had uw gedagten,
Heeft elk van haar niet min getoond de droeve smart,
Die 't komen van dees' dag, verspreid in ieders hart.
Agon
Die smart, hoe groot die zy, zal niet veel langer duuren,
Als tot dat morgen 't licht beschyne Bantams muuren:
Een oude Vorst verdwynd, gelyk de Maan, voor 't oog,
Wanneer de jonge Vorst klimd, als de Son, om hoog.
Sinan
Sy wagten zekerlyk een Heer van uwe handen
Die ook, gelyk als gy de Vader deezer Landen,
Onno Zwier van Haren (2 april 1713 2 september 1779)
De Franse schrijver Pierre Zaccone werd geboren op 2 april 1817 in Doaix. Hij begon zijn schrijversloopbaan met novellen en als ongenoemde medewerker aan romans en toneelstukken. Uiteindelijk drong hij met zijn teksten door in de feuilletons van grote kranten. Jarenlang was Zaccone ook secretaris van de Parijse schrijversvereniging.
Uit: La Recluse
Gaston observait tout cela, partagé entre mille sensations contraires. L'homme qui l'accompagnait attendait derrière lui, étonné, sans comprendre. Tout à coup, le jeune commandant se retira brusquement de la fenêtre, et gagnant précipitamment la porte. -- C'est bien, dit-il au concierge: je retiens, cette chambre; mon domestique viendra, ainsi que je vous l'ai dit, s'y installer dès aujourd'hui, et il paiera le terme d'avance. Puis il descendit les marches quatre à quatre. Il n'avait pas de temps à perdre. Il venait de voir une chose effrayante. Pendant l'entretien du père et de la fille il avait remarqué que les soeurs allaient et venaient très affairées à travers les couloirs, et il n'y avait pas pris garde autrement. Mais bientôt il vit Edmée jeter un voile épais sur ses cheveux, poser sur ses épaules un châle dont M. de Beaufort l'aida à s'envelopper; puis elle prit le bras de son père et quitta le parloir.
Pierre Zaccone (2 april 1817 - ? 1895)
De Italiaanse (reis)schrijver Pietro della Valle werd geboren op 2 april 1586 in Rome als telg van de rijke adelijke Della Valle familie uit Rome. Hij maakte een uitgebreide pelgrimage 'met een omweg' naar Jeruzalem. Pietro stond nog met zijn ene been in de middeleeuwse traditie van het pelgrimeren, maar met zijn andere been stond hij al stevig in de nieuwe tijd waarin wetenschappelijke nieuwsgierigheid, verleggen van grenzen, avontuur en kennisvergaring belangrijke elementen waren. Met zijn grote vriend de geleerde Mario Schipano maakte hij een afspraak: Pietro zou hem met zijn brieven op de hoogte houden en Schipano zou deze brieven redigeren en uitgeven. Uiteindelijk werden alle brieven na Pietro's dood door vier van zijn zonen gepubliceerd. Pietro was een uitstekend waarnemer die zijn bevindingen opschreef met kennis én humor. Hij was kritisch en nieuwsgierig, ging op onderzoek uit en lardeerde zijn reisverslag met persoonlijke gevoelens en referenties naar klassieke auteurs.
Uit; The Travels Of Sig. Pietro della Valle (A visit to Giaccama)
As we return'd home at night, we met a woman in the City of Ikkeri, who, her Husband being dead, was resolv'd to burn her self, as 'tis the custom with many Indian Women. She rode on horseback about the city with open [=unveiled] face, holding a looking-glass in one hand, and a lemon in the other, I know not for what purpose; and beholding her self in the glass, with a lamentable tone sufficiently pitiful to hear, went along I know not whither speaking or singing certain words, which I understood not; but they told me, they were a kind of Farewell to the World and her self; and indeed, being utter'd with that passionateness which the case requir'd and might produce, they mov'd pity in all that heard them, even in us who understood not the Language.
