Romenu is een blog over gedichten, literatuur en kunst Maar Romenu is ook een professionele freelance vertaler Du-Ne en Ne-Du http://www.roumen-vertalingen.nl/
Georg Trakl werd op 3 februari 1887 in het conducteurshuis aan de Waagplatz 2 in Salzburg geboren. Zijn vader, Tobias Trakl, was een handelaar in ijzerwaren en zijn moeder, die ook psychische problemen had, was Maria Catharina Trakl, (meisjesnaam Halik). Voorts had hij nog drie broers en drie zussen. Margarethe (doorgaans Grethe genoemd) stond hem het naast, zelfs zodanig dat sommigen een incestueuze verhouding vermoeden. Zijn jeugd bracht hij door in Salzburg. Vervolgens bezocht hij van 1897 tot 1905 het humanistische gymnasium. Om toch een academische opleiding te kunnen volgen, werkte hij tot 1908 in de praktijk bij een apotheker. Sommigen vermoedden dat hij dit vooral deed om zichzelf opiaten te kunnen verschaffen. Bij het uitbreken van WO I werd Trakl als medicus naar het front in Galicië (heden ten dage in Oekraïne en Polen) gestuurd. Zijn gemoedsschommelingen leidden tot geregelde uitbraken van depressie, die verergerd werden door de afschuw die hij voelde voor de verzorging van de ernstig verwonde soldaten. De spanning en druk dreven hem ertoe een suïcidepoging te ondernemen, welke zijn kameraden nochtans verhinderden. Hij werd in een militair ziekenhuis opgenomen in Kraków, alwaar hij onder strikt toezicht geplaatst werd.Trakl verzonk daar in nog zwaardere depressies en schreef Ficker om advies. Ficker overtuigde hem ervan dat hij contact moest opnemen met Wittgenstein, die inderdaad op weg ging na Trakls bericht te hebben ontvangen. Op 4 november 1914, drie dagen voordat Wittgenstein aan zou komen, overleed hij echter aan een overdosis cocaïne
Paul Celan
Paul Celan werd onder de naam Paul Antschel op 23 november 1920 geboren in Czernowitz, toentertijd de hoofdstad van de Roemeense Boekovina, nu behorend bij de Oekraïne. Paul Celans ouders waren Duitssprekende joden die hun zoon joods opvoedden en hem naar Duitse christelijke scholen stuurden. In 1942 werden Celans ouders door de Duitse bezetter naar een werkkamp gedeporteerd en daar vermoord. Hijzelf wist aanvankelijk onder te duiken, maar moest vanaf juli 1942 in een werkkamp dwangarbeid verrichten. Celan overleefde de oorlog. Via Boekarest en Wenen vestigde Celan zich in 1948 in Parijs. Daar was hij werkzaam als dichter, vertaler en doceerde hij aan de prestigieuze Ecole Normale Supérieure. Vermoedelijk op 20 april 1970 beëindigde hij zijn leven zelf door in de Seine te springen.
Gerard Reve
Gerard Reve over: Medearbeiders ”God is in de mensen, de dieren, de planten en alle dingen - in de schepping, die verlost moet worden of waaruit God verlost moet worden, door onze arbeid, aangezien wij medearbeiders van God zijn.” Openbaring ”Tja, waar berust elk godsbegrip op, elke vorm van religie? Op een openbaring, dat wil zeggen op een psychische ervaring van zulk een dwingende en onverbiddelijke kracht, dat de betrokkene het gevoel heeft, niet dat hij een gedachte of een visioen heeft, maar dat een gedachte gedachte of visioen hem bezit en overweldigt.”
Simon Vestdijk
Simon Vestdijk (Harlingen, 17 oktober 1898 – Utrecht, 23 maart 1971) was een Nederlands romancier, dichter, essayist en vertaler. Zijn jeugd te Harlingen en Leeuwarden beschreef hij later in de Anton Wachter-cyclus. Van jongs af aan logeerde hij regelmatig bij zijn grootouders in Amsterdam, waar hij zich in 1917 aan de Universiteit van Amsterdam inschrijft als student in de medicijnen. Tijdens zijn studie die van 1917 tot 1927 duurde, leerde hij Jan Slauerhoff kennen.Tot 1932 is hij als arts in praktijken door heel Nederland werkzaam. In 1932 volgt zijn officiële schrijversdebuut met de uitgave van de bundel Verzen in De Vrije Bladen. Doorslaggevend voor Vestdijks uiteindelijke keuze voor de literatuur is zijn ontmoeting in 1932 met Eddy Du Perron en Menno ter Braak. Deze ontmoeting had tot resultaat dat hij redactielid werd van het tijdschrift Forum Kort daarop, in 1933, wordt zijn eerste novelle, De oubliette, uitgegeven. In hetzelfde jaar schrijft hij Kind tussen vier vrouwen, dat, eerst geweigerd door de uitgever, later de basis zal vormen voor de eerste drie delen van de Anton Wachter-romans. In 1951 ontvangt Vestdijk de P.C. Hooftprijs voor zijn in 1947 verschenen roman De vuuraanbidders. In 1957 wordt hij voor het eerst door het PEN-centrum voor Nederland voorgedragen voor de Nobelprijs voor de Literatuur, die hij echter nooit zal krijgen. Op 20 maart 1971 wordt hem de Prijs der Nederlandse Letteren toegekend, maar voor hij deze kan ontvangen overlijdt hij op 23 maart te Utrecht op 72-jarige leeftijd. Vestdijk was auteur van ca. 200 boeken. Vanwege deze enorme productie noemde de dichter Adriaan Roland Holst hem 'de man die sneller schrijft dan God kan lezen'. Andere belangrijke boeken van Simon Vestdijk zijn: "Kind van stad en land" (1936), "Meneer Visser's hellevaart" (1936), "Ierse nachten" (1946), "De toekomst de religie" (1947), "Pastorale 1943" (1948), "De koperen tuin" (1950), "Ivoren wachters" (1951), "Essays in duodecimo" (1952) en "Het genadeschot" (1964).
K.P. Kavafis K.P. Kavafis werd als kind van Griekse ouders, afkomstig uit Konstantinopel, geboren in 1863 in Alexandrië (tot vandaag een Griekse enclave) waar hij ook het grootste deel van zijn leven woonde en werkte. Twee jaar na de dood van zijn vader verhuist het gezin in 1872 naar Engeland om na een verblijf van vijf jaar naar Alexandrië terug te keren. Vanwege ongeregeldheden in Egypte vlucht het gezin in 1882 naar Konstantinopel, om na drie jaar opnieuw naar Alexandrië terug te gaan. In de jaren die volgen maakt Kavafis reizen naar Parijs, Londen en in 1901 zijn eerste reis naar Griekenland, in latere jaren gevolgd door nog enkele bezoeken. Op de dag van zijn zeventigste verjaardag, in 1933 sterft Kavafis in Alexandrië. De roem kwam voor Kavafis pas na zijn dood, dus postuum. Deels is dat toe te schrijven aan zijn eigen handelswijze. Hij was uiterst terughoudend met de publicatie van zijn gedichten, liet af en toe een enkel gedicht afdrukken in een literair tijdschrift, gaf in eigen beheer enkele bundels met een stuk of twintig gedichten uit en het merendeel van zijn poëzie schonk hij op losse bladen aan zijn beste vrienden.
Thomas Mann
Thomas Mann, de jongere broer van Heinrich Mann, werd geboren op 6 juni 1875 in Lübeck. Hij was de tweede zoon van de graankoopman Thomas Johann Heinrich Mann welke later één van de senatoren van Lübreck werd. Zijn moeder Julia (geboren da Silva-Bruhns) was Duits-Braziliaans van Portugees Kreoolse afkomst. In 1894 debuteerde Thomas Mann met de novelle "Gefallen". Toen Thomas Mann met 21 jaar eindelijk volwassen was en hem dus geld van zijn vaders erfenis toestond - hij kreeg ongeveer 160 tot 180 goldmark per jaar - besloot hij dat hij genoeg had van al die scholen en instituties en werd onafhankelijk schrijver. Kenmerkend voor zijn stijl zijn de ironie, de fenomenale taalbeheersing en de minutieuze detailschildering. Manns reputatie in Duitsland was sterk wisselend. Met zijn eerste roman, Buddenbrooks (1901), had hij een enorm succes, maar door zijn sceptische houding tegenover Duitsland na de Eerste Wereldoorlog veranderde dit volledig. Stelde hij zich tot aan de jaren twintig apolitiek op (Betrachtungen eines Unpolitischen, 1918), meer en meer raakte hij bij het Politiek gebeuren betrokken. Zijn afkeer van het nationaal socialisme groeide, zijn waarschuwingen werden veelvuldiger en heftiger. In 1944 accepteerde hij het Amerikaanse staatsburgerschap. Tussen 1943 en 1947 schreef Mann Doktor Faustus (zie Faust), de roman van de 'Duitse ziel' in de gecamoufleerd geschilderde omstandigheden van de 20ste eeuw. In 1947 bezocht hij voor het eerst sinds de Oorlog Europa, twee jaar later pas Duitsland. In 1952 vertrok hij naar Zwitserland. Op 12 augustus 1955 stierf hij in Zürich. Twintig jaar na zijn dood, in aug. 1975, is zijn literaire nalatenschap geopend: dagboekaantekeningen van 15 maart 1933 tot 29 juli 1955, alsmede notities uit de jaren 1918 tot en met 1921.Belangrijke werken zijn: Der Zauberberg, Der Tod in Venedig, Dokter Faustus , Joseph und seine Brüder en Die Bekenntnisse des Hochstaplers Felix Krull.
Rainer Maria Rilke
Rilke werd op 4 december 1875 geboren in Praag. Hij had al naam gemaakt als dichter met zijn bundels Das Stundenbuch en Das Buch der Bilder, toen hij de literaire wereld versteld deed staan en wereldfaam verwierf met de publicatie van zijn twee delen Neue Gedichte in 1907 en 1908. Hij verzamelde daarin het beste werk uit een van zijn vruchtbaarste periodes, die hij grotendeels doorbracht in Parijs. Rilke was daar diep onder de indruk gekomen van Rodin, bij wie hij een tijdlang in dienst was als particulier secretaris. Rodin, zei hij later, had hem leren kijken. Dit kijken kwam neer op intense concentratie, om het mysterie te kunnen zien ‘achter de schijnbare werkelijkheid'. Latere en rijpere werken als Duineser Elegien (1912-1923) en het ronduit schitterende Die Sonette an Orfeus (1924) illustreren Rilkes metafysische visie op het onzegbare, dat haar verwoording vindt in een hermetische muzikale taal. Op 29 december 1926 overlijdt Rilke in het sanatorium in Val-Mont aan de gevolgen van leukemie. Enkele dagen later wordt hij, overeenkomstig zijn wens, begraven op het kerkhof van Raron.
* * * * * * * * * * * * * * * *
Romenu
Over literatuur, gedichten, kunst en cultuur
31-05-2009
Walt Whitman, Frank Goosen, Gabriel Barylli, Gerd Hergen Lübben, Serge Brussolo, Klabund
I ate with you and slept with you, your body has become
not yours only nor left my body mine only,
You give me the pleasure of your eyes,
face, flesh as we pass,
You take of my beard, breast, hands,
in return,
I am not to speak to you, I am to think of you
when I sit alone or wake at night, alone
I am to wait, I do not doubt I am to meet you again
I am to see to it that I do not lose you.
Calamus Poems
8
Long I thought that knowledge alone would suffice me -- O if I could but obtain knowledge!
Then my lands engrossed me -- Lands of the prairies, Ohio's land, the southern savannas, engrossed me -- For them I would live -- I would be their orator;
Then I met the examples of the old and new heroes -- I heard of warriors, sailors, and all dauntless persons -- And it seemed to me that I too had it in me to be as dauntless as any -- and would be so;
And then, to enclose all, it came to me to strike up the songs of the New World -- And then I believed my life must be spent singing;
But now take notice, land of the prairies, land of the south savannas, Ohio's land,
Take notice, you Kanuck woods -- and you Lake Huron -- and all that with you roll toward Niagra -- and you Niagra also,
And you, California mountains -- That you each and all find somebody else to be your singer of songs,
For I can be your singer of songs no longer -- One who loves me is jealous of me, and withdraws me from all but love,
With the rest I dispense -- I sever from what I thought would suffice me, for it does not -- it is now empty and tasteless to me,
I heed knowledge, and the grandeur of The States, and the example of heroes, no more,
I am indifferent to my own songs -- I will go with him I love,
It is to be enough for us that we are together -- We never separate again.
9
Hours continuing long, sore and heavy-hearted,
Hours of the duck, when I withdrew to a lonesome and unfrequented spot, seating myself, leaning my face in my hands;
Hours sleepless, deep in the night, when I go forth, speeding swiftly the country roads, or through the city streets, or pacing miles and miles, stifiling plaintive cries;
Hours discouraged, distracted -- for the one I cannot content myself without, soon I saw him content himself without me;
Hours when I am forgotten, (O weeks and months are passing, but I believe I am never to forget!)
Sullen and suffering hours! (I am ashamed -- but it is useless -- I am what I am;)
Hours of my torment -- I wonder if other men ever have the like, out of the like feelings?
Is there even one other like me -- distracted -- his friend, his lover, lost to him?
Is he too as I am now? Does he still rise in the morning, dejected, thinking who is lost to him? and at night, awaking, think who is lost?
Does he too harbor his friendship silent and endless? harbor his anguish and passion?
Does some stray reminder, or the casual mention of a name, bring the fit back upon him, taciturn and deprest?
Does he see himself reflected in me? In these hours, does he see the face of his hours reflected?
Als sich dann Jahre später herausstellte, dass unser Freund Hans Jürgen Spülberger, genannt "Spüli", tatsächlich lieber auf der anderen Seite des Hügels graste, sah Mücke sich nachträglich bestätigt: "Wundert mich nicht! Wenn der am Ball war, hat der Ball geweint!" Irgendwann wechselten wir auf die Wiese vor der Schule am Springerplatz. Die Mannschaften wurden zusammengestellt, indem die beiden Jungs mit der größten Klappe ¿ also ich und ein anderer ¿ immer einen Fuß vor den anderen setzend aufeinander zugingen, wobei die Hacke die Spitze berühren musste. Der, dessen Fuß am Ende gerade noch in die Lücke passte, durfte den ersten Spieler auswählen. Das hieß "Pisspott", und zwar, weil der eine bei jedem Schritt "Piss" sagte und der andere "Pott" antwortete. Bei der Aufstellung bevorzugt wurden technisch versierte "Fummler", die zwar oft sehr eigensinnig, also wenig mannschaftsdienlich spielten, dafür aber Erfolg versprachen. Und da wir deutsche Jungs beim Fußball waren, stand Erfolg bei uns immer höher im Kurs als so etwas Mädchenhaftes wie "Spaß". Am Ende blieben immer ein oder zwei Jungs übrig, mit denen schon auf dem Schulhof keiner spielen wollte. Solche Typen, die auch noch den obersten Hemdknopf zumachten und selbst im Sommer Pullunder trugen. Dummerweise gehörte meistens einem von denen der Ball.
Gefährlich wird es dann, wenn die Menschen in diesen Momenten dem Teufel die Türe öffnen. Es kann geschehen, dass die gewohnten Reize keine Wirkung mehr haben. Es ist ein ritualisiertes Spiel der Geschlechter, dass der Sex eine Form der spielerischen Gewaltanwendung ist. Das ist auch in Ordnung so, wenn es keinen Schaden anrichtet. Sowohl am Körper als auch an der Seele. Der Teufel bietet uns in dem Moment einen zweiten Weg an. Er zeigt uns die Abgründe der schwarzen Lust. Er lässt uns vor Erregung vibrieren, wenn aus dem Spiel des erotischen Kampfes ein Zustand des tatsächlichen Verwundens wird. Die Abartigkeit, den anderen Körper zu beschädigen, ist Teufelswerk. Darüber hinaus verlangt er auch noch in diesen Perversionen eine Steigerung, weil ein einfacher Schmerz bald nicht mehr genügt. Die Schmerzen müssen vielfältiger, erfindungsreicher und grausamer werden. Sonst erstirbt diese Variante der sexuellen Lust. Darüber hinaus bekommt eine zweite Dimension gefährliche Macht. Die Dimension der seelischen Demütigung bis hin zur seelischen Zerstörung. Das ist die wahre Absicht des Teufels. Das ist das Böse an der Abartigkeit von Sexualität. Den Menschen zu verwunden, abhängig zu machen und letzten Endes zu zerstören ist eine Möglichkeit der Sexualität. Diese Möglichkeit ist teuflisch.
Gabriel Barylli (Wenen, 31 mei 1957)
De Duitse dichter en schrijver Gerd Hergen Lübbenwerd geboren op 31 mei 1937 in Sillenstede. Hij studeerde in Göttingen en Bonn filosofie, literatuur-en muziekwetenschap, dramaturgie, vergelijkende godsdienstwetenschap en antropologie. Gewerkt heeft hij o.a. als journalist en regisseur en in het onderwijs. In Bonn richtte hij in 1961 de "bühne für sinnliche wahrnehmung - KONZIL" op. Hij organiseerde en nam zelf deel aan verschillende literaire congressen, zoals b.v. KULTUR '90" in Essen.
VOM ROLANDSYSTEM(Fragment)
1
wo sind sie gefallen
und unter welchen
umständen fielen sie
wurden sie begraben
wir erreichen die
brain desert galaxy
sohle der schlucht asche
produktionsreif
industrie roland das
euromissile lenk
waffensystem sei
zu steuern optisch wie
durch radar wasserstoff
atom neutronen
im sprengkopf dröhnt der ruf
wider wieder wie der
hilferuf davon
singen lieder chansons
Gerd Hergen Lübben (Sillenstede, 31 mei 1937)
De Franse schrijver Serge Brussolo werd geboren op 31 mei 1951 in Parijs. Na een moeilijke heigd studeerde hij psychologie. Ook begon hij al vroeg met schrijven. Uitgevers wezen hem vaak af, maar hij hield vol omdat hij zich een lev zonder schrijven niet voor kon stellen. Hij vond zijn weg via tijdschriften. In 1972 verscheen zijn eerste boek L'Evadé. Hij begon met science fiction, maar ruilde het genre later in voor thrillers en historische romans.
Uit: Crache béton
Sarah regardait s'approcher la serveuse déguisée en soubrette de comédie : robe noire, tablier blanc, coiffe amidonnée. C'était une fille jeune, probablement une débutante et qu'intimidaient encore un peu les clientes de ce quartier réputé «chic». Elle posa la théière sur la table et dit doucement : «lapsang-souchong...» quêtant une approbation de la part de Sarah. La jeune femme sourit. Elle aimait le rituel pompeux et niais des salons de thé, leurs chuchotis de confessionnal. Ces faux secrets qu'on échange entre deux bouchées de tarte à la myrtille, les roucoulements des dames aux cheveux teints. Il y avait dans tout cela une banalité qui la rassurait. C'était un monde doux et calme où ne se produisait jamais le moindre coup d'éclat, une enclave de paix sur le trajet du boulevard. »
Konstantin Paustovski, Saint-John Perse, Georg Herwegh, Ludwig Tieck
De Russische schrijver Konstantin Paustovskiwerd geboren op 31 mei 1892 in Moskou. Paustovski's bekendste werk (1945-1963) is een autobiografie in zes delen: Verre Jaren, Onrustige Jeugd, Begin van een onbekend tijdperk, De tijd van grote verwachtingen, De sprong naar het Zuiden, Boek der omzwervingen en De gouden roos. Daarnaast schreef hij onder meer de verhalenbundel Afscheid van de zomer, de roman De Romantici en enkele sprookjes en toneelstukken. In 1965 werd Paustovski genomineerd voor de Nobelprijs voor de Literatuur. Paustovski zette zich in voor de publicatie van het werk van onderdrukte schrijvers tijdens Stalins regime en was één van de 125 vooraanstaande figuren die een brief stuurde naar het drieëntwintigste Partijcongres tegen de her-Stalinisering'
Uit: Verre Jaren (Vertaald door Wim Hartog)
's Winters nam men mij mee naar het theater. (...) Ik begon te houden van het Solovtsov-theater met zijn blauwfluwelen wandbekleding en kleine loges. Na afloop van het stuk was ik de zaal niet uit te branden voordat alle lichten gedoofd waren. En zelfs de duisternis in de grote zaal met zijn waas van parfum, vermengd met de geur van sinaasappelschillen, deed zo verlokkend aan dat ik ervan droomde mij onder een fauteuil te verstoppen en de hele nacht in het lege theater te blijven. Als kind was ik niet in staat de toneelwereld los te zien van de werkelijkheid en na iedere voorstelling was ik zo onder de indruk dat ik er soms ziek van was. Door het toneel werd mijn leeshonger nog groter. Ik hoefde bijvoorbeeld maar Madame sans Gêne' te zien of ik begon al mijn boeken over Napoleon nog eens te verslinden. De personages en tijdperken die ik op het toneel had gezien, kwamen als bij toverslag tot leven en werden buitengewoon interessant en aantrekkelijk voor mij. Ik hield niet alleen van de voorstelling zelf maar ook van de wandelgangen in het theater met de spiegels in hun matgouden lijsten, van de donkere garderobes waar het naar bontjassen rook, van de parelmoeren toneelkijkers, van het getrappel van de ongeduldig wordende paarden voor de theateringang.
