Romenu is een blog over gedichten, literatuur en kunst Maar Romenu is ook een professionele freelance vertaler Du-Ne en Ne-Du http://www.roumen-vertalingen.nl/
Georg Trakl werd op 3 februari 1887 in het conducteurshuis aan de Waagplatz 2 in Salzburg geboren. Zijn vader, Tobias Trakl, was een handelaar in ijzerwaren en zijn moeder, die ook psychische problemen had, was Maria Catharina Trakl, (meisjesnaam Halik). Voorts had hij nog drie broers en drie zussen. Margarethe (doorgaans Grethe genoemd) stond hem het naast, zelfs zodanig dat sommigen een incestueuze verhouding vermoeden. Zijn jeugd bracht hij door in Salzburg. Vervolgens bezocht hij van 1897 tot 1905 het humanistische gymnasium. Om toch een academische opleiding te kunnen volgen, werkte hij tot 1908 in de praktijk bij een apotheker. Sommigen vermoedden dat hij dit vooral deed om zichzelf opiaten te kunnen verschaffen. Bij het uitbreken van WO I werd Trakl als medicus naar het front in Galicië (heden ten dage in Oekraïne en Polen) gestuurd. Zijn gemoedsschommelingen leidden tot geregelde uitbraken van depressie, die verergerd werden door de afschuw die hij voelde voor de verzorging van de ernstig verwonde soldaten. De spanning en druk dreven hem ertoe een suïcidepoging te ondernemen, welke zijn kameraden nochtans verhinderden. Hij werd in een militair ziekenhuis opgenomen in Kraków, alwaar hij onder strikt toezicht geplaatst werd.Trakl verzonk daar in nog zwaardere depressies en schreef Ficker om advies. Ficker overtuigde hem ervan dat hij contact moest opnemen met Wittgenstein, die inderdaad op weg ging na Trakls bericht te hebben ontvangen. Op 4 november 1914, drie dagen voordat Wittgenstein aan zou komen, overleed hij echter aan een overdosis cocaïne
Paul Celan
Paul Celan werd onder de naam Paul Antschel op 23 november 1920 geboren in Czernowitz, toentertijd de hoofdstad van de Roemeense Boekovina, nu behorend bij de Oekraïne. Paul Celans ouders waren Duitssprekende joden die hun zoon joods opvoedden en hem naar Duitse christelijke scholen stuurden. In 1942 werden Celans ouders door de Duitse bezetter naar een werkkamp gedeporteerd en daar vermoord. Hijzelf wist aanvankelijk onder te duiken, maar moest vanaf juli 1942 in een werkkamp dwangarbeid verrichten. Celan overleefde de oorlog. Via Boekarest en Wenen vestigde Celan zich in 1948 in Parijs. Daar was hij werkzaam als dichter, vertaler en doceerde hij aan de prestigieuze Ecole Normale Supérieure. Vermoedelijk op 20 april 1970 beëindigde hij zijn leven zelf door in de Seine te springen.
Gerard Reve
Gerard Reve over: Medearbeiders ”God is in de mensen, de dieren, de planten en alle dingen - in de schepping, die verlost moet worden of waaruit God verlost moet worden, door onze arbeid, aangezien wij medearbeiders van God zijn.” Openbaring ”Tja, waar berust elk godsbegrip op, elke vorm van religie? Op een openbaring, dat wil zeggen op een psychische ervaring van zulk een dwingende en onverbiddelijke kracht, dat de betrokkene het gevoel heeft, niet dat hij een gedachte of een visioen heeft, maar dat een gedachte gedachte of visioen hem bezit en overweldigt.”
Simon Vestdijk
Simon Vestdijk (Harlingen, 17 oktober 1898 – Utrecht, 23 maart 1971) was een Nederlands romancier, dichter, essayist en vertaler. Zijn jeugd te Harlingen en Leeuwarden beschreef hij later in de Anton Wachter-cyclus. Van jongs af aan logeerde hij regelmatig bij zijn grootouders in Amsterdam, waar hij zich in 1917 aan de Universiteit van Amsterdam inschrijft als student in de medicijnen. Tijdens zijn studie die van 1917 tot 1927 duurde, leerde hij Jan Slauerhoff kennen.Tot 1932 is hij als arts in praktijken door heel Nederland werkzaam. In 1932 volgt zijn officiële schrijversdebuut met de uitgave van de bundel Verzen in De Vrije Bladen. Doorslaggevend voor Vestdijks uiteindelijke keuze voor de literatuur is zijn ontmoeting in 1932 met Eddy Du Perron en Menno ter Braak. Deze ontmoeting had tot resultaat dat hij redactielid werd van het tijdschrift Forum Kort daarop, in 1933, wordt zijn eerste novelle, De oubliette, uitgegeven. In hetzelfde jaar schrijft hij Kind tussen vier vrouwen, dat, eerst geweigerd door de uitgever, later de basis zal vormen voor de eerste drie delen van de Anton Wachter-romans. In 1951 ontvangt Vestdijk de P.C. Hooftprijs voor zijn in 1947 verschenen roman De vuuraanbidders. In 1957 wordt hij voor het eerst door het PEN-centrum voor Nederland voorgedragen voor de Nobelprijs voor de Literatuur, die hij echter nooit zal krijgen. Op 20 maart 1971 wordt hem de Prijs der Nederlandse Letteren toegekend, maar voor hij deze kan ontvangen overlijdt hij op 23 maart te Utrecht op 72-jarige leeftijd. Vestdijk was auteur van ca. 200 boeken. Vanwege deze enorme productie noemde de dichter Adriaan Roland Holst hem 'de man die sneller schrijft dan God kan lezen'. Andere belangrijke boeken van Simon Vestdijk zijn: "Kind van stad en land" (1936), "Meneer Visser's hellevaart" (1936), "Ierse nachten" (1946), "De toekomst de religie" (1947), "Pastorale 1943" (1948), "De koperen tuin" (1950), "Ivoren wachters" (1951), "Essays in duodecimo" (1952) en "Het genadeschot" (1964).
K.P. Kavafis K.P. Kavafis werd als kind van Griekse ouders, afkomstig uit Konstantinopel, geboren in 1863 in Alexandrië (tot vandaag een Griekse enclave) waar hij ook het grootste deel van zijn leven woonde en werkte. Twee jaar na de dood van zijn vader verhuist het gezin in 1872 naar Engeland om na een verblijf van vijf jaar naar Alexandrië terug te keren. Vanwege ongeregeldheden in Egypte vlucht het gezin in 1882 naar Konstantinopel, om na drie jaar opnieuw naar Alexandrië terug te gaan. In de jaren die volgen maakt Kavafis reizen naar Parijs, Londen en in 1901 zijn eerste reis naar Griekenland, in latere jaren gevolgd door nog enkele bezoeken. Op de dag van zijn zeventigste verjaardag, in 1933 sterft Kavafis in Alexandrië. De roem kwam voor Kavafis pas na zijn dood, dus postuum. Deels is dat toe te schrijven aan zijn eigen handelswijze. Hij was uiterst terughoudend met de publicatie van zijn gedichten, liet af en toe een enkel gedicht afdrukken in een literair tijdschrift, gaf in eigen beheer enkele bundels met een stuk of twintig gedichten uit en het merendeel van zijn poëzie schonk hij op losse bladen aan zijn beste vrienden.
Thomas Mann
Thomas Mann, de jongere broer van Heinrich Mann, werd geboren op 6 juni 1875 in Lübeck. Hij was de tweede zoon van de graankoopman Thomas Johann Heinrich Mann welke later één van de senatoren van Lübreck werd. Zijn moeder Julia (geboren da Silva-Bruhns) was Duits-Braziliaans van Portugees Kreoolse afkomst. In 1894 debuteerde Thomas Mann met de novelle "Gefallen". Toen Thomas Mann met 21 jaar eindelijk volwassen was en hem dus geld van zijn vaders erfenis toestond - hij kreeg ongeveer 160 tot 180 goldmark per jaar - besloot hij dat hij genoeg had van al die scholen en instituties en werd onafhankelijk schrijver. Kenmerkend voor zijn stijl zijn de ironie, de fenomenale taalbeheersing en de minutieuze detailschildering. Manns reputatie in Duitsland was sterk wisselend. Met zijn eerste roman, Buddenbrooks (1901), had hij een enorm succes, maar door zijn sceptische houding tegenover Duitsland na de Eerste Wereldoorlog veranderde dit volledig. Stelde hij zich tot aan de jaren twintig apolitiek op (Betrachtungen eines Unpolitischen, 1918), meer en meer raakte hij bij het Politiek gebeuren betrokken. Zijn afkeer van het nationaal socialisme groeide, zijn waarschuwingen werden veelvuldiger en heftiger. In 1944 accepteerde hij het Amerikaanse staatsburgerschap. Tussen 1943 en 1947 schreef Mann Doktor Faustus (zie Faust), de roman van de 'Duitse ziel' in de gecamoufleerd geschilderde omstandigheden van de 20ste eeuw. In 1947 bezocht hij voor het eerst sinds de Oorlog Europa, twee jaar later pas Duitsland. In 1952 vertrok hij naar Zwitserland. Op 12 augustus 1955 stierf hij in Zürich. Twintig jaar na zijn dood, in aug. 1975, is zijn literaire nalatenschap geopend: dagboekaantekeningen van 15 maart 1933 tot 29 juli 1955, alsmede notities uit de jaren 1918 tot en met 1921.Belangrijke werken zijn: Der Zauberberg, Der Tod in Venedig, Dokter Faustus , Joseph und seine Brüder en Die Bekenntnisse des Hochstaplers Felix Krull.
Rainer Maria Rilke
Rilke werd op 4 december 1875 geboren in Praag. Hij had al naam gemaakt als dichter met zijn bundels Das Stundenbuch en Das Buch der Bilder, toen hij de literaire wereld versteld deed staan en wereldfaam verwierf met de publicatie van zijn twee delen Neue Gedichte in 1907 en 1908. Hij verzamelde daarin het beste werk uit een van zijn vruchtbaarste periodes, die hij grotendeels doorbracht in Parijs. Rilke was daar diep onder de indruk gekomen van Rodin, bij wie hij een tijdlang in dienst was als particulier secretaris. Rodin, zei hij later, had hem leren kijken. Dit kijken kwam neer op intense concentratie, om het mysterie te kunnen zien ‘achter de schijnbare werkelijkheid'. Latere en rijpere werken als Duineser Elegien (1912-1923) en het ronduit schitterende Die Sonette an Orfeus (1924) illustreren Rilkes metafysische visie op het onzegbare, dat haar verwoording vindt in een hermetische muzikale taal. Op 29 december 1926 overlijdt Rilke in het sanatorium in Val-Mont aan de gevolgen van leukemie. Enkele dagen later wordt hij, overeenkomstig zijn wens, begraven op het kerkhof van Raron.
* * * * * * * * * * * * * * * *
Romenu
Over literatuur, gedichten, kunst en cultuur
15-08-2009
R.J. Peskens, Daan Zonderland, Jan Campert, Edna Ferber, Marga Kool
De Nederlandse schrijverR.J. Peskens(auteursnaam van uitgever Geert van Oorschot) werd geboren in Vlissingen op 15 augustus 1909.
Uit: Mijn Tante Coleta
Toen we moe werden van de wind en de inspanning ertegenin te lopen, liep ze naar de voet van het duin, klom er een eindje tegenop en ging tussen het zware, dichtgeplante helm zitten. Ze duwde haar stok diep in het zand. Ik zette mijn stok naast de hare en onze vlaggen wapperden niet meer. Ik ging dicht naast haar zitten, en pakte haar stevig vast. Ze weerde me af en zei: nou moet je niet aan me komen. Ik liet haar onmiddellijk los en ineens liet ze haar hoofd tussen haar opgetrokken knieën zakken en begon onbedaarlijk te huilen. Ik legde mijn arm om haar schouders, aaide in haar in de war gewaaide haren en ik had graag willen vragen waarom ze nou ineens zo huilde, maar ha tegelijk het gevoel of het huilen alleen van haar was en ik er mij niet mee mocht bemoeien. Plotseling stond ze op en wilde onze vlaggestokken uit het zand trekken. Ze legde haar hand op mijn arm en zei dat we die moesten laten staan. Zullen we aan de andere kant teruggaan, vroeg ik. Ja, zei ze. We klommen het hoge duin op, daalden van de top naar beneden. Op het fietspad stak ze haar arm tussen de mijne. Ik was helemaal gelukkig door het mij helemaal overweldigende gevoel dat ik bij haar was, haar troostte en beveiligde en naar huis bracht. Toen de eerste huizen van de stad in zicht kwamen, stond ze plotseling stil, maakte haar arm uit de mijne los, legde haar beide handen op mijn schouders en zei: ik wou dat je mijn broer was. Als een oudere broer nam ik haar in mijn armen. Ze huilde opnieuw. Ik wou dat ik nog een kind was, zei ze. Waar de duinen in de zeedijk overgingen, zei ze dat ik maar niet verder moest meegaan. Ze nam geen afscheid, ging alleen verder en keek geen enkele keer om. Ze verdween in het donker van de avond, Het was of de wind ineens een beetje was gaan liggen.
R.J. Peskens (15 augustus 1909 - 18 december 1987)
De Amerikaanse schrijfster Edna Ferber werd geboren op 15 augustus 1885 in Kalamazoo, Michigan.
Uit: Giant
This March day the vast and brassy sky, always spangled with the silver glint of airplanes, roared and glittered with celestial traffic. Gigantic though they loomed against the white-hot heavens, there was nothing martial about these winged mammoths. They were merely private vehicles bearing nice little alligator jewel cases and fabulous gowns and overbred furs. No sordid freight sullied these four-engined family jobs whose occupants were Dallas or Houston or Vientecito or Waco women in Paris gowns from Neiman-Marcus; and men from Amarillo or Corpus Christi or San Angelo or Benedict in boots and Stetsons and shirt sleeves.
All Texas was flying to Jett Rink's party. All Texas, that is, possessed of more than ten million in cash or cattle or cotton or wheat or oil. Thus was created an aerial stampede. Monsters in a Jovian quadrille, the planes converged from the Timber Belt and the Rio Grande Valley, from the Llano Estacado and the Trans-Pecos; the Blacklands the Balcones Escarpment the Granite Mountains the Central Plains the Edwards Plateau the boundless Panhandle. High, high they soared above the skyscraper office buildings that rose idiotically out of the endless plain; above the sluggish rivers and the arroyos, above the lush new hotels and the anachronistic white-pillared mansions; the race horses in rich pasture, the swimming pools the drives of transplanted palms the huge motion picture palaces the cattle herds and the sheep and mountains and wild antelope and cotton fields and Martian chemical plants whose aluminum stacks gave back the airplanes glitter for glitter. And above the grey dust-bitten shanties of the Mexican barrios and the roadside barbecue shacks and the windmills and the water holes and the miles of mesquite and cactus.
There were, of course, a few party-goers so conservative or so sure of their position in society, or even so impecunious, as to make the journey by automobile, choosing to cover the distance at a leisurely ninety miles an hour along the flat concrete ribbon that spanned the thousand miles of Texas from north horizon to the Gulf.
Edna Ferber (15 augustus 1885 16 april 1968)
De Nederlandse schrijfster en dichteres Marga Kool werd geboren in Beekbergen op 15 augustus 1949.
Uit: Boeren en stedelingen(Column)
De gegoede Nederlandse stedelingen hebben zich genesteld op het platteland en in forensendorpen en Vinex-wijken. De boeren uit Turkije en Marokko hebben hun plaats overgenomen. Met hun klederdrachten, hun naoberschap, hun familiebanden, hun sterke, zware geloof, hun sociale controle, hun eigen dialect, hun tongval als ze Nederlands spreken. Ze koken uit gastvrijheid grote hoeveelheden, ze slachten een schaap, ze bidden en vieren hun feestdagen, ze houden de vrouwen liefst zoveel mogelijk thuis, ze laten de zorg voor hun zieke ouders niet aan een ander over. Ze slaan hun ogen neer als ze een buitenstaander aanspreken. Ze krijgen moeilijker een baan omdat ze een accent hebben, ze hebben een onderwijsachterstand. Ze doen ongeveer alles wat wij vijftig jaar geleden deden op ons eigen Nederlandse platteland. We moeten er maar gauw een boek van maken. Voor je het in de gaten hebt is het allemaal weg. Als wij hen daar tenminste rustig de tijd voor gunnen.
Wolf Wondratschek, Carola Herbst, Danielle Steel, Erwin Strittmatter
De Duitse dichter en schrijver Wolf Wondratschek werd geboren op 14 augustus 1943 in Rudolstadt.
Im Sommer
Einsam sein im Sommer und hundemüde auf einen Liebesbrief warten, das ist schlimm; und abends zuschauen wie sich Lana Turner in Robert Mitchum verliebt; und wenn morgens die Sonne aufgeht, hast du niemand getroffen, in der Tür steckt kein Zettel "Ruf mich an." Ein Maler würde das Blau immitieren, eine Flugzeugladung Menthol; ein Dichter würde lieben oder sterben; ich starre, ohne hinauszuschauen, aus dem Fenster, frühmorgens, und sage "Ich liebe dich" ohne irgendetwas oder irgendwen zu meinen
Lied von der Liebe
Wir lagen, faul vor Liebe,
noch im Gras, da färbten schon
sich über uns die Blätter.
Dann standen die Bäume kahl.
Ich sah den Himmel, mehr davon,
als mir lieb war.
Nein, mit der Liebe unten
hat der Himmel nichts zu tun.
Ich nahm eine Handvoll Erde.
Da hast du gesagt: das da
in deiner Hand, so will ich,
daß ich werde.
Wolf Wondratschek (Rudolstadt, 14 augustus 1943)
De Duitse schrijfster Carola Herbst werd geboren op 14 augustus 1960 in Rostock. Zie ook mijn blog van 14 augustus 2008.
Uit: Johanna und das Meer
Die See lag so ruhig, dass sich vereinzelt am Himmel hängende Wolken in ihrer fast unbeweglichen Oberfläche spiegelten. Das Gelbgrün der Sandbänke schied sich deutlich vom Dunkelgrün der Seegraswiesen. Doch die scharfen Farbkontraste des Flachwassers verloren sich allmählich im einheitlichen Blau der tieferen Wasserzonen.
Margitta hatte ihr Theaterglas mitgenommen und beobachtete fasziniert von dem erhöhten Plateau der vor ihr abrupt abfallenden Kliffküste die Verwandlungskünstlerin zu ihren Füßen, die See. Weit draußen konnte sie Segelschiffe ausmachen, die vermutlich vor Warnemünde auf Reede lagen, die kleinen Segelboote fehlten jedoch an diesem Sonntagvormittag. Die ungewöhnliche Flaute brachte die Bootsführer der Ausflugsjollen um ihre Tageseinnahmen.