She was follow'd by many other women and men on foot, who, perhaps, were her Relations; they carry'd a great Umbrella over her, as all persons of quality in India are wont to have, thereby to keep off the Sun, whose heat is hurtful and troublesome. Before her, certain Drums were sounded, whose noise she never ceas'd to accompany with her sad ditties or songs; yet with a calm and constant countenance, without tears, evidencing more grief for her Husband's death than her own, and more desire to go to him in the other world than regret for her own departure out of this: a Custom, indeed, cruel and barbarous, but withall, of great generosity and virtue in such Women, and therefore worthy of no small praise. They said, she was to pass in this manner about the City.
Uit: The Unbearable Lightness of Being (Vertaald door Michael Henry Heim)
If every second of our lives recurs an infinite number of times, we are nailed to eternity as Jesus Christ was nailed to the cross. It is a terrifying prospect. In the world of eternal return the weight of unbearable responsibility lies heavy on every move we make. That is why Nietzsche called the idea of eternal return the heaviest of burdens (das schwerste Gewicht).
If eternal return is the heaviest of burdens, then our lives can stand out against it in all their splendid lightness.
But is heaviness truly deplorable and lightness splendid?
The heaviest of burdens crushes us, we sink beneath it, it pins us to the ground. But in the love poetry of every age, the woman longs to be weighed down by the man's body. The heaviest of burdens is therefore simultaneously an image of life's most intense fulfillment. The heavier the burden, the closer our lives come to the earth, the more real and truthful they become.
Conversely, the absolute absence of a burden causes man to be lighter than air, to soar into the heights, take leave of the earth and his earthly being, and become only half real, his movements as free as they are insignificant.
What then shall we choose? Weight or lightness?
Parmenides posed this very question in the sixth century before Christ. He saw the world divided into pairs of opposites: light/darkness, fineness/coarseness, warmth/cold, being/nonbeing. One half of the opposition he called positive (light, fineness, warmth, being), the other negative. We might find this division into positive and negative poles childishly simple except for one difficulty: which one is positive, weight or lightness?
Parmenides responded: lightness is positive, weight negative.
Was he correct or not? That is the question. The only certainty is: the lightness/weight opposition is the most mysterious, most ambiguous of all.
Uit:Dead Souls(Vertaald door Bernard Guildert Guerney)
Eh, thou troika, thou that art a bird! Who conceived thee? Methinks only among a spirited folk that thou could have come into being. In the land that is not fond of doing things by halves, but has evenly and smoothly spread itself out over half the world. Therefore try and count its milestones until they turn to spots before the eyes! Far from cunningly contrived is the vehicle the troika draws; held together with no screws of iron art thou, but hastily, with a slam and a bang, wert thou put together and fitted by some handy Muzhik of Yaroslav, with nothing but an ax and a chisel. No fancy Hessian jack boots does the driver wear. He spots a beard, great gauntlets, and only the devil knows what he sits on for a cushion. Let him rise in his seat, swing his whip back, and strike up a long-drawn song while his steeds are off like a whirlwind. The spokes of each wheel has blended into one unbroken disk; the road merely quivers, and a pedestrian, stopping short, cries out in fright, and the troika is soaring, soaring away! ...Now all one can see, already far in the distance, is something raising the dust and swirling through the air.
Thou art not my Russia, soaring along even like a spirited never to be outdistanced troika? The road actually smokes under thee, the bridges thunder, everything falls back and is left behind thee! The witness of thy passing comes to a deep stop, dumbfounded by this God's wonder! Is it not a streak of lightning cast down from heaven? What signifies this onrush that inspires terror? And what unknown power is contained in these steeds, whose like is not known in this world? Ah, these steeds, these steeds, what steeds they are! Are there whirlwinds perched upon your manes? Is there a sensitive ear, alert as a flame, in your every fiber? You have caught the familiar song coming down to you from above. All as one and all at the same instant, you have strained your brazen chests and almost without touching earth with your hoofs, you have become transformed into straight lines cleaving the air. The troika tears along, inspired by God!
Come with me, for you wished to tread this distant, otherworldly peak. Still, nurture no will to steadily descend, since there is no return for you to seek.
And you shall pay for the prevailing dread, but not in havocs discontent, like in times gone. Now you even set yourself to send away your ultimate thought forlorn.