Konstantin Paustovski (31 mei 1892 14 juli 1968)
Elizabeth Alexander, Countee Cullen, Pita Amor, Emmanuel Hiel, Eddy Bruma
De Amerikaanse dichteres en schrijfster Elizabeth Alexander werd geboren op 30 mei 1962 in New York. In januari van dit jaar had zij de eer een gedicht te mogen voorlezen bij de inauguratie van de nieuwe VS-president Barack Obama.Zie ook mijn blog van 30 mei 2008
De Mexicaanse dichteres Pita Amor (pseudoniem van Guadalupe Teresa Amor Schmidtlein) werd geboren op 30 mei 1918 in Mexico-Stad. Zie ook mijn blog van 30 mei 2007.
Haar lied is lang verzwonden; Mijn hart is ongerust, Maar van zijn leed bewust Gevoelt het bittre wonden Haar lied is lang verzwonden, Mijn hart is ongerust.
Het gloeit nog, als de vlamme, Voor haar, die mij verliet; O, kon haar spottend lied Mijn hijgend hart verlammen Maar t gloeit nog als de vlamme, Voor haar, die mij verliet.
Wat blijft er mij nu over, De wanhoop of t plezier? Plezier door schuimend bier! Of smart door mingetover!... Wat blijft er mij nu over, De wanhoop of t plezier?
Well, you see, the song that you've heard here is ningi ningi ba busara. It's not only nowadays that women run off from their husbands. Long ago there was an overseer called Basja Pataka. The now dilapidated plantation is somewhere in the lower Commewijne. Now, there was a police outpost at Kunofru.10 Well, there you had the most fear-inspiring place, where slaves were sent to be broken in. If you were an evil slave, then they sent you to Kunofru to be tamed. They put a bridle in your mouth so that you could pull the pontoon filled with cane. The overseer at that place was called Basja Pataka. Well, Basja Pataka! Ho! Pataka! That is something! When he is alive and you joke with him, then he bites you in a terrible manner. When he is dead, he still bites you. For if you have a dried pataka and your hand should accidentally come near the teeth, then he's at you at once. Even if you eat him up, still he bites you. Therefore a pataka is a terrible thing, and that man was a terrible negro. Therefore he assumed the name Pataka, and when he became overseer, all the people called him Basja Pataka.
In den fraaien, wel onderhouden tuin, met sierlijke schulppaden doorsneden, groeide een groote verscheidenheid vanschoone en welriekende planten, van Cayenne en elders aangevoerd. Nu echter geven slechts de ruïnen getuigenis van de vroegere grootheid en pracht.
Aan den grooten Combè-weg, waarheen een door dicht overhangend geboomte tamelijk donkere weg langs den gouverneurstuin leidde, stonden eenige huizen, hier en daar verspreid, waarin de majoor-commandant, officieren of voorname particulieren woonden.
In de straat achter de smederij, waarvan wij hierboven gewaagden, lag halverwege tusschen wild opgroeiende manjaboomen en struikgewassen een onoogelijk huisje als verloren. Hier woonde een lange, magere neger met een korten baard, een gebogen neus en een gunstig, regelmatig uiterlijk.
Algemeen beweerde men, dat hij een Arabier was, ofschoon het bijna zeker is dat hij tot de Tiamba-negers moest behooren, die ver uit het binnenland van Afrika als slaven naar Suriname overgebracht waren. Om zijn eerbiedwaardig uiterlijk werd hij algemeen in de wandeling Ta (vader) Tiamba genoemd. Hij was in het bezit van ezel en kar en kocht van zijn, door vlijt en zuinigheid bespaarde penningen, bij voorkeur de Tiamba-slaven, voor wie hij veel liefde en medelijden scheen te hebben, om hun vervolgens de vrijheid te schenken. Doch Ta Tiamba was niet alleen karreman; - hij gold ook als priester bij zijn landgenooten, onder wie hij een kleine gemeente gevormd had.
Henri François Rikken (30 mei 1863 - 17 mei 1908)
De Duitse dichter en schrijver Georg Schaumberg werd geboren op 30 mei 1855 in Ansbach. Hij werkte een tijd als redacteur bij de Neuruppiner Zeitung. Vanaf 1889 leefde hij in München waar hij de leiding had over de Illustrierte Münchener Stadtzeitung. Samen met Michael Georg Conrad, Otto Julius Bierbaum en Oskar Panizza was hij medeoprichter van de Gesellschaft für modernes Leben. Behalve gedichten schreef hij ook voor het theater.
Der Dichter spricht
Nun kommt, ich will euch führen
Ein Zeichen von meiner Hand:
Es öffnen sich die Türen
Zu dem verborgenen Land
Wo unter dunklen Bäumen
Gar seltsame Blümen blüh´n,
Der Sehnsucht blassen Träumen
Gleich, die schlanken Schwäne zieh´n.
Dort Strahlen lichte Sonnen
An Himmeln, die ewig klar,
An kühlen Marmorbronnen
Harrt dort der Seligen Schar
Viel schöne, weiße Frauen
Mit Rosen umkränzt das Haupt,
Und Wunder sollt ihr schauen
Die ihr Wunder nie geglaubt.
Georg Schaumberg (30 mei 1855 2 maart 1931)
Ansbach (Geen portret beschikbaar)
De Duitse dichter en schrijver Robert Eduard Prutz werd geboren op 30 mei 1816 in Stettin. Van 1834 tot 1838 studeerde hij filologie in Berlijn, Breslau en Halle. Met Adelbert von Chamisso werkte hij samen aan de Musenalmanach en bij de Rheinischen Zeitung. Wegens zijn radikale politieke opvattingen trok hij in 1841 van Halle naar Jena. Wegens kritiek op de censuur moest hij ook die stad verlaten. In 1845 kreeg hij vanwege zijn stuk Die politische Wochenstube een aanklacht wegens majesteitsschennis. Van 1849 tot 1859 was hij bijzonder hoogleraar literatuur in Halle. Prutz was een van de markantste figuren van de Vormärz.
Noch ist die Freiheit nicht verloren
Noch ist die Freiheit nicht verloren,
Noch sind wir nicht, nicht ganz besiegt:
In jedem Lied wird sie geboren,
das aus der Brust der Lerche fliegt;
sie rauscht uns zu im jungen Laube,
im Strom, der sich durch Felsen drängt,
sie glüht im Purpursaft der Traube,
der brausend seine Bande sprengt.
Der sei kein rechter Mann geachtet,
dem lohne nie der Jungfrau Kuß,
der nicht aus tiefster Seele trachtet
wie er der Freiheit dienen muß.
Das Eisen wächst im Schoß der Erden,
es ruht das Feuer in dem Stein
Und wir allein solln Knechte werden?
Ja, Knechte bleiben, wir allein?
Laßt euch die Kette nicht bekümmern,
die noch an eurem Arme klirrt:
Zwing-Uri liegt in Schutt und Trümmern,
sobald ein Tell geboren wird!
Die blanke Kette ist für Toren,
für freie Männer ist das Schwert:
Noch ist die Freiheit nicht verloren,
solang ein Herz sie noch begehrt.
Robert Prutz (30 mei 1816 21 juni 1872)
Onafhankelijk van geboortedata:
De Vlaamse dichter Kris Pint werd geboren in Halle in 1981. Zijn gedichten werden sinds 1995 vaak bekroond in de gerenommeerde Soetendaellewedstrijd en de Hoofdstedelijke Poëziewedstrijd. Met Finaal Credo won hij in 1997 de kortverhalenwedstrijd voor jongeren van het tijdschrift Zulma. Sinds 1998 is hij redacteur bij de Jeugdpoëziekrant. Gedichten van hem werden gepubliceerd in de bloemlezing Kruimels op de vloer. Met zijn debuutbundel Ozymandias. XXIII gedichten van voorbijgaande aard won hij de KBC Jongerenpoëziewedstrijd De Tijd in Vers (1999).
Doornroosje
Rondom mij woekerden de rozen toen hij kwam sloegen ze als donkere sprookjes in mijn gevouwen handen dicht
ik was gelukkig maar zonder schaamte bracht hij het lichaam waarin ik droomde als een diefstal aan het licht
zijn schanddaad werd ontdekt en hij moest vluchten: buiten blafte een hond
ik deed of ik sliep nog even streelden zijn lippen mijn mond
Kris Pint (Halle, 1981)
De Vlaamse dichter, schrijver en wetenschapper en schrijver David Van Reybrouckwerd geboren in Brugge in 1971. Hij studeerde archeologie en filosofie in Leuven, behaalde een Master in World Archaeology in Cambridge en promoveerde in 2000 aan de universiteit van Leiden.Van Reybrouck is freelance-medewerker van de krant De Morgen waar hij essays, reportages en recensies schrijft voor het zaterdagsupplement Zeno en de wekelijkse bijlage Boeken. Hij schrijft ook gedichten: in het eerste nummer van Het liegend konijn, het poëzietijdschrift van Jozef Deleu, verschenen er reeds enkele. In oktober 2001 verscheen De Plaag, Het stille knagen van schrijvers, termieten en Zuid-Afrika, een mengeling van biografie, autobiografie en reportage. De Plaag werd genomineerd voor de Gouden Uil Literatuurprijs 2002 en bekroond met de Debuutprijs 2002. 2004 gaat de toneelbewerking die Van Reybrouck met Josse De Pauw maakte, Die Siel van die Mier, in première.Eind 2006 was Van Reybrouck writer in residence aan de Universiteit van Amsterdam. Kort erna, in 2007, verscheen zijn eerste roman, Slagschaduw.
There is no one at the reception desk to welcome him. This suits him perfectly. One can only assess the standard of care-giving in an old-age home if they arent alerted to your coming. Even more important is that he wants to surprise her. He has something to tell her, something he has spent a lifetime looking for and which he must share with her. It is now almost two years since his last visit. One doesnt feel good about these long intervals, but what else can one do? Princeton is not exactly round the corner from Cape Town. And, anyway, his sister Jolene is living right here in the city, close by, in Claremont, and since her husbands death she hasnt had much to occupy her. In any case, it isnt as if Mum is really aware of what is going on around her. For at least three years now, since the last stroke, she has just been lying here. Waiting. For ‐ well. Still has some lucid moments, says Jolene, but fewer and further between. Hardly ever recognises anybody.
He goes through the reception area to the corridor, where he quickly makes sure that nobody is approaching from either end. Then, following Jolenes instructions, he turns right. The last time he visited her was with his family, just before they left the country. Her room was to the left then, three doors down. But the home likes to shift them around. A change of scenery? Hardly. His own feeling is that the old people ‐ Mum, undoubtedly ‐ find these shifts deeply distressing. Every time it becomes a radical displacement. As bad as those moves in his youth, from one town to the next, as the bank authorities in their wisdom transferred them across the map of the country. Every time a new school, new friends, new teachers, new everything.
Between the silver ribbon of morning and the green glittering ribbon of sea, the boat touched Harwich and let loose a swarm of folk like flies, among whom the man we must follow was by no means conspicuousnor wished to be. There was nothing notable about him, except a slight contrast between the holiday gaiety of his clothes and the official gravity of his face. His clothes included a slight, pale grey jacket, a white waistcoat, and a silver straw hat with a grey-blue ribbon. His lean face was dark by contrast, and ended in a curt black beard that looked Spanish and suggested an Elizabethan ruff. He was smoking a cigarette with the seriousness of an idler. There was nothing about him to indicate the fact that the grey jacket covered a loaded revolver, that the white waistcoat covered a police card, or that the straw hat covered one of the most powerful intellects in Europe. For this was Valentin himself, the head of the Paris police and the most famous investigator of the world; and he was coming from Brussels to London to make the greatest arrest of the century. Flambeau was in England. The police of three countries had tracked the great criminal at last from Ghent to Brussels, from Brussels to the Hook of Holland; and it was conjectured that he would take some advantage of the unfamiliarity and confusion of the Eucharistic Congress, then taking place in London. Probably he would travel as some minor clerk or secretary connected with it; but, of course, Valentin could not be certain; nobody could be certain about Flambeau.
It is many years now since this colossus of crime suddenly ceased, keeping the world in a turmoil; and when he ceased, as they said after the death of Roland, there was a great quiet upon the earth. But in his best days (I mean, of course, his worst) Flambeau was a figure as statuesque and international as the Kaiser. Almost every morning the daily paper announced that he had escaped the consequences of one extraordinary crime by committing another. He was a Gascon of gigantic stature and bodily daring; and the wildest tales were told of his outbursts of athletic humour; how he turned the juge dinstruction upside down and stood him on his head, to clear his mind; how he ran down the Rue de Rivoli with a policeman under each arm.
He who carried my golden autumn, Swept away my blood with the leaf fall, He who shall see my spring when it returns To him with the turning of the year.
My brother, the river, who is forever lost, New each day and different and one, My brother the stream between his two shores Who flows as I do between spring and fall.
For I am the bud and I am the fruit, I am my future and I am my past, I am the solitary tree trunk, And you you are my time and my song.
THE GIRL SINGS TO THE RIVER
To where will the stream carry my small face? Why is he tearing my eyes? My home is far away in a pine grove, Sad is the swishing of my pines.
The river seduced me with a joyous song Caroled and called me by my name, I went to him, following the sound, I abandoned my mother's house.
I am her only child, tender in years And a cruel river is before me To where is he carrying my small face? Why is he tearing my eyes?
w o h i n sich die wortlosen wenden weiß auch die nacht nicht die sie verliert
denn diese nacht reicht für ihr dunkel nicht aus auch ist kein morgen welcher sie ruft
fliehend erhellt von der gegenwart schein stürzen sie durch die zeit
Till Mairhofer (Steyr, 29 mei 1958)
De Oostenrijkse schrijver en theatercriticus Hans Weigelwerd geboren op 29 mei 1908 in Wenen. De jaren tussen 1938 en 1945 bracht hij door in ballingschap in Zwitserland. Samen met Friedrich Torberg was hij jarenlang verantwoordelijk voor een boycot van Bertold Brecht in de Oostenrijkse theaters omdat hij diens communistische wereldbeschouwing afwees. Tussen 1951 en 1954 gaf hij een serie bloemlezingen uit, waarin hij jonge schrijvers als Ingeborg Bachmann en Gerhard Fritsch introduceerde.
Uit: Niemandsland
Österreich nimmt den Untergang Österreichs nicht zur Kenntnis. Man hört hier auch schon das verhängnisvolle Wort vom "kleineren Übel", das in Deutschland geprägt worden ist, so lange, bis die Betonung von dem "kleiner" unerheblich immer mehr auf "Übel" gewechselt hatte, so lange, bis das Übel unversehens immer grösser und schliesslich das ganz grosse geworden war. Peter versucht vergeblich darzutun, dass man jedes Übel bekämpfen müsse, ob es nun kleiner oder grösser sei.
Peter kann solche Gespräche nicht mehr hören. Es ist gespenstisch, höllisch, dass man hier das selbe erleben muss wie draussen, einen Staat auf dem selben Weg in den Untergang sehen und ein Volk die selben selbstbetrügerischen Phrasen dazu sagen hören muss, ohne dass man helfen kann, ja ohne dass der dokumentarische Hinweis dieser Gleichartigkeit auch nur zur Kenntnis genommen wird.
Peter fühlt sich erschöpft und völlig leer. Alles, was er, seit er denken kann, erlebt hat, alle Enttäuschung, alle Fragwürdigkeit seiner Existenz und der letzten Tage zumal, alles steigt auf, wächst unerträglich in ihm an und höhlt ihn aus. Kein Erlebnis kann ihn aus dieser Hoffnungslosigkeit reissen, was immer geschieht, wird sie nur bestätigen, falls es unerfreulich, wird sie doppelt grausam machen, wenn es erfreulich ist.
T. H. White, Bernard Clavel, Anne d'Orléans de Montpensier, Reinout Verbeke
De Engelse schrijver Terence Hanbury (Tim) White werd geboren op 29 mei 1906 in Bombay (Mombai). Hij studeerde in Cheltenham en Cambridge. Hij is bekend geworden met zijn verhalenepos rond Koning Arthur, The Once and Future King, voor het eerst gepubliceerd in 1958. Het is in het Nederlands vertaald door Max Schuchart onder de titel "Arthur, Koning voor eens en altijd". Een ander boek van White is "The Goshawk" (1951), een roman over het temmen en trainen van een havik voor de valkenjacht, gebaseerd op echte gebeurtenissen.
Uit: The Once and Future King
When God had manufactured all the eggs out of which the fishes and the serpents and the birds and the mammals and even the duck-billed platypus would eventually emerge, He called the embryos before him, and saw that they were good.
Perhaps I ought to explain,' added the badger, lowering his papers nervously and looking at Wart over the top of them, 'that all embryos look very much the same. They are what you are before you are born - and, whether you are going to be a tadpole or a peacock or a cameleopard or a man, when you are an embryo you just look like a peculiarly repulsive and helpless human being. I continue as follows:
The embryos stood in front of God, with their feeble hands clasped politely over their stomachs and their heavy heads hanging down respectfully, and God addressed them.
T. H. White (29 mei 1906 17 januari 1964)
De Franse schrijver Bernard Charles Henri Clavelwerd geboren op 29 mei 1923 in Lons-le-Saunier. Clavel is een autodidact die diverse baantjes had totdat hij in de jaren vijftig als journalist begon te werken. Na de oorlog werkte hij voor een verzekering en pas in 1964 kon hij zich geheel wijden aan het schrijven. Zijn eerste roman L'Ouvrier de la nuit verscheen in 1956.
Uit:Les roses de Verdun
« Ce soir-là, j'ai senti qu'il serait plus convenable de ma part de laisser mes patrons en famille. Vers sept heures, j'ai demandé si je pouvais disposer.
- Mais il faut que vous mangiez, Laubier, a tonné Monsieur. Vous n'allez pas me laisser tomber. C'est indigne d'un poilu!
- Je n'ai pas faim, Monsieur, et j'aimerais aller au cinéma. J'ai vu qu'on donne Les gueux au paradis. J'aime bien Fernandel et Raimu.
Monsieur m'a lancé:
- C'est parfait, mon petit. Mais n'allez pas courir la gueuse. Ça ne mène pas au paradis et je veux vous avoir en forme demain matin.
Je crois qu'ils ont compris que je me retirais par discrétion et apprécié mon attitude.
Il ne pleuvait plus. Il faisait beaucoup plus froid. Une bise aigre prenait la rue en enfilade. Le cinéma n'était pas loin, mais j'étais très en avance. Je suis entré dans un café où j'ai bu un canon de rouge en mangeant une curieuse petite tarte salée achetée dans la charcuterie voisine. Il n'y avait pas grand monde dans ce bistro. Seulement des habitués. Ils parlaient au patron, gros homme rouge qui boitait bas. Quatre vieux jouaient aux cartes en se chamaillant. Quand le patron m'a servi, il a regardé ma boutonnière.
- Alors, on vient revoir les anciens?
Il m'a demandé dans quel régiment j'avais servi, j'ai répondu, et deux hommes sont entrés, qu'il a rejoints. J'étais soulagé qu'il me laisse tranquille. Il ne pouvait pas mieux dire quand il parlait de revoir les anciens. Depuis que j'avais quitté l'hôtel, ils étaient tous après moi, mes copains. Surtout les morts. C'était curieux, car ils ne faisaient pratiquement rien. Ils se contentaient d'être des visages sous des képis ou des casques. Et sous pas mal de boue brune aussi. »
Le commencement du malheur de ma maison arriva peu après ma naissance (29 mai 1627), puisqu'elle fut suivie de la mort de ma mère 1 : ce qui a bien diminué de la bonne fortune que le rang que je tiens me devoit faire attendre. Les grands biens que ma mère a laissés à sa mort, et dont je suis seule héritière, pouvoient bien, dans l'opinion de la plupart du monde, me consoler de l'avoir perdue. Pour moi, qui conçois aujourd'hui de quel avantage m'auroient été ses soins dans mon éducation, et son crédit, joint à sa tendresse, dans mon établissement, je ne saurois assez regretter sa perte.