In Küstennähe schwammen drei Schwäne in ihrer unnachahmlich majestätischen Art, sie senkten nach einer nur ihnen bekannten Choreografie immer wieder die langen Hälse ins Wasser, um den Meeresboden nach Leckerbissen abzusuchen.
Hier, schau sie dir an", einladend hielt sie Johanna das Glas vor die Nase, sie sind wunderschön."
Johanna lehnte an einem der Baumstämme, die sich im Laufe ihres langen Lebens den stürmischen Nordwestwinden hatten beugen müssen und nun ihre Äste unwillig landeinwärts reckten. Da der Wuchs dieser Bäume durch ständige Anfechtungen der Natur immer wieder gestört wurde, sahen sie merkwürdig verrenkt und knorrig aus, beinahe griesgrämig, wie ein verwachsenes Weiblein. Der friedliche und ruhige Eindruck, den Wind und Meer momentan vorgaukelten, war demnach trügerisch. Die Elemente setzten nicht nur den Bäumen, sondern auch der Landschaft zu, abgebrochene Steilküstenabschnitte, die wie Fremdkörper auf dem Strand lagen, waren stumme Zeugen ihrer Kraft. Mitgerissene Sträucher und Gräser hatten dort unten noch nicht aufgegeben zu grünen, sie konnten nicht ahnen, endgültige Opfer der nächsten Sturmflut zu werden.
Carola Herbst (Rostock, 14 augustus 1960)
De Amerikaanse schrijfster Danielle Steel werd geboren in New York op 14 augustus 1947.
Uit: Matters of the Heart
Hope Dunne made her way through the silently falling snow on Prince Street in SoHo in New York. It was seven o'clock, the shops had just closed, and the usual bustle of commerce was shutting down for the night. She had lived there for two years and she liked it. It was the trendy part of New York, and she found it friendlier than living uptown. SoHo was full of young people, there was always something to see, someone to talk to, a bustle of activity whenever she left her loft, which was her refuge. There were bright lights in all the shops. It was her least favorite time of year, December, the week before Christmas. As she had for the past several years, she ignored it, and waited for it to pass. For the past two Christmases, she had worked at a homeless shelter. The year before that she had been in India, where the holiday didn't matter. It had been a hard jolt coming back to the States after her time there. Everything seemed so commercial and superficial in comparison. The time she had spent in India had changed her life, and probably saved it. She had left on the spur of the moment, and been gone for over six months. Reentry into American life had been incredibly hard. Everything she owned was in storage and she had moved from Boston to New York. It didn't really matter to her where she lived, she was a photographer and took her work with her. The photographs she had taken in India and Tibet were currently being shown in a prestigious gallery uptown. Some of her other work was in museums. People compared her work to that of Diane Arbus. She had a fascination with the destitute and devastated. The agony in the eyes of some of her subjects ripped out your soul, just as it had affected hers when she photographed them. Hope's work was greatly respected, but to look at her, nothing about her demeanor suggested that she was famous or important.
Danielle Steel (New York, 14 augustus 1947)
De Duitse schrijver Erwin Strittmatterwerd geboren op 14 augustus 1912 in Spremberg.
Uit: Die Tabakpfeife
Alles, was Großvater im Bauernkalender las, war für ihn NATURREINE WAHRHEIT. Was in den Zeitungen stand, war teils wahr und teils erlogen. In den Büchern standen erdichtete Geschichten, und etwas ausdichten konnte Großvater sich selber. Er tat es auf dem Kutschbock beim Klappern des Fuhrwerks: »In der Linde, der krummen, hörst du Bienchen und Hummchen summen...« Wenn wir Großvater beim lauten Versemachen ertappten, machte er: »Simm, simm, simm«, als striche er alles durch, sah uns an und sagte: »Ja, ja, so ist das, so ist das!« - Nach der Meinung der Dorfleute konnte ein Häusler, der Verse machte, nicht ganz richtig im Kopfe sein. Abends, nur abends, rauchte Großvater seine lange Tabakpfeife. Sie hatte einen Porzellankopf, und der war mit einer Waldlandschaft bemalt: Zwischen giftgrünen Bäumen stand ein röhrender Hirsch, dem viel Atemdampf aus dem Geäse kam. Die Tabakpfeife war eine Lehrerpfeife, und Großvater war stolz auf sie. Er hatte sie zusammen mit einem hölzernen Lehnsessel auf einer Auktion erstanden. Sie gehörte zum Nachlaß des Lehrers aus Großvaters Heimatdorf Klein-Partwitz; der Lehrer hatte Kopetzki geheißen und war nach Großvaters Meinung der beste Vogelkenner des Sorbenlandes gewesen. »Er konnte dir jeden Vogel nachmachen, er war dir schon selber ein Vogel.« Großvater blies und puffte bläuliche Tabakwölkchen in die Stube. Er rauchte nur Rippentabak; denn der war am billigsten, und er kaufte ihn in der Kreisstadt beim Zigarrenmacher in kleinen Bündeln. Den Tabak schnitten meine Schwester und ich mit Großvaters scharfem Jagdnicker, den wir sonst nicht anrühren durften. Die KAUFMANNSTREICHHÖLZER waren für den tiefen Porzellankopf an Großvaters Pfeife zu kurz, und sie waren vor allem UNGESUND, wie Großvater behauptete, deshalb fertigten wir Schwefelhölzchen an, wenn Großmutter bei einer Nachbarin zum Schwatz war. Wir waren dann für längere Zeit sicher, denn Großmutter schwatzte gern und nichts als PAPPEREPAPP, wie Großvater sagte. Er schnitt mit seinem Jagdnicker zweifingerlange Hölzchen von einem Kiefernkloben, während auf der glühenden Herdplatte in einer alten Kasserolle Schwefelklumpen flüssig gemacht wurden. Schwefel war SEHR GESUND, wenn man Großvater glauben durfte, und wir glaubten es ihm, weil er selber glaubte, was er sagte.
Erwin Strittmatter (14 augustus 1912 31 januari 1994)
Sir Walter Scott, Julia Mann - da Silva-Bruhns, John Galsworthy, Marie Delle Grazie
De Schotse dichter en schrijverSir Walter Scott werd geboren in Edinburgh op 14 augustus 1771.
Uit: Bride of Lammermoor
I am too stubborn in habits, and too little polished in manners, to envy or aspire to the honours assigned to my literary contemporaries. I could not think a whit more highly of myself were I found worthy to "come in place as a lion" for a winter in the great metropolis. I could not rise, turn round, and show all my honours, from the shaggy mane to the tufted tail, "roar you an't were any nightingale," and so lie down again like a well-behaved beast of show, and all at the cheap and easy rate of a
cup of coffee and a slice of bread and butter as thin as a wafer. And I could ill stomach the fulsome flattery with which the lady of the evening indulges her show-monsters on such occasions, as she crams her parrots with sugar-plums, in order to make them talk before company. I cannot be tempted to "come aloft" for these marks of distinction, and, like imprisoned Samson, I would rather remain--if such must be the alternative--all my life in the mill-house, grinding for my very bread, than be brought forth to make sport for the Philistine lords and ladies.
This proceeds from no dislike, real or affected, to the aristocracy of these realms. But they have their place, and I have mine; and, like the iron and earthen vessels in the old fable, we can scarce come
into collision without my being the sufferer in every sense. It may be otherwise with the sheets which I am now writing. These may be opened and laid aside at pleasure; by amusing themselves with the perusal, the great will excite no false hopes; by neglecting or condemning them, they will inflict no pain; and how seldom can they converse with those whose minds have toiled for their delight without doing either the one or the other.
Sir Walter Scott (14 augustus 1771 - 21 september 1832)
Portret door Sir William Allan
De moeder van (o.a.) de Duitse schrijvers Heinrich en Thomas Mann, Julia Mann-da Silva-Bruhns werd geboren op14 augustus 1851 in Paraty in Brazilië.
Uit: Tonio Kröger
Der Mutter Tonios jedoch, seiner schönen, schwarzhaarigen Mutter, die Consuelo mit Vornamen hieß und über-haupt so anders war als die übrigen Damen der Stadt, weil der Vater sie sich einstmals von ganzen unter auf der Landkarte herausgeholt hatte [...] waren die Zeugnisse grundeinerlei... Tonio liebte seine dunkle und feurige Mutter, die so wunderbar den Flügel und die Mando-line spielte [...]
Julia Mann - da Silva-Bruhns (14 augustus 1851 11 maart 1923)
Julia Mann met haar kinderen Julia, Heinrich en Thomas rond 1880
De Britse schrijver John Galsworthy werd geboren op 14 augustus 1867 in Kingston Hill in Surrey.
Uit: The Forsyte Saga
It was that famous summer when extravagance was fashionable, when the very earth was extravagant, chestnut-trees spread with blossom, and flowers drenched in perfume, as they have never been before; when roses blew in every garden; and for the swarming stars the nights had hardly space; when every day and all day long the sun, in full armour, swung his brazen shield above the Park, and people did strange things, lunching and dining in the open air And the lime-flowers that year were of rare prime, near honey-coloured. At the corners of London squares they gave out, as the sun went down, a perfume sweeter than the honey bees had takena perfume that stirred a yearning unnameable in the hearts of Forsytes and their peers, taking the cool after dinner in the precincts of those gardens to which they alone had keys.. And that yearning made them linger amidst the dim shapes of flower-beds in the failing daylight, made them turn, and turn, and turn again, as though lovers were waiting for themwaiting for the last light to die away under the shadow of the branches.
John Galsworthy (14 augustus 1867 - 31 januari 1933)
De Oostenrijkse dichteres en schrijfster Marie Eugenie Delle Grazie werd geboren op 14 augustus 1864 in Bela Crkva.
Meine Liebe Gold'ner als die Sonne glüht, Reiner als der Mondenschein, Schöner als die Rose blüht, Wohnt die Lieb' im Herzen mein.
Wenn der Lenz von dannen zieht, Nimmt er jede Blüth' vom Baum; Meine Liebe geht nicht mit, Bleibt ein ew'ger Frühlingstraum.
Und wenn Rosen nicht mehr glüh'n, Nicht mehr lacht der Mondenschein, Blumen, die da nicht verblüh'n, Zaubert sie in's Herz hinein.
Marie Delle Grazie (14 augustus 1864 19 februari 1931)
Si un invité meurt inopinément chez vous, ne prévenez surtout pas la police. Appelez un taxi et dites-lui de vous conduire à l'hôpital avec cet ami qui a un malaise. Le décès sera constaté en arrivant aux urgences et vous pourrez assurer, témoin à l'appui, que l'individu a trépassé en chemin. Moyennant quoi, on vous fichera la paix.
- Pour ma part, je n'aurais pas songé à appeler la police, mais un médecin.
- Cela revient au même. Ces gens-là sont de mèche. Si quelqu'un à qui vous ne tenez pas a une crise cardiaque à votre domicile, vous êtes le premier suspect.
- Suspect de quoi, si c'est une crise cardiaque?
- Aussi longtemps qu'on n'a pas prouvé que c'était une crise cardiaque, votre appartement est considéré comme une scène de crime. Vous ne pouvez plus toucher à rien. Les autorités envahissent votre domicile, c'est à peine si elles n'inscrivent pas l'emplacement des corps avec de la craie. Vous n'êtes plus chez vous. On vous pose mille questions, mille fois les mêmes.
- Où est le problème si l'on est innocent?
- Vous n'êtes pas innocent. Quelqu'un est mort chez vous.
- Il faut bien mourir quelque part.
- Chez vous, pas au cinéma, pas à la banque, pas dans son lit. Ce quidam a attendu d'être chez vous pour passer l'arme à gauche. Le hasard n'existe pas. S'il est mort à votre domicile, vous y êtes forcément pour quelque chose.
- Mais non. Cette personne peut avoir éprouvé une émotion violente à laquelle vous êtes étranger.
- Elle a eu le mauvais goût de l'éprouver dans votre appartement. Allez expliquer cela à la police. À supposer que les autorités finissent par vous croire, pendant ce temps le cadavre est chez vous, on n'y touche pas. S'il est mort sur votre canapé, vous ne pouvez plus vous y asseoir. S'il a trépassé à votre table, habituez-vous à partager les repas avec lui. Il va vous falloir cohabiter avec un macchabée. C'est pourquoi, je vous le répète: appelez un taxi. N'avez-vous pas remarqué, dans les journaux, la formule consacrée: l'individu est mort pendant qu'on le conduisait à l'hôpital. Avouez que c'est drôle, cette propension qu'ont les gens à mourir au cours d'un trajet, dans des véhicules anonymes. Oui, car vous aurez compris que ce ne doit pas être votre voiture. »
Amélie Nothomb (Kobe, 13 augustus 1967)
De Amerikaanse schrijver Tom Perrotta werd geboren op 13 augustus 1961 in Garwood.
Uit: The Wishbones
Buzzy, the bass player, had a suspended license, so Dave swung by his house on the way to the Wednesday-night showcase. Buzzy did quality control for a company that manufactured prosthetic devices, and lived with his wife and two kids on a street of more or less identical split levels that must have seemed like an exciting place in the days before the British Invasion, back when Kennedy was President and Elvis was King. Buzzy was the only member of the wedding band who was married, a fact whose irony did not escape the notice of his fellow musicians. Artie, the sax player and manager, had just broken up with a girl who danced at Jiggles. Stan, the drummer and sometime accordionist, was sleepwalking through a painful divorce. Ian, the singer/keyboardist and all-around showman, was living at home with his parents, as was Dave, who handled rhythm guitar and background vocals.
Buzzy was waiting by the curb, a scrawny, ponytailed guy in a tuxedo and Yankees cap, with a beer in one hand and a guitar case in the other. He stowed his bass in the backseat, on top of Dave's Les Paul, and climbed in.
"Daverino," he said, tilting the beer can in salute.
"Buzzmaster."
Dave shifted into gear and headed for Central Avenue. The silence in the car was mellow, uncomplicated. Buzzy took a swig from the can and smacked his lips.
"Yup. Another Wednesday-night showcase."
"You ready? The people are counting on you."
Buzzy thought it over for a couple of seconds, then nodded.
"Coach," he said, "I'mgonna play my heart out."
Dave snorted his appreciation. The guys in the band liked to joke about the showcase, but they were careful not to complainbookings had doubled since Artie found them the slot. And besides, goofy as it was, the showcase turned out to be a real time-saver: instead of scheduling separate auditions for every interested couple, the Wishbones could just tell prospective customers to come to the Ramada every third Wednesday of the month.
"You going out afterward?" Buzzy crushed the can in his hand and dropped it on the floor. "I'm in the mood for a few beers."
"I can't. I'm supposed to go over to Julie's."
"Hey." Buzzy didn't bother to conceal his surprise. "You guys really getting back together?"
Tom Perrotta (Garwood, 13 augustus 1961)
De Oostenrijkse dichter Nikolaus Lenau werd geboren op 13 augustus 1802 in Csatád (in het Hongaarse deel van Oostenrijk-Hongarije).
Der Baum der Erinnerung
Ja, du bist es, blütenreicher
Baum, das ist dein süßer Hauch!
Ich auch bins, nur etwas bleicher,
Etwas trauriger wohl auch.
Hinter deinen Blütenzweigen
Tönte Nachtigallenschlag,
Und die Holde war mein eigen,
Die an meinem Herzen lag.
Und wir meinten selig beide,
Und ich meint es bis zur Stund,
Daß so herrlich du vor Freude
Blühtest über unsern Bund.
Treulos hat sie mich verlassen;
Doch du blühst wie dazumal,
Kannst dich freilich nicht befassen
Mit der fremden Liebesqual.
»Allzulieblich scheint die Sonne,
Weht der linde Maienwind,
Und das Blühen und die Wonne
Allzubald vorüber sind!«
Mahnend säuseln mir die Lehre
Deine frohen Blüten zu;
Doch ungläubig fließt die Zähre,
Und mein Herz verlor die Ruh.
Dein Bild
Die Sonne sinkt, die Berge glühn,
Und aus des Abends Rosen
Seh ich so schön dein Bild mir blühn,
So fern dem Hoffnungslosen.
Strahlt Hesperus dann hell und mild
Am blauen Himmelsbogen,
So hat mit ihm dein süßes Bild
Die Sternenflur bezogen.
Im mondbeglänzten Laube spielt
Der Abendwinde Säuseln;
Wie freudig um dein zitternd Bild
Des Baches Wellen kräuseln!
Es braust der Wald, am Himmel ziehn
Des Sturmes Donnerflüge,
Da mal ich in die Wetter hin,
O Mädchen, deine Züge.
Ich seh die Blitze trunkenhaft
Um deine Züge schwanken,
Wie meiner tiefen Leidenschaft
Aufflammende Gedanken.
Vom Felsen stürzt die Gemse dort,
Enteilet mit den Winden;
So sprang von mir die Freude fort
Und ist nicht mehr zu finden.
Da bin ich, weiß nicht selber wie,
An einen Abgrund kommen,
Der noch das Kind der Sonne nie
In seinen Schoß genommen.
Ich aber seh aus seiner Nacht
Dein Bild so hold mir blinken,
Wie mir dein Antlitz nie gelacht;
Wills mich hinunterwinken?
Nikolaus Lenau (13 augustus 1802 - 22 augustus 1850)
Portret door Johann Umlauf
De Amerikaanse schrijver Will Clarke werd geboren op 13 augustus 1970 in Shreveport, Louisiana.
Uit: Lord Vishnu's Love Handles
This knowing things was what got me into the Internet back before anyone knew it would go colossal. This knowing things has put a very nice roof over our heads. But it is also part of my problem. A therapist once told me I might be crazy. Well, he didn't say that exactly, but I knew what he meant. That's when I stopped talking about what I "know." And I stopped seeing that asshole. Now, I keep what goes on inside my head in my head. I just go to work building Web sites and I play golf at the club. I keep my mouth shut. I make money, which makes Shelby happy. And this, in turn, makes me happy.
Or at least, close to happy.
Okay, truth be told, I'm not all that happy. It's the dreams and all this knowing-things-that-I-shouldn't. It stalks me and beats me in the head. Like every time I think Shelby cheats on me. And I think she does this quite often. She fucks the pool guy. She screws her tennis pro. And she nails my best friend and business partner, Reed Bindler, every Wednesday night when she says she's at Bunco. I dream about all of this; and I am afraid that this is true. I know that Shelby loves me. But I keep having these dreams and they are burning me alive.
Now, hold on to your seat because this is where things get really wacko. I think I know why Shelby cheats. I saw it one night after I rolled off her sweaty body and into a dream where her genes, her actual DNA, spoke to me. I know this sounds absolutely crazy, but they told me of their plan. They told me that they were promiscuous genes, programmed by nature to fuck around. Nothing against me, they said. Shelby just has slutty DNA. And from a survival-of-the-fittest perspective, this is a very good thing. Something about a wide range of spawnings adding variety to her own genes and thus ensuring their replication.