Our hands shall touch only the hair, suspending amid blankness vacant that sweeps away the words we dare as if it were a barrier blatant.
But then the spells shall break n clear and wilderness be our sole haunt. With this and that wed look like young n dear, Appearances would not miss out.
Neulich fuhr, wie man Troja bereist, eine Schulklasse hin,
die im « Koffer-Lager » Elses Namensschild las.
Länger als Troja bleibt Auschwitz den Menschen im Sinn !
Uit: Der Stellvertreter
Fontana! ... Sehen Sie nicht, dass für das christliche Europa die Katastrophe naht, wenn Gott nicht Uns, den Heiligen Stuhl, zum Vermittler macht. Die Stunde ist düster: zwar wissen Wir, den Vatikan rührt man nicht an. Doch Unsere Schiffe draußen, die Wir steuern sollen. Polen, der ganze Balkan, ja Österreich und Bayern noch. In wessen Häfen werden sie geraten. Sie könnten leicht im Sturm zerschellen. Oder sie treiben hilflos an Stalins Küsten.
Edgar Wallace, Max Nord, Arnold Aletrino, John Wilmot, Carl Sternheim,
De Engelse journalist en schrijver Edgar Wallace werd geboren in Greenwich op 1 april 1875. Hij begon zijn schrijverscarrière als oorlogscorrespondent voor de Londense krant de Daily Mail in de Boerenoorlog. Daarna legde hij zich toe op misdaadverhalen en dit in een hoog tempo: hij zou in totaal 175 boeken schrijven, naast 24 toneelstukken en een grote hoeveelheid journalistiek werk. Zijn eerste boek was The Four Just Men (1905) dat handelde over een groep mannen die de wet in eigen handen namen. Als publiciteitsstunt verscheen het zonder het einde; de lezers werden verzocht de juiste toedracht zelf te achterhalen en ze konden daarmee een geldprijs winnen. Er waren echter zoveel juiste inzendingen dat Wallace er bijna bankroet aan ging, maar zijn naam was wel gevestigd en dit en vele van zijn latere boeken werden beststellers. Wallace wordt algemeen beschouwd als de "uitvinder" van de moderne thriller; zijn helden zijn over het algemeen politiemensen en geen amateur-detectives zoals de meeste detective-schrijvers toen gebruikten.
Uit: The Angel of Terror
The hush of the court, which had been broken when the foreman of the jury returned their verdict, was intensified as the Judge, with a quick glance over his pince-nez at the tall prisoner, marshalled his papers with the precision and method which old men display in tense moments such as these. He gathered them together, white paper and blue and buff and stacked them in a neat heap on a tiny ledge to the left of his desk. Then he took his pen and wrote a few words on a printed paper before him.
Another breathless pause and he groped beneath the desk and brought out a small square of black silk and carefully laid it over his white wig. Then he spoke:
"James Meredith, you have been convicted after a long and patient trial of the awful crime of wilful murder. With the verdict of the jury I am in complete agreement. There is little doubt, after hearing the evidence of the unfortunate lady to whom you were engaged, and whose evidence you [Pg 6]attempted in the most brutal manner to refute, that, instigated by your jealousy, you shot Ferdinand Bulford. The evidence of Miss Briggerland that you had threatened this poor young man, and that you left her presence in a temper, is unshaken. By a terrible coincidence, Mr. Bulford was in the street outside your fiancée's door when you left, and maddened by your insane jealousy, you shot him dead.