Bientôt après qu'elle fut morte, on fit ma maison, et l'on me donna un équipage bien plus grand que n'en a jamais eu aucune fille de France, même pas une de mes tantes, les reines d'Espagne2 et d'Angleterre3 et la duchesse de Savoie4, avant que d'être mariées. La reine, ma grand'mère5, me donna pour gouvernant madame la marquise de Saint-Georges6, de qui le mari étoit de la maison de Clermont d'Amboise ; elle étoit fille de madame la marquise de Montglat, qui avoit été gouvernant du feu roi, de Monsieur, de feu mon oncle7 le duc d'Orléans, et de toutes mes tantes ; et c'étoit une personne de beaucoup de vertu, d'esprit et de mérite, qui connoissoit parfaitement bien la cour. »
Anne d'Orléans de Montpensier (29 mei 1627 5 april 1693)
Onafhankelijk van geboortedata:
De Vlaamse dichter Reinout Verbekewerd geboren in 1981. Hijwon al heel jong de Anton Van Wilderodeprijs en daarna nog diverse prijzen. Gedichten van hem werden opgenomen in tijdschriften alsDietsche Warande en Belfort, Gierik, De Brakke Hond, KFV-Mededelingen, Ambrozijnen in de bloemlezing " Op het oog. 21 dichters voor de 21e eeuw ".Hij is de organisator van het poëziefestival Literaire Living en treedt sinds 2007 onder de naam Reinout met Nevenwerking op met muziek en poëzie.Professioneel werkt hij bij het maandblad EOS, waarvan hij enkele jaren eindredacteur is geweest en nu ' Nieuwscoördinator on line'
En wie gaat er nu mijn doodsprentje schrijven? Zoudt gij dat niet doen? Nee? En waarom niet? Gij hebt toch altijd de pen nogal kunnen vasthouden, gij! Gij kunt dat dan toch best zou ik denken? Waarom zoudt gij dat dan niet doen? Ik zou liefst hebben dat gij dat doet. Voor uw eigen moeder kunt ge toch wel eens iets op papier zetten zeker? En daarbij: zo lang moet dat niet zijn. Een paar regels is genoeg. Maar wat is t nu met u? Aan wie moet ik het dan vragen? Is dat nu zoveel gevraagd om eens iets op papier te zetten voor mijn doodsprentje? Nu valt ge me maar tegen hoor! Amai! Dat dat niet gaat, zegt ge. Waarom zou dat niet gaan? Gaat er dan zo eens op uw gemak bij zitten thuis aan tafel, dan zal dat toch wel gaan zeker! Zo moeilijk kan dat toch niet zijn! Een paar regels is genoeg. Nu ja, we zullen dan wel zien. En ge hebt nog wel wat tijd om na te denken. En zoniet moet iemand anders het maar doen. Gaat gij nu ook maar naar huis onderhand. Ge zult ook wel moe zijn na zon dag. En morgen nog van alles te regelen. Ge zult de volgende dagen heel wat geloop hebben met mij. En doe het raam nu maar terug dicht zeker? En de lichten uit. En vergeet ook niet de voordeur op slot te doen. De sleutel neemt ge maar mee. En blijf morgenvroeg niet te lang weg. Maar nee! Wat zou het! Wat zou ik daar nu ineens wel iets mee inzitten! Ik heb hier al zo dikwijls alleen gelegen in huis. Wat zou ik dat nu niet meer kunnen? Bang ben ik toch nooit geweest. Gaat gij maar rap slapen nu. Ge zult uw rust vannacht wel kunnen gebruiken. Er zal nu toch niemand meer komen zeker? Anders waren ze al wel geweest, die van plan waren om vandaag nog te komen groeten. De rest zal dan morgen wel komen zeker? Of anders overmorgen? Nog tijd genoeg. Al maar goed ook dat ze niet allemaal tegelijk zijn gekomen. Want allemaal tegelijk, dat had hier toch niet binnen gekund vanavond. Zoveel volk ineens, zon drukte in huis, dat had niet gegaan. En het zal er nog niet op beteren de volgende dagen. Dat zal niet. Dat zal hier nog een hele begankenis worden. Ga maar slapen nu. Gij zult uw rust vannacht wel kunnen gebruiken.
Andreas thought he saw the fire down in the bay before anyone else did. He peered and shook his head in disbelief. This sort of thing didnt happen. Not here in Aghia Anna, not to the Olga, the little red and white boat that took visitors out to the bay. Not to Manos, foolish headstrong Manos whom he had known since he was a boy. This was some kind of dream, some trick of the light. That could not be smoke and flames coming from the Olga.
Perhaps he was not feeling well.
Some of the older people in the village said that they imagined things. If the day was hot, if there had been too much raki the night before. But he had gone to bed early. There had been no raki or dancing or singing in his hillside restaurant.
Andreas put his hand up to shade his eyes and, at the same time, a cloud passed overhead. It wasnt as clear as it had been before. He must indeed have been mistaken. But now he must pull himself together. He had a restaurant to run. If people came all the way up the hilly path, they would not want to find a mad man, someone crazed by the sun fancying disasters in a peaceful Greek village.
He continued fixing the red and green plastic-covered cloths with little clips to the long wooden tables on the terrace outside his taverna. This would be a hot day, with plenty of visitors at lunch time. He had laboriously written the menu on the blackboard. He often wondered why he did it... it was the same food every day. But the visitors liked it; and he would put Welcome in six languages. They liked that too.
"Der Wolf stand auf der Anhöhe und fixierte den goldbeschienenen Ring der großen Mauer. Sein Atem ging gleichmäßig. Die mächtigen Flanken zitterten leicht. Er war den ganzen Tag gelaufen, von der Gegend um Jülichs Burgen herab über das Hügelland bis hierher, wo das Dickicht endete und den Blick freigab auf die entfernt liegende Stadt. Trotzdem fühlte er sich weder erschöpft noch müde. Während der Feuerball der Sonne hinter ihm den Horizont berührte, warf er den Kopf in den Nacken und erkundete witternd seine Umgebung. Die Eindrücke waren übermächtig. Er roch das Wasser vom Fluss, den Schlamm an den Ufern, das faulige Holz der Schiffsrümpfe. Er sog die Melange der Ausdünstungen in sich hinein, in der sich Tierisches mit Menschlichem und Menschgemachtem mischte, parfümierte Weine und Fäkalien, Weihrauch, Torf und Fleisch, das Salz verschwitzter Leiber und der Duft teurer Pelze, Blut, Honig, Kräuter, reifes Obst, Aussatz und Schimmel. Er roch Liebe und Angst, Furcht, Schwäche, Hass und Macht. Alles dort unten sprach eine eigene, duftende Sprache, erzählte ihm vom Leben hinter den steinernen Wällen und vom Tod.
Frank Schätzing (Keulen, 28 mei 1957)
De Indiaase dichter, vertaler en literatuurwetenschapper K. Satchidanandan werd geboren op 28 mei 1946 in centraal Kerala. Hij doceerde Engels en gaf tien jaar lang leiding aan Indis Nationale Academie voor Literatuur. K. Satchidanandan publiceerde 22 dichtbundels, vele verzamelbundels, vertalingen en 19 essaybundels over literatuur.
Beeld van Dennis B. Sheahan in Central Park, New York
De Nederlandse schrijver en dichter Sjoerd Leiker werd geboren in Drachten op 28 mei 1914. Leiker volgde een onderwijzersopleiding. Hij heeft gewerkt bij een uitgeverij, in de journalistiek en bij de radio. Zijn literaire debuut maakte hij met een aantal gedichten in De Vrije Bladen. Zijn meest bekende werk is de roman Drie getuigen, die verscheen onder het pseudoniem Menno Haarsma bij de mede door hem opgerichte uitgeverij De Bezige Bij. Veel van zijn werk gaat over de Tweede Wereldoorlog. Hij schreef ook hoorspelen zoals Daar was de vrede, hier is de pijn. In 1992 werd door zijn weduwe de Sjoerd Leikerprijs ingesteld.
Uit: J.B. Charles 1910-1983
Ik heb in de oorlog tot mijn ontsteltenis gemerkt dat veel intellectuelen zich op gemakkelijke wijze lieten overtuigen van de vijandelijke en landverraderspropaganda, die zei dat de oorlog voorbij was en verzet tegen de bezetter niet alleen formeel illegaal, maar ook ethisch ongelegitimeerd was. Dat schreef J.B. Charles (pseudoniem van W.H. Nagel) in Volg het spoor terug (1953). Charles, jurist, verzetsman en ook kunstenaar, begon al in de jaren veertig met de geschiedschrijving van het verzet. Ik wil iets onderzoeken, zo luidt zijn verantwoording. En ik wil enige geschiedvervalsers een stok tussen de benen steken. Hij maakte duidelijk dat verzet wèl gelegitimeerd, dat wil zeggen gewettigd was. Eén van de kernpunten in zijn betoog, dat hij voortzet in Van het kleine koude front (1962), is dat niet Nederland op 14 mei 1940 heeft gecapituleerd, maar ons leger in de vesting Holland. De onvoorwaardelijke overgave van de rest van onze strijdkrachten, in Zeeland, volgde op 19 mei. De Duitse bezettingsmacht hield zich niet aan het ook door Duitsland geratificeerde Landoorlogsreglement. Die overeenkomst hield onder meer in dat de vijand van de Nederlanders geen persoonlijke diensten kon vorderen voor zijn oorlogsvoering en dat hij niet zou mogen ingrijpen in de binnenlandse politiek van het door hem bezette land.
Walker Percy, Patrick White, Fritz Hochwälder, Ian Fleming, Maria Müller-Gögler, Henri-Pierre Roché
De Amerikaanse schrijver Walker Percy werd geboren op 28 mei 1916 in Birmingham, Alabama. Na de suïcide van zijn vader in 1929 verhuisde zijn familie naar Athens, Georgia. Zijn moeder stierf twee jaar later in een auto-ongeluk. Percy en zijn twee broers werden daarna opgevoed in Greenville, Mississippi door hun oom William Alexander Percy, een prominente advocaat en dichter. Percy bezocht de Universiteit van North Carolina in Chapel Hill en studeerde in 1937 af in chemie. Vier jaar later, in 1941, behaalde hij een bul in geneeskunde aan Columbia University. Zijn medische carrière kwam echter tot stilstand nadat tuberculose bij hem werd geconstateerd, waarvoor hij de komende drie jaar in een sanatorium verbleef. Hij trouwde met Mary Bernice Townsend in 1946 en verhuisde naar Covington, Louisiana. Ook bekeerde de van huis uit protestantse Percy zich in deze periode tot het katholicisme. Vanaf het begin van de jaren '50 ging Percy zich richten op het schrijverschap. Zijn eerste publicaties waren essays op het gebied van semiotiek en filosofie, en in 1961 publiceerde Percy zijn eerste roman, The Moviegoer. De boek kreeg een jaar later een National Book Award voor fictie toegekend. In 1998 werd The Moviegoer opgenomen in de lijst van de honderd beste Engelstalige boeken van de 20ste eeuw, opgesteld door de Amerikaanse uitgever Modern Library. Percy heeft vijf andere romans en verschillende non-fictiewerken op zijn naam staan.
Uit: The Second Coming
Well then, does anything really change in a lifetime, he asked the sly sidelong-looking Andrea del Sarto in the Mercedes mirror? No, you are the same person with whom I struck the pact roaring out old U.S. 66 through the lonesome towns and empty desert. You don't ever really learn anything you didn't know when you were thirteen.
And what was that?
All I knew for sure then and now was that after what happened to me nothing could ever defeat me, no matter what else happened in this bloody century. If you didn't defeat me, old mole, loving father and death-dealer, nothing can, not wars, not this century, not the Germans. We beat the Germans, nutty as we are, and now drive perfect German cars, we somewhat frazzled it is true, and shaky, but victorious nevertheless.
Ah, but what if the death is not in the century but in your own genes, that you of all men are a child of the century because you are as death-bound by your own hand as the century is you and you of all men should be most at home now, as bred for death as surely as a pointer bitch to point, that death your own death is what you really love and won't be happy till you have, what then?
Then we'll know, won't we?
Grinning and shivering on the back seat thirty years later, teeth clacking, this raddled middle-aged American sat in his German car in the mountains of North Carolina hugging himself and making shoulder movements like a man giving body English to a pinball machine except that he was thinking about J. E. B. Stuart and Baron von Richthofen and World War II and fighting the Germans, which he had not done. Instead, he took two quick drinks from the gold-lined silver jigger and waited until the warmth bloomed under his ribs and the shaking stopped.
Walker Percy (28 mei 1916 10 mei 1990)
De Australische schrijver Patrick Victor Martindale White werd geboren in Londen op 28 mei 1912. Van 1932 tot 1935 studeerde hij aan de universiteit van Cambridge in Engeland Franse en Duitse literatuur. Zijn eerste gedichten verschenen nog tijdens zijn studie in The London Mercury: Na zijn studie kon hij zich, gesteund door zijn vader, in Londen vestigen. Toen zijn vader overleed kon hij door de erfenis zijn werk als schrijver zonder geldelijke nood voortzetten. In 1939 vond hij een uitgever voor zijn eerste roman Happy Valley. Tijdens WO II leerde hij als officier in de RAF in Alexandria de Griekse officier Manoly Lascaris kennen die zijn levenspartner zou worden. Na de oorlog kochten zij een huis niet ver van Sydney. In 1957 brak hij met de roman Voss ook in Australië door. In 1973 kreeg hij de Nobelprijs voor de Literatuur voor een episch en psychologisch verhalende kunst die een nieuw continent geïntroduceerd heeft in de literatuur"
Uit: The Eye Of The Storm
In the mountains the weatherboard and fibro townships were minding their own business. Chummier shops displaying pragmatic goods had nothing to hide. But doubts set in among the stragglers, towards the fringes, where houses built for permanence had reached the lurching stage, above the rich humus spread by their shrubberies to soften the logical collapse. The shrubberies themselves, planted by their owners as a sober duty, were touched with a cold apocalyptic fire. Here and there at the foot of a tree, old, broken, black umbrellas arranged singly or in clumps, were seen to stir at times, then to move, slowly, sideways asymmetrically. Some of the old umbrella-forms were trundling through an undergrowth of rhododendrons and azaleas assisted by what appeared to be part of their own aluminium frames, which had become conveniently unstuck, and could be used as crutches.
Basil was stopping the car in front of a shop. On a blind wall a square of faded bluebag was advertising some illegible commodity. Without explaining why, Basil was getting out. Nor did Dorothy ask for explanations: she was frantically searching for some face or object with which to identify herself. As Basil was closing the car door, a boy in jeans followed by a high-stepping spotted dog, came jaunting past. Dorothy tried smiling at the boy, but her smile must have looked directionless, or old; anyway the boy was plainly ignoring foreigners. When Basil had gone inside the shop, Dorothy was left with gooseflesh on her arms.
Patrick White (28 mei 1912 - 30 september 1990)
Portret doorRoy de Maistre, 1939
De Oostenrijkse schrijver Fritz Hochwälder werd geboren op 28 mei 1911 in Wenen. Hij werd opgeleid tot behanger, maar schoolde zich zelf als autodidact op historisch en politiek gebied bij. Zijn eerste drama werd opgevoerd tijdens de Wiener Kammerspielen in 1932. In 1938, na de aansluiting van Oostenrijk bij Duitsland vluchtte hij over de Rijn, zwemmend, naar Zwitserland. Zijn drama Das Heilige Experiment", over het mislukken van de Jezuietenstaat in Paragay werd voor het eerst in 1943 opgevoerd in Biel-Solothurn, Oostenrijk volgde in 1947. Het stuk bezorgde de schrijver zijn internationale doorbraak, uitgaande van Parijs, in 1952.
Uit: Das heilige Experiment
"Was habt ihr aufgerichtet da draußen (er zeigt auf die Landkarte) in Steppe und Urwald ...! - Ein Reich der Liebe und Gerechtigkeit. ... - die Indios singen Euer Loblied - und laufen unsern Grundbesitzern davon! Eure Produkte gehen in die Welt hinaus - unsere Händler verarmen. ... Wir dehnen uns durch unsere Kriege aus - ihr durch euren Frieden. Wir bröckeln ab. Ihr sammelt an. ... Wie lange dauert es noch - und euch gehört der ganze Kontinent! - - - Und wir, wir sollten dem zusehen, wir sollten euch nicht hindern? Narren wären wir, wenn wir euch nicht verjagten, solange es noch Zeit ist! ... Schluss mit diesem Experiment, das uns gefährlich wird! Schluss!"
Punctually at six o'clock the sun set with a last yellow flash behind the Blue Mountains, a wave of violet shadow poured down Richmond Road, and the crickets and tree frogs in the fine gardens began to zing and tinkle.
Apart from the background noise of the insects, the wide empty street was quiet. The wealthy owners of the big, withdrawn housesthe bank managers, company directors and top civil servantshad been home since five o'clock and they would be discussing the day with their wives or taking a shower and changing their clothes. In half an hour the street would come to life again with the cocktail traffic, but now this very superior half mile of' Rich Road', as it was known to the tradesmen of Kingston, held nothing but the suspense of an empty stage and the heavy perfume of night-scented jasmine.
Richmond Road is the 'best' road in all Jamaica. It is Jamaica's Park Avenue, its Kensington Palace Gardens, its Avenue D'lena. The 'best' people live in its big old-fashioned houses, each in an acre or two of beautiful lawn set, too trimly, with the finest trees and flowers from the Botanical Gardens at Hope. The long, straight road is cool and quiet and withdrawn from the hot, vulgar sprawl of Kingston where its residents earn their money, and, on the other side of the T-intersection at its top, lie the grounds of King's House, where the Governor and Commander-in-Chief of Jamaica lives with his family. In Jamaica, no road could have a finer ending.
Ian Fleming (28 mei 1908 12 augustus 1964)
De Duitse schrijfster Maria Müller-Gögler werd geboren op 28 mei 1900 in Leutkirch im Allgäu. Zij volgde een docentenopleiding en werkte als lerares tot zij van 1924 tot 1929 in München en Tübingen germanistiek, filosofie en pedagogie ging studeren. In 1935 verscheen haar al in de jaren twintig geschreven roman Die Magd Juditha. In 1942 volgde de roman over de koningsdochter Beatrix von Schwaben die al zeer jong trouwde met keizer Otto IV. Naast romanspubliceerde Müller-Gögler talrijke verhalen en gedichten en in drie delen, verschenen tussen 1970 en 1977, haar memoires.
Uit: Erinnerungen - Hinter blinden Fenstern
Der Tanzlehrer war ein nicht mehr ganz junger dunkelhaariger, dunkeläugiger, überschlanker Mann mit geschmeidigen Bewegungen und galanten Allüren, wie ich sie nur aus Schilderungen in Romanen kannte - in einem Kino war ich noch nie gewesen. Wenn einige von uns im stillen gehofft hatten, zu dem Kurs würden junge Männer, vielleicht Sekundaner und Primaner des Ravensburger Gymnasiums, eingeladen, so wurden sie in ihren Hoffnungen enttäuscht. Die Hälfte der Tanzschülerinnen wurde ausersehen, die Herren zu markieren. Ich gehörte dazu, vermutlich auf Grund meiner Körpergröße und meiner Führereigenschaften. Die Rolle war insofern begehrenswert, als der Tanzlehrer sich aus der Herrengarde seine Partnerinnen wählte, damit diese Gelegenheit bekamen, sich wenigstens vorübergehend in der weiblichen Pose zu üben.
Der Augenblick, in dem Herr Geiger sich vor einer verneigte und um einen Tanz bat, wurde von deren Herren täglich ersehnt. Die Spannung war umso größer, als der Kavalier nicht nach einer bestimmten Ordnung verfuhr. Es kam ihm nicht darauf an, eine Tänzerin zwei- oder dreimal hintereinander zu wählen und andere zu übersehen. Am meisten fieberte die blonde Friedel aus Freiburg nach seinem Tanzarm.
Maria Müller-Gögler (28 mei 1900 23 september 1987)
Leutkirch im Allgäu (Geen portret beschikbaar)
De Franse schrijver, journalist en verzamelaar Henri-Pierre Roché werd op 28 mei 1879 geboren te Parijs. Zijn vader, die apotheker was, pleegde zelfmoord door van het balkon van hun woning op de Boulevard Arago te springen. Tot zijn vijftigste zou Roché daar met zijn moeder blijven wonen. Zijn liefdesleven rond 1910 beschreef hij in 1943. Hij schreef toen zijn eerste novelle, getiteld Jules et Jim en uitgegeven in 1953. In 1961 werd de novelle verfilmd door François Truffaut, die het boek in 1956 in een tweedehandsboekenwinkel kocht, met in de hoofdrol Jeanne Moreau. Roché, onder de naam Jim, en zijn Duitse vriend Franz Hessel, onder de naam Jules, dongen beiden om de hand van Heleen Grund. In 1906 ontmoette Roché de schrijver Franz Hessel, waarschijnlijk in het café La Closerie des Lilas, de verzamelplaats van Duitstalige kunstenaars in Montparnasse. Samen maakten zij reizen naar Duitsland en Griekenland. In Parijs ontmoetten zij de Duitse Helen Grund. In 1913 trouwde Franz met Helen in Berlijn en na een kort verblijf in Parijs keerden zij in verband met WO I terug naar Duitsland. Franz vocht in het Duitse leger aan het Oostfront. In 1956 verscheen van Roché zijn tweede novelle Les deux anglaises et le continent.Ook deze novelle, die ging over Roché en Violet en Margaret Hart, werd door François Truffaut verfilmd.