This is how her genes told me it works: Shelby marries me, a cerebral provider. They actually called me that. A "cerebral provider"? I mean, is that a compliment or is that a put-down? Anyhow, Shelby gets all her food and shelter needs met by me in spades. And our coupling will produce children who share my genes and her genes. This is good for me because my genes tend to be the faithful sort. Matched up with Shelby's slut genes, my seed will spread all over the place.
De Surinaamse schrijver Rappa (pseudoniem van Robby Jonathan Parabirsing) werd geboren in Paramaribo op 13 augustus 1954. Hij werkte als leraar Nederlands aan het Vrije Atheneum, beheert sinds 1980 aan huis een stripbibliotheek en werkt als uitgever van boeken die als printing-on-demand in kleine oplage verschijnen bij zijn uitgeverij Ralicon. Rappa debuteerde met Friktie tories oftewel gevlochten verhalen (1980). Zijn laatste werk voor volwassen lezers zijn de novellen De tapoe (Het amulet, 1995) en Een bloedige les (2001) en de verhalenbundel Nieuwe friktie tories (1999). Rappa schreef voorts de kinderboeken Silvy en Hexa en andere verhalen (1983) en Verdwaald in het bos (1998) en stelde een aantal vakantieboeken samen.
Uit: De Surinaamse literatuur
Toch blijven deze reisverslagen, geschreven door blanken die hier nauwelijks een voet aan land hadden gezet, de eerste bewaarde geschriften waar het gebied Guyana en iets later het gedeelte daarin dat de naam Zueriname bleek te dragen, werd genoemd. Hoe kunnen we spreken van Surinaamse literatuur als we niet eerst kunnen aantonen waar de naam Suriname het eerst wordt genoemd? En al zijn de geschriften waarin deze naam voor het eerst wordt genoemd door blanken geschreven, zij gebruiken als eersten op papier de naam die wij tot vandaag gebruiken. Hun geschriften moeten dus ergens kunnen worden ondergebracht in onze literatuurgeschiedenis. Verder hebben deze verslagen vele anderen beïnvloed en zijn ze het richtsnoer geweest voor de tweede golf van blanken, namelijk degenen die zich kwamen vestigen, de groep die kwam koloniseren.
Het is wel geen simpele zaak om deze eerste periode uit onze literatuurgeschiedenis met jaartallen af te bakenen, dat is ook het probleem dat men in andere landen heeft met afbakenen van literaire perioden; de ene periode vloeit namelijk over in de andere. Men trekt dan de scheiding als er duidelijk van een nieuw hoogtepunt sprake is.
Verder moeten we ons afvragen welke geschriften uit die periode we erkennen als deel van onze literatuurgeschiedenis, de Spaanse, de Portugese de Engelse of de Hollandse?
Gezien het verloop van onze kolonisatie, lijkt het beter dat we één lijn trekken, we beschouwen dus voornamelijk de in het Hollands geschreven reisverslagen als deel van de literatuur uit de eerste periode.
Une personne qui a connu de près Mme de Staëlet qui a été à même de recueillir de premièremain toutes les traditions de sa vie, Mme Neckerde Saussure, a dit : « Ses ouvrages sont, pour ainsidire, les mémoires de sa vie sous une forme abstraite... ». Mme de Staël Tavait déclaré : « Quandon écrit pour satisfaire à l'inspiration intérieure dontl'âme est saisie, on fait connaître par ses écrits,même sans le vouloir, jusqu'aux moindres nuancesde sa manière d'être et de penser. » C'est ainsi queje me propose de chercher dans les événements dela vie de Mme de Staël l'esprit de ses ouvrages.
Les premières impressions reçues du monde forment, à notre insu, dans notre âme, le prisme selon
lequel, plus tard, nous colorons les choses. PourChateaubriand, ce furent les solitudes mélancoli-
ques de Gombourg, les grandes bruyères voisines derOcéan et « terminées par des forêts » où soufflaientles tempêtes; pour Lamartine, les coteaux de Milly,la maison champêtre, les sentiers domestiques, unciel doux et voilé, des horizons vagues et fuyants,une enfance pieuse auprès d'une mère chrétienne;pour Mme de Staël, ce fut, dans la vie intime, lespectacle d'un ménage heureux, et, dans la vie mondaine, le spectacle d'un salon où se rencontraient lesbeaux esprits, où Ton s'exaltait et raillait tour à tour,où Ton agitait tous les débats de la république deslettres et tous les problèmes de l'univers, où l'on dissertait sans lin, comme l'a dit un contemporain, sur« les grandes vérités de la nature, l'immortalité del'ame, l'amour de la liberté, le charme et le dangerdes passions ». Un ménage comme celui de ses parents demeura la pairie idéale de son cur; un salon,comme celui de sa mère, la patrie idéale de son esprit;le bonheur dans le mariage fut l'utopie, et uneroyauté de salon, l'ambition de son existence."
Uit: Trials of Radclyffe Hall(Biografie door Diana Souhami)
On a summer day in 1884 a blue-eyed four-year-old with ash-blond hair walked with her English nurse in the old cemetery in West Philadelphia near her grandmother's house. It was quiet there, the day was clear, she could smell boxwood, pine and new-mown grass. She walked on a gravel path littered with tiny shells, which she stopped to collect. There were high trees to her right, an avenue ahead and, to her left, bare grass, mounds of earth and new graves. A small group wearing black came toward her across the grass. A woman among them, tall, with a long veil and gloves, seemed to stare at her. Two of the men carried between them a white wooden box. The group stopped by a freshly dug hole beside which was a mound of earth. They lowered the box into the hole and a man began shoveling in earth. At the sound of the earth hitting the box, the woman jerked back. The movement made the girl think of her mechanical bear on its green baize stand at home in London. The woman bent over the hole in the ground then raised her face and screamed. She seemed to scream at the sky, the trees, the man shoveling earth and the little girl out with her nurse. Consolation for such ontological terrors was not on offer to Marguerite Radclyffe-Hall from her mother, whom she feared and despised: "Always my mother. Violent and brainless. A fool but a terribly crafty and cruel fool for whom life had early become a distorting mirror in which she saw only her own reflection." In two unpublished autobiographical pieces, Forebears and Infancy and Michael West, in letters and in fictional allusion in her novels, she defined her mother as grasping, violent andcapricious. "I cannot," she said, "keep the fifth commandment." Home for a child, she averred, should be a refuge, a place of affection and kindness. Hers was "bereft of security" and she was haunted by the feeling that something was wrong. "I pity those whose memories of home have been rendered intolerable as have mine. They and I have lost a great sweetness in life."
Marguerite Radclyffe Hall (12 augustus 1880 7 oktober 1943)
De Nederlandse schrijverMarcellus Emantswerd op 12 augustus 1848 in Voorburg geboren.
Uit: Vijftig
Neen, het kind schreeuwde niet.
Hoe dwaas toch, dat zij geen uur-lang uit kon blijven, zonder in haar binnenste de vraag te hooren: wie weet, of i niet huilt en of die min 'm niet alleen heeft gelaten.
Dan had zij geen rust of duur meer. Dan joeg ze naar huis als een onvoorzichtige, die zich herinnert, dat hij zijn brandkast heeft open gelaten en.... dan vond zij nooit een rechtvaardiging voor haar onberedeneerde angst.
Ook nu weer hoorde zij noch in de gang, noch op de trap een enkel verdacht geluid en de warme bovenvoorkamer binnentredend vond ze er het mollige popje met lodderig gesloten oogen rustig liggen te zuigen.
De breedgeschouderde boerevrouw, die 't voedde, hief even het bruine hoofd op, zei kalm glimlachend:
O, wat is u weer gauw terug en keek toen weder neer op de volle, blanke borst en de rose lipjes, die er aan lurkten.
Heeft i niet geschreeuwd; is er niets gebeurd?
Wel nee; wat wou d'r nou gebeuren? - 't Mankeert ommers niks.
De leuke toon, waarop deze verklaring werd geuit, belette niet, dat het Mina te moede werd, alsof eensklaps een opwekkende stroom van levenskracht zich verbreidde door haar gansche rijzige gestalte. Zij voelde duidelijk de strafheid van haar rug, de vaste ronding in haar armen, de ruimte van haar borst en ze zag zich zelf daar staan als een toonbeeld van gezondheid met frisch roode wangen, stralend blauwe oogen en dik golvend, donker blond haar. Terwijl ze jakje en hoed aflegde, doorgloeide een heerlijke gewaarwording van trots en
[p. 2]dankbaarheid haar gemoed en het echode in haar hoofd: 't mankeert ommers niks; 't mankeert ommers niks!
Welk een zaligheid een kind, zóó'n mooi, zoo'n gezond kind te bezitten!
Ze voelde zich zoo gelukkig.... Ja, ze was gelukkig.... en toch... toch zweefde er over dat geluk een flets wolkschaduwtje heen. Het was wel klein en dun en zou zeker allengs verdwijnen; maar zij zag 't nog duidelijk als een donker vlekje midden in haar zonnig hoofd.
Marcellus Emants (12 augustus 1848 14 oktober 1923)
De Amerikaanse schrijver Anthony Swofford werd geboren op 12 augustus 1970 in Fairfield, California. In 1990 vertrok Swofford naar Saoedi-Arabië om Koeweit van de Irakezen te bevrijden. Met vijftig kilo bepakking en zwaar bewapend ging hij de woestijnoorlog in. Swofford beleefde zes maanden van angst en verveling. Hij overleefde beschietingen van zowel Irakezen als de Amerikanen en overwoog zelfmoord. In 2003 verscheen zijn boek "Jarhead´ , een uniek persoonlijk verslag van moderne oorlogvoering en een reflectie op wat het is Amerikaan, soldaat en man te zijn. Na de Golfoorlog schreef Swofford verschillende verhalen en reportages. Deze artikelen werden gepubliceerd in onder meer The New York Times en Harper's. Zijn roman Wxit A werd gepubliceerd in 2007.
Uit: Exit A
This boy is an American, born on the third of July, 1972. While his mother spat and screamed through the life-endangering birth, his father and the orderlies and janitors lit illegal fireworks in the hospital parking lot. The men drank from bottles of bourbon and beer while leaning down to light Bottle Rockets and Flaming Marys and Wailing Jennys. His father supplied the armament and the devil's milk, and the matches, and most of the boisterous ranting and raving about God and Country and the Founding Fathers and the Mayflower and Plymouth Rock and the Salem witch trials and the Red Threat, that ungainly, bloody bear from the East.
The doctor held the boy upside down, and the safety of the womb became history. The room above the mother spun one hundred times, and she went under.
No one found the father, not even the orderly sent to look. So they slapped the boy's bottom and placed him in a crib, where he waited for someone with his same blood to come to consciousness. His aunt Mirtha was the first to appear at the hospital, and after cursing the father's name, she picked up the boy and performed an auntly show for him, baby talk and ego stroking and burp and bowel sounds. Because his aunt was present and cogent, and the nurses wanted to get down to the parade grounds for the base general's midnight fireworks display, they asked her to name the boy, and she did. This boy's name is Severin Boxx.
This girl's name is Virginia Sachiko Kindwall. She is the daughter of General Oliver Kindwall and Mrs. Oliver Kindwall, once known as Olive, though that was not her given name but simply a shortening of her husband's. Her given name was Nakashima Sachiko. Olive died on the birthing table at Travis Air Force Base in California, in July 1972. While she died giving birth to Virginia Sachiko, her husband, a major at the time, paced the base morgue while overseeing the identification and shipment home of the newest dead boys from Vietnam, some of the last. Later, Kindwall would tell his daughter that on the day of her mother's death and her own birth, the dead boys from Vietnam seemed much more dead than usual.
« SOPHIE : Tu vas venir t'asseoir puis jaser. Ça fait depuis mardi que je téléphone pour parler à du monde [ ] Tu vas te tenir tranquille puis tu vas m'écouter. / BERNARD : Que c'est que t'as, ma Puce? Qu'est-ce t'as donc? Un problème? / SOPHIE : Niaiseux! Niaiseux! / BERNARD : Un problème sec sec sexuel j'espère. / SOPHIE : Le seul que j'ai c'est celui que tu me donnes : puis il est comme toi : bien insignifiant! (Repoussant la main de Bernard) Et puis tu vas me lâcher? Cinq minutes? Je parle! Je parle! / BERNARD : J'essayais de faire ton bonheur. / SOPHIE : Essaie avec tes oreilles! Je parle! / BERNARD : Parle! Parle! Je te dérangerai pas je vais m'en aller / SOPHIE : Attends. Tu me chicaneras tout à l'heure. Quand je t'aurai donné une bonne raison parce que j'en ai une une kapab Bernard eeeeeeeee Bernard j'ai lâché ma job! / BERNARD : Ah ah! Ah ah! »
Réjean Ducharme (Saint-Félix-de-Valois, 12 augustus 1941)
De Engelse dichter en schrijver Robert Southey werd geboren in Bristol op 12 augustus 1774.Samen met William Wordsworth en zijn vriend en zwager Samuel Taylor Coleridge wordt hij gerekend tot de Lake Poets, dichters die woonden en werkten in het Lake District. Hij bezocht de Westminster School (waar hij werd weggestuurd) en Balliol College aan de universiteit van Oxford. Hij publiceerde zijn eerste gedichtenbundel in 1794. Samen met zijn vrouw Edith leefde hij van een bescheiden inkomen. Vanaf 1809 leverde hij bijdragen aan de Quarterly Review en bouwde zoveel faam op dat hij in 1813 werd benoemd tot Poet Laureate
Hiermit begannen schöne Sommerwochen für Tony Buddenbrook, kurzweiligere und angenehmere, als sie jemals in Travemünde erlebt hatte. Sie blühte auf, nichts lastete mehr auf ihr; in ihre Worte und Bewegungen kehrten Keckheit und Sorglosigkeit zurück. Der Konsul betrachtete sie mit Wohlgefallen,
wenn er Sonntags mit Tom und Christian nach Travemünde kam. Dann speiste man an der Table dho te, trank bei der Kurmusik den Kaffee unter dem Zeltdach der Konditorei und sah drinnen im Saale der Roulette zu, um die lustige Leute, wie Justus Kröger und Peter Döhlmann, sich drängten: Der Konsul spielte niemals.
Tony sonnte sich, sie badete, aß Bratwurst mit Pfeffernußsauce und machte weite Spaziergänge mit Morten: den Chausseeweg zum Nachbarort, den Strand entlang zu dem hoch gelegenen »Seetempel«, der eine weite Aussicht über See und Land beherrschte, oder in das Wäldchen hinauf, das hinterm Kurhause lag und auf dessen Höhe die große Table dho te-Glocke hing . . . Oder sie ruderten über die Trave zum»Priwal«, wo es Bernstein zu finden gab . . .
Morten war ein unterhaltender Begleiter, wiewohl seine Meinungen ein wenig hitzig und absprechend waren. Er führte über alle Dinge ein strenges und gerechtes Urteil mit sich, das er mit Entschiedenheit hervorbrachte, obgleich er rot dabeiwurde. Tony ward betrübt und sie schalt ihn, wenn er mit etwas
ungeschickter aber zorniger Geste alle Adeligen für Idioten und Elende erklärte; aber sie war sehr stolz darauf, daß er ihr gegenüber offen und zutraulich seine Anschauungen aussprach, die er den Eltern verschwieg . . . Einmal sagte er:
»Dies muß ich Ihnen noch erzählen: Auf meiner Bude in Göttingen habe ich ein vollkommenes Gerippe . . . wissen Sie, so ein Knochengerippe, notdürftig mit etwas Draht zusammengehalten.
Na, diesem Gerippe habe ich eine alte Polizistenuniform angezogen . . . ha! Finden Sie das nicht ausgezeichnet?
Aber sagen Sie es um Gottes Willen nicht meinem Vater!«
Es konnte nicht fehlen, daß Tony oftmals mit ihrer städtischen Bekanntschaft am Strande oder im Kurgarten verkehrte, daß sie zu dieser oder jener Re´union und Segelpartie hinzugezogen wurde. Dann saß Morten »auf den Steinen«. DieseSteine waren seit dem ersten Tage zwischen den beiden zur stehenden Redewendung geworden. »Auf den Steinen sitzen« das bedeutete: »Vereinsamt sein und sich langweilen«. Kam ein Regentag, der die See weit und breit in einen grauen Schleier hüllte, daß sie völlig mit dem tiefen Himmel zusammenfloß der den Strand durchweichte und die Wege überschwemmte, dann sagte Tony:
»Heute müssen wir beide auf den Steinen sitzen . . . das heißt in der Veranda oder im Wohnzimmer. Es bleibt nichts übrig, als daß Sie mir Ihre Studentenlieder vorspielen, Morten, obgleich es mich greulich langweilt.«
»Ja«, sagte Morten, »setzen wir uns . . . Aber, wissen Sie, wenn Sie dabei sind, so sind es keine Steine mehr!«
Thomas Mann (6 juni 1875 - 12 augustus 1955)
Katia und Thomas Mann voor het in WO II verwoeste Buddenbrookhaus, 1953
De Italiaanse schrijver, satiricus en journalist Stefano Benni werd geboren op 12 augustus 1947 in Bologna. Benni brak als schrijver door in 1983 met zijn roman Terra!. Hij is een van de succesvolste schrijvers van Italië met 2,5 miljoen verkochte boeken. In 1989 regiseerde hij de film Musica per vecchi animali. Ook schrijft hij toneelstukken en colums.
Uit: Papa komt op TV (Vertaald door Marc Vingerhoedt)
Alles is klaar in huize Minardi. Mevrouw Leo heeft het televisiescherm schoongemaakt met alcohol, ze heeft haar trouwfoto op het toestel gezet en ze heeft de hoes van de sofa gehaald zodat die met zijn wervelende zonnebloemen nu een schitterende aanblik biedt. Ze heeft een schaal zoutjes klaargezet, een panettone, Schotse Whisky en sinaasappellimonade voor de kinderen. De bladeren van de ficus glimmen en op het glazen tafeltje ligt het mooiste kleedje. De drie kinderen volgen haar met hun blik, terwijl ze controleert of alles in orde is, door de krullen van haar permanent woelt en met haar hoge hakken de geboende vloer teistert. Ze hadden haar thuis nooit gezien zonder pantoffels. Ook de drie kinderen zijn klaar. Patrizio, twaalf jaar, zit op de sofa in zijn geliefkoosde, vuurrode joggingpak en met een petje van de Chicago Bulls op het hoofd. Lucilla, zeven jaar, draagt een pyjama met dinosaurusjes en heeft een zwangere Barbie op de arm. Pastrocchietto, twee jaar, zit vastgebonden in zijn kinderstoel. Hij kan nauwelijks bewegen en speelt met een lepel. Hij heeft siroop met codeïne gekregen om hem rustig te houden. Er wordt aan de deur gebeld. Het is de buurvrouw, Mariella, met haar man Mario. Ze hebben chocolaatjes meegebracht en ijs dat meteen de diepvriezer ingaat zodat het niet kan smelten. Mario draagt voor de gelegenheid een pak en een das. Hij groet de kinderen en schudt krachtig de hand van Patrizio.