Edgar Wallace (1 april 1875 10 februari 1932)
De Nederlandse dichter en journalist Max Nord werd geboren in Gorinchem op 1 april 1916.Nord studeerde politieke wetenschappen in Parijs en werkte vanaf 1938 als verslaggever bij Het Vaderland. Samen met Menno ter Braak vertaalde hij het boek Gespräche mit Hitler van Hermann Rauschning, wat het duo op een aanklacht wegens 'belediging van een bevriend staatshoofd' kwam te staan. Voordat het tot een proces kwam was Nederland al door de Duitsers bezet. Tijdens de bezetting vormde Nord samen met Wim van Norden en Simon Carmiggelt de kern van het illegale Het Parool. Na de oorlog werd Nord kunstredacteur van dezelfde krant. Vervolgens was hij enige tijd plaatsvervangend hoofdredacteur, als vervanger van Gerrit Jan van Heuven Goedhart. Hierna was hij correspondent voor Het Parool te Parijs. In 1987 woonde hij in Lyon het twee maanden durende proces tegen oorlogsmisdadiger Klaus Barbie bij. Nord schreef hierover een reeks artikelen in Vrij Nederland en een boek. Nord schreef boeken over Albert Helman, Alexander Cohen, en Josepha Mendels, voerde voorts de eindredactie van diverse boeken, en vertaalde onder andere verhalen van Luigi Pirandello en gedichten van Cesare Pavese.
Soms is 't genoeg...
Soms is 't genoeg op straat te lopen
Hand in hand met 't liefste kind,
Dat speelt en lacht en nog kan hopen
Dat ìk de wegen voor haar vind.
Dan speel ik aarzlend met haar mee
En kijk naar 't blinken van haar ogen
- Zij is de vloed, ik de eb der zee -
En ik verzwijg mijn onvermogen.
's Avonds lees ik haar dromend voor
En antwoord op haar kleine vragen,
Het ernstig spel gaat eindloos door
Totdat ik haar naar bed mag dragen.
Wel weet ik dat het zo niet blijft:
Eens zal ook zij met angst beminnen
En gaat de onrust, die ons drijft,
Ook in haar hart zijn klop beginnen.
Dan zal zij door de straten lopen
Met aan haar hand een spelend kind,
Als ik nu, en vermoeid van hopen
Vragen waar zich de weg bevindt.
Max Nord (1 april 1916 -28 februari 2008)
De Nederlandse schrijver Arnold Aletrino werd geboren in Amsterdam op 1 april 1858. Als student medicijnen in Amsterdam kwam hij in aanraking met de Tachtigers, Kloos, Van Deyssel, Van Eeden en anderen. Hij werd medewerker van De Nieuwe Gids en was van 1910-1912 redacteur van het tijdschrift. Hij studeerde af in 1886 en promoveerde in 1889; hij werd gemeentearts en arts van de brandweer in Amsterdam, en kwam zodoende in aanraking met de armste lagen van de bevolking. In 1891 trouwde hij met Rachel Mendes da Costa, die in 1897 zelfmoord pleegde. Een jaar later trouwde hij met Emilie Julia van Stockum.
In 1899 kreeg hij een universitaire aanstelling als lector in de criminele antropologie. Door zijn praktische ervaring, studies en voordrachten verrichtte hij baanbrekend werk op medisch-sociaal gebied. Hij was een van de vroegste pleitbezorgers van de homoseksualiteit en stak zijn nek uit voor die verachte groepering in de samenleving op een congres in 1902. Aletrino werd geëerd als een bekwaam en humanitair wetenschapper. In 1903 bezocht hij met Magnus Hirschfeld in Berlijn een aantal locaties waar homoseksuelen voorkwamen; daarvan deed hij verslag in zijn brochure Hermaphrodisie en uranisme (1908). Aletrino was een schrijver van bij uitstek sombere literatuur. Hij werd geïnspireerd door het Franse naturalisme en vond stof in zijn deprimerende artsenpraktijk.
Uit: Zondagavond
Toen knauwend in de egaal streelende gelijkvormigheid der weken, brak plotseling bonkend een groote verandering, schroeiend een schrijnende smart in de snelle omkeer van alles, omwroetend zijn èven gelukkige dagen met ver napijnend berouw.
En in de zwaar hangende sleur van de nieuw wennende dagen loomde zijn bestaan verder - donker drukkend zijn gemoed, wild somberend zijn opgeleefd voelen.
Hij herinnerde zich Zondagavonden daarnà, avonden die hij als vroeger ook wegging, van buiten, angstig loopend door de stille, donker-lichtende straten van het kleine dorp waar zijn moeder was gaan wonen. 't Was nu een andere vrees die zenuwde door hem heen, snel bonkend zijn hart in jachtende stikking.