Uit: Victor
PIERRE est seul dans sa chambre du sous-sol, carrée, très bien chauffée. C'est plutôt une cave qui lui sert de chambre. Près du plafond, une fenêtre en largeur permet de voir les jambes des passants. De vieux meubles impossibles, mais un bon grand lit de fer à deux.
Des pas crissent dans la neige. On frappe sec. Il est minuit. Entrent en coup de vent Victor, François et une girl brune et maline, qu'ils tiennent solidement chacun par un bras. Ses grands yeux noirs sont pleins de colère.
Victor - Nous te présentons Patricia, une amie. Au Café Brevoort elle a fait un scandale idiot. Et nous avions à causer, François et moi.
François - Nous lui avons donné à choisir entre deux punitions. Un peu d'huile de ricin (on en vend au café) ou toi. Nous t'avons dépeint. Elle t'a préféré.
Pierre était d'abord ennuyé de l'irruption. Il allait dormir et se levait tôt. Lui et Patricia se considéraient.
Victor - On ne te l'amène pas à la légère. Il y a des raisons.
Patricia - Je vous connais tous deux. Vous ne faites jamais rien à la légère, malgré vos airs de Pégase. Vous êtes comme deux papes. J'aurais dû vous arroser avec le siphon, au café. Soit, allez vous-en. Laissez-moi.
Pierre - OK. Je garde Patricia.
Les deux sortirent en vitesse sans dire au revoir et Pierre entendit le son du moteur de course de François. Patricia se promenait dans la pièce.
Maximilian Voloshin, B. S. Ingemann, J. D. Wyss, C. H. von Ayrenhoff, Xin Qiji
De Russische dichter, schrijver en schilder Maximilian Voloshin werd geboren op 28 mei 1877 in Kiev. Rond 1890 begon hij gedichten te schrijven en te vertalen. In 1897 ging hij naar Moskou om rechten te studeren. Vanaf 1900 maakte hij verschillende reizen. In 1901 vestigde hij zich in Parijs waar hij bij Jelisaweta Kruglikova schilderlessen volgde en lezingen aan de Sorbonne bijwoonde. In 1910 verscheen met de verzamelbundel Gedichten 1900 1910 zijn eerste boek in druk. Al in 1907 had hij een huis gekocht in Koktebel, waar hij zijn jeugd had doorgebracht. In de jaren van WO I trok hij zich daar steeds vaker terug. Meer en meer wijdde hij zich aan het schilderen van landschappen.
Along Cains Ways, Tragedy of Materialistic Culture (Fragment)
Machine has won over man:
It needed a slave to take away its sweet,
To comfort its insides with pure oil,
To feed it coal and take away its excrements,
And then it started asking for itself,
The swarming bundle of muscles and of wills
Brought up in hungry discipline
And greedy rude who cheapened his spirit
For joys of mediocrity and comforts.
Machine has taught man to think appropriately
And logically discuss the findings.
It visually proved to him
That there is no spirit, only substance,
That man is nothing but a machine himself,
That the starry cosmos is merely a mechanism
To manufacture time, that thought
Is just a simple product of the brain digestion,
That mere sustenance defines the spirit,
That genius is a degeneration,
That culture means an increase in the number
Of the consumer needs,
That the ideal is general well-being
And stomach satisfaction,
That there is One Universal Worldly Stomach
And there is no other Gods beside it....
Vertaald door Natasha Levitan
Maximilian Voloshin (28 mei 1877 11 augustus 1932)
Portret doorBoris Kustodiev, 1924
De Deense dichter en schrijver Bernhard Severin Ingemann werd geboren op 28 mei 1789 in Thorkildstrup op het eiland Falster. Onder invloed van de romantiek ontstonden zijn eerste gedichten. Vanaf 1825 begon hij verhalen te publiceren. Met het epos Valdemar den Store og hans Maend" uit 1824 begon hij aan een srie historische werken, waarin hij volgens eigen zeggen naar het voorbeeld van Sir Walter Scott de vele facetten van de geschiedenis van zijn eigen land beschreef.
Uit: The Sealed Room
For many years there stood in a side street in Kiel an unpretentious old frame house which had a forbidding, almost sinister appearance, with its old-fashioned balcony and its overhanging upper stories.For the last twenty years the house had been occupied by a greatly respected widow, Madame Wolff, to whom the dwelling had come by inheritance.She lived there quietly with her one daughter, in somewhat straitened circumstances.
What gave the house a mysterious notoriety, augmenting the sinister quality in its appearance, was the fact that one of its rooms, a corner room on the main floor, had not been opened for generations. The door was firmly fastened and sealed with plaster, as well as the window looking out upon the street.Above the door was an old inscription, dated 1603, which threatened sudden death and eternal damnation to any human being who dared to open the door or efface the inscription.Neither door nor window had been opened in the two hundred years that had passed since the inscription was put up. But for a generation back or more, the partition wall and the sealed door had been covered with wall paper, and the inscription had been almost forgotten.
The room adjoining the sealed chamber was a large hall, utilized only for rare important events.Such an occasion arose with the wedding of the only daughter of the house.For that evening the great hall, as it was called, was brilliantly decorated and illuminated for a ball.The building had deep cellars and the old floors were elastic.
Bernhard Severin Ingemann (28 mei 1789 24 februari 1862)
De Zwitserse schrijver Johann David Wyss werd geboren op 28 mei 1743 in Bern. Hij studeerde theologie en filosofie in Bern en Lausanne. Grote bekendheid kreeg zijn boek over de Zwitserse familie Robinson. Oorspronkelijk geschreven voor zijn kinderen tussen 1794 en 1798 en zonder bedoelin het uit te geven. Dat deed pas zijn zoon in 1812. Het werd het meest vertaalde Zwitserse boek aller tijden en een bestseller.
Uit: The Swiss Family Robinson
The tempest had raged for six days, and on the seventh seemed to increase. The ship had been so far driven from its course, that no one on board knew where we were. Every one was exhausted with fatigue and watching. The shattered vessel began to leak in many places, the oaths of the sailors were changed to prayers, and each thought only how to save his own life. "Children," said I, to my terrified boys, who were clinging round me, "God can save us if he will. To him nothing is impossible; but if he thinks it good to call us to him, let us not murmur; we shall not be separated." My excellent wife dried her tears, and from that moment became more tranquil. We knelt down to pray for the help of our Heavenly Father; and the fervour and emotion of my innocent boys proved to me that even children can pray, and find in prayer consolation and peace.
We rose from our knees strengthened to bear the afflictions that hung over us. Suddenly we heard amid the roaring of the waves the cry of "Land! land!" At that moment the ship [pg 002] struck on a rock; the concussion threw us down. We heard a loud cracking, as if the vessel was parting asunder; we felt that we were aground, and heard the captain cry, in a tone of despair, "We are lost! Launch the boats!" These words were a dagger to my heart, and the lamentations of my children were louder than ever. I then recollected myself, and said, "Courage, my darlings, we are still, above water, and the land is near. God helps those who trust in him. Remain here, and I will endeavour to save us."
Johann David Wyss (28 mei 1743 11 januari 1818)
De Oostenrijkse schrijver Cornelius Hermann von Ayrenhoff werd geboren op 28 mei 1733 in Wenen. Hij schreef classisistische dramas in de stijl van Racine en Corneille die door de oplomst van de romantiek echter al tijdens zijn leven in vergetelheid raakten. Meer succes had hij met zijn blijspelen zoals Der Postzug oder die noblen Passionen (1769), dat een lievelingsstuk was van Frederik II van Pruisen.
Uit: Der Postzug oder die noblen Passionen
DER VERWALTER. Sie wissen also nicht, Jungfer Lisette, in welcher Absicht mich die Baroninn schon wieder rufen läßt?
LISETTE. Das sagte sie mir nicht, und es wäre Kunst es zu errathen. Sie hat heut so vielerley Dinge im Kopfe, daß sie selbst nicht weiß, was sie will und nicht will. Wenn wir doch diese Festivität schon überstanden hätten!
DER VERWALTER. Ja wohl und Ich von meinem Interims-Haushofmeister-Amte wieder los wäre! Das ist nun diesen Morgen das zwölftemal, daß ich gerufen werde; achtmal bloß des Stalles wegen.
LISETTE. Wundert Sie das, Herr Verwalter? Sie kennen doch den Grafen von Reitbahn?
DER VERWALTER. Nein! ich hatte eben den Tag, da er hier war, in den herrschaftlichen Weingärten zu thun.
LISETTE. So muß ich Ihnen also sagen, daß dieser Herr Bräutigam von unserm Fräulein, der größte, der berühmteste Pferdenarr im ganzen Lande ist ein Mensch, der nichts anders thut und denkt, als reiten, fahren, und halsbrechen. Darum ist unsre Frau in Sorgen, es möchte wohl gar die ganze Heyrath in Trümmer gehen, wenn dem Grafen bey seiner Ankunft, von ungefähr unsre Stallordnung mißfiele.
Cornelius Hermann von Ayrenhoff (28 mei 1733 15 augustus 1819)
Illustratie bij de Postzug door Georg Melchior Krauss (Geen portret beschikbaar)
De Chinese dichter Xin Qijiwerd geboren op 28 mei 1140 in Jinan, in de provicie Shandong.Behalve dichter was hij ook een militaire leider tijdens de Zuidelijke Song-dynastie. Tijdens zijn militaire loopbaan behaalde hij vele overwinningen. In 1194 trok hij zich terug op het platteland en wijdde hij zich aan de vervolmaking van zijn dichtkunst.
In days when I was young
In days when I was young and didn't know the taste of sorrow I like to climb the storied tower, I like to climb the storied tower; To write the latest odes I forced myself to tell of sorrow.
Now that I understand the taste of sorrow altogether I would like to tell, but stop, I would like to tell, but stop; Instead I say, 'What a cool day! Such lovely autumn weather!'
"Je vais me tuer!" qu'il me prévenait quand sa peine lui semblait trop grande. Et puis il parvenait tout de même à la porter sa peine un peu plus loin comme un poids bien trop lourd pour lui, infiniment inutile, peine sur une route où il ne trouvait personne à qui en parler, tellement qu'elle était énorme et multiple. Il n'aurait pas su l'expliquer, c'était une peine qui dépassait son instruction. Lâche qu'il était, je le savais, et lui aussi, de nature espérant toujours qu'on allait le sauver de la vérité, mais je commençais cependant, d'autre part, à me demander s'il existait quelque part, des gens vraiment lâches... On dirait qu'on peut toujours trouver pour n'importe quel homme une sorte de chose pour laquelle il est prêt à mourir tout de suite et bien content encore. Seulement son occasion ne se présente pas toujours de mourir joliment, l'occasion qui lui plairait. Alors il s'en va mourir comme il peut, quelque part... Il reste là l'homme sur la terre avec l'air d'un couillon en plus et d'un lâche pour tout le monde, pas convaincu seulement, voilà tout. C'est seulement en apparence la lâcheté. Robinson n'était pas prêt à mourir dans l'occasion qu'on lui présentait. Peut-être que présenté autrement, ça lui aurait beaucoup plu. En somme, la mort c'est un peu comme un mariage. Cette mort-là elle ne lui plaisait pas du tout et puis voilà. Rien a dire. Il faudrait qu'il se résigne à accepter son croupissement et sa détresse. Mais pour le moment il était encore tout occupé, tout passionné à s'en barbouiller l'âme d'une façon dégoûtante de son malheur et de sa détresse. Plus tard, il mettrait de l'ordre dans son malheur et alors une vraie vie nouvelle recommencerait. Faudrait bien. Il n'y a de terrible en nous et sur la terre et dans le ciel peut-être que ce qui n'a pas encore été dit. On ne sera tranquille que lorsque tout aura été dit, une bonne fois pour toutes, alors enfin on fera silence et on aura plus peur de se taire. Ça y sera.
Louis-Ferdinand Céline (27 mei 1894 - 1 juli 1961)
Uit: Enkele aspecten van de Nederlandse samenleving
Ik had eerlijk gezegd niet meteen verwacht dat ik iets soortgelijks zou beleven op onze familiepelgrimage langs de heiligdommen van de Tachtigjarige Oorlog, want natuurlijk kende ik zo'n beetje onze tradities. Shakespeare heeft van ongeveer alle Engelse vorsten die hij kende een koningsdrama gemaakt - Vondel is nooit verder gekomen dan Gysbreght van Aemstel. Velazquez schilderde Spinola's beleg van Breda - Rembrandt heeft er zelfs nooit over gedácht de Slag bij Heiligerlee te vereeuwigen. Allerlei Franse, Italiaanse en Duitse componisten hebben voor hun muziektheater inspiratie gezocht bij de eigen geschiedenis - maar ik zie Peter Schat nog geen opera maken over het Ontzet van Leiden.
Maar ik had óók niet verwacht dat ik mijn naar aanschouwelijk onderwijs dorstende kinderen bijna helemaal niets kon laten zien van al die dingen waarvan ze de moeilijke namen en de lastige jaartallen zo geduldig uit hun hoofd hadden geleerd. Geen pijltje langs het Winschoterdiep om de reiziger attent te maken op dat éne (overigens buitensporig lelijke) monument ter nagedachtenis van graaf Adolf die in Friesland in de slag bleef. Geen merkteken op de plek waar Zeeuwse roeiers de meest merkwaardige gevechten zijn aangegaan met reusachtige Spaanse oorlogsbodems. Geen ANWB-route door het slotenlandschap waarin de huurlegertjes van Willem de Zwijger door de modder kropen om Alva ergens in de rug aan te vallen. Bijna niks. Een pas in 1960 gemaakt beeld getiteld Kenau en de Vrouwen, staat in Haarlem niet op de Grote Markt naast Laurens Janszoon Coster, maar weggestopt op een treurig pleintje achter de Amsterdamse Poort, tegenover een eethuis dat vijf jaar geleden nog Zorba de Griek heette.
Het heeft iets vreemds.
Jan Blokker (Amsterdam, 27 mei 1927)
De Estse schrijver Kaur Kender werd geboren op 27 mei 1971 in Estland. Na als reclamemaker gewerkt te hebben debuteerde hij in 1998 met zijn roman "Independence Day" ("Iseseisvuspäev"). Sindsdien geniet hij in zijn vaderland een grote populariteit.
Uit: Through Peaceful Eyes (Vertaald door Jurgen Kaljuvee)
Today I will call that little repulsive office where my sister works her last days. The office is located in the middle of a ghastly desert, and it can be accessed only through an iron gate or under the controlling eyes of a security guard. What is more, I have noticed that the greater the debasement, the more vigilantly it is being guarded, the stronger is the security.
The buildings within the iron gate are revolting with no shape that would please the eye, there are some cars, and corpses of cars earned with sweat and blood standing in the courtyard. In the apartment next to the office live some architects who, unable to tolerate this depressing atmosphere, spend their energy trying to fight their neigborsâ smoking. In the next apartment lives an artist who organizes little parties with a little money collection box. Each guest must give a little money to the DJ who plays bad music. And right next to the office is a small room belonging to an unrecognized inventor where he, like a lost 19th-century person, creates the next revolutionary vacuum pump. It is the kind of office where only godforsaken women sadly enjoying their little gruesome joys work now. I also worked there for almost a year, imagine!
Kaur Kender (Estland, 27 mei 1971)
De Nederlandse schrijver, journalist, blogger en gamedeskundige Niels 't Hooft werd geboren in Leiderdorp op 27 mei 1980. Hij is voornamelijk bekend geworden door zijn inmiddels weer ter ziele gegane Nintendo-magazine n3 en gamewebsite GameSen.nl, maar had ook enig succes met zijn boeken sinds zijn debuut in 2003. In februari 2003 startte hij een weblog, Controllerboy.com geheten, om zijn debuut, de novelle Toiletten, onder de aandacht te brengen. De site begon met enkele literaire stukken, maar kreeg later de vorm van een echt weblog, waarin de auteur de lezer op de hoogte houdt van zijn dagelijkse belevenissen. Toiletten werd gemengd ontvangen. Het boek verscheen ook in Duitsland. In 2005 werd 't Hoofts tweede boek, Sneeuwdorp, uitgebracht.
Uit: Sneeuwdorp
Mensen vragen mij wel eens: Kever, waar was je toen Pim Fortuyn werd doodgeschoten?
Ik zeg dan: ik lag te vrijen met Mia. Schokkend. Je zou me zomaar kunnen verwarren met een sociaal iemand, die niet alleen spelletjes speelt op de momenten die het heersende wereldbeeld bepalen.
Nou ja, vrijen. We lagen op bed in haar slaapkamer en haar vader was niet thuis. Zij wilde thee zetten, maar ik wilde kusjes geven. Ik kroop tegen haar aan en gleed met mijn vingers door de donkere lokken van dr haar, maar ze zei het nog een keer: Ik denk dat ik thee ga zetten.
Mias kamer was best groot, maar donker. Ze had dikke blauwe gordijnen die altijd dicht waren, meerdere kleden op de grond die iedere keer anders lagen en een oversized bed met allerlei kussens. Ook de muren waren blauw, er hingen filmposters. Voor de klerenkast zat een halfopen gordijn. Er hingen jurkjes en rokjes. Weinig broeken.
Ik heb nooit met Mia geneukt, maar ik was er wel een keer bijna, met mijn hand. Ze had een maillot aan en zei: Gelukkig ben ik beschermd. Er komen wel eens van die onderzoeken voorbij waaruit blijkt dat de helft van de kinderen het op zijn veertiende voor het eerst heeft gedaan. Toen ik veertien was speelde ik, geen idee, Mario Tennis, Pokémon, Zelda? Ik was met heel andere dingen bezig.
Naast de streekliteratuur uit eigen land en de Friese literatuur, was er ook een wassende stroom van literatuur uit Duitsland. De komst van de Duitsers zorgde er al snel voor dat het voor de uitgeverijen onmogelijk werd Engelse en, nadat Amerika en Duitsland eind 1941 met elkaar in oorlog waren geraakt, ook Amerikaanse literatuur uit te geven.
De Waag stelde zich al vroeg op het standpunt dat in ieder geval de grote stroom Amerikaanse boeken van de markt diende te verdwijnen. Dat gebeurde ruim voordat Amerika door Pearl Harbor bij de oorlog betrokken zou worden. Na de Duitse inval in Nederland publiceerde De Waag in juni 1940 een artikel, waarin in feite aan de nieuwe overheid werd gevraagd om Amerikaanse literatuur in de toekomst te verbieden. Op het moment dat De Waag hiermee op de proppen kwam was er van de instelling van het dvk nog geen sprake en hadden de nieuwe machthebbers nog geen uitgewerkte plannen voor een nieuw cultuurbeleid in het bezette Nederland. De Waag ging vermoedelijk van het principe uit dat wie het eerst iets te melden heeft, ook het eerst iets wordt gevraagd.
"Het was sinds lang een alleszins gerechtvaardigde klacht, dat ons land overstroomd werd met de vertaalde producten van buitenlandsche veelschrijvers, begon De Waag. Amerikaansch leesvoeder, aan den loopenden band geproduceerd en zonder eenigen geest, maar vol minderwaardige trucjes en speculaties op de lagere instincten van de massa, vulde-en vult nog-het overgroote deel van alles, wat aan ontspanning gewijd is. Dat deze ontspanning een opvoedend karakter zou kunnen en moeten bezitten, daarom bekommerde men zich niet, zelfs niet in de redacties van bladen, die elders in hun kolommen hoog opgaven van de opvoedende taak van de pers."
Adriaan Venema(27 mei 1941 31 oktober 1993)
De Amerikaanse schrijver John Barth werd geboren op 27 mei 1930 in Cambridge, Maryland. Tussen 1953 en 1965 was hij hooglerraar aan de Penn State University, daarna tot 1995 aan de John Hopkins University. Zijn schrijversloopbaan begon hij met de publicatie van The Floating Opera en The End of the Road. Zijn boek The Sot-Weed Factor geldt als een baanbrekend werk in de literatuurgeschiedenis. Het betreft een 800 paginas tellend pseudo-epos over de koloniale tijd van Maryland.
Uit: The End of the Road
One of the things I did not see fit to tell Joe Morgan (for to do so would have been to testify further against myself) is that it was never very much of a chore for me, at various times, to maintain with perfectly equal unenthusiasm contradictory, or at least polarized, opinions at once on a given subject. I did so too easily, perhaps, for my own ultimate mobility. Thus it seemed to me that the Doctor was insane, and that he was profound; that Joe was brilliant and also absurd; that Rennie was strong and weak; and that Jacob Horner--owl, peacock, chameleon, donkey, and popinjay, fugitive from a medieval bestiary--was at the same time giant and dwarf, plenum and vacuum, and admirable and contemptible. Had I explained this to Joe he'd have added it to his store of evidence that I did not exist: my own feeling was that it was and was not such evidence. I explain it now in order to make as clear as I can what I mean when I say that I was shocked and not surprised, disgusted and amused, excited and bored, when, the evening after the conversation just recorded, Rennie came up to my room. I'd had a brilliant day with my students, explaining gerunds, participles, and infinitives, and my eloquence had brought me around to feeling both guilty and nonchalant about the Morgan affair.