Stefano Benni (Bologna,12 augustus 1947)
De Spaanse dichter en schrijver Jacinto Benavente werd geboren in Madrid op 12 augustus1866. Hij was de zoon van een bekende arts en genoot een uitstekende opvoeding temidden van een goede culturele en economische omgeving. Reeds vroeg las hij boeken in drie talen zodat hij de universele klassiekers leerde kennen en hij vertaalde zelfs Molière en Shakespeare naar het Spaans. Hij begon ingenieursstudies en rechten in Madrid onder druk van zijn vader maar gaf die op wanneer zijn vader stierf om zich nadien helemaal aan de literatuur te wijden. Zijn eerste werk dat werd opgevoerd was El nido ajeno (1894) en onmiddellijk daarna Gente conocida (1896), waarmee hij zich een plaats veroverde in de Spaanse theaters. Zijn eerste succes kwam er met La noche del sábado (1903) en hij bereikte zijn hoogtepunt met Los intereses creados in 1907. In 1919 werd hij lid van de Academia Española en in 1922 kreeg hij de Nobelprijs literatuur, waarbij men uitdrukkelijk de verdiensten vermeldde van zijn belangrijkste werk, Los Intereses creados en van zijn pogingen om de traditie van het Spaanse theater waardig voort te zetten. Hij reisde drie maal naar Amerika als auteur of artistiek directeur en maakte verschillende reizen door Europa.
Uit: No Smoking(No Fumadores, vertaald door John Garrett Underhill)
LADY: For goodness' sake, don't stop upon our account! Smoke as much as you want to--it doesn't bother me, or my daughter, either. We are used to it. Her poor father, my first husband--who is now in glory--was never without a cigar in his mouth. As he bit off one, it lit it with the butt of the other. And my second husband--who now rests in peace--they were alike as two buttons; you could scarcely tell the difference. I had a difficulty at one time myself, a suffocating feeling, all stuffed up here--terrible distress--and the doctors were telling me that it was asthma and that it wasn't asthma-- Well, I smoked then myself--aromatic cigarettes--which didn't do me any good, either, by the way, I can say that. So you see as far as we are concerned, you needn't think you are inconveniencing us. You can't annoy us by smoking. Before we changed we were travelling in the ladies' compartment, and we transferred to this one as soon as we could because there were people in it one simply couldn't travel with; they were out of the question. You would think that people who travelled first class would have manners, that they would know something. But not a bit of it! Believe me, if you want to find out what people are like, play cards with them, or watch them eat, or else go travelling. You'll find out soon enough. There was a woman in that compartment--I say she was a woman because I don't know what else to call her--with her companion--she must have been her companion, she was with her anyway--well, I can tell you I was mortified. I was ashamed--such a conversation! Between the two of them! They might as well have been sitting in their own parlors. As far as that goes, you know, speaking for myself, a widow twice, it was nothing to me; but before my daughter.... I had to make her sit with her head out of the window all the way. It was pretty chilly for her. You can see for yourself she has taken cold. And she's got a cinder in her eye, too--worse luck! Her eyes are the best part of her.
Jacinto Benavente (12 augustus 1866 14 juli 1954)
Fernando Arrabal, Ernst Stadler, Hugh MacDiarmid, Yoshikawa Eiji, Alex Haley
De Spaanse schrijver, dichter, dramaturg en cineast Fernando Arrabal werd geboren in Melila, Spaans Marokko op 11 augustus 1932.
Uit : la Pierre de la Folie
JAI une bulle dair. Je la sens très bien.
Quand je suis triste elle se fait plus lourde et parfois, quand je pleure, on dirait une goutte de mercure.
La bulle dair se promène de mon cerveau à mon coeur et de mon coeur à mon cerveau.
« MON enfant, mon enfant. »
Enfi n elle alluma une lampe minuscule et je pus voir son visage mais non son corps plongé dans
lobscurité.
Je lui dis « Maman. »
Elle me demanda de la prendre dans mes bras.
Je la pris dans mes bras et je sentis ses ongles senfoncer dans mes épaules : bientôt le sang jaillit,
humide.
Elle me dit : « Mon enfant, mon enfant, embrasse-moi. »
Je mapprochai et lembrassai et je sentis ses dents senfoncer dans mon cou et le sang couler.
Alors je maperçus quelle portait, pendue à sa ceinture, une petite cage avec un moineau à
lintérieur. Il était blessé mais il chantait : son sang était mon sang.
Fernando Arrabal (Melila, 11 augustus 1932)
De Duitse dichter Ernst Stadler werd geboren op 11 augustus 1883 in Colmar (Kolmar).
Mittag
Der Sommermittag lastet auf den weißen Terrassen und den schlanken Marmortreppen· die Gitter und die goldnen Kuppeln gleißen· leis knirscht der Kies. Vom müden Garten schleppen
sich Rosendüfte her· wo längs der Hecken der schlaffe Wind entschlief in roten Matten· und geisternd strahlen zwischen Laubverstecken die Götterbilder über laue Schatten.
Die Efeulauben flimmern. Schwäne wiegen und spiegeln sich in grundlos grünen Weihern· und große fremde Sonnenfalter fliegen traumhaft und schillernd zwischen Düfteschleiern.
Sonnwendabend
Die Sträucher ducken fiebernd sich zusammen im Rieseln brauner Schleier und im Schwanken nachtbleicher Falter um erglühte Ranken. Nun schüren wir das falbe Laub zu Flammen
und feiern wiegend in verlornen Tänzen und Liedern· die im lauen Duft verfluten· den flüchtigen Rausch der sommerlichen Gluten· und Mädchen weich das Haar genetzt mit Kränzen
und strahlend bleich im schwebenden Gefunkel streun brennend dunklen Mohn und blasse Nelken. Und bebend fühlen wir den Abend welken. Und wilder glühn die Feuer in das Dunkel.
Ernst Stadler (11 augustus 1883 30 oktober 1914)
De Schotse dichter Hugh MacDiarmid werd geboren op 11 augustus 1892 als Christopher Marray Grieve in Langholm.
Gairmscoile (Fragment)
Aulder than mammoth or than mastodon
Deep i the herts o a men lurk scaut-heid
Skrymmorie monsters few daur look upon.
Brides sometimes catch their wild een, scansin reid,
Beekin abune the herts they thocht to loe
And horror-stricken ken that i themselves
A like beast stans, and lookin love thro and thro
Meets the reid een wi een like seevun hells.
... Nearer the twa beasts draw, and, couplin, brak
The bubbles o twa sauls and the haill warld gangs black.
Yet wha has heard the beasts wild matin-call
To ither music syne can gie nae ear.
The nameless loenotes haud him in a thrall.
Forgot are guid and ill, and joy and fear.
... My bluid sail thraw a dark hood owre my een
And I sail venture deep into the hills
Whaur, scaddows on the skyline, can be seen
Twinin the suns brent broo wi plaited horns
As gin they crooned it wi a croon o thorns
The beasts in whas wild cries a Scotlands destiny thrills.
The loes o single herts are strays; but there
The herds that draw the generations are,
And whasae hears them roarin, evermair
Is yin wi a that gangs to mak or mar
The spirit o the race, and leads it still
Whither it can be led, yont a desire and will.
Hugh MacDiarmid (11 augustus 1892 9 september 1978)
De Japanse schrijver Yoshikawa Eiji werd geboren op 11 augustus 1892.
Uit: Musashi
Images of his sister and the old villagers floated before his eyes. "I'm dying," he thought without a tinge of sadness. "Is this what it's really like?" He felt drawn to the peace of death, like a child mesmerized by a flame. Suddenly one of the nearby corpses raised its head. "Takezo." The images of his mind ceased. As if awakened from the dead, he turned his head toward the sound. The voice, he was sure, was that of his best friend. With all his strength he raised himself slightly, squeezing out a whisper barely audible above the pelting rain. "Matahachi, is that you?" Then he collapsed, lay still and listened. "Takezo! Are you really alive?" "Yes, alive!" he shouted in a sudden outburst of bravado. "And you? You'd better not die either. Don't you dare!" His eyes were wide open now, and a smile played faintly about his lips. "Not me! No, sir." Gasping for breath, crawling on his elbows and dragging his legs stiffly behind him, Matahachi inched his way toward his friend. He made a grab for Takezo's hand but only caught his small finger with his own. As childhood friends they'd often sealed promises with this gesture. He came closer and gripped the whole hand. "I can't believe you're all right too! We must be the only survivors." "Don't speak too soon. I haven't tried to get up yet." "I'll help you. Let's get out of here!" Suddenly Takezo pulled Matahachi to the ground and growled, "Play dead! More trouble coming!" The ground began to rumble like a caldron. Peeking through their arms, they watched the approaching whirlwind close in on them. Then they were nearer, lines of jet-black horsemen hurtling directly toward them. "The bastards! They're back!" exclaimed Matahachi, raising his knee as if preparing for a sprint. Takezo seized his ankle, nearly breaking it, and yanked him to the ground. In a moment the horses were flying past them--hundreds of muddy lethal hooves galloping in formation, riding roughshod over the fallen samurai. Battle cries on their lips, their armor and weapons clinking and clanking, the riders came on and on.
Yoshikawa Eiji (11 augustus 1892 7 september 1962)
De Amerikaanse schrijver Alexander Palmer Haley werd geboren in Ithaca (New York) op 11 augustus 1921.
De Amerikaanse schrijver en essayist Andre Dubus werd geboren op 11 augustus 1936 in Lake Charles, Louisiana. Hoewel hij een roman schreef, The Lieutenant, in 1967, beschouwde hij zichzelf vooral als een schrijver van korte verhalen. Dubus kende enkele tragedies in zijn leven, zoals de verkrachting van een zus en een autoongeluk, waarbij hij zelf betrokken was. Hij was een zeer vruchtbaar schrijver. Werk o.a. : Separate Flights (1975), Adultery and Other Choices (1977), Finding a Girl in America (1980), The Times Are Never So Bad (1983), Voices from the Moon (1984), The Last Worthless Evening (1986), Selected Stories (1988), Broken Vessels (1991), Dancing After Hours (1996), and Meditations from a Movable Chair (1998).
Uit: Dancing After Hours
He could not say that on the hill he became great, that he had saved a beautiful girl from a river (the voice then had been gentle and serious and she had loved him), or that he had ridden into town, his clothes dusty, his black hat pulled low over his sunburned face, and an hour later had ridden away with four fresh notches on the butt of his six-gun, or that with the count three-and-two and the bases loaded, he had driven the ball so far and high that the outfielders did not even move, or that he had waded through surf and sprinted over sand, firing his Tommy gun and shouting to his soldiers behind him. Now he was capturing a farmhouse. In the late movie the night before, the farmhouse had been very important, though no one ever said why, and sitting there in the summer dusk, he watched the backs of his soldiers as they advanced through the woods below him and crossed the clear, shallow creek and climbed the hill that he faced. Occasionally, he lifted his twenty-two-caliber rifle and fired at a rusty tin can across the creek, the can becoming a Nazi face in a window as he squeezed the trigger and the voices filled him: You got him, Captain. You got him. For half an hour he sat and fired at the can, and anyone who might have seen him could never know that he was doing anything else, that he had been wounded in the shoulder and lost half his men but had captured the farmhouse. Kenneth looked up through the trees, which were darker green now. While he had been watching his battle, the earth, too, had become darker, shadowed, with patches of late sun on the grass and brown fallen pine needles. He stood up, then looked down at the creek, and across it, at the hill on the other side. His soldiers were gone. He was hungry, and he turned and walked back through the woods.
Andre Dubus (11 augustus 1936 -24 februari 1999)
De Britse schrijfster Enid Blyton werd geboren in Londen op 11 augustus 1897. In Nederland is zij vooral bekend geworden met de serie De Vijf (The Famous Five). Van 1907 tot 1915 ging ze naar de 'St. Christophers School for girls' in Beckenham in Zuidoost - Londen. Haar vader wilde dat ze pianiste zou worden. In 1910 scheidden haar ouders. In die tijd begon ze te schrijven, mogelijk om zich terug te trekken in een fantasiewereld. Samen met haar vriendinnen Mirabel Davis en Mary Attenborough richtte ze een tijdschrift op met de naam DAB, de beginletters van hun achternamen. Op haar 19de ging ze voor onderwijzeres leren. Hierna gaf ze 2 jaar les en daarna woonde ze 4 jaar als gouvernante bij het gezin Surbiton in Zuid-Londen. In 1922 kwam de dichtbundel Child Whispers uit. In 1924 gaf ze haar baan op. In oktober 1943 trouwde ze met de chirurg Kenneth Darrell Waters. In de periode van haar leven op 'Green Hedges schreef ze haar 'grote series' Ze was ook veel bezig het het schrijven en beantwoorden van brieven. In 1960 kreeg ze de eerste verschijnselen van de ziekte van Alzheimer. In 1967 overleed haar man, zij een jaar later. Haar boeken zijn populair in Engeland en Australië, maar zijn ook in 40 talen vertaald.
Uit: De vijf detectives
Het is die dikke jongen, Donald Kempenaar, ik weet het zeker, dacht Goon en fietste zo snel hij kom. Ha, hij vermomde zichzelf weer eens als slagersjongen. Nou, dat heeft hij al eens eerder gedaan en het was niet erg slim om het nog eens te proberen! Ik heb je door, kreng van een jongen! Mijn kostbare tijd verspillen met idiote briefjes! Deze keer heb ik je te pakken. Wacht maar! Hij sloeg de oprit in naar Dikkys huis. Onmiddellijk kwam een klein Schots hondje uit de bosjes tevoorschijn stuiven. Het blafte vrolijk en probeerde in de enkels van de politieman te bijten. Verdwijn jij!, riep meneer Goon en schopte naar de vrolijke hond. Je bent even slecht als je baas! Verdwijn, zeg ik je! Dag, meneer Goon!, zei Dikkys stem. Kom hier, Buster. Je kunt je beste vriend niet zo begroeten! Het lijkt wel of u haast hebt, meneer Goon. De politieman stapte van zijn fiets en zijn gezicht was rood van het harde fietsen. Hou die hond bij me vandaan, zei hij. Ik wil even met je praten, jongeheer Donald Kempenaar. Om precies te zijn, ik wil een ECHT GESPREK. Ha, je dacht dat je slim was, hè, met al die briefjes te sturen? Ik weet echt niet waar u het over hebt, zei Dikky verbaasd. Maar komt u toch binnen. Dan zullen we eens gezellig met elkaar babbelen.
Enid Blyton (11 augustus 1897 - 28 november 1968)
De Duitse schrijver en satiricus Karl Hoche werd geboren in Ústí nad Labem (Schreckenstein), Bohemen, op 11 augustus 1936. Hij studeerde rechten in München en ging na zijn studie een jaar naar de VS. In 1965 was hij medeoprichter van het Münchner Studentenkabaretts Die Stichlinge. In 1968 behaalde hij zijn juridische staatsexamen. Sindsdien werkt hij als schrijver, vooral voor das Kom(m)ödchen en de Münchner Lach- und Schießgesellschaft. In 1987 ontving hij de Ernst-Hoferichter-Preis der Stadt München.
Uit: Das Evangelium nach Hoche
Jesus wird dreimal vom Teufel versucht
Die Luft lag in dicken Schlieren über dem Boden, und ihr Wabern ließ alle Konturen verschwimmen. Satan rief A one, a two, one, two, three, four, und siehe, da hob sich ein Amphitheater aus der Trübnis, das bis zu den obersten Reihen dicht gefüllt war mit Menschen, die aufgeregt lärmten. Jesus fragte den Satan: Warum toben die Heiden? Der antwortete: Sie machen diesen Heidenlärm, weil sie auf die Botschaft eines brandneuen Messias und seiner Gruppe warten, die sich da nennen Die Hammerhaie. Da erschien der ganz in Silber gekleidete Messias am Eingang, gefolgt von einigen Männern und zwölf Mädchen. Ein Brausen ging durch die Menge, als ob ein Sturmwind das Land erschütterte. Und schon droschen die Männer in ihre Instrumente, denen sie ein dumpfes Gehämmer entlockten. Der Meister hatte eine Botschaft, die er sofort verkündete. Sie wurde nicht gesprochen, sondern gesungen, und bestand aus drei Sätzen: Ich liebe dich, kleines Kind. Liebe mich, kleines Kind. Und Rüttel mich, kleines Kind. Dazu zupfte er eine Kithara. Seine Mädchen aber waren allesamt schön von Angesicht und Körper, und sie waren aus allen Völkern dieser Erde genommen. Vier von ihnen standen zu seiner Rechten hinter ihm. Ihre Gewänder in den Farben Rot, Grün, Blau und Gelb reichten bis zum Erdboden. Von Zeit zu Zeit sangen sie Hua-Hua. Vier andere standen zu seiner Linken hinter ihm. Sie waren in den gleichen Farben gekleidet, aber ihren über und über mit bunten, geschliffenen Glasstücken benähten und bei jeder Bewegung glitzernden Hüllen gelang es nur von Zeit zu Zeit, mit einiger Mühe die Gesäße völlig zu bedecken, die da im Takte der Musik geschwungen wurden. Als das Volk all dieses sah und hörte, ward es in den siebenten Himmel entrückt. Nun gingen die übrigen vier Mädchen in die Menge. Sie waren eine jede bekleidet mit einem Schuhriemen, den sie sich zwischen die Schenkel gezogen hatten und der dort dergestalt verschwunden war, daß kaum einer seine Farbe Rot, Grün, Blau und Gelb sehen konnte. An Bauch und Rücken wurde das überaus schmale Gewand gehalten von einem um die Hüfte geschlungenen Faden.
Alfred Döblin, Moses Isegawa, Kees van Kooten, Mark Doty, Jerzy Pilch
De Duitse schrijver Alfred Döblin werd op 10 augustus 1878 geboren in Stettin.