Achter hem lag zijn studententijd, meêbrekend zijn vreug-
de looze jeugd, hem teruglatend in de groote werkelijkheid, die hij lood voelde drukken om zich heen, moegeslagen door de rauwe geesseling die gestriemd had door zijn jonge ziel.
Al lang had hij geweten dat zijn moeder ziek was, al lang had hij gezien de langzame verandering ongemerkt voortgevreten in haar mattend lichaam, al lang had hij ingebeten de vlijmende smart dat ze zou voortzieken moewer en moewer, vroolijk troostend haar smekende klachten, luchtend haar ernstig lijden met vage beloften van beterschap en herstel.
Arnold Aletrino (1 april 1858 - 17 januari 1916)
De Engelse dichter en schrijver John Wilmot, 2e graaf van Rochester . werd geboren in Ditchley, Oxfordshire, op 1 april 1647. John Wilmot was een zoon van Henry Wilmot, burggraaf Wilmot, die door Karel II wegens verdiensten in 1652 werd verheven tot 1e graaf van Rochester. John erfde de titel bij de dood van zijn vader in 1658. Op 12-jarige leeftijd ging hij naar het Wadham College van de Universiteit van Oxford, waar hij op slechts 14-jarige leeftijd zijn MA verkreeg. Vervolgens ondernam hij, onder begeleiding van een tutor, de grand tour door Frankrijk en Italië. In 1662 keerde hij terug naar Engeland en begaf zich naar het hof, waar hij vanwege zijn knappe voorkomen, humor en scherpe geest de gunst verwierf van Karel II. In 1665 verwierf hij de heldenstatus door zijn optreden tijdens de Slag in de baai van Bergen in de Tweede Engels-Nederlandse Oorlog. John Wilmot had zich echter al vroeg een nogal vrije levenswijze aangemeten en werd door zijn gedrag diverse malen van het hof verwijderd, maar steeds weer in genade aangenomen.Op 33-jarige leeftijd liet zijn gezondheid hem inderdaad in de steek als gevolg van geslachtsziekten en overmatig alcoholgebruik.
Absent of Thee I Languish Still
Absent from thee I languish still;
Then ask me not, when I return?
The straying fool 'twill plainly kill
To wish all day, all night to mourn.
Dear! from thine arms then let me fly,
That my fantastic mind may prove
The torments it deserves to try
That tears my fixed heart from my love.
When, wearied with a world of woe,
To thy safe bosom I retire
where love and peace and truth does flow,
May I contented there expire,
Lest, once more wandering from that heaven,
I fall on some base heart unblest,
Faithless to thee, false, unforgiven,
And lose my everlasting rest.
John Wilmot (1 april 1647 26 juli 1680)
De Duitse schrijver Carl Sternheim werd als zoon van een joodse bankier geboren op 1 april 1878 in Leipzig. Tot 1902 studeerde hij filosofie, psychologie en rechten in München, Göttingen en Leipzig, maar hij maakte de studies niet af.Vanaf 1900 werkte hij als zelfstandig schrijver. In 1908 gaf hij samen met Franz Blei het tijdschrift Hyperion uit. In 1912 trok hij naar België, in 1918 naar St. Moritz en Uttwil 18 in Zwitserland. Van 1930 tot 1934 was hij getrouwd met Pamela Wedekind. In 1935 ging hij in ballingschap naar België. Zijn werk was tijdens het nationaalsocialisme verboden. Na de bezetting van Nederland en België pleegde hij op 3 november 1942 zelfmoord.
Uit: Die Hose
Als ich neunzehnhundertundacht ein bürgerliches Lustspiel veröffentlichte, kannte die deutsche Bühne nach Gerhart Hauptmanns Naturalismus nur die Maskerade vom alten Fabelkönig, der jungen Königin, dem famosen Pagen, die unter mannigfaltigen Verkleidungen neuromantisch auftraten; reich kostümiert von Wirklichkeit fort Glanz sprachen, Erhabenheit handelten. In meinem Stück verlor ein Bürgerweib die Hose, von nichts als der banalen Sache sprach in kahlem Deutsch man auf der Szene.