"Well, I'll be damned!" I said when I saw her. "Come on in! Have you been excommunicated, or what?"
"I didn't want to come up here," Rennie said tersely. "I didn't want to see you again at all, Jake."
"Oh. But people want to do the things they do."
"Joe drove me in, Jake. He told me to come up here."
This was intended as a bombshell, I believe, but I was not in an explodable mood.
Dashiell Hammett, Max Brod, Georges Eekhoud, Arnold Bennett, Said
De Amerikaanse schrijver Dashiell Samuel Hammett werd geboren in Saint Mary's County (Maryland), op 27 mei 1894. Zijn detectiveverhaal The Maltese Falcon werd een van de eerste echte klassiekers in het Film Noir genre. Hammett tilde eind jaren twintig het misdaadverhaal naar een literair niveau. Zijn humoristische en strak geschreven hardboiled novels over stoere privédetectives in Californië waren van grote invloed op Raymond Chandler; zijn antihelden Sam Spade (The Maltese Falcon, 1930), Nick Charles (The Thin Man, 1934) en 'the Continental Op' (Red Harvest, 1929) vonden talrijke navolgers in de moderne literatuur.
Wraak, bedrog, ontrouw, hebzucht en vriendschap waren de belangrijkste motieven in het werk van Hammett, die in 1923 debuteerde met verhalen. Zijn laatste roman schreef hij al in 1935.
Uit: The Maltese Falcon
Samuel Spade's jaw was long and bony, his chin a jutting v under the more flexible v of his mouth. His nostrils curved back to make another, smaller, v. His yellow-grey eyes were horizontal. The v motif was picked up again by thickish brows rising outward from twin creases above a hooked nose, and his pale brown hair grew down-- from high flat temples--in a point on his forehead. He looked rather pleasantly like a blond satan.
He said to Effie Perine: 'Yes, sweetheart?"
She was a lanky sunburned girl whose tan dress of thin woolen stuff clung to her with an effect of dampness. Her eyes were brown and playful in a shiny boyish face. She finished shutting the door behind her, leaned against it, and said: "There's a girl wants to see you. Her name's Wonderly."
"A customer?"
"I guess so. You'll want to see her anyway: she's a knockout."
"Shoo her in, darling," said Spade. "Shoo her in."
Effie Perine opened the door again, following it back into the outer office, standing with a hand on the knob while saying: "Will you come in, Miss Wonderly?"
A voice said, "Thank you," so softly that only the purest articulation made the words intelligible, and a young woman came through the doorway. She advanced slowly, with tentative steps, looking at Spade with cobalt-blue eyes that were both shy and probing.
Dashiell Hammett (27 mei 1894 10 januari 1961)
De Tsjechisch-Israëlische schrijver, criticus en componist Max Brod werd geboren in Praag op 27 mei 1884. Zie ook mijn blog van 27 mei 2007.
Uit: Über Franz Kafka
Nach diesem Vortrag begleitete mich Kafka, der um ein Jahr Ältere, nach Hause. - Er pflegte an allen Sitzungen teilzunehmen, doch hatten wir einander bis dahin kaum beachtet. Es wäre auch schwer gewesen, ihn zu bemerken, der so selten das Wort ergriff und dessen äußeres Wesen überhaupt eine tiefe Unauffälligkeit war, - sogar seine eleganten, meist dunkelblauen Anzüge waren unauffällig und zurückhaltend wie er. Damals aber scheint ihn etwas an mir angezogen zu haben, er war aufgeschlossener als sonst, allerdings fing das endlose Heim-Begleitgespräch mit starkem Widerspruch gegen meine allzu groben Formulierungen an."
Cependant, à travers la campagne, les charrettes bâchées de toile blanche, aux cerceaux de fleurs, roulent plus lentement. Valets et servantes entendent bruire et sentent courir sur leur nuque comme une énervante brise d'équinoxe. C'est la respiration chaude des couples affalés sur les banquettes derrière eux. Elles soupirent; ils halètent... La petiote finissait par s'endormir, assoupie par cette atmosphère plus capiteuse que les bouffées de la fenaison. Comme personne ne s'offre à la reconduire, il serait temps pour elle de mettre pied à terre et de rebrousser chemin, car les autres ne songent pas encore au retour, et le «pays de roses» est loin de la dernière station de son pèlerinage aux chapelles du boire. Pour la bande luronne le vrai plaisir ne fait même que commencer. Enfin on se décide à réveiller la benjamine. L'un d'eux la mettra sur son chemin et rattrapera le «pays des roses» à l'étape suivante. Mais la petite remercie ce garçon. Inutile qu'il se dérange.
Georges Eekhoud (27 mei 1854 - 29 mei 1927)
De Engelse schrijver Arnold Bennett werd geboren in Hanley, Staffordshire, op 27 mei 1867. Bennetts geboorteplaats Hanley maakte deel uit van de zogeheten 'six towns'. Dit gebied stond bekend als the Potteries, naar de voornaamste industrie van de streek, het pottenbakken.Bennett begon zijn carrière als schrijver met wat klein journalistiek werk en stuurde stukken in naar tijdschriften. In 1889 won hij een schrijfwedstrijd voor het blad Tit-Bits en in 1894 werd hij assistent-redacteur van het tijdschrift Woman.In 1902, het jaar waarin Bennett naar Parijs verhuisde, verscheen de roman Anna of the Five Towns, de eerste van een reeks verhalen over de Potteries. Hij zou 10 jaar in Frankrijk blijven en schreef daar in die periode een groot aantal boeken. The Gates of Wrath, ook oorspronkelijk als feuilleton gepubliceerd, verscheen in 1903. Andere boeken over de Potteries waren Tales of the Five Towns (1905) en The Grim Smile of the Five Towns (1907). In 1908 kwam The Old Wives' Tale uit, waarvan het verhaal zich tegen dezelfde achtergrond afspeelt. Dit werk bezorgde hem internationale faam. Hij reisde naar de Verenigde Staten, waar hij succesvolle lezingen gaf, en keerde in 1912 terug naar Engeland. Hij schreef nog 15 romans, waaronder de trilogie Clayhanger en een aantal bundels met korte verhalen. Verder produceerde hij 14 toneelstukken, waarvan de meeste ook werden uitgevoerd, twee boeken met eenakters en vele essays.
Uit: The Old Wives' Tale
Those two girls, Constance and Sophia Baines, paid no heed to the manifold interest of their situation, of which, indeed, they had never been conscious. They were, for example, established almost precisely on the fifty-third parallel of latitude. A little way to the north of them, in the creases of a hill famous for its religious orgies, rose the river Trent, the calm and characteristic stream of middle England. Somewhat further northwards, in the near neighbourhood of the highest public-house in the realm, rose two lesser rivers, the Dane and the Dove, which, quarrelling in early infancy, turned their backs on each other, and, the one by favour of the Weaver and the other by favour of the Trent, watered between them the whole width of England, and poured themselves respectively into the Irish Sea and the German Ocean. What a county of modest, unnoticed rivers! What a natural, simple county, content to fix its boundaries by these tortuous island brooks, with their comfortable names--Trent, Mease, Dove, Tern, Dane, Mees, Stour, Tame, and even hasty Severn!
Not that the Severn is suitable to the county! In the county excess is deprecated. The county is happy in not exciting remark.
It is content that Shropshire should possess that swollen bump, the Wrekin, and that the exaggerated wildness of the Peak should lie over its border. It does not desire to be a pancake like Cheshire. It has everything that England has, including thirty miles of Watling Street; and England can show nothing more beautiful and nothing uglier than the works of nature and the works of man to be seen within the limits of the county.
Arnold Bennett (27 mei 1867 - 27 maart 1931)
De Duits-Iraanse dichter en schrijver Said werd geboren op 27 mei 1947 in Teheran. Als 17-jarige kwam hij naar München, waar hij politicologie studeerde. Na de val van de sjah ging hij voor korte tijd terug naar Iran. De theocratie daar deed hem besluiten weer naar Duitsland terug te keren. Inmiddels bezit hij de Duitse nationaliteit. Liefde en ballingschap zijn hoofdthemas in zijn werk.
mein wort sucht still
mein wort sucht still derweil das licht dieses hungrige tier schweigt und betrachtet bis die innenwelt sich entblößt wahrheiten liegen gefügig auf der erde rar geworden sind die orte an denen sich das wort mühelos an seine herkunft erinnert
der krieg wird assimiliert
der krieg wird assimiliert
leise ohne stigma
immer mehr metallstücke
extrem laut und nah
berichten von seinem wohlbefinden
bis die synthetische herstellung der schönheit gewährleistet ist
Herman Wouk, John Cheever, Richard Schaukal, M. A. vonThümmel, Ferdynand Ossendowski
De Amerikaanse schrijver Herman Wouk werd geboren op 27 mei 1915 in New York. Hij stamt uit een Russisch-joodse immigrantenfamilie en groeide op in The Bronx. Hij studeerde aan Columbia University en werkte daarna voor de radio. Hij debuteerde in 1941 met de roman The Man in the Trenchcoat. Tijdens WO II diende hij op een mijnenveger en schreef hij daarnaast aan zijn tweede roman Aurora Dawn. Voor zijn roman The Caine Mutiny (1951) kreeg hij de Pulitzer Prize. Het boek werd later verfilmd met Humphrey Bogart in de hoofdrol.
Uit: A Hole In Texas
We all have bad days, and Dr. Guy Carpenter awoke to rain drumming on gray windows, with a qualm in his gut about what this drab day might bring. Late at night an e-mail had come in, summoning him to an urgent morning meeting at the Jet Propulsion Lab with no reason given, an ill omen indeed to a survivor of the abort on the Texas plain. He was in pajamas at the desk in his den, gnawing at a slice of Swiss cheese on sourdough bread as he marked up a gloomy cost estimate of new space telescopes, when his wife burst in, her long black hair hanging in wet tangled ringlets, her soaked nightgown clinging transparently to her slim body. "Sweeney got out," she barked.
"No! How, this time?"
"I took out the trash, that's how. They collect it Wednesday at seven, or have you forgotten? It's raining buckets, I hurried, I left the screen door unlatched, and the bastard slipped out. I tried to catch him and got drenched."
"I'll find him."
"Don't you have that meeting at seven-thirty? I'm wet through and stark naked, as you see, or I'd look for him."
"No problem. Sorry about the trash."
Dr. Carpenter threw on a raincoat and plodded out barefoot on slippery grass. The downpour was helpful. Sweeney hated the wet, so he would be holed up in some dry spot of the backyard instead of hightailing it over the fence for a major chase, and if that failed, a general neighborhood alarm. Penny's obsession for keeping her cat indoors was a given of their marriage. Wonderful wife, Penny, with a human weakness or two such as a slight streak of jealousy and an unarguable dogma that outside cats were short-lived. Sweeney, a resourceful Siamese, ignored her for a doting fool, he knew he would never die, and he lay in wait for any chance to get out.
Herman Wouk (New York, 27 mei 1915)
De Amerikaanse schrijver John Cheever werd geboren op 27 mei 1912 in Quincy, Massachusetts. Hij was de zoon van een directeur van een schoenenfabriek, waardoor hij een welvarende jeugd doorbracht in Massachussetts. Door de beurskrach van 1929 veranderde dat . Zijn vader verliet het gezin. Cheever bezocht de Thayer Academy, maar werd daar vanaf getrapt omdat hij op roken betrapt werd. Over deze gebeurtenis schreef hij een verhaal dat gepubliceerd werd in New Republic. Cheever schreef verhalen die door verschillende tijdschriften werden aangekocht. In 1935 begon een levenslange verbintenis met The New Yorker. Na een reis door Europa ging hij in New York wonen waar hij kennismaakte met schrijvers als John Dos Passos, E.E. Cummings en James Agee.Tijdens de oorlog was hij vier jaar infanterist. Na de oorlog schreef hij over zijn ervaringen tijdens de oorlog en over de levens van New Yorkers in de buitenwijken in The way some people live. Net als John Updike en Richard Yates wist Cheever de achterkant van de Amerikaanse droom te tonen in korte verhalen, die vanaf de jaren '50 in tijdschriften als The New Yorker verschenen. Het grootste deel van zijn verzamelde verhalen zijn gebundeld in The stories of John Cheever, waarvan een selectie in het Nederlands is verschenen als De Verhalen (2008). Een vertaling van zijn dagboeken, The Journals of John Cheever is in Nederland uitgekomen onder de titel Verscheurde Stilte (1993) In 1979 ontving Cheever de Pulitzer Prize.
Uit: The Enormous Radio
Jim and Irene Westcott were the kind of people who seem to strike that satisfactory average of income, endeavor, and respectability that is reached by the statistical reports in college alumni bulletins. They were the parents of two young children, they had been married nine years, they lived on the twelfth floor of an apartment house near Sutton Place, they went to the theatre on an average of 10.3 times a year, and they hoped someday to live in Westchester. Irene Westcott was a pleasant, rather plain girl with soft brown hair and a wide, fine forehead upon which nothing at all had been written, and in the cold weather she wore a coat of fitch skins dyed to resemble mink. You could not say that Jim Westcott looked younger than he was, but you could at least say of him that he seemed to feel younger. He wore his graying hair cut very short, he dressed in the kind of clothes his class had worn at Andover, and his manner was earnest, vehement, and intentionally naïve. The Westcotts differed from their friends, their classmates, and their neighbors only in an interest they shared in serious music. They went to a great many concertsalthough they seldom mentioned this to anyoneand they spent a good deal of time listening to music on the radio.
Their radio was an old instrument, sensitive, unpredictable, and beyond repair. Neither of them understood the mechanics of radioor of any of the other appliances that surrounded themand when the instrument faltered, Jim would strike the side of the cabinet with his hand. This sometimes helped. One Sunday afternoon, in the middle of a Schubert quartet, the musicfaded away altogether. Jim struck the cabinet repeatedly, but there was no response; the Schubert was lost to them forever. He promised to buy Irene a new radio, and on Monday when he came home from work he told her that he had got one. He refused to describe it, and said it would be a surprise for her when it came.
John Cheever (27 mei 1912 18 juni 1982)
De Duitse dichter en schrijver Richard von Schaukal werd geboren op 27 mei 1874 in Brünn. Zoals veel intellectuelen van zijn generatie was hij een enthousiaste voorstander van WO I, iets wat zijn neerslag vond in de Ehernen Sonetten (1915). Ook kon hij zich, gelijk Hugo von Hofmannsthal of Anton Wildgans niet neerleggen bij de ondergang van de Donaumonarchie. Zijn bekendste prozawerk is Leben und Meinungen des Herrn Andreas von Balthesser (1907)
Abend
Weiße Schwäne senken ihre schmalen,
Schlanken Hälse in den schilfdurchragten,
Stillen, grünen Weiher, plätschern leise,
Ziehen weiter ihre stillen Kreise...
An dem Arm des müden, hochbetagten
Schloßherrn, der den schlafgemiednen Qualen
Seiner kalten Nacht entgegenbangt,
Steht in leichten, weißen Spitzen
Die Gemahlin. Spielend langt
Sie nach den gewundnen Rebenranken...
Ihre flügelstarken Flucht-Gedanken
Zittern vor den roten Lebensblitzen.
Richard von Schaukal (27 mei 1874 10 oktober 1942)
De Duitse dichter en schrijver Moritz August von Thümmel werd geboren op 27 mei 1738 in Schönefeld. Hij studeerde in Leipzig en werd later minister in dienst van de erfprins van Coburg. Literaire erkenning kreeg hij voor zijn epos in zes zangen Wilhelmine, zowel door groothden als Goethe als bij het grote publiek. Ook zijn hoofdwerk Die Reise in die mittäglichen Provinzen Frankreichs was een succes. Aan het begin van de 20e eeuw werd zijn werk herontdekt en opnieuw uitgegeven.
Uit: Wilhelmine
Einen seltenen Sieg der Liebe sing ich, den ein armer Dorfprediger über einen vornehmen Hofmarschall erhielt, der ihm seine Geliebte vier lange Jahre entfernte, doch endlich durch das Schicksal gezwungen ward, sie ihm geputzt und artig wieder zurück zu bringen.
Der große Gedanke, der sonst die die deutschen Dichter erhitzt, daß sie die Freuden des Tages- und die Erquickung der Nacht daß sie die Peiniger der menschlichen Natur, Hunger und Durst, und die größern Quaalen der Dichter, den Spott der Satyre und die Faust des Kunstrichters verachten Dieser große Gedanke: Einst wird die Nachwelt mich lesen hat keinen Antheil an meinen Gesängen. Dein belohnendes Lächeln allein, komische Muse! reizt mich an, diesen neuen Sieg der Liebe zu singen; und will ja die Göttin des Ruhms der süßen Bemühung des Dichters noch eine Belohnung hinzuthun, so sey es der theure Beyfall meiner Caroline! Sie lese dieß Lied, das ich, entfernt von Ihr, aus Einsamkeit sang, meinen Geist zu ermuntern! Ihr harmonisches Herz schwell auf; unwillig über den Einfluß des glücklichen Dichters, in Ihr jugendlich wallendes Blut, verschlucke Sie dann eine doppelte Dosin Bezoarpulver, und seufze nach meiner Zurückkunft!
Moritz August von Thümmel (27 mei 1738 26 oktober 1817)
De Poolse schrijver, journalist, ontdekkingsreiziger en globetrotter Ferdynand Ossendowski werd geboren op 27 mei 1876 in Dvina. Hij is het bekendst geworden door zijn romans over Lenin en de Russische burgeroorlog, waar hij zelf aan deelnam. Hij studeerde o.a. in Sint Petersburg en in Parijs (bij Marie Curie). In 1921 verscheen zijn eerste boek in het Engels Beasts, Men and Gods. Het werd een groot succes en maakte hem beroemd.
Uit: Beasts, Men And God
One morning, when I had gone out to see a friend, I suddenly received the news that twenty Red soldiers had surrounded my house to arrest me and that I must escape. I quickly put on one of my friend's old hunting suits, took some money and hurried away on foot along the back ways of the town till I struck the open road, where I engaged a peasant, who in four hours had driven me twenty miles from the town and set me down in the midst of a deeply forested region. On the way I bought a rifle, three hundred cartridges, an ax, a knife, a sheepskin overcoat, tea, salt, dry bread and a kettle. I penetrated into the heart of the wood to an abandoned half-burned hut. From this day I became a genuine trapper but I never dreamed that I should follow this role as long as I did. The next morning I went hunting and had the good fortune to kill two heathcock. I found deer tracks in plenty and felt sure that I should not want for food. However, my sojourn in this place was not for long. Five days later when I returned from hunting I noticed smoke curling up out of the chimney of my hut. I stealthily crept along closer to the cabin and discovered two saddled horses with soldiers' rifles slung to the saddles. Two disarmed men were not dangerous for me with a weapon, so I quickly rushed across the open and entered the hut. From the bench two soldiers started up in fright. They were Bolsheviki. On their big Astrakhan caps I made out the red stars of Bolshevism and on their blouses the dirty red bands. We greeted each other and sat down. The soldiers had already prepared tea and so we drank this ever welcome hot beverage and chatted, suspiciously eyeing one another the while. To disarm this suspicion on their part, I told them that I was a hunter from a distant place and was living there because I found it good country for sables. They announced to me that they were soldiers of a detachment sent from a town into the woods to pursue all suspicious people.
Ferdynand Ossendowski (27 mei 1876 3 januari 1945)
He wondered if the boy had lost the way. They had started out on a driven track half-covered with small noisy stones; but it faded, was found again for half a mile, where it followed the rim of a dry wash, and then died away among the windswept contours and little dusty bushes of the desert. The pick-up roared on across long inclines of grey dirt. The boy kept his foot down and stared straight ahead, as if unable to consider the possibilities that lay to left and right. He was almost smiling -- Robin couldn't decide if from nerves or from the pleasure a local person has in scaring and disorienting a stranger. An empty bottle rolled and clinked against the metal supports of the bench-seat. Robin sat with his forearm braced in the open window, and grunted involuntarily at each bump and drop: academic research had never been so wayward or so physical. He found that he was smiling too, and that he was not only shaken but happy.
They reached a low crest and there beneath them spread thirty or forty miles of silvery waste, crossed by the quick eclipses of windy sunlight; the wide plain was rifted with gulleys and dry riverbeds, and climbed distantly to mountains which were radiant towers in the west and unguessable obscurities in the blackly shadowed south. This was what he wanted to see: it was what had brought a rich man and his architect here half a century ago. It wasn't a terrain that could be ploughed or grazed or humbled by use: nothing could have altered unless by the gradual violence of winds and storm rains. The pick-up slowed, and Robin imagined that even his guide, who had surely seen nothing but this country all his life, was responding to its magic or its admonishment.
`What are those mountains called?' he shouted over the churning of the engine and the racket of stones and grit against the bottom of the vehicle. The boy looked stoopingly across, and out beyond Robin at the morning-bright bluffs to the west. He nodded several times, perhaps he had only understood the word mountains, or was hesitating before so many mountains, with so many names.