Uit: Er is geen pardon (Vertaald door Pieter Cramer)
Je hoorde over aandelenkoersen en hun catastrofale dalingen, deze en gene had miljoenen verloren, er was ergens een geweldige zwendel aan het licht gekomen, waarbij ongelooflijke bedragen ter sprake kwamen, zodat de eenvoudige loon- en salarisontvanger de haren te berge rezen. Er werden stemmen gehoord die beweerden dat deze zaken met een verachtelijk speculantendom samenhingen, het hele beurswezen zou besmet zijn, en dan was het nog maar een kleine stap naar de simpele gevolgtrekking, waar de arme loon- en salarisontvanger altijd al zeker van was: de beurs zelf is een besmettelijke ziekte. Aanvankelijk konden ze zich er nog mee troosten dat de getroffen landen geografisch ver verwijderd lagen, de kleine man had het idee dat je de telefoonverbindingen eenvoudigweg kon verbreken, er een soort quarantainegordel omheen optrekken. Verder dacht men er niet meer aan. Want iedere blik vanuit het raam op de straat toonde dat alles als vroeger was, het werd voorjaar, het werd zomer, wie geld had, ging op reis, wie niet, bleef thuis, velen wisten helemaal niets van het verschrikkelijke, verre malheur, eigenlijk was dat ook het beste. Het was welbeschouwd het verstandigste om de krant op te zeggen, geen kranten meer te lezen, zich niet zenuwachtig te laten maken! ( )
Toen klonk er plotseling een weliswaar zachte, maar toch zeer doordringende jammerklacht, te vergelijken met kattegejank, uit industrie- en handelskringen op. Ze moesten geld terugbetalen. Op zich was dat niets bijzonders en zou het grote publiek, dat vreedzaam op zijn moordzaken en vliegtuigongelukken teerde, niet hebben opgewonden. Maar het waren zo ontzettend veel bedrijven en zulke grote, en die konden geen van alle betalen! Het waren zulke machtige firmas, wier namen door hun waanzinnige groei in de laatste tien jaar beroemd waren geworden, hun aandelenkapitalen groeiden bijna maandelijks met een nul, je kon spreken van namen die met een luisterrijke glans omgeven waren. Zij konden schulden niet afbetalen die ze op zich genomen hadden!
Alfred Döblin (10 augustus 1878 26 juni 1957)
De Oegandese schrijver Moses Isegawa (pseudoniem van Sey Wava)werd geboren op 10 augustus 1963 in Kawempe in Oeganda.
Uit: Snakepit
Bat Katanga did his first and only job interview inside a military helicopter, the missile-laden Mirage Avenger, owned by General Samson Bazooka Ondogar. In the years to come, his first impression of the machine would repeat itself in his mind like a leitmotif. The thing looked surreal, the spinning blades like whirling knives, the suns rays its only decoration. The military-green colour gave the monstrosity the look of a toad, some creature made for children to play with, or to dump things in. He had the sense that it would not take off, or if it did, that it would drop them in the lake. It reminded him of his return from Britain a fortnight before. Entebbe Airport had been empty, his plane the only plane on the tarmac, aside from the Learjet belonging to a famous astrologer. Since the coup, air traffic had dried up, except for the weekly Libyan and Saudi flights which brought supplies and a few intrepid passengers. For a moment, it felt as if the Avenger had been dispatched to take him to exile.
He remembered waking up early that morning with the feeling that his life was about to change in some major way, and showering for a very long time, as if shedding his skin, and putting on his best suit. He remembered leaving his friends house with the belief that the time had come to rise and face his destiny. It was as if the ground were shifting, making things rock and vibrate. He remembered arriving at the Parliament Building and standing at the gate, in the shadow of the massive statue of Marshal Amin Dada. The statue resembled the hundreds of its replicas stationed in towns all over the country. He remembered the big dark Boomerang 600 which picked him up, the door held open by a soldier, and dropped him at the Nile Perch Hotel.
Moses Isegawa (Kawempe, 10 augustus 1963)
De Nederlandse schrijver en cabaretier Kees van Kooten werd geboren op 10 augustus 1941 in Den Haag.
Uit: Mooiste Foto (Het groot bescheurboek)
Nu doet de westermens graag een Mooie Foto van zichzelf in zijn autopapierenportefeuille, waar hij opstaat hoe het ook anders kon, of uit de tijd dat zijn gezicht nog goedkwam na het opstaan.
- Dat ben jij toch niet wel?
- Wie? Oh die. Ja dat ben ik.
- Je lijkt hier heel iemand anders op.
- Nee dat lijkt maar zo.
- Hier haal ik jou helemaal niet uit.
- Ik ben het toch echt hoor.
- Je bent hier eigenlijk best knap.
- Knap? Laat eens zien. Jaja, ik zie wat je bedoelt.
- Echt een boeiende kop, heb je hier.
- Ja op die manier. En jij valt wel op dit type? Ik bedoel bij wijze van hoofd?
En dan lost zij plotseling op, of jezelf, want men is hem niet dagelijks, die daar op de foto. Heeft u zelf een Mooiste Foto van uzelf?
Dan zult u moeten toegeven dat dit evenmatig de minst op uw spiegel lijkende foto is! Mijn gemiddelde ligt op per tien jaar één Mooiste Foto van mijzelf. De eerste dateert uit de schoolbank en wel de bekende Lachende Schrijfhouding met Penhouder-foto. Mijn Mooiste Foto tot dan toe Twee stamt uit De Militaire Dienst want daar heb ik een voorhoofd na een speedmars met nat zwart zweethaar, de binnenhelm achterover en een sigaret met dichtgeknepen ogen, waarvan je zou zweren dat ik een filmfoto van een oorlogssoldaat was. Die heeft nu tien jaar gecirculeerd als op feestjes de fotoos werden rondgedeeld. Hier, dat is wel gek, daar zat ik nog in Dienst. Mijn laatste Mooiste Foto is echter mooier dan alles ooit van mijzelf genomen. Toevalsmooi? Zon, licht, houding en sluitertijd legden mij in onnaspeelbaar samenspel toch maar mooi op de gevoelige plaat! Loog de Lens? Misschien een voorbeeld dan: stel nu een twee meter veertig lange blonde vrouw eens op de camerahoogte op, met in allebei haar oog de goede focus, die mij in dezelfde sluiterflits waarnam van driemetervijfenveertig afstand. Aha: wat te bewijzen was. Zij zou mij geen haar minder hebben gezien dan even de camera deed, in casa mijn vrouw de fotogravin! Dus de geen homofiele beroepsfotograaf slaagt van mij waarschijnlijk elke maand een nieuwe Mooiste Foto te kieken!
De Amerikaanse dichter en schrijver Mark Doty werd geboren op 10 augustus 1953 in Maryville, Tennessee. Hij behaalde zijn Bachelor of Arts aan de Drake University in Des Moines en zijn Master of Fine Arts in creative writing aan het Goddard College in Vermont. Doty heeft al twaalf dichtbundels op zijn naam staan en drie bundels met memoires. Voor Fire to Fire: New and Selected Poems kreeg hij in 2008 de National Book Award for poetry.
Description
My salt marsh
-mine, I call it, because
these day-hammered fields
of dazzled horizontals
undulate, summers,
inside me and out-
how can I say what it is?
Sea lavender shivers
over the tidewater steel.
A million minnows ally
with their million shadows
(lucky we'll never need
to know whose is whose).
The bud of storm loosens:
watered paint poured
dark blue onto the edge
of the page. Haloed grasses,
gilt shadow-edged body of dune
I could go on like this.
I love the language
of the day's ten thousand aspects,
the creases and flecks
in the map, these
brillant gouaches.
The Embrace
You weren't well or really ill yet either;
just a little tired, your handsomeness
tinged by grief or anticipation, which brought
to your face a thoughtful, deepening grace.
I didn't for a moment doubt you were dead.
I knew that to be true still, even in the dream.
You'd been outat work maybe?
having a good day, almost energetic.
We seemed to be moving from some old house
where we'd lived, boxes everywhere, things
in disarray: that was the story of my dream,
but even asleep I was shocked out of narrative
by your face, the physical fact of your face:
inches from mine, smooth-shaven, loving, alert.
Why so difficult, remembering the actual look
of you? Without a photograph, without strain?
So when I saw your unguarded, reliable face,
your unmistakable gaze opening all the warmth
and clarity of youwarm brown teawe held
each other for the time the dream allowed.
Bless you. You came back so I could see you
once more, plainly, so I could rest against you
without thinking this happiness lessened anything,
without thinking you were alive again
Mark Doty (Maryville, 10 augustus 1953)
De Poolse schrijver Jerzy Pilch werd geboren op 10 augustus 1952 in Wisla. Hij studeerde Pools in Krakau en werkte daarna van 1989 tot 1999 als redacteur bij het liberaal-katholieke tijdschrift Tygodnik Powszechny. Sindsdien werkte hij als zelfstandig schrijver en als feuilletonist bij het tijdschrift Polityka en bij Dziennik. Hij debuteerde in 1988 met Wyznania twórcy pokątnej literatury erotycznej (Engels: Confessions of an author of illicit erotic literature")
Uit: His Current Woman(Vertaald door Bill Johnston)
Kohoutek was awake; he lay on his back and cogitated. What's to be done, dear Lord, what is to be done? Dear Lord, it's not that I'm taking Your name in vain, but for God's sake what's to be done? Over the roof of the house the frenzy of the November night intensified; it was eleven o'clock in the evening, but at that time of year it was already pitch black, the midpoint of a dark road with no turning back and no end in sight. The inhabitants of the house had long been sound asleep. Bright clouds were racing across the sky at a fearsome pace like canoes full of Indians; the eternally immobile hills seem to be entertaining all kinds of movement, while, over there, in the attic of the old slaughterhouse, my current woman is sleeping, wrapped up in three woolen blankets. What's to be done? What's to be done? What's going to happen tomorrow when someone notices that the three woolen blankets are not where they belong? And what's going to happen when mother notices that the bread has been cut crookedly and that a sizeable length of hunter's sausage is missing? I'll say that I ate it. Even then there'll be a row because I ate it any old how, instead of setting the table properly first. The blankets are more of a problem. Any moment now someone will notice that three woolen blankets aren't where they belong, and then the fun will begin in earnest.
The three woolen blankets are supposed to be on the wooden benches in the hearth room. At this time of year hardly anyone goes into the hearth room; actually, hardly anyone ever goes into the hearth room, but there's always the terrifying possibility that tomorrow someone might just pop in there. And if someone does, whoever it might be, Kohoutek's father, or his mother, or Oma, or Kohoutek's child, whoever it might be, there's no way they could fail to notice that three woolen plaid blankets are not in their place.
Robin Pilcher, Jorge Amado, René Crevel, Blanca Varela, Barbara Erskine, Piet Bakker
De Britse schrijver Robin Pilcher werd geboren op 10 augustus 1950 in Dundee. Hij is een zoon van de bestsellerauteur Rosamunde Pilcher. Pilcher werkte o.a. als camaraman en farmer voordat hij in 1999 debuteerde met An Ocean apart. Ondertussen is zijn werk in meerdere talen vertaald.
Uit: Wie ein Stern am Horizont (Starbust, vertaald door Regina Schneider)
Das mit dem Konfetti war ein echtes Phänomen. Die Hochzeit war nun zwei Wochen her, aber noch immer tauchten die kleinen, bunten Flocken überall in der Wohnung auf. Mal erschienen sie in geballten Massen unter dem nagelneuen Kingsize-Bett, mal wehten sie zu kleinen Haufen hinter dem Fernseher im Wohnzimmer zusammen; dann wieder schwebte eine einzelne Flocke sanft auf einer Wärmewelle um den Toaster in der Küche herum. Und auch wenn Tess sich genötigt sah, jeden Tag durch sämtliche Zimmer zu saugen, hatten die bunten Schnipsel sie anfangs mit einem Gefühl der Wonne erfüllt, denn mit ihnen kehrten die Erinnerungen an den schönsten Tag ihres Lebens wieder. Doch nun, als sie das Polohemd vom obersten Schrankregal nahm und ein neuer Konfettiregen auf die blank polierten Bodendielen des Schlafzimmers rieselte wie Schnee, der endlos vor sich hin taute , war sie es langsam leid. Tess hatte den leisen Verdacht, dass Allan dahintersteckte. Sie malte sich aus, wie er auf Zehenspitzen durch die Wohnung schlich und die bunten Papierblütenschnipsel wie Liebesstaub verstreute, um den Zauber ihres Hochzeitstages lebendig zu erhalten. Doch als sie ihn tags zuvor darauf angesprochen hatte er stand gerade splitterfasernackt vor dem Ganzkörperspiegel im Badezimmer und rasierte sich , war sie fast ein wenig enttäuscht, dass er es nicht gewesen sein wollte.
(whose importance must not be judged by the brevity of her appearance)
"In this year of headlong progress . . ." (FROM AN ILHÉUS NEWSPAPER OF 1925)
OF THE SUN AND THE RAIN AND A SMALL MIRACLE
IN THAT YEAR of 1925, when the idyll of the mulatto girl Gabriela and Nacib the Arab began, the rains continued long beyond the proper and necessary season. Whenever two planters met in the street, they would ask each other, with fear in their eyes and voices:
"How long can this keep up?"
Never had they seen so much rain. It fell day and night, almost without pause.
"One more week and we may lose everything."
"The entire crop . . ."
"God help us!"
The crop gave promise of being the biggest in history. With cacao prices constantly rising, this would mean greater wealth, prosperity, abundance. It would mean the most expensive schools in the big cities for the colonels' sons, homes in the town's new residential sections, luxurious furniture from Rio, grand pianos for the parlors, more and better-stocked stores, a business boom, liquor flowing in the cabarets, more women arriving in the ships, lots of gambling in the bars and hotels--in short, progress, more of the civilization everyone was talking about.
But this unending downpour might ruin everything. And to think that only a few months earlier the colonels were anxiously scanning the sky for clouds, hoping and praying for rain. All through southern Bahia the cacao trees had been shedding their flower, replacing it with the newly born fruit.Without rain this fruit would have soon perished.
The procession on St. George's Day had taken on the aspect of a desperate mass appeal to the town's patron saint. The gold-embroidered litter bearing the image of the saint was carried on the shoulders of the town's most important citizens, the owners of the largest plantations, dressed in the red gowns of the lay brotherhood. This was significant, for the cacao colonels ordinarily avoided religious functions. Attendance at Mass or confession they considered a sign of moral weakness. Church-going, they maintained, was for women.
Jorge Amado (10 augustus 1912 6 augustus 2001)
De Franse dichter en schrijver René Crevel werd geboren op 10 augustus 1900 in Parijs. Hij groeide op in een kleinbrgerlijke familie. Zijn vader pleegde zelfmoord toen hij veertien was. Crevel rebelleerde zijn hele leven tegen de bourgeoisie. Van 1918 tot 1922 studeerde hij literatuurwetenschappen aan de Sorbonne. Daar kwam hij in contact met dadaisten als Louis Aragon en André Breton. Vanaf 1925 begon hij te lijden aan tbc. In 1926 maakte hij kennis met Klaus Mann. Hij zette zich in voor het surrealisme, vanaf 1927 engageerde hij zich ook voor het marxisme. In 1935 pleegde hij zelfmoord.
Uit: Mon corps et moi
« D'un suicide auquel il me fut donné d'assister, et dont l'auteur-acteur était l'être, alors, le plus cher et le plus secourable à mon cur (son père), de ce suicide qui pour ma formation et ma déformation fit plus que tout essai postérieur d'amour ou de haine, dès la fin de mon enfance j'ai senti que l'homme qui facilite sa mort est l'instrument d'une force majuscule (appelez-la Dieu ou Nature) qui, nous ayant mis au sein des médiocrités terrestres, emporte dans sa trajectoire, plus loin que ce globe d'attente, les seuls courageux.
La vérité. Dès qu'un homme, dans une assemblée, parle de Dieu ou ce qui revient au même de la Vérité, avec un V majuscule et absolu, ses voisins de rire. Mais, interrogez chacun de ses voisins et ils vous avoueront leur effroi devant de tels mots. C'est que les uns ont renoncé (sans parvenir à n'y plus penser) aux problèmes essentiels , c'est que les autres ont essayé d'un arrangement provisoire (mettons humain) qui ne saurait les satisfaire. Je pense à cette phrase qu'un homme anxieux écrivit, réponse à des remarques désespérées : "Il y a beaucoup de grandeur dans un peu de vérité."
Beaucoup de grandeur dans un peu de vérité ?
Pourquoi ? Si j'ai rêvé d'une solitude telle que je ne serais pas tenté, le soir venu, de chercher le contact illusoire d'une chaleur humaine c'est bien que ce « un peu de vérité », au cours de toutes mes tentatives quotidiennes, ne m'a jamais contenté. C'est lui au contraire qui a permis au mensonge (le mien et celui des autres) de tenir debout, car si la vérité n'est susceptible d'aucun alliage et, par conséquent, apparaît étrangère à un monde où tout est fusion, le mensonge ne saurait être conçu à l'état pur, je veux dire sans ce "un peu de vérité" dont se contente notre aimable faiblesse. Ainsi, je ne vois point la possibilité d'un mensonge absolu non plus que d'une vérité relative. »
René Crevel (10 augustus 1900 18 juni 1935)
De Peruaanse dichteres Blanca Leonor Varela Gonzáles werd geboren in Lima op 10 augustus 1926. Varela studeerde aan de "Nationale Universiteit van San Marcos" waar zij andere toekomstige schrijvers zou ontmoeten, zoaals Sebastián Salazar Bondy, Javier Sologuren, Jorge Eduardo Eielson en haar latere echtgenoot, de beeldhouwer Fernando de Szyszlo. In 1949 ging zij naar Parijs. Daar leerde zij Octavio Paz kennen, die een sleutelfiguur in haar leven zou worden. Hij introduceerde de jonge Varela bij de kunstenaars en intellectuelen aldaar, zoals André Breton, Jean-Paul Sartre, Simone de Beauvoir, Henri Michaux, Alberto Giacometti en Fernand Léger en met Latijns-Amerikaanse schrijvers die toen in Frankrijk woonden als Carlos Martínez Rivas. Paz was het ook die haar overtuigde om haar gedichten te publiceren en een voorwoord schreef bij haar eerste bundel Ese puerto existe (1959). In 1962 keerde zij terug naar Lima en reisde nadien nog regelmatig naar de Verenigde Staten, Spanje en Frankrijk.
Varela kreeg de Medalla de Honor van het Nationaal Instituut voor de Peruviaanse Cultuur, de Premio Octavio Paz de Poesía y Ensayo, de Premio Internacional de Poesía Ciudad de Granada Federico García Lorca (2006, eerste vrouw ooit) en de Premio Reina Sofía de Poesía Iberoamericana (2007).
Haar werk werd vertaald in het Engels, Duits, Italiaans, Portugees, Russisch en Tsjechisch. Zij overleed op 12 maart van dit jaar.