Ob solcher Einfalt fällte Welt das Urteil: wie war das Dichtung? Eine bürgerliche Hose und fünf Spießer, die von ihr räsonierten? Wo blieb gewohnter Glanz (ersatz) wo (Pseudo) Naturalismus? In einer Sprache redeten dazu von der Albernheit die Leute, die in keinem Buch, keiner Zeitung stand, und die kein besserer Bekannter sprach. Der Autor, offenbarer Absicht, ließ der Komödie eine Anzahl anderer folgen, die der ersten wesentlich Neues nicht hinzufügten. Von durchschnittlichen Dingen sprach man weiter, behandelte Beiläufiges mit Emsigkeit und einem Nachdruck, der vorher nicht an bürgerliche Welt gewandt war. Doch diese Welt, die in der Öffentlichkeit keine Rolle spielen mochte, anderen der Verantwortung Ehre und Bürde überließ, blieb, als sie eines neugierigen Auges Scheinwerfer auf sich gerichtet sah, verwirrt und wie ertappt: schrie aus vollem Hals den Friedensstörer an, und die ergebene Presse des Iuste milieu zog blank.
Friedrich Güll, Antoine Prévos, Armel Guerne, Edmond Rostand, Josep de Maistre
De Duitse dichter Friedrich Güll werd geboren op 1 april 1812 in Ansbach. In 1844 opende hij een school voor meisjes uit de hogere standen en die leidde hij zevenentwintig jaar lang. Later ontving hij van de Beierse koningen Maximilian II en Ludwig II een eregeld. Güll was een dichter uit de Biermeiertijd die vooral voor kinderen en jongeren schreef.
Osterhäslein
Drunten an der Gartenmauern hab' ich sehn das Häslein lauern. Eins, zwei, drei - legt's ein Ei, lang wird's nimmer dauern.
Kinder, laßt uns niederducken! Seht ihr's ängstlich um sich gucken? Ei, da hüpft's, hei, da schlüpft's durch die Mauerlucken.
Und nun sucht in allen Ecken, wo die schönen Eier stecken, rot und blau, grün und grau und mit Marmelflecken!
Friedrich Güll (1 april 1812 24 december 1879)
De Franse schrijver Antoine François Prévos werd geboren op 1 april 1697 in Hesdin, Artois. In 1713 werd hij novice bij de Jezuïten, maar hij verliet de orde drie jaar later voor het leger. Onderzoek heeft uitgewezen dat Prévost het gegeven voor zijn roman Manon Lescaut niet verzonnen heeft, maar teruggreep op zijn eigen jeugdervaringen. Net als chevalier Des Grieux werd hij hals over kop verliefd op een mooie jonge vrouw die achter zijn rug om relaties onderhield met andere mannen. Prévost gaf na deze affaire zijn carrière in het leger op en koos voor een loopbaan in de kerk. De verschijning van zijn eerste romans in 1728, die in Parijs nogal wat stof deden opwaaien, noopten hem ertoe in Engeland asiel te zoeken waar hij korte tijd later ontslagen werd als privéleraar na een liefdesaffaire. Prévost zocht zijn heil in Nederland maar vluchtte een paar jaar later weer naar Engeland om aan zijn schuldeisers te ontkomen. Na zijn terugkeer in Frankrijk in 1736 wist hij zich te verzoenen met de katholieke kerk en tot zijn dood in 1763 bekleedde hij de aanzienlijke functie van kamerheer van de prins van Conti.
Uit: Manon Lescaut
Why did he love her? Curious fool, be still!
Is human love the fruit of human will?
BYRON.
Just about six months before my departure for Spain, I first met the Chevalier des Grieux. Though I rarely quitted my retreat, still the interest I felt in my child's welfare induced me occasionally to undertake short journeys, which, however, I took good care to abridge as much as possible.