Het is een punt dat vordert, oprukt, traag en nauwkeurig.
En zichzelf achterlaat in tweede dimensie.
Over X tijdseenheden zal de tocht voltrokken zijn en hoog en volledig.
M is een rode stip.
Hier eindigt het bewegende punt.
De overgang van het rekkend zwarte punt in het rode stabiele punt is
niet zichtbaar, er is geen grens, geen dooreenvloeiing.
Sterk schuin omhoog loopt de rechte T' X'.
De andere lijnen kruisen mekaar op verschillende afstanden en niveaus.
De boog van het cirkelsegment verdwijnt in het niet aan twee zijden in
de verre schemerverte waar verder niets te zien is.
Er verschijnt een stip.
Een punt ontstaat in de nabijheid van N' en verdwijnt tegelijkertijd
dadelijk opnieuw.
De omgeving is nu als voorheen.
De lijnenruimte verbleekt alsof lichtend ze wordt.
Bij O is er een bol gekomen van niet te schatten grootte.
Hugo Raes(Antwerpen, 26 mei 1929)
De Egyptische schrijfster en literatuurwetenschapster Radwa Ashourwerd geboren op 26 mei 1946 in Caïro. In 1967 studeerde zij af in Engelse literatuurwetenschap. Daarna specialiseerde zij zich in Vergelijkende Literatuurwetenschap. Zij doceert tegenwoordig aan de Ain Shams universiteit in Caïro. Daarnaast schrijft zij romans, korte verhalen en kritieken.
Uit: Siraaj.An Arab Tale(Vertaald door Barbara Romaine)
Amina is afraid of the sea, but to her heart she pretends otherwise: she gets up before the rooster crows, and begins her day by going down to the beach. She stares through the darkness out to sea and whispers a prayer. After that she makes her way to the port and inquires, "Any news?"
"No news."
She walks along the path that leads to the hill, then begins her ascent to the high house. She passes by the dungeon and hears the murmurs and muffled voices. She continues the climb to the women's quarters, which are wrapped in silence and the crash of the waves.
By the time she reaches the kitchen courtyard, the darkness has faded and the sky has burst into the colors of sunrise. "Bismillah al-rahman al-rahim," she says, as she hauls out the sacks of flour and commences opening them one after another. Then she begins the process of sifting. The other women don't arrive until after Amina has finished kneading the dough and left it to rise. The women flock to their tasks, while the slaves carry in the daily provisions of fresh-killed meat, baskets of fish, and crates of fruits and vegetables.
After the call to afternoon prayer, Amina knots her handkerchief around two loaves of breadher day's wagespicks up her bundle, and retraces her steps homeward, grains of flour still clinging to her dress and headscarf. Her body gives off mingled odors of the day's sweat and baked bread. She stops by the port.
"Any news?"
"No news."
She proceeds to the beach, sits down facing the sea . . . and waits.
« Il est lheure ! Allez, au lit ! Je dois tattacher pour la nuit, Monsieur Wanson. »
Quand je suis seul /
Et quil est là
« Et ne fais pas cette tête cest ton dernier jour ici ! Demain tu quittes la Haute Sécurité pour le nouveau Quartier W
ordre du Docteur X. Petit veinard, tu auras même un voisin de chambre. »
Lorsque je sens le monstre hideux penché sur moi
« Fais de beaux rêves, gueule damour. Ne cherche pas à tévader, daccord ? Ha ha ha Hé ! Wanson ? Wanson ! Je
me demande parfois si tu mas jamais écouté. »
Jai peur du noir
Linfi rmière coupe la lumière. Ferme la porte. Tourne la clef. Lécho glacé de ses pas roule et disparaît. Et le vent piquant
de langoisse monte en ma gorge à métouffer.
La lumière séteint : il est là
Démon de mes vies passées
Le monstre immense et immobile
Qui me regarde sans bouger
Il a la couleur de la mort
Il se déplace par magie
Je sens son souffl e dans mon cou
Proie frissonnante aux yeux fermés
Il est dans un coin de la chambre
À me fi xer sans faire de bruit
Il sassoit au bord de mon lit
Sa face frôle mon visage
Je ne dois pas me retourner
Le regarder serait mourir
Je dois menfuir dans le sommeil
ou chanter
Ivan O. Godfroid (Boussu, 26 mei 1971)
De Duitse schrijfster Isabella Nadolny (eig. Isabella Peltzer) werd geboren op 26 mei 1917 in München. Zij werkte als secretaresse op een ministerie in Berlijn. In 1941 trouwde zij met de schrijver Burkhard Nadolny. Zelf begon zij in 1951 met schrijven. Vanaf de jaren zestig legde zij zich meer toe op het vertalen.
Uit: Die Stunden vor Morgengrauen
"Es war Sonnabend, der erste Sonnabend im April, und Louise schien es, als habe der Sommer mit einem einzigen schwindelerregenden Ruck am Thermometer zugeschlagen. Die strahlende Nachmittagssonne sank ihr köstlich in die müden Glieder, als seien, dachte sie wehmütig, die müden Glieder wirklich draußen, in der Sonne, wie bei allen anderen Leuten, statt hier im Werkzeugschrank nach Marks Turnschuhen zu suchen. Als ihr gerade eine Dose halb voll vertrockneter Farbe ärgerlicherweise an den Ellbogen fuhr, fiel ihr ein, dass es für eine Hausfrau beim ersten unerwarteten Sonnenschein des Jahres ja nie anders war. Er trieb einen nicht hinaus, sondern hinein. In lang verschlossenen Schubladen nach den Sommersachen der Kinder suchen. Sie aufbügeln. Fehlende Knöpfe annähen. Und in dunklen Schränken wühlen: nach den Gartenkissen, den Liegestühlen, den Seilen für die Schaukel...."
VÃtězslav Nezval, Maxwell Bodenheim, Edmond De Goncourt, Mary Wortley Montagu, Xavier Roelens
De Tsjechische dichter en vertaler Vítezslav Nezval werd geboren op 26 mei 1900 in Biskoupky. Hij geldt als medegrondlegger van het Poëtisme en als leidende persoonlijkheid van het Tsjechische surrealisme. In 1953 werd hij benoemd tot nationale kunstenaar. Hij studeerde in Brünn en Praag, maar maakte zijn studie rechten niet af. Zijn werk werd gepubliceerd in kranten en tijdschriften als Rudé Právo, Tvorba, Odeon, Nová scéna, Lidové noviny. Hij sloot zich aan bij het antifascistische verzet en werd in 1944 voor korte tijd gevangengezet. Na WO II sllot hij zich aan bij de communisten.
Edison (Fragment)
And now the sky beyond the trees is brightening
electric wires tremble in the snow
now promenades and corsos are aglow
now our souls are viewed on the X-ray screen
like ichthyosauri from the pliocene
now the clock's hand is moving towards six
now we go off together to the flicks
now spectral shades of gamblers and of witches
are put to flight by our electric switches
and now applause and cheers ring through the house
and Thomas Edison now takes his bows
The party's over now your soul is dark
the guests have left and you are back at work
Look at those inventors and at their resources
yet the stars have not deviated from their courses
look at all those people living quietly
no this isn't work nor even energy
this is adventure as on the high seas
locking oneself in one's laboratories
look at all those people living quietly
no this isn't work it's poetry
It's intention and a bit of accident
to become one's country's president
to become a poet who's outstripped you all
to become a songbird holding you in thrall
to be always lucky at roulette
to be the discoverer of a new planet
Vertaald door Ewald Oser
Vítězslav Nezval (26 mei 1900 6 april 1958)
De Amerikaanse dichter en schrijver Maxwell Bodenheim werd geboren op 26 mei 1892 in Hermanville, Mississippi. Zijn vader was in 1888 naar de VS getrokken. Rond 1912 leerde Bodenheim Ben Hecht in Chicago kennen. Ze raakten bevriend en richtten samen een tijdschrift op.Andere leden van de groep waren o.a. Sherwood Anderson en Charles MacArthur. Zijn eerste gedichten publiceerde Bodenheim 1914 in het Poetry Magazine. In de jaren die volgden groeide hij uit tot een belangrijk schrijver. Hij publiceerde 10 dichtbundels en 13 romans. In de jaren twintig en dertig verslechterden zijn levensomstandigheden helaas dramatisch. Hij begon te drinken en werd dakloos. Samen met zijn derde vrouw werd hij door een 25-jarige bordenwasser na een ruzie vermoord.
EAST SIDE MOVING PICTURE THEATRE--SUNDAY
An old woman rubs her eyes
As though she were stroking children back to life.
A slender Jewish boy whose forehead
Is tall, and like a wind-marked wall,
Restlessly waits while leaping prayers
Clash their light-cymbals within his eyes.
And a little hunchbacked girl
Straightens her back with a slow-pulling smile.
(I am afraid to look at her again.)
Then the blurred, tawdry pictures rush across the scene,
And I hear a swishing intake of breath,
As though some band of shy rigid spirits
Were standing before their last heaven.
Factory-girl
Why are your eyes like dry brown flower-pods,
Still, gripped by the memory of lost petals?
I feel that, if I touched them,
They would crumble to falling brown dust,
And you would stand with blindness revealed.
Yet you would not shrink, for your life
Has been long since memorized,
And eyes would only melt out against its high walls.
Eh! dis-je, Sterne avait des pantoufles jaunes! Je passai mon pantalon, disant cela; et en déjeunant : Pour ceux qui ont proposé une statue à Parmentier, ajoutai-je, ceux-là, certes Que Sylvestre ait écrit des traités sur les bêtes à laine, Huzard sur les gros bestiaux et leur vaccination, et qu'Yvart en ait donné sur les assolements... Mais Parmentier! À sa santé!
- Allons! mesdemoiselles! disait-elle sur le pas de la porte. J'avais descendu l'escalier et j'étais au premier.
- Allons! mesdemoiselles, entrez donc! répétait la maîtresse de pension. - «Madame la maîtresse de pension, au moins accoutumez-les à faire leurs lignes droites, à rendre leur caractère net et lisible.»
La petite phalange enfantine montait, montait l'escalier, essoufflée de jouer. - «Madame la maîtresse de pension, il faudrait aussi qu'une fille sût la grammaire pour sa langue naturelle. Il n'est pas question de la lui apprendre par règles, comme les écoliers apprennent le latin en classe : accoutumez-les seulement, ces jolis enfants, à ne point prendre un temps pour un autre.»
Joues rouges, minois poupins, paniers au bras, petits bas blancs, et petites bottines agiles, tout cela grimpait l'escalier, tout d'un leste et d'un frais charmants! Le soleil, passant par les grandes vitres du palier, courait et se posait comme un papillon d'or sur les nattes blondes attachées de rubans noirs, et les chevelures brunes affolées. Elles grignotaient, en s'empressant, ouvrant leurs paniers, se montrant leurs tartines. - «Madame la maîtresse, elles devraient aussi savoir les quatre règles de l'arithmétique ; elles s 'en serviraient utilement pour faire des comptes : c'est une occupation fort épineuse pour beaucoup de gens.
Edmond De Goncourt (26 mei 1822 - 16 juli 1896)
De Engelse schrijfster Lady Mary Wortley Montagu werd geboren in Thoresby Hall, Nottinghamshire, op 26 mei 1689 Londen, 21 augustus 1762) was een Engels schrijfster. Mary was bevriend met Mary Astell, die wordt gezien als de eerste actieve voorvechtster voor vrouwenrechten in Engeland, en met Anne Wortley Montagu en haar broer Edward. Met deze laatste trouwde zij, tegen haar vaders wil, in 1712. Edward Mortley Montagu was op dat moment parlementslid en vervulde na de troonsbestijging van George I diverse functies. Mary en Edward raakten goed bekend in hofkringen. Hij was bevriend met Joseph Addison, waardoor lady Mary ook in aanraking kwam met de literaire kringen. Zij raakte zelf bevriend met Alexander Pope. In 1716 werd Edward benoemd tot Engels ambassadeur in Constantinopel en hoewel hij in 1717 werd teruggeroepen, bleven zij in Turkije tot 1718. Mary leerde zichzelf Turks en schreef vele brieven naar diverse mensen met wie zij correspondeerde. Haar bekendheid berust vooral op de uitgave van deze brieven, waarin een levendig beeld wordt geschetst van het leven in de Oriënt en aan het Ottomaanse hof.
Uit: Letters of the Right Honourable Lady My Wy Me
_Rotterdam, Aug_. 3. O. S. 1716.
I FLATTER, myself, dear sister, that I shall give you some pleasure in letting you know that I have safely passed the sea, though we had the ill fortune of a storm.We were persuaded by the captain of the yacht to set out in a calm, and he pretended there was nothing so easy as to tide it over; but, after two days slowly moving, the wind blew so hard, that none of the sailors could keep their feet, and we were all Sunday night tossed very handsomely.I never saw a man more frighted (sic) than the captain.For my part, I have been so lucky, neither to suffer from fear nor seasickness; though, I confess, I was so impatient to see myself once more upon dry land, that I would not stay till the yacht could get to Rotterdam, but went in the long-boat to Helvoetsluys, where we had voitures to carry us to the Briel.I was charmed with the neatness of that little town; but my arrival at Rotterdam presented me a new scene of pleasure.All the streets are
paved with broad stones, and before many of the meanest artificers doors are placed seats of various coloured marbles, so neatly kept, that, I assure you, I walked almost all over the town yesterday, _incognito_,in my slippers without receiving one spot of dirt; and you may see the Dutch maids washing the pavement of the street, with more application than ours do our bed-chambers.The town seems so full of people, with such busy faces, all in motion, that I can hardly fancy it is not some celebrated fair; but I see it is every day the same.'Tis certain no town can be more advantageously situated for commerce.Here are seven large canals, on which the merchants ships come up to the very doors of their houses.The shops and warehouses are of a surprising neatness and magnificence, filled with an incredible quantity of fine merchandise, and so much cheaper than what we see in England, that I have much ado to persuade myself I am still so near it.
Mary Wortley Montagu (26 mei 1689 21 augustus 1762)
Portret door Charles Jervas
Onafhankelijk van geboortedata:
De Vlaamse dichter Xavier Roelens werd geboren in Rekkem in 1976. Hij was hoofdredacteur van het literaire tijdschrift en er is, stelde met Maarten De Pourcq de bloemlezing Op het oog, 21 dichters voor de 21ste eeuw (Uitgeverij P) samen en organiseerde poëziefestivals als Het Uitzaaiend Kaf - poëziefestival voor jong talent en het eerste Belgisch Kampioenschap poetry slam. Eigen gedichten verschenen in o.a. DW B, NRC Handelsblad, De Revisor, Het liegend konijn en Poëziekrant. Hij stond al op Crossing Border en De Nachten. Hij is redacteur van de poëzienieuwssite in Letterland. Juni 2007 verscheen bij Uitgeverij Contact zijn debuutbundel er is een spookrijder gesignaleerd.
schoon genoeg gelachen
aan de leiband schuifelen ramptoeristen voorbij de rechtgetrokken vrachtwagen, staan even stil de tijd van een behoefte.
goofy bengelt aan de achteruitkijkspiegel het doek valt over de overlevenden. (traag)
een rijvak wordt opengesteld: in de weggesleepte auto verlengt de zon de strepen op de achterbank, maakt zwart of wit wat nu nog getint. (trager, traagzaam) er kwijnen wat bloemen in stof er valt wat te praten als ik alleen ben
J'apprends à finir. Je fais comme si tu n'allais pas rentrer, je fais comme si j'avais un amant, j'appelle le plombier, et le menuisier, tu ne sers à rien à la maison, tu ne bricoles jamais et tout tombe en pièces, si c'est pas malheureux. Je nous regarde sur les photos et on est laids. Ou toi, ou moi, il y en a toujours un de raté, c'est bien la preuve que ça ne pouvait plus durer. Par exemple, mes parents, dès qu'ils sont photographiés ensemble, sont magnifiques, c'est une preuve, c'est ce qu'on appelle l'harmonie ou l'amour. Ne nous leurrons pas, nous ne sommes que de piètres pantins, sans talent pour la réussite des choses du coeur.
Et puis tout à coup, voilà que ça s'affole, l'ascenseur déraille, mes parents, ceux que j'aime, il n'y aurait pas la mort au bout, pour eux aussi?
La reine Claude est une pute. À Florence, nous en aurons la preuve. Nous visiterons tous les palais, nous nous extasierons, pas devant les autres, ils me prendraient pour une niaise, déjà que ça ne doit pas être brillant, ils n'aimes pas les muets dans ce milieu, faut causer, même pour répéter la même chose que le voisin ou le mari, mais faut causer, fort si possible. Devant eux, je dirai les bons mots, mais lorsque nous serons enfin seuls, nous dirons systématiquement château pour parler de palais. Je t'explique, mon ange.
À Paris, nous ne parlons pas château, d'ailleurs nous devrions, mais si là, à Florence, nous le faisons, la reine Claude ira se fixer ailleurs. On l'emmène à Florence, c'est un fait, mais il y a une raison là-dessous.
Ich möchte Fußball hier als Erziehungsmittel zeigen (zum Beispiel im Umgang mit Niederlagen), als Länderkunde (eine Tour d`Europe von England bis Israel, von Portugal bis zur Türkei - unter besonderer Berücksichtigung der Länder Kroatien, Polen und Deutschland am Ende des Buches, gegen dessen Teams das österreichische Team bei der EURO spielen wird), als Opium fürs Volk: Fußball ist Religion. Der Papst ist Deutscher, der letzte Papst war Pole. Die Chancen stehen schlecht. Sollte Österreich in der Vorrunde scheitern, wäre das immerhin ein Gottesbeweis; ein eventueller Österreichischer Triumph umgekehrt ein atheistisches Manifest es sei denn, die Wege des Herrn sind unergründlich und der nächste Papst wird Kroate oder gar Österreicher. Fußball als Politik: Denn der Fußball hat seine historische Rolle gewechselt, seine Bedeutung geändert, ja ins Gegenteil verkehrt. Kein König, kein Kaiser wäre vor hundert Jahren auf die Schnapsidee gekommen, einen Fußballplatz zu betreten. Kein Bundeskanzler käme heute auf die Schnapsidee, bei einem Länderspiel das Stadion nicht zu betreten. Hundert Jahre lang und bis vor wenigen Jahren ist der Fußball von unten gekommen als Gegenwelt, als Trost der Massen für ihre entgangenen schönen Leben, als Aufschrei, als Protest und zornige Selbstbehauptung. Und als wir. Wir sind das Volk!
Egyd Gstättner (Klagenfurt, 25 mei 1962)
De Amerikaanse schrijfster en feminste Eve Ensler werd op 25 mei 1953 in New York geboren. Op 43-jarige leeftijd werd ze wereldberoemd met haar Vagina Monologen, een theaterstuk met de vagina in de hoofdrol. In het stuk komen vrouwen van over de hele wereld aan het woord, over de meest uiteenlopende onderwerpen.Hun verhalen vertellen over lesbische liefde en vaginaworkshops, over geboorte en zelfbevrediging, schaamhaar en orgasme. Samen vormen ze een protest tegen het gebrek aan erkenning van vrouwelijke seksualiteit.
Uit: The Vagina Monologues
I first glimpsed the spirit of self-knowledge and freedom that you will find in these pages when I lived in India for a couple of years after college. In Hindu temples and shrines I saw the lingam, an abstract male genital symbol, but I also saw the yoni, a female genital symbol, for the first time: a flowerlike shape, triangle, or double-pointed oval. I was told that thousands of years ago, this symbol had been worshiped as more powerful than its male counterpart, a belief that carried over into Tantrism, whose central tenet is man's inability to reach spiritual fulfillment except through sexual and emotional union with woman's superior spiritual energy. It was a belief so deep and wide that even some of the woman-excluding, monotheistic religions that came later retained it in their traditions, although such beliefs were (and still are) marginalized or denied as heresies by mainstream religious leaders.
For example: Gnostic Christians worshiped Sophia as the female Holy Spirit and considered Mary Magdalene the wisest of Christ's disciples; Tantric Buddhism still teaches that Buddhahood resides in the vulva; the Sufi mystics of Islam believe that fana, or rapture, can be reached only through Fravahi, the female spirit; the Shekina of Jewish mysticism is a version of Shakti, the female soul of God; and even the Catholic church included forms of Mary worship that focused more on the Mother than on the Son.
Eve Ensler (New York, 25 mei 1953)
De Duitse schrijver Friedrich Dieckmann werd geboren op 25 mei 1937 in Landsberg an der Warthe. Hij groeide op in Dresden en Birkenwerder bij Berlijn. In Leipzig studeerde hij germanistiek, filosofie en natuurkunde. Vanaf 1963 leeft hij als zelfstandig schrijver in Berlijn. Hij schrijft verhalen, kritieken, essays en radioreportages.