Family Secret
I dreamed of a dog
a skinned dog
its body sang its red body whistled
I asked the other one
the one who turns out the light the butcher
what has happened
why are we in the dark
this is a dream you are alone
there is no one else
light does not exist
you are the dog you are the flower which barks
sharpen your tongue sweetly
your sweet black four-legged tongue
dreams scorch the skin of man
human skin burns disappears
only the mutt's red pulp is clean
the true light dwells in the crust of its eyes
you are the dog
you are the skinned mongrel every night
dream of yourself and let that be enough
I Go Bodiless
I go bodiless from the sun to the shady
water music of living shadow
through the narrowing vagina
which guides me from blindness to light
under the high echoing dome
in this colossal semblance of a nest
I touch the sea belly with my belly
I inspect my body meticulously
poke at my feelings
I am alive
Blanca Varela (10 augustus 1926 - 12 maart 2009)
De Britse schrijfster Barbara Erskine (eig. Barbara Hope-Lewis) werd geboren op 19 augustus 1944 in Nottingham. Zij studeerde middeleeuwse geschiedenis en schreef talrijke romans die al in twintig talen zijn vertaald. Veel van haar boeken werden bestsellers. Zij schrijft vaak een mix van hedendaagse en historische romans.
Uit: House of Echoes
Pulling into the long broad main street in Aldeburgh she sat still for a moment peering through the windscreen at the shops and houses. It was an attractive place, bright, neat and at the moment very quiet. Clutching her piece of paper she climbed out of the car and approached a man who was standing staring into the window of an antique shop. At his feet a Jack Russell terrier strained at the leash anxious to get to the beach. He glanced at her piece of paper. Crag Path? Through there. Overlooking the sea. He smiled. A friend of Edgar Gowers are you? Delightful man. Delightful. Unexpectedly he gave a shout of laughter as he strode away.
,Een figuur, waarvoor ik nooit een verklaring heb kunnen vinden, was de schandaalcolporteur. Die verscheen met het nijdasserige gezicht van den aarts-roddelaar plotseling in de straat en riep: Koopt en leest het schandaal, dat zich heden heeft afgespeeld tusschen een welbekend heer uit de Van Ostadestraat en zijn dienstmaagd! Hij droeg een pakje pamfletten onder den arm en keek de omstanders aan met oogen van: Ik weet mn weetje. En die omstanders keken terug met ernstige gelaten, waarop te lezen viel: Ja man, hou er van op, dr is zoo wat gemeenigheid in de wereld, maar ze dachten er niet aan om zoon papiertje te koopen.
Een straat verder galmde de colporteur, dat de menschen het schandaal moesten koopen en lezen van een welbekend heer uit de Rustenburgerstraat, hetgeen journalistiek verantwoord was, want de menschen interesseeren zich nu eenmaal het meest voor schandalen, die zich in hun onmiddellijke nabijheid zouden hebben afgespeeld. Wat er in zoon pamflet stond, ben ik nooit te weten gekomen. Was het stiekeme chantage? Ik weet het niet. Maar als om de paar maanden die sombere grafstem door de Van Ostade klonk, was ik altijd diep doordrongen van de zondigheid der menschen.
Henk Romijn Meijer, Linn Ullmann, Pierre Klossowski, Daniel Keyes
De Nederlandse schrijver en taalkundige Henk Romijn Meijer (eig. Henk Meijer werd geboren in Zwolle op 9 augustus 1929. Aan de Universiteit van Amsterdam studeerde hij Engels. In 1956 debuteerde hij met Consternatie dat in 1954 bekroond was met de Reina Prinsen Geerligsprijs. Uit die tijd stamt ook zijn pseudoniem. Gerard van het Reve, destijds redacteur van Tirade, vond de naam van Henk Meijer te kaal. "Hoe heet je moeder?", vroeg Reve. "Romijn", antwoordde Henk. Zo werd het dus Henk Romijn Meijer. Naast zijn schrijverschap ontplooide Romijn Meijer tal van andere activiteiten. Zo doceerde hij eerst Frans in Australië, keerde terug naar Nederland en werkte van 1959 tot 1987 bij het Engels Seminarium aan de Universiteit van Amsterdam, meestentijds als wetenschappelijk hoofdmedewerker Engelse en Amerikaanse literatuur, slechts onderbroken van 1963 tot 1964 toen hij studeerde in de Verenigde Staten en van 1979 tot 1981 toen hij lesgaf aan de Universiteit van Minnesota. Op zijn vakgebied schreef hij een groot aantal artikelen. Verder was hij als redacteur verbonden aan Literair Paspoort (1978-1982) en aan Maatstaf (vanaf 1982), alsook gastredacteur van Propria Cures (1983-1984). In 2004 ontving hij de Max Pam Award voor zijn bundel Alle verhalen tot nu toe.
Uit: Toen Reve nog Van het Reve was
Ik had Gerard voor het eerst ontmoet op het doctoraalfeest van een psychiater, in 1950 of 1951, de tijd, in ieder geval, toen De avonden nog mijn lijfboek was. Ik kende het uit mijn hoofd en mijn ogen rolden uit hun kassen toen ik iemand zo in het openbaar hoorde spreken, geheel in de trant van het boek. De auteur stelde zich voor in een virtuoze reeks schuttingwoorden en mengde zich daarna in een gesprek. Twee doktoren bespraken vakkundig een hartkwaal en Gerard ging op de leuning van een van hun stoelen zitten. Hij mengde zich in de discussie. Komt van het trappenlopen, zei hij, alsmaar de trap op en af, dat wordt te veel, dat is slecht... Het gesprek was verziekt en Gerard begaf zich naar de bar.
Zo'n twee weken daarna zag ik ze weer in Kriterion, Gerard en Hannie. Hij herkende me niet. Hannie herinnerde hem een paar keer aan het feest, toen schoot ik hem weer te binnen. Ik leerde ze kennen en bezocht ze af en toe in het huis aan de oude Galerij. Een enkele keer bleef ik eten. Vóór het maal gaf Gerard instructies hoe de gast zich aan tafel diende te gedragen. Belangrijk was onder meer dat hij zijn bord niet te dichtbij de rand van de tafel zou plaatsen, want de katten moesten tijdens het eten een zo vrij mogelijke doorgang behouden. Gerard hield van harde bokking en maakte de vis vóór het broodmaal zelf zo toegewijd schoon dat de poes er krols van werd. Hij kookte een Turks gerecht waarvan je ging boeren en demonstreerde de juiste manier waarop je die boeren moest laten: de rechterarm opgeheven, de vuist gebald. Hij bestudeerde de rode plek in mijn hals die ik aan het vioolspelen dankte. Heb je nou een of andere geslachtsziekte opgelopen, kerel? wilde hij weten en vroeg of mijn migraines spychologisch waren. Heb je niet een of andere menstruatiepil? vroeg hij Hannie. Hij wist iets beters, een natuurlijk geneesmiddel tegen de kwaal: Aftrekken, minstens vijf maal per dag. Van aftrekken krijg je juist hoofdpijn, zei ik en Hannie zei: Dat zegt Hermans ook. Waarop Gerard beloofde dat hij een vrouw voor me zou zoeken.
Henk Romijn Meijer (9 augustus 1929 23 februari 2008)
Uit: Stella Descending (Vertaald door Barbara Haveland)
The other night on the streetcar, I spotted a man I thought I knew. He was sitting very still, a few seats in front of me, gazing out the window. There wasn't much to see out there; the streets were deserted and it was dark and miserable, just the odd car swishing by. No one in the street, just flurries of snow chased by rain, and the wet white light of the streetlamps.
I saw him first from the back. He was wearing a brown leather jacket, his hair was thick and black--a handsome man, I thought, a man who walks tall and never stumbles. Just for a second I thought I saw a little girl dressed in red on the seat next to him, but then I gave my head a shake. What was I thinking? There was no child there. As if there would be, in such weather and at that time of night. There was no one on the streetcar but him and me--and the driver, of course. The man stood up and headed for the door at the front. We were approaching a stop.
"Martin Vold," I called out softly. "Is that you?"
The man turned around. His face was not familiar. I noticed two beady green eyes and a scar on his chin.
"You must be mistaken," he said, as the doors opened. "That's not me."
"No," I said, "that's not you. But good night, anyway, and watch your step out there. The pavement's slippery."
"Thanks, you too," said the man. "Good night."
It hasn't even been six months since the last time I had anything to do with him. That was at the beginning of September last year. The evening before Stella's funeral I called on him at home in Hamborgveien, up by the Lady Falls. We sat down at the large dark-brown dining table, and there we passed the night. He asked me to keep my voice down, so as not to wake the children. He did most of the talking. I asked questions.
Uit: Roberte, ce soir (Vertaald door Walter Van der Star)
Mijn oom Octave, vooraanstaand hoogleraar in de scholastiek aan de Universiteit van , leed onder zijn huwelijksgeluk alsof het een ziekte was en hij meende dat hij pas zou genezen als hij er anderen mee kon besmetten. Mijn tante Roberte was van het soort strenge schoonheid waarachter een wonderlijke neiging tot lichtzinnigheid schuil kon gaan; wie daar eenmaal achter is gekomen voelt zich tekort gedaan en heeft er spijt van dat hij niet doortastender is geweest. Merkwaardig genoeg beschouwde mijn oom zichzelf als het eerste slachtoffer van die dubbelzinnigheid; toen mijn tante dat merkte, nam ze een starre houding aan die nog afwerender was tegen al zijn ideeën. Hoe meer ze in die houding volhardde, des te raadselachtiger werd ze in de ogen van mijn oom; om van zijn verwarring verlost te zijn wist hij niets beters te verzinnen dan hun levens te onderwerpen aan een bepaalde wet van de gastvrijheid die binnen onze traditie onfatsoenlijk wordt gevonden. Mijn tante gold als een geëmancipeerde vrouw, maar ook daarin vergiste mijn oom zich; zeker is dat ze deze nieuwigheid afkeurde; maar vast staat ook dat ze zich meer dan eens aan dit gebruik heeft moeten onderwerpen. Dat verklaart nu voor mij de sfeer in het huis waar ik een zo veelbewogen puberteit heb doorgebracht. Mijn tante ging met me om als een broer en de professor had mij tot zijn favoriete leerling gemaakt. Vreemd was vooral dat ik als voorwendsel diende voor het uitoefenen van de gastvrijheid waarvan mijn tante het slachtoffer was. Ik was dertien toen ik door de Octaves werd geadopteerd. Mijn oom vond dat ik een huisonderwijzer moest hebben. Ik kreeg er achtereenvolgens drie, stuk voor stuk gekozen uit de naaste entourage van de Octaves. Ze ontvingen vaak gezelschap in hun zomerverblijf. Daaruit werd dan onverwachts een willekeurige gast verantwoordelijk gemaakt voor mijn opvoeding, en na een paar maanden of soms na een paar weken verdween hij weer. Ik kan niet ontkennen dat mijn tante Roberte bij mij hevige hartstochtelijke gevoelens had gewekt. Maar mijn oom had mijn emotionele verwarring doorzien en maakte daar op verraderlijke wijze gebruik van om zijn eigen perversiteit in mij te observeren. Zoals bij alle jongeren van mijn leeftijd was de hartstocht die ik voelde natuurlijk volkomen platonisch.
Pierre Klossowski (9 augustus 1905 12 augustus 2001)
I tolld Burt I saw ink spilld on a wite card. Burt said yes and he smild and that maid me feel good. He kept terning all the cards and I tolld him somebody spilld ink on all of them red and black. I thot that was a easy test but when I got up to go Burt stoppd me and said now sit down Charlie we are not thru yet. Theres more we got to do with these cards. I dint understand about it but I remembir Dr Strauss said do anything the testor telld me even if it dont make no sense because thats testing.
I dont remembir so good what Burt said but I remembir he wantid me to say what was in the ink. I dint see nothing in the ink but Burt sed there was picturs there. I coudnt see no picturs. I reely tryed to see. I holded the card up close and then far away. Then I said if I had my eye glassis I coud probaly see better I usully only ware my eyeglassis in the movies or to watch TV but I sed maybe they will help me see the picturs in the ink. I put them on and I said now let me see the card agan I bet I find it now.
I tryed hard but I still coudnt find the picturs I only saw the ink. I tolld Burt mabey I need new glassis. He rote somthing down on a paper and I got skared of faling the test. So I tolld him it was a very nice pictur of ink with pritty points all around the eges but he shaked his head so that wasnt it neither. I asked him if other pepul saw things in the ink and he sed yes they imagen picturs in the inkblot. He tolld me the ink on the card was calld inkblot.
Burt is very nice and he talks slow like Miss Kinnian dose in her class where I go to lern reeding for slow adults. He explaned me it was a raw shok test. He sed pepul see things in the ink. I said show me where. He dint show me he just kept saying think imagen theres something on the card. I tolld him I imaggen a inkblot. He shaked his head so that wasnt rite eather. He said what does it remind you of pretend its something. I closd my eyes for a long time to pretend and then I said I pretend a bottel of ink spilld all over a wite card. And thats when the point on his pencel broke and then we got up and went out.
P. L. Travers, Leonid Andreyev, John Oldham, Izaak Walton
De Australische schrijfster Pamela Lyndon Travers werd als Helen Lyndon Goff op 9 augustus 1899 geboren in Maryborough in Australië. Samen met haar twee zusjes groeide ze op op een suikerplantage. Ze was pas een tiener toen ze al ze gedichten publiceerde en als actrice met een toneelgezelschap door Australië en Nieuw-Zeeland reisde. In 1924 verhuisde ze naar Engeland, waar ze zich onder het pseudoniem P.L. Travers helemaal op een schrijfcarrière stortte. Af en toe werd er een gedicht van haar gepubliceerd, maar het echte succes kwam pas tien jaar later, toen Mary Poppins uitkwam. Travers schreef nog vijf leesboeken over de beroemde kinderjuffrouw, naast andere romans, dichtbundels en informatieve boeken. In 1964 kwam de Disneyfilm Mary Poppins uit.
Uit:Mary Poppins
If you want to find Cherry-Tree Lane all you have to do is ask the Policeman at the cross-roads. He will push his helmet slightly to one side, scratch his head thoughtfully, and then he will point his huge white-gloved finger and say: First to your right, second to your left, sharp right again, and youre there. Good-morning.
And sure enough, if you follow his directions exactly, you will be thereright in the middle of Cherry-Tree Lane, where the houses run down one side and the Park runs down the other and the cherry-trees go dancing right down the middle.
If you are looking for Number Seventeenand it is more than likely that you will be, for this book is all about that particular houseyou will very soon find it. To begin with, it is the smallest house in the Lane. And besides that, it is the only one that is rather dilapidated and needs a coat of paint. But Mr. Banks, who owns it, said to Mrs. Banks that she could have either a nice, clean, comfortable house or four children. But not both, for he couldnt afford it.
And after Mrs. Banks had given the matter some consideration she came to the conclusion that she would rather have Jane, who was the eldest, and Michael, who came next, and John and Barbara, who were Twins and came last of all. So it was settled, and that was how the Banks family came to live at Number Seventeen, with Mrs. Brill to cook for them, and Ellen to lay the tables, and Robertson Ay to cut the lawn and clean the knives and polish the shoes and, as Mr. Banks always said, to waste his time and my money.
P. L. Travers (9 augustus 1899 23 april 1996)
De russische schrijver Leonid Andreyev werd geboren op 9 augustus 1871 in Orjol. Na zijn studie rechten werkte hij korte tijd als advocaat. Later was hij werkzaam als journalist en feuilletonist. Hij sympathiseerder aanvankelijk met de revolutie, maar na het mislukken ervan werd hij conservatief. Ook de dood van zijn vrouw droeg bij aan een pessimistische geesteshouding, evenals de invloed van schrijvers als Schopenhauer, Tolstoi en Dostojevski. Zijn belangrijkste toneelstuk K swjosdam (Hinauf zu den Sternen) voltooide hij in 1905.
Uit:Hinauf zu den Sternen (Vertaald door Frank Jankowski)
Eine Sternwarte in den Bergen. Später Abend. Die Bühne stellt zwei Zimmer dar; das erste eine Art großes Speisezimmer mit weißen, dicken Wänden; an den Fenstern, hinter denen etwas Weißes herumwirbelt, sehr breite Fensterbretter; ein riesiger Kamin, in dem Holzscheite brennen. Schlichte, strenge Einrichtung, in der Polstermöbel und Vorhänge fehlen. Einige Stiche: Portraits von Astronomen. Eine Treppe, die zur Bibliothek und zum Arbeitszimmer Ternovskijs hinaufführt. Das hintere Zimmer ist ein geräumiges Arbeitszimmer, das im Großen und Ganzen dem ersten gleicht, nur ohne Kamin. Einige Tische. Fotos von Sternen und von der Mondoberfläche, einige höchst einfache Geräte. Pollak, ein Assistent Ternovskijs, sitzt an seiner Arbeit. Im vorderen Zimmer unterhalten sich Inna Alexandrovna und Zhitov miteinander; Petja liest; Luntz geht auf und ab. Am Herd kocht die deutsche Köchin einen Kaffee. Hinter den Fenstern das Pfeifen und Heulen eines Gebirgs-Schneesturms. Im Kamin knackt das Holz. In regelmäßigen Abständen läutet die Glocke, die den im Wald Verirrten zur Orientierung dient.
INNA: Ständig dieses Geläute - und dabei so sinnlos. Wenn wenigstens jemand käme. Seit vier Tagen keine Nachricht! Man sitzt die ganze Zeit da und fragt sich, ob da draußen noch Menschen leben.
PETJA: (sich vom Buch losreißend) Wer soll denn kommen? Wer kommt denn schon hierher?
INNA: Vielleicht jemand vom Tal...
PETJA: Die haben bestimmt was Besseres zu tun, als hier in den Bergen rumzukraxeln.
ZHITOV: Ja, ein etwas schwieriges Unterfangen. Es gibt ja nicht mal einen Weg... wie in einer belagerten Stadt - man kommt nicht hierher und man kommt nicht von hier weg.
INNA: Und wir haben kaum noch etwas zu essen im Haus.
Zhitov: Dann müssen wir eben ein bißchen kürzer treten.
INNA: Sie haben gut reden, Vassilij Vassilitsch, Sie sind wie ein Bär und werden eine Woche lang von Ihrem eigenen Fett satt, - aber was ich mit Sergej Nikolajitsch machen?
Zhitov: Legen Sie ihm doch auch ein kleines Polster an - so wie wir Bären es machen. Luntz, he Luntz, warum setzen Sie sich nicht hin?
Luntz antwortet nicht, geht umher.
INNA: Was für eine Gegend! Halt, still, da hat doch jemand geklopft. Seid doch mal ruhig! (horcht) Nein, doch nicht. Ein Schneesturm! Sowas gibt es ja nicht mal bei uns in Rußland!
Leonid Andreyev(9 augustus 1871 12 september 1919)
Portret door Ilja Repin
De Engelse dichter en vertaler John Oldham werd geboren in Shipton Moyne (Gloucestershire) op 9 augustus 1653. Hij bezocht het gymnasium Tetbury Grammar School en behaalde zijn B.A. aan de Universiteit van Oxford in 1674. Vervolgens verdiende hij de kost als leraar. Oldham imiteerde onder meer de klassieke satires van Juvenalis. Tot zijn bekendste werken behoren A Satyr upon a Woman,who by her Falsehood and Scorn was the Death of My Friend (1678), A Satyr against Vertue (1679), Satyrs upon the Jesuists (1681) en de ode Upon the Works of Ben Jonson.Zijn vertalingen van Juvenalis verschenen na zijn dood. John Oldham overleed op 30-jarige leeftijd aan pokken.