I was one day returning from Rouen, where I had been, at her request, to attend a cause then pending before the Parliament of Normandy, respecting an inheritance to which I had claims derived from my maternal grandfather. Having taken the road by Evreux, where I slept the first night, I on the following day, about dinner-time, reached Passy, a distance of five or six leagues. I was amazed, on entering this quiet town, to see all the inhabitants in commotion. They were pouring from their houses in crowds, towards the gate of a small inn, immediately before which two covered vans were drawn up. Their horses still in harness, and reeking from fatigue and heat, showed that the cortege had only just arrived. I stopped for a moment to learn the cause of the tumult, but could gain little information from the curious mob as they rushed by, heedless of my enquiries, and hastening impatiently towards the inn in the utmost confusion. At length an archer of the civic guard, wearing his bandolier, and carrying a carbine on his shoulder, appeared at the gate; so, beckoning him towards me, I begged to know the cause of the uproar. "Nothing, sir," said he, "but a dozen of the frail sisterhood, that I and my comrades are conducting to Havre-de-Grace, whence we are to ship them for America. There are one or two of them pretty enough; and it is that, apparently, which attracts the curiosity of these good people."
Antoine Prévos (1 april 1697 23 december 1763)
De Zwitserse dichter, schrijver en vertaler Armel Guerne werd geboren in Morges op 1 april 1911. Tijdens WO II staakte hij alle literaire activiteiten om zich aan te sluiten bij het Franse verzet. Na de oorlog vertaalde hij werk van o.a. Novalis, Rilke, Hölderlin, de gebrieders Grimm, Melville, Virginia Woolf, Dürrenmatt, Elias Canetti, Lao Tseu et Kawabata.
Uit:La Nuit veille
« On parle abusivement de conscience claire et dobscur inconscient ; la vérité veut quon renverse limage : linconscience est transparente. Écoutez ce mot : inconscience, et dites-moi sil peut être obscur, ou même éteint. Plus la conscience est claire, plus les objets sy appuyent fortement sur leur ombre : ce sont ces ombres qui font juger du relief apparent. Dans linconscience, au contraire, cest la transparence qui règne, une parfaite transparence qui permet tous les échanges, où toutes les lumières peuvent se jouer (sauf la nôtre, toutefois, qui est trop faible et qui vient de trop près) ; cest sa lumière également diffuse et continue qui nous la rend aussi incompréhensible. Une invincible blancheur où lon ne peut pas créer à notre propre usage lombre ou la nuit qui nous sont nécessaires pour juger de léclat. Une lumière où tout est lumière, et qui nous est impénétrable par cette raison que nos lumières sy baignent et sy égarent, y disparaissent ainsi que disparaîtrait un rayon qui voudrait remonter à sa source pour en prendre connaissance. »
Tu me demandes donc, ma chère enfant, après avoir lu mon sermon sur la science des femmes, d'où vient qu'elles sont condamnées à la médiocrité ? Tu me demandes en cela la raison d'une chose qui n'existe pas et que je n'ai jamais dite. Les femmes ne sont nullement condamnées à la médiocrité ; elles peuvent même prétendre au sublime, mais au sublime féminin. Chaque être doit se tenir à sa place, et ne pas affecter d'autres perfections que celles qui lui appartiennent [...] L'erreur de certaines femmes est d'imaginer que, pour être distinguées, elles doivent l'être à la manière des hommes, il n'y a rien de plus faux. Je t'ai fait voir ce que cela vaut. Si une belle dame m'avait demandé, il y a vingt ans : " Ne croyez-vous pas, monsieur, qu'une dame pourrait-être un grand général comme un homme ?" je n'aurais pas manqué de lui répondre : "Sans doute, Madame. Si vous commandiez une armée, l'ennemi se jetterait à vos genoux , comme j'y suis moi-même ; personne n'oserait tirer, et vous entreriez dans la capitale ennemie au son des violons et des tambourins." Si elle m'avait dit : "Qui m'empêche en astronomie d'en savoir autant que Newton ?" je lui aurais répondu tout aussi sincèrement : "Rien du tout, ma divine beauté.
Josep de Maistre (1 april 1753 26 februari 1821)