Uit: Das Grab auf der Terrasse
Zuletzt wurde der Königssarg auf ein Pferdefuhrwerk gesetzt, das, streng historisch, auf Holzrädern übers Kopfsteinpflaster ratterte. Die Gruftversenkung geschah in der Nacht nach einem Volksdefilee im Hof des Weinbergsschlosses, an dem Helmut Kohl, der Bundeskanzler des frischvereinigten Deutschlands, als Privatperson und Freund der Hohenzollernfamilie teilgenommen hatte. Der brandenburgische Ministerpräsident, ein protestantischer Sozialist, übernahm als Landesherr das politische Protokoll; man konnte ihn als späten Amtsnachfolger des Preußenkönigs ansehen. Brandenburg-Preußen, auf seine kleinste Größe reduziert, die, welche es gehabt hatte, bevor die Hohenzollern mit der Mark Brandenburg belehnt worden waren, nahm jenen Monarchen wieder auf, der das Land einst auf die europäische Bühne gehievt hatte. War Friedrich erst Preußens, dann Preußen-Deutschlands Unglück gewesen? Er hatte das Überspannte in dessen Geschichte gebracht, an dem es zuletzt zugrunde gegangen war, ein falsches Maß, das sich als folgenschwer erwies. Mit der Vorgabe, dem Staat zu dienen, hatte er dessen Ressourcen zum Ausdrucksmittel der Verzweiflungen gemacht, die sich früh in ihn eingesenkt hatten. Ihn den Großen zu nennen, wäre leichtfertig. Aber das Grab auf der Terrasse ist wirklich schön.
Friedrich Dieckmann (Landsberg an der Warthe, 25 mei 1937)
The driving rain was unrelenting, whipped into a frenzy by howling winds, and the waves surged and crashed against the coast, a maelstrom in the black night. In the shallow waters just offshore, a dozen or so dark figures bobbed, clinging to their buoyant, waterproof haversacks like survivors of a shipwreck. The freak storm had caught the men unawares by was good; it provided better cover than they could have hoped for.
From the beach, a pinpoint of red light flashed on and off twice, a signal from the advance team that it was safe to land. Safe! What did that mean? That this particular stretch of Tunisian coastline was left undefended by the Garde Nationale? Nature?s assault seemed far more punishing than anything the Tunisian coast guard could attempt.
Tossed and buffeted about by the heaving swells, the men made their way toward the beach, and in one coordinated movement clambered silently onto the sand by the ruins of the ancient Punic ports. Stripping off their black rubber dry suits to reveal dark clothing and blackened faces, they removed their weapons from their haversacks and began distributing their arsenal: Heckler & Koch MP-10 submachine guns, Kalashnikovs, and sniper rifles. Behind them, others now came ashore in waves.
The whiskey on your breath Could make a small boy dizzy; But I hung on like death: Such waltzing was not easy.
We romped until the pans Slid from the kitchen shelf; My mother's countenance Could not unfrown itself.
The hand that held my wrist Was battered on one knuckle; At every step you missed My right ear scraped a buckle.
You beat time on my head With a palm caked hard by dirt, Then waltzed me off to bed Still clinging to your shirt
Epidermal Macabre
Indelicate is he who loathes
The aspect of his fleshy clothes, --
The flying fabric stitched on bone,
The vesture of the skeleton,
The garment neither fur nor hair,
The cloak of evil and despair,
The veil long violated by
Caresses of the hand and eye.
Yet such is my unseemliness:
I hate my epidermal dress,
The savage blood's obscenity,
The rags of my anatomy,
And willingly would I dispense
With false accouterments of sense,
To sleep immodestly, a most
Incarnadine and carnal ghost.
Theodore Roethke (25 mei 1908 - 1 augustus 1963)
De Franse schrijver en historicus Georges Bordonove werd geboren in Enghien-les-Bains op 25 mei 1920. Voor een aantal boeken heeft hij een (literaire) prijs ontvangen. Georges Bordonove was ook lid van de jury van de Hugues Capet-prijs.
Uit: Charles VI roi fol et bien aimé, 1380-1422
En Flandre, l'agitation remontait à 1379. Un parti qui peut être qualifié de démocratique s'opposait au comte Louis de Male. Ce dernier n'avait jamais brillé par son adresse. Vivant au milieu de ses nobles, il n'avait que dédain pour les gens de métier. Il réclamait sans cesse de nouvelles taxes et ne mesurait en rien le péril auquel ses exigences l'exposaient. Il ne s'intéressait, dit-on, qu'à la chasse au faucon. Les rivalités locales - spécialement entre Bruges et Gand - étaient si aiguës que tout autre prince les eût exploitées à son avantage. Louis de Male avait l'âme trop féodale pour s'abaisser à flatter des marchands. Ou plutôt, quand il tenta cette manoeuvre, il était trop tard et il fit un mauvais choix. La crise qui couvait depuis des années éclata à propos d'une taxe qui provoqua le soulèvement des habitants de Gand. Au contraire, l'échevinage de Bruges accepta de la payer. Louis de Male récompensa la docilité des Brugeois en leur permettant de creuser un canal qui devait détourner la batellerie de Gand. Les Gantois rompirent avec le comte et prirent le chaperon blanc en signe de ralliement. Leur premier ouvrage fut de détruire le canal de Bruges. Depuis cet exploit, le soulèvement ne cessa de s'étendre, gagnant les villes voisines.
Georges Bordonove (25 mei 1920 - 16 maart 2007)
De Amerikaanse schrijfster Jamaica Kincaid (eig.Elaine Cynthia Potter Richardson) werd geboren in Saint John's, Antigua en Barbuda, op 25 mei 1949. Op 17-jarige leeftijd verhuisde ze naar de Verenigde Staten, om als au-pair te werken. Daarna studeerde zij aan de New York School for Social Research fotografie. In 1973 liet zij haar naam veranderen omdat de familie het niet eens was met haar werk als schrijfster. Haar roman Lucy uit 1990 bechrijft haar ervaringen met het volwassen worden in het buitenland. Haar thema's zijn onder andere migratie, Caribische cultuur en tuinieren.
Uit: Mr. Potter
And that day, the sun was in its usual place, up above and in the middle of the sky, and it shone in its usual way so harshly bright, making even the shadows pale, making even the shadows seek shelter; that day the sun was in its usual place, up above and in the middle of the sky, but Mr. Potter did not note this, so accustomed was he to this, the sun in its usual place, up above and in the middle of the sky; if the sun had not been in its usual place, that would have made a great big change in Mr. Potter's day, it would have meant rain, however briefly such a thing, rain, might fall, but it would have changed Mr. Potter's day, so used was he to the sun in its usual place, way up above and in the middle of the sky. Mr. Potter breathed in his normal way, his heart was beating in its normal way, up and down underneath the covering of his black skin, up and down underneath his white knitted cotton vest next to his very black skin, up and down underneath his plainly woven white cotton shirt that was on top of the knitted cotton vest which lay next to his skin; so his heart breathed in its normal way. And he put on his trousers and in the pocket of his trousers he placed a white handkerchief; and all this was as normal as the way his heart beat; all this, his putting on his clothes in just that way, as normal as the way his heart beat, the heart beating normally and the clothes reassuring to Mr. Potter and to things beyond Mr. Potter, things that did not know they needed such reassurance.
Jamaica Kincaid (Saint John's, 25 mei 1949)
De Canadese schrijver William Patrick Kinsella werd geboren op 25 mei 1935 in Edmonton, Alberta. In 19710 begon hij aan een studie creatief schrijven aan de University of Victoria. Hij behaalde een Master of Fine Arts in English degree via de Iowa Writers' Workshop aan de University of Iowa in 1978. In 1977 verscheen zijn eerste boek Dance Me Outside. Beroemd werd hij met zijn roman Shoeless Joe uit1982.
Uit:Shoeless Joe
My father said he saw him years later playing in a tenth-rate commercial league in a textile town in Carolina, wearing shoes and an assumed name.
"He'd put on fifty pounds and the spring was gone from his step in the outfield, but he could still hit. Oh, how that man could hit. No one has ever been able to hit like Shoeless Joe."
Three years ago at dusk on a spring evening, when the sky was a robbin's-egg blue and the wind as soft as a day-old chick, I was sitting on the verandah of my farm home in eastern Iowa when a voice very clearly said to me, "If you build it, he will come."
The voice was that of a ballpark announcer. As he spoke, I instantly envisioned the finished product I knew I was being asked to conceive. I could see the dark, squarish speakers, like ancient sailors' hats, attached to aluminum-painted light standards that glowed down into a baseball field, my present position being directly behind home plate.
Raymond Carver, John Gregory Dunne, Rosario Castellanos, Max von der Grün
De Amerikaanse dichter en schrijver Raymond Carver werd geboren op 25 mei 1938 in Port Angeles. Carver debuteerde in 1961 met zijn verhaal 'The Furious Seasons'. De korte verhalen zijn in verschillende tijdschriften gepubliceerd en later gebundeld. De eerste bundel 'Furious Seasons' verscheen in 1977. Andere bundels zijn 'Those Days' (1986), 'Early Writings by Raymond Carver' (1987), 'Where I'm Calling From: New and Selected Stories' (1988), 'Elephant and Other Stories' (1988) en 'Call If You Need Me: The Uncollected Fiction and Other Prose' (2001). Zijn eerste dichtbundel 'Near Klamath' verscheen in 1968. Gebundeld: 'In a Marine Light: Selected Poems' (1987) en 'A New Path to the Waterfall' (1989).Carver ontving verschillende prijzen waaronder de National Book Award voor 'Will You Please Be Quiet, Please?' (1977) en de National Endowment for the Arts Fellowship for fiction in 1980. Van 1980 tot 1983 was Carver universitair docent Engels.
An Afternoon
As he writes, without looking at the sea,
he feels the tip of his pen begin to tremble.
The tide is going out across the shingle.
But it isn't that. No,
it's because at that moment she chooses
to walk into the room without any clothes on.
Drowsy, not even sure where she is
for a moment. She waves the hair from her forehead.
Sits on the toilet with her eyes closed,
head down. Legs sprawled. He sees her
through the doorway. Maybe
she's remembering what happened that morning.
For after a time, she opens one eye and looks at him.
And sweetly smiles.
The Best Time Of The Day
Cool summer nights.
Windows open.
Lamps burning.
Fruit in the bowl.
And your head on my shoulder.
These the happiest moments in the day.
Next to the early morning hours,
of course. And the time
just before lunch.
And the afternoon, and
early evening hours.
But I do love
these summer nights.
Even more, I think,
than those other times.
The work finished for the day.
And no one who can reach us now.
Or ever.
Raymond Carver (25 mei 1938 2 augustus 1988)
De Amerikaanse schrijver en journalist John Gregory Dunne werd geboren op 25 mei 1932 in West Hartford, Connecticut. In 1954 studeerde Dunne af aan Princeton. Een aantal boeken (zoals bijvoorbeeld het draaiboek voor A Star Is Born) schreef hij samen met zijn vrouw Joan Didion, zelf ook schrijfster. Hij debuteerde in 1967 met Delano. The Story of the California Grape Strike.
Uit: Nothing Lost
That is the end of the story.
Or almost the end.
Im not sure Im the one who should be telling it, but if I dont, nobody will, so what the hell.
We live in a litigious time, and as I do not wish to be the focus of any litigation, Ive located the major events of what follows in a state I call South Midland. By its name you can intuit a couple of things. Midland suggests the middle of the country, that part grandiosely identified as the Great Plains. South Midland suggests that there is a North Midland, as indeed there is. North Midlanders proudly claim to have the largest Paul Bunyan statue in the world, and perhaps they do, since to the best of my knowledge there are no other claimants. With that highly developed sense of humor we all recognize as indigenous to the Great Plains, South Midlanders say that the best thing in North Midland is Interstate 90 leading to South Midland. People in North Midland often group the two states together as Midlandia, but people in South Midland never do.
The biggest city in South Midland is Kiowa, which of course is Indian or, as we now say, Native American. When traveling out of state, Kiowans often refer to Kiowa as the Chicago of the north-central states. I have never heard a Chicagoan refer to his home as the Kiowa of the Midwest. Our state capital is called, with the imagination we also know as indigenous to the Great Plains, Capital City, usually shortened to Cap City.
John Gregory Dunne (25 mei 1932 30 december 2003)
De Mexicaanse dichteres en schrijfster Rosario Castellanos werd geboren in Mexico-stad op 25 mei 1925. Haar jeugd bracht zij door in Comitán, in hetzuiden van Mexico. Na haar reizen naar Europa en de U.S.A. waar zij haar studies in deesthetica voleindigde, keerde zij terug naar de provincie van Chiapas om te werken metIndiaanse toneelgroepen en vervolgens in het "Indigenous Institute of San Cristobal". In eengroot deel van haar werk probeerde zij de afstand te overbruggen tussen de Pre-Colombiaanseen de Europese culturele tradities van Mexico. Vervreemding en eenzaamheid werden de rodedraad in haar werk zowel in haar roman "Balin Canan" als in haar gedichten verzameld in"Poesía no eres tú " Zij schreef naast poëzie en proza ook literaire essays, en een ophefmakend feministischtoneelstuk "El eterno femenino".
Het dagelijks bestaan
Voor de liefde, Liefde, bestaan er geen hemelen, dan deze dag;
dit droevig haar dat valt
wanneer je je kamt voor de spiegel.
Die lange tunnels
die zich mengen met het gehijg en verstikken,
de wanden zonder ogen,
de holte die weerklinkt
van een occulte en onverstaanbare stem.
Voor de liefde, Liefde, is er geen pauze. De nacht
wordt niet plotseling verdraagbaar.
En wanneer een ster verbreekt zijn ketens
en jij haar ziet zigzaggen, en dol verloren gaan,
is er geen wet die haar haken losmaakt.
De ontmoeting gebeurt in het donker. In de kus
mengt zich de smaak van tranen.
En in de omhelzing vervlecht jij
de herinnering van een of andere verwarring, van een of andere dood.
Destiny
We kill what we love. Whats left
Was never alive.
No one else is close. What is forgotten,
What else is absent or less, hurts no one else.
We kill what we love. Enough of drawing a choked breath
Through someone elses lung!
There is not air enough for both of us. And the earth will not hold
Both our bodies
And our ration of hope is small
And pain cannot be shared.
Man is an animal of solitudes,
A deer that bleeds as it flees
With an arrow in its side.
Ah, but hatred with its insomniac
Glass eyes; its attitude
Of menace and repose.
The deer goes to drink and a tiger
Is reflected in the water.
The deer drinks the water and the image. And becomes
-before he is devoured (accomplice, fascinated)
his enemy.
We give life only to what we hate.
Vertaald door Julian Palley
Rosario Castellanos (25 mei 1925 7 augustus 1974)
De Duitse schrijver Max von der Grün werd geboren op 25 mei 1926 in Bayreuth. Hij bezocht o.a. de handelsschool. Aan WO II nam hij deel als parachutespringer. Hij werd krijgsgevangene en kwam in 1948 vrij. Hij werd omgeschoold tot metselaar en later nog eens tot machinist in de mijnbouw. Pas in 1965 begon hij te schrijven. Hij gold als een van de belangrijkste schrijvers van literatuur uit de arbeiderswereld van na de oorlog.
Uit: Wie war das eigentlich?
Ein Schulkamerad von mir war von einem Fähnleinführer, dem Führer einer Hitlerjugendformation auf offener Straße zusammengeschlagen worden. Was war passiert?
Die Hitlerjugend unserer Kleinstadt zog im Marschtritt durch den Ort, vorweg der Spielmannszug mit Fanfaren und Trommeln, dahinter der Fahnenträger, dann die drei Züge. Mein Schulkamerad, selbst Hitlerjunge, konnte an diesem Tag nicht mitmarschieren, denn seine Mutter war krank, und er mußte für sie einkaufen gehen. Bevor er die Straße überquerte, ließ er die braune Kolonne, in der er nur zufällig nicht mitmarschierte, vorbei.
Es war Pflicht, die Fahne mit erhobenem Arm zu grüßen. Er vergaß es. Daraufhin rannte der Fähnleinführer aus der Kolonne und streckte den Jungen mit zwei Faustschlägen nieder, so daß er aus Mund und Nase blutete. Kein Wunder, denn der Fähnleinführer war achtzehn Jahre und stark, mein Schulkamerad gerade dreizehn und schmächtig.
Nirgendwo konnte er sich darüber beschweren, geschweige denn den Fähnleinführer wegen Körperverletzung anzeigen. Niemand hätte dem Jungen Recht gegeben - nicht umsonst hieß es in einem Lied der HJ: »... denn die Fahne ist mehr als der Tod.«
Die Fahne im Dritten Reich nicht zu grüßen war kein Vergehen, es war ein Verbrechen.
Ein Nachspiel hatte die ganze Sache aber doch, nämlich in der Schule. Wir lasen gerade »Wilhelm Tell« von Schiller. In diesem Schauspiel erläßt der tyrannische Landvogt Geßler eine Verordnung, daß nicht nur er zu grüßen sei, sondern auch sein Hut, wenn er durch die Straßen der Stadt getragen werde.
Alain Grandbois, Naim Frashëri, Edward Bulwer-Lytton, Ralph Waldo Emerson
De Canadese dichter en schrijver Alain Grandbois werd geboren op 25 mei 1900 in Saint-Casimir, Québec. Hij studeerde aan Saint Dunstan's University in Charlottetown en tot 1924 aan de Laval University in Québec. Van 1924 tot 1939 leefde hij in Parijs. Na zijnterugkeer naar Canada werkte hij voor de Bibliothèque Saint-Sulpice in Québec. Daarnaast werkte hij voor tijdschriften als Amérique française, Poésie 46, Liaison, Liberté en La nouvelle Revue canadienne. In 1961 werd hij medewerker van de Musée provincial de Québec. Grandbois ontving talrijke literaire prijzen.
Que la nuit soit parfaite
Que la nuit soit parfaite si nous en sommes dignes
Nulle pierre blanche ne nous indiquait la route
Où les faiblesses vaincues achevaient de mourir
Nous allions plus loin que les plus lointains horizons
Avec nos épaules et nos mains
Et cet élan pareil
Aux étincelles des insondables voûtes
Et cette faim de durer
Et cette soif de souffrir
Nous étouffant au cou
Comme mille pendaisons
Nous avons partagé nos ombres
Plus que nos lumières
Nous nous sommes montrés
Plus glorieux de nos blessures
Que des victoires éparses
Et des matins heureux
Et nous avonc construit mur à mur
La noire enceinte de nos solitudes
Et ces chaînes de fer rivées à nos chevilles
Forgées du métal le plus dur
Que parfaite soit la nuit où nous nous enfonçons
Nous avons détruit tout bonheur et toute tendresse
Et nos cris désormais
N'auront plus que le tremblant écho
Des poussières perdues
Aux gouffres des néants
Alain Grandbois (25 mei 1900 18 maart 1975)
De Albanese dichter en schrijver Naim Frashëri werd geboren op 25 mei 1846 in Frashër. Hij werkte eerst als belastingambtenaar in Berat en daarna van 1872 tot 1877 bij de douane in Saranda. In deze tijd begon hij zijn eerste gedichten te schrijven die vanaf 1885 ook gepubliceerd werden. Behalve in zijn eigen taal schreef hij ook in het Turks, het Grieks en het Perzisch. Hij werd een van de belangrijkste schrijvers van de Albanese tijdschriften "Dituria" (1884-85) en "Drita" (na 1885), die door zijn broer Sami werden uitgegeven. Hij groeide uit tot een klassiek auteur en de nationale dichter van Albanië.
Oh mountains of Albania (Fragment)
Oh mountains of Albania and you, oh trees so lofty, Broad plains with all your flowers, day and night I contemplate you, You highlands so exquisite, and you streams and rivers sparkling, Oh peaks and promontories, and you slopes, cliffs, verdant forests, Of the herds and flocks I'll sing out which you hold and which you nourish. Oh you blessed, sacred places, you inspire and delight me! You, Albania, give me honour, and you name me as Albanian, And my heart you have replenished both with ardour and desire. Albania! Oh my mother! Though in exile I am longing, My heart has ne'er forgotten all the love you've given to me. When a lambkin from its flock strays and does hear its mother's bleating, Once or twice it will give answer and will flee in her direction, Were others, twenty-thirty fold, to block its path and scare it, Despite its fright it would return, pass through them like an arrow, Thus my wretched heart in exile, here in foreign land awaiting, Hastens back unto that country, swift advancing and in longing.