A Quiet Soul
Thy soul within such silent pomp did keep,
As if humanity were lull'd asleep;
So gentle was thy pilgrimage beneath,
Time's unheard feet scarce make less noise,
Or the soft journey which a planet goes:
Life seem'd all calm as its last breath.
A still tranquillity so hush'd thy breast,
As if some Halcyon were its guest,
And there had built her nest;
It hardly now enjoys a greater rest.
John Oldham (9 augustus 1653 - 9 december 1683)
De Engelse schrijver Izaak Walton werd geboren in Stafford op 9 augustus 1593. Er staan slechts enkele werken op zijn naam: een aantal biografieën en het zeer populair geworden boek The Compleat Angler, over zijn hobby, het vissen. Het boek werd voor het eerst gepubliceerd in 1653 en vervolgens steeds aangevuld en bewerkt in vijf volgende edities. Walton raakte bevriend met de dichter en geestelijke John Donne en maakte spoedig daarna kennis met George Herbert, bisschop Sanderson en Sir Henry Wotton. Deze laatste was bezig met de voorbereiding van een biografie van Donne en, wetend dat Walton in zijn vrije tijd wel eens iets schreef, vroeg hij hem te helpen met het verzamelen van materiaal. Wotton overleed echter in 1639, waarop Walton de biografie zelf voltooide (1640). Een biografie van Wotton verscheen in 1651, die van George Herbert in 1670 en van bisschop Sanderson in 1678. Hij vulde deze Lives voortdurend aan. De biografieën waren vriendelijk en welwillend van aard, enkele van de beschrevenen deelden zijn passie voor de vissport.
Uit: The Compleat Angler
Take your Trout, wash, and dry him with a clean napkin; then open hime, and, having taken out his guts, and all the blood, wipe him very clean within, but wash him not.; and give him three scotches with a knife to the bone, on one side only. After which take a clean kettle, and put in as much hard stale beer (but it must not be dead), vinegar, and a little white wine, as will cover the fish you intend to boil; then throw into the liquor a good quantity of salt, the rind of a lemon, a handful of sliced horse-radish root with a handsome fagot of rosemary, thyme, and winter-savory. Then set your kettle upon a quick fire of wood, and let your liquor boil up to the height before you put in your fish; and then, if there be many, put them in one by one, that they may not so cool the liquor, as to make it fall. And whilst your fish is boiling, beat up the butter for your sauce with a ladleful or two of the liquor it is boiling in. And, being boiled enough, immediately pour the liquor from the fish; and, being laid in a dish, pour your butter upon it; and strewing it plentifully over with shaved horse-radish, and a little pounded ginger, garnish your sides of your dish, and the fish itself with a sliced lemon or two, and serve it up.
Uit: The Tattered Cloak (Vertaald door Marian Schwartz)
Nine years. No, I can't believe it. Do things really happen like that? Why? Why, though I had committed no crime, did I end up standing at an ironing board for nine years lifting a heavy iron? The first few days I came home and cried all night at the impossibility of fulfilling my own destiny. Then I stopped crying and came to the conclusion that the people around me were right: my work was clean and my job steady; my documents were in order; and my wage was sufficient for me to live in the way I was expected to. After all, I had no education, no looks, and no talent, so what else could I possibly be good for?
And I saved. Never in all those years did I buy myself a single extra or unnecessary item. All the stockings, shoes, dresses, and underwear I wore were the plainest possible, and I went for years without buying gloves or a hat. I brought enough into the house for myself and Father, and the little left over I kept in a thick book on the shelf above my bed, a cookbook that no one had used in a long time. I heard about people putting money away for an operation, for their teeth, for a trip to the seashore, for a new sideboard, or simply for their old age. From the very outset I got the idea of going to Italy one day. I didn't know quite what I was going to see in Italy- paintings, or cities, or just its dark nights and orange groves, the cypresses in its cemeteries. But I had a feeling one day my dream would come true. All by myself I would go to Italy, Genoa, Rome. Why? To see what I had never ever seen.
In all those years only one single time was I able to get away from that life. That was five years ago, when Cavalry Captain Golubenko proposed to me. Captain Golubenko, one of the most valorous of Varvara's visitors, was over forty and owned an electrical supply store. He was a dark, hirsute, lively man, at one time quite the daredevil and dragon slayer, but now his passion was balalaika orchestras, Russian cooking, and singing at the table.
Nina Berberova (8 augustus 1901 26 september 1993)
De Duitse schrijver en journalist Gernot Wolfram werd geboren op 8 augustus 1975 in Zittau en groeide op in Nürtingen. Hij studeerde germanistiek en communicatiewetenschappen in Tübingen en Berlijn. Daarna werkte hij voor o.a. de Frankfurter Allgemeine, de Welt en de Süddeutsche Zeitung. In 2002 ontving hij de Walter-Serner-Preis.
Uit: Der Fremdländer
Herr L. ist ein schriftstellernder Exilchinese. Dabei ist ihm die Bezeichnung Exilchinese gleichgültig. Selbst wenn morgen aus China ein amerikanischer Bundesstaat würde und man mit dem Verkauf von freien Büchern auf dem freien Markt eine Menge Geld verdienen könnte, würde er nicht zurück in sein Heimatland gehen. Er würde in der engen, leicht ansteigenden Straße mit den im Sommer nach Seegras duftenden Bäumen wohnen bleiben (den Seegrasduft in den Bäumen Berlins hat er, wie er nicht ohne Stolz sagt, zweifelsohne als einer der Ersten entdeckt). Er würde weiterhin seine
zwei Zimmer penibel sauber halten, morgens, vor Arbeitsbeginn, die Tasten seines tragbaren Computers mit einem Pinsel von Staubflusen befreien und von Zeit zu Zeit zum Beispiel, wenn einmal im Monat die schon vor Jahren in London abonnierte Exilzeitung mit dem Geldscheck des Bruders eintrifft einen längeren Blick auf das Plakat im Wohnzimmer werfen, das eine ihm vertraute Häuserzeile in Peking zeigt.
In einem dieser Häuser mit den schiefen Balustraden wurde er 1927 geboren; dort ist seine jüngere
Schwester, eine Jungkommunistin, in den vierziger Jahren an einer diffusen Krankheit gestorben, und dort hat man ohne langes Zögern seinen Vater abgeholt, als irgendjemand meldete, der Vater habe während einer Abstimmung absichtlich zum falschen Zeitpunkt die Hand gehoben.
Dort hat er auch das letzte Mal, vor der Konfiszierung der Wohnung, seine Wörterbücher gesehen.
L. sagt des Öfteren, er habe sie damals wie eine Kostbarkeit gehütet. Sie waren sein Rüstzeug bei der
Vorbereitung für das Treffen des Großen Vorsitzenden mit einer ostdeutschen Delegation im Oktober
1954.
Da hatte er, von den Genossen wegen seiner Körpergröße und Schüchternheit Kleiner L. gerufen, in einem langen, sauberen Saal die lapidaren Gespräche der Ostberliner Delegation übersetzt.Von der Pekinger Universität war er dem Außenministerium als glänzender Deutschkenner empfohlen worden.
De Oostenrijkse schrijver Klaus Ebner werd geboren op 8 augustus 1964 in Wenen. Hij studeerde Romaanse en Duitse filologie en vertaalwetenschap in Wenen. In dezelfde tijd was hij werkzaam voor een literaire vereniging. Tussen 1983 en 1986 werkte hij mee aan het tijdschrift TEXTE. Na zijn studie gaf hij taalcursussen en werkte hij in opleidingsprojecten op IT gebied. Ebner schrijft gedichten, essays en (korte) verhalen.
Uit: Der Ruch von Kaffee
Hätte er mir das auf der Straße gesagt, einfach so, zwischen den Passanten, dann wäre ich weitergegangen, ohne ihn überhaupt eines Blickes zu würdigen. Aber es passierte in der Schnellbahn, als ich mit Ina nach Wiener Neustadt fuhr. Wir tratschten seit Minuten und kicherten über die Eskapaden unseres Jungchefs, der jede Woche für spannende Neuigkeiten sorgte. Ein anderer Fahrgast war uns schon mindestens zwanzig Minuten gegenübergesessen; ein älterer Herr, dunkler Anzug, Rollkragenpulli schickes Outfit, vor allem in seinem Alter. Dass dass er uns jedoch beobachtet hatte, war mir nicht einmal aufgefallen.
Er wandte sich mit einer Entschuldigung an uns, das heißt, mehr an mich, dass er uns unterbreche, und stellte sich als Samy Walder vor. Er sei Kunstmaler und habe sein Atelier in Wien, reise aber gern aufs Land, um sich neue Impressionen zu holen. Er sah mir direkt in die Augen, als er meinte, in Fachkreisen und an der Akademie werde er für seine Aktmalerei geschätzt, und er suche stets nach geeigneten Modellen, nach normalen Menschen, wie er betonte, nicht irgendwelchen aufgetakelten Kosmetikgesichtern oder plastisch modifizierten Hochglanzkörpern, und er fände es schön, wenn auch ich mich mit dem Gedanken anfreundete, ihm für ein Gemälde, und dabei denke er an Öl oder Acryl, Modell zu stehen. Er sagte tatsächlich, er fände es schön, in einer ruhigen, sehr angenehmen Stimme, überhaupt nicht aufdringlich, ganz im Gegenteil, sehr sympathisch und nett, ohne den Eindruck zu erwecken, es unbedingt darauf anzulegen. Dann hielt er uns eine Visitkarte hin, auf der sein Name aufgedruckt war, Samy Walder, und eine Adresse im sechsten Bezirk.
Kurz bevor der Laden zumachte, tauchte plötzlich Hänschen Hoh-mann dort auf. Hänschen Hohmann war nicht an der Uni, sondern nach der Schule sang- und klanglos von der Bild-fläche verschwunden. Lu sagte, ist das nicht Hänschen Hohmann, und ich sagte, hat sich ziemlich verändert, oder. <BR>Wir hatten, als wir unsere Abschlußzeugnisse hatten, alle noch etwas vor der Aula herumgestanden und Adressen getauscht und gesagt, daß wir uns nicht aus den Augen verlieren würden, und das Adressentauschen wäre eigentlich gar nicht nötig gewesen, weil wir uns alle über kurz oder lang an der Uni über den Weg gelaufen sind und die meisten längst neue Adressen hatten, die wir in-zwischen auch schon getauscht hatten, bloß Hänschen Hohmann war einfach nicht in der Aula erschienen, als es die Abschlußzeugnisse gab und das Schulorchester dazu spielte, und dann war er einfach verschwunden und nie an der Uni oder im Kommunikationszentrum aufgetaucht, und plötzlich stand er da und hatte sich ziemlich verändert. Er stand alleine...
Lieber Sohn ich muß Dich so nennen dürfen. Wenn ich hier sitze und meine Lebensgeschichte niederschreibe, weiß ich, daß Du eines Tages ins Dorf kommen wirst. Vielleicht schlenderst Du an der Bäckerei in der Waldemarstraße vorbei und bleibst vor dem Goldfischglas stehen. Du weißt selber nicht, warum Du gekommen bist, aber ich weiß, daß Du nach Dorf kommst, um die Geschichte der Purpurlimonade und der magischen Insel weiterzuführen. Ich schreibe im Januar 1946 und bin noch ein junger Mann. Wenn Du mir in dreißig oder vierzig oder mehr Jahren begegnest, werde ich alt und weißhaarig sein. Deshalb schreibe ich Dir auch für die Zeit, die nach mir kommt. Das Papier, auf dem ich schreibe, ist wie ein Rettungsfloß, unbekannter Sohn. Ein Rettungsfloß kann in Wind und Wetter dahintreiben, ehe es vielleicht auf einen Hafen in der Ferne zusteuert. Aber manche Flöße segeln in eine ganz andere Richtung. Sie segeln aufs Morgenland zu. Und von dort' führt kein Weg zurück. Woher ich weiß, daß gerade Du die Geschichte weitertragen wirst? Ich werde es sehen, wenn Du auf mich zukommst, mein Sohn. Ich werde sehen, daß Du das Zeichen trägst. Ich schreibe auf norwegisch, damit Du alles verstehst, und auch, weil die Dörfler die Geschichte der Zwerge nicht lesen sollen. Dann würde das Geheimnis der magischen Insel zur Sensation, aber eine Sensation ist immer dasselbe wie eine Neuigkeit, und eine Neuigkeit hat nie ein langes Leben. Sie erregt Aufmerksamkeit, dann wird sie vergessen. Aber die Geschichte der Zwerge darf nie im Geflimmer der Neuigkeiten untergehen. Es ist besser, daß nur ein Mensch das Geheimnis der Zwerge kennt, als daß alle Menschen es vergessen.
Uit: Slangen & piercings (Vertaald door Paul Wijsman)
Ama lachte een beetje dom. Ik weet niet hoe het komt, maar Ama kijkt heel dom wanneer hij lacht. Misschien komt het doordat het gebied rond de piercing in zijn onderlip gaat hangen als hij zijn mond opentrekt. Ik had altijd het beeld in mijn hoofd dat punks als Ama voortdurend marihuana roken en seksorgies hebben, maar niet iedereen blijkt zo te zijn. Ama was altijd heel aardig, en hoewel het niet bij zijn image paste, kon hij enorm charmant zijn.
Hitomi Kanehara (Tokyo, 8 augustus 1983)
De Duitstalige schrijver Franco Biondi werd geboren op 8 augustus 1947 in Forli in Italië. Hij geldt als de nestor van de zogenoemde gastarbeidersliteratuur. Hij kwam toen hij achttien was samen met zijn vader naar de Bondsrepubliek. Hij werkte tien jaar lang o.a. als lasser. In de avonduren behaalde hij zijn gymnasiumdiploma. Daarna studeerde hij tot 1982 psychologie. In 1979 debuteerde hij met een bundel gedichten Nicht nur gastarbeiterdeutsch. Er volgden meer gedichten, novellen, verhalen en romans.
Uit: Karussellkinder
Über dem Rummelplatz war es sehr bewölkt. Die Böen fegten Papier über den Platz. Nichtsdestotrotz flanierten etliche Leute auf und ab. Karusselle und Buden waren mäßig besucht. Babbo sagte: Wir drehen noch eine Runde. Als er sich umsah, meinte er, dass es sich nicht lohnen würde, den Tisch mit dem Würfelspiel aufzustellen. Dennoch ging er zum Platzverwalter und bat um eine Genehmigung. Dieser zierte sich und gab ihm eine unter der Hand, sogar ohne Zusatzzahlung. Den Nachmittag verbrachten sie in der Osteria vor dem Rathaus. Dario klebte sein Gesicht an die Fensterfront, Moro seine Lippen an das Weinglas. Es dämmerte. Die Luna Park Lichter gingen an und legten einen glitzernden Mantel über das Städtchen. Moro tauchte seine gute Laune in das Lichtgefunkel ein, Dario hinterher. Die Böen waren inzwischen rar geworden und überraschten die Leute nur dann und wann mit einem kräftigen Windschlag. Inmitten des Rummelplatzes wimmelte es von Besuchern. Es sieht gut aus, sagte Moro und suchte einen Platz im Licht, wo der Tisch aufgestellt werden konnte. Vom Dodge holten Vater und Sohn das Würfelspiel. Kaum waren Plane, Würfel und Würfelkorb auf den Tisch gelegt, sammelten sich Neugierige um das Spiel.
Ik ben een kind, Van God bemind, En tot geluk geschapen. Zijn liefde is groot; 'k Heb speelgoed, kleedren, melk en brood, Een wieg om in te slapen!
Ik leef gerust; Ik leer met lust; Ik weet nog van geen zorgen. Van 't spelen moê, Sluit ik mijn oogjens 's avonds toe, En slaap tot in den morgen.
Geloofd zij God Voor 't ruim genot Van zoo veel gunstbewijzen! Mijn hart en mond, Zal hem, in elken morgenstond, En elken avond prijzen.
Hieronymus van Alphen (8 augustus 1746 2 april 1803)
De Duitse dichter Reinhold Hauschka werd geboren op 8 augustus 1926 in Aussig in Bohemen. Hij is vooral bekend geworden door zijn aforismen. Hauschka studeerde in Regensburg en München filosofie, pedagogie, theologie. Na zijn promotie werkte hij bij de Höhere Bibliotheksdienst in Beieren. Sinds 1965 verschenen 31 boeken, waarvan 17 bundels met aforismen.
Aforismen
Was nützt es dem Menschen, wenn er Lesen und Schreiben gelernt hat, aber das Denken anderen überläßt?
Der Verstand ist wie eine Fahrkarte: Sie hat nur dann einen Sinn, wenn sie benutzt wird.
Genau die Kraft, die gefehlt hat, um einen Sieg zu erringen braucht man, um eine Niederlage zu verkraften.
Reinhold Hauschka (Aussig, 8 augustus 1926)
Aussig, Ferdinandshöhe (Geen portret beschikbaar)
De Amerikaanse schrijfster Marjorie Kinnan Rawlings werd geboren op 8 augustus 1896 in Washington. Zij groeide op en volgde een opleiding in Madison, Wisconsin. Later werkte zij als journaliste in New York. Haar eerste succes als schrijfster boekte zij in 1933 met de roman South Moon Under. De grote doorbraak kwam echter met haar roman The Yearling uit 1938. Haar autobiografische roman Cross Creek werd in 1983 verfilmd.
Uit: The Yearling
A column of smoke rose thin and straight from the cabin chimney. The smoke was blue where it left the red of the clay. It trailed into the blue of the April sky and was no longer blue but gray. The boy Jody watched it, speculating. The fire on the kitchen hearth was dying down. His mother was hanging up pots and pans after the noon dinner. The day was Friday. She would sweep the floor with a broom of ti-ti and after that, if he were lucky, she would scrub it with the corn shucks scrub. If she scrubbed the floor she would not miss him until he had reached the Glen. He stood a minute, balancing the hoe on his shoulder. The clearing itself was pleasant if the unweeded rows of young shafts of corn were not before him. The wild bees had found the chinaberry tree by the front gate. They burrowed into the fragile clusters of lavender bloom as greedily as though there were no other flowers in the scrub; as though they had forgotten the yellow jessamine of March; the sweet bay and the magnolias ahead of them in May. It occurred to him that he might follow the swift line of flight of the black and gold bodies, and so find a bee-tree, full of amber honey. The winter's cane syrup was gone and most of the jellies. Finding a bee-tree was nobler work than hoeing, and the corn could wait another day. The afternoon was alive with a soft stirring. It bored into him as the bees bored into the chinaberry blossoms, so that he must be gone across the clearing, through the pines and down the road to the running branch. The bee-tree might be near the water. He stood his hoe against the split-rail fence. He walked down the cornfield until he was out of sight of the cabin. He swung himself over the fence on his two hands. Old Julia the hound had followed his father in the wagon to Grahamsville, but Rip the bull-dog and Perk the new feist saw the form clear the fence and ran toward him. Rip barked deeply but the voice of the small mongrel was high and shrill. They wagged deprecatory short tails when they recognized him. He sent them back to the yard.