Vertaald door Robert Elsie
Naim Frashëri (25 mei 1846 20 oktober 1900)
Standbeeld in Tirana
De Britse schrijver, criticus en politicus Sir Edward Bulwer-Lytton werd geboren in Londen op 25 mei 1803. Op zeer jonge leeftijd verloor hij zijn vader. Als voorbereiding voor de Cambridge University studeerde hij Latijn, Grieks, geschiedenis en retoriek in Ealing. In 1820 werd Ismaël: An Oriental Tale gepubliceerd. Hoewel de verkoop zeer mager was, kreeg hij toch erkenning voor dit werk van Sir Walter Scott. In 1822 ging hij naar het Trinity College in Cambridge. Als lid van de Union Debating Society ontmoette hij onder andere Thomas Babington Macaulay, Alexander Cockburn, W.M. Praed, Charles Villiers, F.D. Maurice, Charles Buller, en Benjamin Hall Kennedy. Tijdens zijn jaren in Cambridge publiceerde hij Delmour; or, A Tale of a Sylphid, and Other Poems. In juli 1825 kreeg hij de Chancellors medaille voor zijn gedicht Sculpture. In die periode publiceerde hij ook de roman Rupert de Lindsay en zijn dichtbundel Weeds and Wildflowers.Tussen 1827 en 1835 schreef Bulwer-Lytton romans, gedichten en toneelstukken. Hij schreef ook artikels en kritieken in o.a. de New Monthly Magazine, The Edinburgh Review en de Westminster Review. In 1831 werd hij verkozen als parlementslid. Bulwer-Lytton was minister van Koloniën van 1858 tot 1859.
Uit: Leila
It was the summer of the year 1491, and the armies of Ferdinand and Isabel invested the city of Granada. The night was not far advanced; and the moon, which broke through the transparent air of Andalusia, shone calmly over the immense and murmuring encampment of the Spanish foe, and touched with a hazy light the snow- capped summits of the Sierra Nevada, contrasting the verdure and luxuriance which no devastation of man could utterly sweep from the beautiful vale below.
In the streets of the Moorish city many a group still lingered. Some, as if unconscious of the beleaguering war without, were listening in quiet indolence to the strings of the Moorish lute, or the lively tale of an Arabian improrvisatore; others were conversing with such eager and animated gestures, as no ordinary excitement could wring from the stately calm habitual to every oriental people. But the more public places in which gathered these different groups, only the more impressively heightened the desolate and solemn repose that brooded over the rest of the city.
At this time, a man, with downcast eyes, and arms folded within the sweeping gown which descended to his feet, was seen passing through the streets, alone, and apparently unobservent of all around him. Yet this indifference was by no means shared by the struggling crowds through which, from time to time, he musingly swept.
Edward Bulwer-Lytton (25 mei 1803 - 18 januari 1873)
I read the other day some verses written by an eminent painter which were original and not conventional. The soul always hears an admonition in such lines, let the subject be what it may. The sentiment they instil is of more value than any thought they may contain. To believe your own thought, to believe that what is true for you in your private heart is true for all men,--that is genius. Speak your latent conviction, and it shall be the universal sense; for the inmost in due time becomes the outmost,--and our first thought is rendered back to us by the trumpets of the Last Judgment. Familiar as the voice of the mind is to each, the highest merit we ascribe to Moses, Plato, and Milton is that they set at naught books and traditions, and spoke not what men, but what they thought. A man should learn to detect and watch that gleam of light which flashes across his mind from within, more than the lustre of the firmament of bards and sages. Yet he dismisses without notice his thought, because it is his. In every work of genius we recognize our own rejected thoughts: they come back to us with a certain alienated majesty. Great works of art have no more affecting lesson for US than this. They teach us to abide by our spontaneous impression with good-humored inflexibility then most when the whole Cry of voices is on the other side. Else, to-morrow a stranger will say with masterly good sense precisely what we have thought and felt all the time, and we shall be forced to take with shame our own opinion from another.
Darling, you think it's love, it's just a midnight journey.
Best are the dales and rivers removed by force,
as from the next compartment throttles "Oh, stop it, Bernie,"
yet the rhythm of those paroxysms is exactly yours.
Hook to the meat! Brush to the red-brick dentures,
alias cigars, smokeless like a driven nail!
Here the works are fewer than monkey wrenches,
and the phones are whining, dwarfed by to-no-avail.
Bark, then, with joy at Clancy, Fitzgibbon, Miller.
Dogs and block letters care how misfortune spells.
Still, you can tell yourself in the john by the spat-at mirror,
slamming the flush and emerging with clean lapels.
Only the liquid furniture cradles the dwindling figure.
Man shouldn't grow in size once he's been portrayed.
Look: what's been left behind is about as meager
as what remains ahead. Hence the horizon's blade.
Liefde
'k Werd wakker en ontdeed me van de deken.
Liep naar het raam. De lichten in de ruit
beëindigden een zin, in slaap geuit,
maar brachten, net als een beletselteken,
mij geen vertroosting, gingen langzaam uit.
Ik droomde dat je zwanger was en, gek,
na zoveel jaar van jou te zijn gescheiden,
bekroop me toch een schuldgevoel. Mijn beide
handen die net nog blij jouw ronde buik
betastten, graaiden naar mijn broek en reikten
omhoog naar 't knopje van het licht. Ik stond
bij 't raam en wist dat jij je daar bevond,
in 't donker, in de droom alleen gebleven.
Je wachtte tot ik terugkwam, uit je mond
klonk geen verwijt, je wilde me vergeven.
Want zolang jij daar in dat donker wacht
duurt voort wat door het licht wordt afgesneden.
Daar blijven we verbonden in de echt,
en kinderen zijn het excuus, de reden
dat wij er naakt, tweeruggig zijn verhecht.
Eens op een nacht zal jij opnieuw voor mij
verschijnen, dodelijk vermoeid en mager.
Ik heb er dan een zoon of dochter bij,
een baby nog. Ik zal het dan niet wagen
de lamp weer aan te doen: ik ben niet vrij,
heb niet het recht jullie alleen te laten,
als opgeslotenen in dat domein
van stomme schimmen, sprakeloos en klein
voor de hoog opgetrokken haag der dagen
die mij zo onbenaderbaar doet zijn.
Vertaald door Peter Zeeman
Joseph Brodsky (24 mei 1940 28 januari 1996)
De Amerikaanse schrijver Michael Chabon werd geboren op 24 mei 1963 in Washington. Chabon had zijn eerste stripwinkeltje op zijn tiende. Tijdens zijn studie speelt hij in het punkbandje 'The Brats' en op zijn vierentwintigste debuteerde hij met de roman 'The Mysteries of Pittsburgh', dat door de kritiek de hemel in geprezen werd.Voor zijn roman 'The Amazing Adventures of Kavalier & Clay' (2000), ontving hij in 2001 de Pulitzer Prize voor fictie. Naast romans, schrijft Chabon hier en daar scripts voor tekenfilms.
Uit: The Amazing Adventures of Kavalier & Clay
It was a caterpillar scheme--a dream of fabulous escape--that had ultimately carried Josef Kavalier across Asia and the Pacific to his cousin's narrow bed on Ocean Avenue.
As soon as the German army occupied Prague, talk began, in certain quarters, of sending the city's famous Golem, Rabbi Loew's miraculous automaton, into the safety of exile. The coming of the Nazis was attended by rumors of confiscation, expropriation, and plunder, in particular of Jewish artifacts and sacred objects. The great fear of its secret keepers was that the Golem would be packed up and shipped off to ornament some institut or private collection in Berlin or Munich. Already a pair of soft-spoken, keen-eyed young Germans carrying notebooks had spent the better part of two days nosing around the Old-New Synagogue, in whose eaves legend had secreted the long-slumbering champion of the ghetto. The two young Germans had claimed to be merely interested scholars without official ties to the Reichsprotektorat, but this was disbelieved. Rumor had it that certain high-ranking party members in Berlin were avid students of theosophy and the so-called occult. It seemed only a matter of time before the Golem was discovered, in its giant pine casket, in its dreamless sleep, and seized.
Thomas Bernhard lesen und in seine abgründige Ekel-Welt gerissen sein: das ist eins, nahezu unausweichlich. Auch der vierte Teil seiner Jugenderinnerungen entwickelt diesen längst bekannten Sog. Von den ersten Sätzen an wird das Arsenal der Schreckensworte in der üblichen Bernhardschen Virtuosität zu den üblichen Bedrückungsbildern arrangiert.
Hat der Leser nicht nach wenigen Seiten, gelangweilt vom immer-gleichen Elend, das Buch weggelegt, hat er weitergelesen, ist er schon verloren. Das Unbedingte und Monomane dieser Prosa verschlingt ihn. Seit Bernhard schreibt, ist das so.
Gibt es also nichts Neues zu berichten von Thomas Bernhard? Zunächst: Die biographische Katastrophe, wir notieren es ohne Erstaunen, nimmt wie unweigerlich ihren Fortgang. "Die Kälte. Eine Isolation" schildert die Patientenkarriere des 18jährigen Bernhard in der Lungenheilstätte Grafenhof. Was diese Krankengeschichte an Ungeheuerlichkeiten bereithält, wirkt wie erfunden.
Bei seiner Einweisung in das von der Außenwelt streng isolierte Sanatorium ist der junge Mann zwar lungenkrank, leidet jedoch nicht, wie alle anderen, an Tuberkulose. Die Ansteckung ist freilich nur eine Frage der Zeit. Als der immer routinierter produzierte Auswurf vom Labor endlich als positiv klassifiziert wird, breitet sich unter den Mitpatienten und Ärzten Zufriedenheit aus: Der bislang vergleichsweise Gesunde, als Außenseiter argwöhnisch beobachtet, kann jetzt vereinnahmt werden von der Kranken- und Todesgemeinschaft.
Rainald Goetz (München, 24 mei 1954)
De Vlaamse schrijver Kamiel Vanhole werd geboren in Etterbeek op 24 mei 1954. Hij bracht zijn jeugd door in de Vlaams-Brabantse gemeente Sterrebeek. Hij studeerde Germaanse filologie aan de Katholieke Universiteit Leuven. Hij woonde in Kessel-Lo bij Leuven. Na zijn burgerdienst ging hij als scenarist bij de Brusselse tekenfilmstudio Graphoui werken. Vanhole debuteerde in 1990 met de reisverhalen "Een demon in Brussel". Hij schreef verscheidene romans en toneelstukken, en vertaalde verhalen en essays van onder andere Vladimir Nabokov, John Berger, Marguerite Duras, John Updike en Charles Simic. Vanhole heeft veel gereisd. Hij was politiek geëngageerd. Zo was hij een van de initiatiefnemers van het "Bomspotting"-project, dat België kernwapenvrij wilde maken. Samen met Charles Ducal schreef hij in 1993 Over de voorrang van rechts, waarin hij de opkomst van het uiterst rechtse Vlaams Blok (het huidige Vlaams Belang) hekelde.
Pantoffelparade
Kent u de Verminkte Vovniks, lezer?
In Argentinië gaat de fabel dat de mensheid altijd zesendertig rechtvaardigen telt, die de Verminkte Vovniks worden genoemd. Ze kennen elkaar niet, ze zijn zelfs van elkaars bestaan niet op de hoogte, maar met z'n allen tillen ze de last van het heelal. In het geheim. En niemand die weet wie ze zijn of waar ze wonen.
Wie de literaire Vovniks van de volgende eeuw zullen zijn, is al evenzeer een raadsel. Toch zijn ze reeds onder ons. Ze grijpen ons aan. Ze krijgen ons aan 't lachen en besmetten ons met hun waarheden.
En ach, ze zien er niet uit. Als honden draaien ze om een bot heen. Ze knagen het stuk en zuigen er het merg uit. Het merg van de wereld, zeggen ze. En daarover zingen ze, daarvan willen ze leven.
Wij likken er de vingers bij af.
We knikken en huiveren en lachen.
Lezer, u die wilt vernemen wie de Vovniks van de toekomst zijn, ik zal u moeten teleurstellen: mijn koffiedik is voor de mesthoop. En men moet soms voorzichtig wezen, (...) ik mocht eens wegens voortijdige overmaat van klassicismus verraderlyk ontmand worden tot letterprofessor.
Dans la brume tiède d'une haleine de jeune fille, j'ai pris place
Je me suis retiré, je n'ai pas quitté ma place.
Ses bras ne pèsent rien. On les rencontre comme l'eau.
Ce qui est fané disparaît devant elle. Il ne reste que ses yeux.
Longues belles herbes, longues belles fleurs croissaient dans notre champ.
Obstacle si léger sur ma poitrine, comme tu t'appuies maintenant.
Tu t'appuies tellement, maintenant que tu n'es plus.
Je vis un arbre dans un oiseau
Celui-ci le réfléchissait tout entier et une brise infiniment légère en assouplissait seulement lextrême bord des feuilles.
Loiseau était immobile et grave.
Cétait un matin clair, sans soleil, un matin qui ne dévoile rien encore de la journée à venir, ou très peu.
Moi aussi, jétais calme.
Loiseau et moi, nous nous entendions, mais à distance, comme il convient à des êtres despèce animale, ayant eu, sans retour possible, une évolution parfaitement divergente.
Bob Dylan, Arnold Wesker, William Trevor, George Tabori
De Amerikaanse zanger, songwriter en dichter Bob Dylan werd geboren als Robert Allen Zimmerman op 24 mei 1941 in Duluth, Minnesota. In september 2008 werden twee gedichten van hem gepubliceerd in The New Yorker. Ze werden geschreven voor het boek Hollywood Foto-Rhetoric:The Lost Manuscript, met teksten van Bob Dylan en fotos van Barry Feinstein. Zie ook mijn blog van 24 mei 2006.
17
after crashin the sportscar
into the chandelier
i ran out the phone booth
made a call t my wife. she wasnt home.
i panicked. i called up my best friend
but the line was busy
then i went t a party but couldnt find a chair
somebody wiped their feet on me
so i decided t leave
i felt awful. my mouth was puckered.
arms were stickin thru my neck
my stomach was stuffed an bloated
dogs licked my face
people stared at me an said
whats wrong with you?
passin two successful friends of mine
i stopped t talk.
they knew i was feelin bad
an gave me some pills
i went home an began writin
a suicide note
it was then that i saw
that crowd comin down
the street
i really have nothing
against
marlon brando
Bob Dylan (24 mei 1941)
De Britse schrijver Arnold Wesker werd geboren op 24 mei 1932 in Londen. Voordat hij met schrijven begon werkte hij in de jaren vijftig als timmerman, kok en oogstarbeider. Jonge toneelschrijvers als John Osborne moedigden hem aan om voor het toneel te gaan schrijven. De doorbraak kwam al snel met werken als The Kitchen, 1957, Chicken Soup with Barley, 1958, Roots, 1958, en I'm talking about Jerusalem, 1958. Later volgden ook proza, gedichten, hoorspelen en draaiboeken voor films.
Uit: Roots
"Do you think we really count? You don' wanna take any notice of what them ole papers say about the workers bein' all-important these days - that's all squit! 'Cos we aren't. Do you think when the really talented people in the country get to work they get to work for us? Hell if they do? Do you think they don't know we 'ont make the effort? The writers don't write thinkin' we can understand, nor the painters don't paint expectin' us to be interested - that they don't, nor don't the composers give out music thinkin' we can appreciate it. 'Blust,' they say, 'the masses is too stupid for us to come down to them. Blust,' they say, 'if they don't make no effort why should we bother?'' So you know who come along? The slop singers and the pop writers and the film makers and the women's magazines and the tabloid papers and the picture-strip love stories - thaas who come along, and you don't hev to make no effort for them, it come easy The whole stinkin' commercial world insults us and we don't care a damn. Well Ronnie's right - it's our own bloody fault. We want the third-rate - we got it!"
Arnold Wesker (Londen, 24 mei 1932)
De Ierse schrijver William Trevor werd geboren op 24 mei 1928 in Mitchelstown, County Cork. Hij studeerde geschiedenis aan het Trinity College in Dublin en werkte daarna als leraar. Al vroeg maakte hij naam als beeldhouwer. In 1952 trok hij naar Engeland om als kunstdocent te werken. In 1958 verscheen zijn eerste roman Trinity College in Dublin. Trevor won vele literaire prijzen en ontving enkele jaren geleden de twee hoogste Britse onderscheidingen: de eretitel Commander of the British Empire en de David Cohen British Literature Prize. In 2003 verscheen bij Meulenhoff zijn roman Het verhaal van Lucy Gault, die was genomineerd voor de ManBooker Prize en de Whitbread Award. Van al zijn boeken is Felicias reis zijn bekendste roman. Het boek werd verfilmd door Atom Egoyan.
Uit: The Story of Lucy Gault
Captain Everard Gault wounded the boy in the right shoulder on the night of June the twenty-first, nineteen twenty-one. Aiming above the trespassers' heads in the darkness, he fired the single shot from an upstairs window and then watched the three figures scuttling off, the wounded one assisted by his companions.
They had come to fire the house, their visit expected because they had been before. On that occasion they had come later, in the early morning, just after one. The sheepdogs had seen them off, but within a week the dogs lay poisoned in the yard and Captain Gault knew that the intruders would be back. 'We're stretched at the barracks, sir,' Sergeant Talty had said when he came out from Enniseala. 'Oh, stretched shocking, Captain.' Lahardane wasn't the only house under threat; every week somewhere went up, no matter how the constabulary were spread. 'Please God, there'll be an end to it,' Sergeant Talty said, and went away. Martial law prevailed, since the country was in a state of unrest, one that amounted to war. No action was taken about the poisoning of the dogs.
When daylight came on the morning after the shooting, blood could be seen on the sea pebbles of the turn-around in front of the house. Two petrol tins were found behind a tree. The pebbles were raked, a couple of bucketfuls that had been discoloured in the accident taken away.
William Trevor (Mitchelstown, 24 mei 1928)
De van oorsprong Duits-Hongaarse, maar Engelstalig schrijver en dramaturg George (György) Tabori werd geboren in Boedapest op 24 mei 1914. Hij was de tweede zoon van een joodse journalist. Na de machtsovername van de nazi's week hij uit en emigreerde in 1936 naar Londen waar hij journalist werd en oorlogscorrespondent voor de BBC. In 1941 werd hij Brits staatsburger. Het merendeel van zijn familie werd uitgemoord in Auschwitz. In 1947 vertrok hij naar de VS, waar hij scenario's ging schrijven en samenwerkte met Joseph Losey en Alfred Hitchcock, en waar hij onder meer Bertolt Brecht ontmoette. Met Brecht werkte hij aan een Engelse versie van Leben des Galileï. Onder diens invloed begon hij te schrijven voor het theater en werd tevens regisseur. In 1969 keerde hij terug naar Europa, eerst Londen, daarna Bremen, waar hij een eigen gezelschap stichtte. Vanaf 1978 werkte hij in München, na 1986 in Wenen, waar hij ging samenwerken met de beroemde regisseur Claus Peymann. Pas hier kwam zijn carrière werkelijk tot ontplooiing, en ontstonden zijn beroemdste stukken. In 1992 ontving hij de Georg-Büchner-Preis. In 1999 vertrok hij wederom naar Berlijn. Het eerste eigen stuk waarmee hij doorbrak was Die Kannibalen (1968). In Nederland is Tabori bekend sinds de opvoering van Mein Kampf door Toneelgroep Amsterdam (1988).
Uit:Der Zauberberg und das Hollywoodschnitzel
Das dritte Mal, im wunderschönen Monat Mai, begegneten wir uns vor meinem Geburtstag bei mir zu Hause. Thomas und Katja Mann kamen zum Abendessen. Meine damalige deutsche Ehefrau war so aufgeregt, dass das Essen ungefähr zwei Stunden verspätet fertig wurde (Hollywoodschnitzel und Bratkartoffeln). Thomas Mann, an dessen Lippen mir die weiße Spur eines Magenpulvers aufgefallen war, beklagte sich nicht über die Verspätung. Er nutzte die Zeit, um einen Witz zu erzählen, worauf die Gäste mit freundlich gebleckten Zähnen reagierten und die Schauspielerin Greta Garbo gleich und leichtsinnig mit einem prachtvollen Witz antwortete. Wir brüllten alle. Thomas Mann war so beleidigt, dass er in seinem Tagebuch alle Gäste, auch die Garbo, ignorierte und stattdessen eintrug: Zum Abendessen bei Taboris hoch über Hollywood. Kleine ungarisch schwedisch englische Gesellschaft ... Lange Sitzerei vorm Dinner.
Ich hatte damals ein paar Monate am Drehbuch für eine Verfilmung des Zauberberg geschrieben. Thomas Mann hoffte auf Hollywood und hatte sich schon damit abgefunden, dass nicht alle seiner vielen Zauberberg-Figuren in einer anderthalbstündigen Kinoversion vorkommen könnten. In den Anmerkungen zu den von Inge Jens herausgegebenen Tagebüchern Thomas Manns (194648) steht dazu: Dramatisierung des ,Zauberberg (...): Ein Treatment lag vor, und auch die Hauptdarsteller, auf die sich Tabori mit seinem Freund Zoltán Korda, dem Bruder des Rechtsinhabers Sir Alexander Korda, einigen konnte, standen bereits fest: Greta Garbo als Claudia Chauchat und Montgomery Clift als Hans Castorp. Der Plan wurde niemals realisiert.
Um das etwas genauer zu berichten: Mein Agent Harry Tatterbaum weigerte sich, den Zauberberg an die Studios zu geben. Bist du wahnsinnig, sagte er mir ganz freundlich, ein Script über eine Lungenheilanstalt? Du willst in Amerika einen Film über lauter Kranke und Moribunde machen? Das war das Ende von Thomas Manns und meinem Zauberberg in der neuen heilen Welt.