Marjorie Kinnan Rawlings (8 augustus 1896 14 december 1953)
Ein Taschenkrebs und ein Känguruh, Die wollten sich ehelichen. Das Standesamt gab es nicht zu, Weil beide einander nicht glichen.
Da riefen sie zornig: "Verflucht und verdammt Sei dieser Bürokratismus!" Und hingen sich auf vor dem Standesamt An einem Türmechanismus
Heimatlose
Ich bin fast Gestorben vor Schreck: In dem Haus, wo ich zu Gast War, im Versteck, Bewegte sich, Regte sich Plötzlich hinter einem Brett In einem Kasten neben dem Klosett, Ohne Beinchen, Stumm, fremd und nett Ein Meerschweinchen. Sah mich bange an, Sah mich lange an, Sann wohl hin und sann her, Wagte sich Dann heran Und fragte mich: "Wo ist das Meer?"
Wie mag er aussehen?
Wer hat zum Steuerbogenformular den Text erfunden? Ob der in jenen Stunden, da er dies Wunderwirr gebar, wohl ganz --- oder total --- war?
Du liest den Text. Du sinnst. Du spinnst. Du grinst - "Welch Rinds" - Und du beginnst wieder und wieder. Eisigkalt kommt die Vision dir "Heilanstalt".
Für ihn? Für dich? - Dein Witz erblaßt. Der Mann, der jenen Text verfaßt, was mag er dünkeln oder wähnen? Ahnt er denn nichts von Zeitverlust und Tränen?
Wir kommen nicht auf seine Spur. Und er muß wohl so sein und bleiben. Auf seinen Grabstein sollte man nur den Text vom Steuerbogen schreiben.
Joachim Ringelnatz (7 augustus 1883 17 november 1934)
De Australische schrijverJohn Birmingham werd geboren op 7 augustus 1964 in Liverpool, Engeland. In 1970 emigreerden zijn ouders naar Australië. Hij begon al met publiceren op de University of Queensland. Zijn bekendste werk is He Died With A Felafel In His Hand uit 1994. Van dit boek werd een toneelstuk gemaakt, een film en ook een stripboek. In 1997 verscheen The Tasmanian Babes Fiasco. Andere werken van hem zijn The Search for Savage Henry, How To Be A Man en Off One's Tits. Voor Leviathan: the unauthorised biography of Sydney ontving hij in 2002 de National Prize For Non-Fiction.
Uit: Without Warning
Pitié-Salpêtrière Hospital, Paris
The killer awoke, surrounded by strangers. An IV line dripped clear fluid through a long, thick needle punched into the back of her right hand. Surgical tape held the silver spike in place and tugged at the fine blond hairs growing there. The strangersall womenleaned in, their faces knotted with anxiety, apparently for her. But she stared instead at her hands, which lay in her lap on a thin brown blanket. They looked strong, even masculine. She turned them over, examining them. The nails were cut short. Calluses disfigured her knuckles, the heels of both palms, and the sides of her hands, from the base of both little fingers down to her wrists. The more she stared, the more unsettled she became. Like the women gathered around her bed, those hands were completely alien to her. She had no idea who she was.
Cathy? Are you all right?
Nurse! somebody called out.
The strangers, three of them, seemed to launch themselves at her bed, and she felt herself tense up, but they simply wanted to comfort her.
Doctor. Shes awake, one of them said in French.
She felt soft hands patting her down, stroking her the way you might comfort a child whos suffered a bad fright. Cathythat wasnt her name, was it?Cathy tried not to panic or to show how much she didnt want any of these women touching her. They looked like freaks, not the sort of people shed want as friends. And then she remembered. They werent her friends.
Depends Theres an awful lot of crime. You cant really go out after eight in the evening Theres loads of stuff around to buy, but you have to work like a horse.
Of course. Cant get anything for nothing.
Here at least you can walk round the streets at night.
I wouldnt speak too soon. Just in the last two years weve had two murders round our house. And robbery.
Just coincidence.
Oh yeah, you reckon!
The point is Americans are always scared about somethingfrightened theyll be kicked out of their job or their wifes going to get raped or their car stolen theyre scared stiff the whole time
De bozbezbozzel lijkt wat op Een jenk, maar heeft een klein're kop.
Zijn poten staan steeds twee aan twee Als eenmaal bij het stekelree.
Hij hinnikt als een maliepaard, En als het sneeuwt heeft hij een staart.
Wanneer die staart zijn kop zou zijn, Was hij precies een spieringzwijn.
En als hij zeven staarten had, Een kossosale kolbakrat.
Nu lijkt hij nog het meeste op Een jenk, maar met een klein're kop.
Eight days a week
als mijn vrouw met de bus naar de stad gaat hoop ik altijd dat ze halte ziekenhuisplein instapt: dan kan ik haar net zolang nakijken als wanneer ze halte vogelplein neemt en zie ik haar bovendien nog een keer voorbijkomen in de bus
Cees Budding (7 augustus 1918 - 24 november 1985)
Nobody goes into choir music for the wrong reasons.But orchestra... do you know what you're getting into?You're getting into opera for one thing.Don Juan and Mephistopheles, pagan goddesses screeching and being strangled and thrown off balconies.And even if you stick
to concert music, where are the Christian composers?Modern ones are existentialists, the romantics were secular humanists, the 18th century was all rationalists, and the 17th were Italian except for Bach.And you can't make a living playing Bach.In the Bible, we read about people singing and playing musical instruments, including the harp, the last trump, the cymbal, the psaltery.But in the Bible, music was in praise of the Lord, not for amusement.We don't read that our Lord Himself ever played an instrument or enjoyed hearing other people play theirs.The apostles did not attend concerts.They weren't in the arts - maybe there's a reason for that.You play in an orchestra, you're going to be devoting your life to music that sort of swirls around in spiritual mystery.Searching for answers that people could find in the Epistle to the Romans if somebody just showed them
Von der Bergseite her stapft der Förster heran, ein einsamer Jäger in weißer Wildnis. Sein deutscher Wolfshund hat die Tollwut gekriegt, von den Füchsen, diesem Gesindel. Und es gibt keine rassereinen Jagdhunde mehr in der Gegend, nur noch irgendwelche Rattler, Mischlinge ersten und zweiten Grades. Er biegt um die Kirchhofmauer und hält das Jagdgewehr schußbereit in der Hand, den Jägerblick, scharf wie ein Jagdhund, auf die Schrittspuren gerichtet. Grad waren sie noch deutlich, aber an der Mauer verlieren sie sich, alles zerstampft. Viel zu viel Füß, flucht er. Der Pfarrer Glashüttner fährt herum: Fichtelhuber! Bist nicht beim Begräbnis? Mein Beileid, sagt der Förster kalt. Das da ist wichtiger! Der Pfarrer folgt seinem Blick, sucht im Matsch, was da wichtiger sein könnte, findet nichts. Das da, sagt der Förster, ist viel wichtiger, das ist kriegswichtig, Pfarrer! Der Pfarrer versteht nichts. Was denn, um Himmelswillen? Der Förster deutet mit dem Gewehrlauf in den Schnee: Partisanen! Und die Spuren führen bis ins Dorf! Mit einer gewissen Genugtuung sieht er den Pfarrer Glashüttner erbleichen. Der bringt kein Wort heraus, sieht aus, als suche er nach einem passenden Bibeltext. Ich muß jetzt zum Begräbnis, sagt er schließlich und will davon. Der Ortsvorsteher muß her, fordert der Förster. Sagen Sie ihm, etwas enorm Wichtiges wär passiert, und daß er sofort kommen soll! Der Pfarrer bockt: Das geht nicht, er ist ja beim Begräbnis! Er soll sich wegschleichen! Jetzt wird es dem Glashüttner zuviel, jetzt wird er widerständig. Ein Förster kann schleichen, ätzt er, aber ein Orstvorsteher kann sich nicht einfach schleichen! Der Fichtelhuber hebt seine Stimme wie ein Fahne - da er der Fichtelhuber ist, wie eine Hakenkreuzfahne: Kruzitürken, Pfarrer! Partisanen! Der Pfarrer neigt den Kopf, verschränkt die Arme und wird zynisch: Na und? Es ist ja Krieg! Was erwartest du dir denn vom Krieg? Touristen?
Der Gestank hatte sich etwas verzogen, der zweite Teil, der gemütliche, mit Likören, Dulceata tödlich süßem Gebäck aus Rusciuc und Tarigrad, Halva, Serbet Kaffee, Vutca wieder, Wasserpfeifen wurden gereicht- und hereinkamen noch Clowns gesprungen und Schauspieler, die Lautari, die Zigeunerkapelle, war ja sowieso die ganze Zeit laut dabei gewesen; drei Stunden saufen und Toasts ausbringen, war nun angezeigt. Erstaunlich, dass nicht alle bei den letzten Toasts völlig besoffen unter den Tisch fielen. Man trank aus Pokalen von einer Oca (1,2 l) Größe. Außer dem Metropoliten mussten alle stehen. Dieser brachte als erstes einen Toast auf die Gesundheit des Fürsten aus. Der zweite galt dem "Kaiser" (Sultan oder wer, der Kaiser von Wien?). Dann trank der Woiwode auf die Gesundheit jedes einzelnen der versammelten Großbojaren, das ging so drei Stunden lang. Und niemand durfte den Toasttrunk verweigern, mancher ließ den Wein einfach am Mund herunter rinnen, tat als trinke er, und war schließlich völlig durchnässt, als wäre er inkontinent, Geübte ließen es ins Essen rinnen, manche hatten Schwämme am Körper angebracht. Als letztes, es war meist schon Abend, brachte der Fürst einen Toast auf Gott den Herrn aus.
Dieter Schlesak (Sighişoara, 7 augustus 1934)
De Amerikaanse dichter Joseph Rodman Drake werd geboren op 7 augustus 1795 in New York. Nog tientallen jaren na zijn dood werden zijn gedichten opnieuw uitgegeven en in bloemlezingen opgenomen. Hij was in de canon van de Amerikaanse literatuurgeschiedenis opgenomen, zoals bijvoorbeeld in een werk als Rufus Wilmot Griswolds The Poets and Poetry of America (1856). Hij werd de Amerikaanse Keats genoemd, mede door de overeenkomsten in hun biografie: in 1795 geboren, studie medicijnen, dichter geworden, jong gestorven aan tbc. Edgar Allen Poe was minder over hem te spreken en latere critici hebben zich bij diens negatieve oordeel aangesloten, waardoor zijn werk op een paar gedichten na is vergeten.
The American Flag
I
WHEN Freedom, from her mountain height,
Unfurled her standard to the air,
She tore the azure robe of night,
And set the stars of glory there;
She mingled with its gorgeous dyes
The milky baldric of the skies,
And striped its pure, celestial white
With streakings of the morning light;
Then, from his mansion in the sun,
She called her eagle bearer down,
And gave into his mighty hand,
The symbol of her chosen land.
II
Majestic monarch of the cloud!
Who rear'st aloft thy regal form,
To hear the tempest-trumpings loud,
And see the lightning-lances driven
When strive the warriors of the storm,
And rolls the thunder-drum of heaven--
Child of the sun! to thee 't is given
To guard the banner of the free,
To hover in the sulphur smoke,
To ward away the battle-stroke,
And bid its blendings shine afar,
Like rainbows on the cloud of war,
The harbingers of victory!
Joseph Rodman Drake (7 augustus 1795 21 september 1820)
Der Zufall wollte es, dass der erste Tag von Vivan Fallenius als Hausmädchen bei den Herrschaften Gylfe in der Achtzimmerwohnung an der Boulevardsgatan auf den ersten Jahrestag der Ermordung des russischen Generalgouverneurs Bobrikoff durch den einsamen und halbtauben Beamten Eugen
Schauman fiel. Der stellvertretende Amtsrichter und seine Frau, die Schauman flüchtig gekannt hatten, feierten dies mit einem stummen Champagnertoast zur Consommé. Vivan stand an der Tür zum Flur, mit Rüschen in den Haaren, sie trug einen schwarzen Rock und eine schwarze Bluse
mit weißem Spitzenkragen und hatte sich darüber hinaus eine weiße Schürze umgebunden, sie wartete auf die nächste Anweisung und versuchte sich möglichst unsichtbar zu machen.
Das mit Schauman und Bobrikoff interessierte sie nicht weiter, stattdessen dachte sie an den Familienbaum daheim in Degerby, an ihre Hofbirke, die während eines überraschenden Maisturms vor gut einem Monat in der Mitte umgeknickt war, und daran, wie seltsam es doch war, dass sie bereits im Januar geträumt hatte, der Baum werde sterben. Träume dieser Art hatte sie in regelmäßigen Abständen, und sie machten ihr Angst, aber inzwischen war schon zartgrün gefärbter Sommer, und sie fragte sich, warum Frau Beata Gylfe nicht die schweren Samtvorhänge aufziehen ließ. Vivan hatte es am Vormittag eigenmächtig getan; wenn die Vorhänge fort waren, sah man, wie schön das Licht auf die Boulevardsgatan fiel, und man konnte sich hinauslehnen und die jungen Linden anschauen
und dem Klackern von Pferdehufen und Klappern von Wagen und Karren auf dem Kopfsteinpflaster lauschen. Vivan fand, dass die Gylfeschen Paradezimmer düster und brütend wurden, sobald die Vorhänge zugezogen waren. Sie wusste nicht, dass es dem Wunsch der reichen Stadtbewohner entsprach, wenn ihre Wohnungen so aussahen dunkel getäfelte Möbel, Ebenholz und Mahagoni, schwarze, dekorativ bemalte Urnen und gipsweiße, auf kleinen Ziertischen ausgestellte Statuetten,
üppige Topfpalmen in den Ecken, Seegemälde und glupschäugige Verwandte an den Wänden und dann die Stühle, diese quälende Vielzahl von Zierstühlen und Sesseln, die allerorten herumstanden und zur Folge hatten, dass man sich die Beine blau und wund schlug, wenn man zwischen den Möbelstücken kreuzte, um zu servieren oder abzudecken oder eine soeben abgegebene Visitenkarte zu überreichen oder was einem sonst gerade aufgetragen worden war.
«Sieben mal vier Meter Parkett. Luna Llena, die Gelateria im Breitenrain, vollgestellt mit Holztischen, Stühlen und einem abgewetzten Sofa. Eine ägyptische Palme beim Eingang und ein mexikanischer Kaktus beim Ausgang verbreiteten Stimmung. Das Prunkstück, der türkisfarbene Eiskasten, und daneben die Bar, Stütze für Gewohnheitstrinker, die halbleere Biergläser von der einen in die andere Hand schoben und ein Gesprach mit Rahel König suchten, wers schafft, zehn Franken. Das Luna Llena im Breitenrain war Bühne und Abstellkammer für allerlei Strandgut der geist- und weniger geistreichen Art: Stempelbrüder, Provinzintellektuelle, Hafturlauber, Erziehungsbedürftige, lettische Aupair-Mädchen ... Sie strömten herein, sassen an kleinen Tischen, Platz für vier Personen, zu acht, zu neunt, je später der Abend. Sie löffelten Eis, assen Focaccias, schlürften Kaffee und überboten sich im Versuch, Neuigkeiten und Insiderwissen auszutauschen (Schwarzarbeit, Aktienkurse, Gletscherschmelze). Einige hörten mit (Ukrainer mit Touristenvisum, Kiffer im freien Fall, Jugendliche mit Return-to-sender-Bewerbungen in der Tasche), schnappten auf und verdrückten sich zu den regional einschlägigen Arbeitsbörsen: Flohmärkte, eigenwillige Strassenecken, General-Guisan-Platz. Alles hatte seine Ordnung bis zu jenem Tag, als Alexandra Jenk bei ihrem Freund, dem Bodybuilder Jost Matter ein- und mit ausgekugeltem Arm gleich wieder auszog. Das Luna Llena begann zu kochen.»
Christoph Simon (Langnau im Emmental, 6 augustus 1972)
De Ierse (toneel)schrijver Conor McPherson werd geboren op 6 augustus 1971 in Dublin. Daar heeft hij ook filosofie gestudeerd. In 1992 bracht hij aan de universiteit zijn eerste stuk op de planken Rum & Vodka. In 1996 nam het Londense Bush Theatre zijn stuk The Lime Tree Bower op het repertoir en nam de schrijver zelf in dienst als writer in residence. Met The Weir kwam in 1997 in het Royal Court Theatre in London de grote doorbraak. The Lime Tree Bower werd inmiddels door McPherson zelf verfilmd. In 2006 werd hij genomineerd voor een Tony Award voor Shining City.
Uit:The Weir
I just kept walking. There was a light rain. I just kept walking. And then I was in town And I ducked into a pub. Little dark place. Just one or two others there. A businesslike barman And I put a pint or two away. And a small one or two. And I sat there, just looking down at the dirty wooden bar. And the barman asked me if I was alright? Simple little question. And I said I was. And he said he'd make me a sandwich. And I said okay. And I nearly started crying - because, you know, here was someone just and I watched him. He took two big slices off a fresh loaf and buttered them carefully, spreading it all around. I'll never forget it. And then he sliced some cheese and cooked ham and an onion out of a jar, and put it all on a plate and sliced it down the middle. And, just someone doing this for me. And putting it down in front of me. 'Get that down you now,' he said. And then he folded up his newspaper and put on his jacket and went off on his break. And there was another barman then. And I took this sandwich up and I could hardly swallow it, because of the lump in my throat. But I ate it all down because someone I didn't know had done this for me. Such a small thing. But a huge thing in my condition. It fortified me, like no meal I ever had in my life.
Conor McPherson (Dublin, 6 augustus 1971)
De Amerikaanse dichteres en schrijfster Diane DiPrima werd geboren op 6 augustus 1934 in New York. In 1957 leerde zij Allen Ginsberg, Jack Kerouac en andere schrijvers van de Beat Generation kennen. In 1958 verscheen haar eerste bundel This Kind of Bird Flies Backward. In 1961 verscheen een prozaboek Dinners and Nightmares. Eind jaren zestig drong Maurice Girodias van de Olympia Press er bij haar op aan om haar memoires te schrijven. Elk hoofdstuk dat zij naar hem opstuurde retourneerde hij met de opdracht: meer sex. Hoewel zij het boek schreef vanwege het geld werd Memoirs of a Beatnik haar meest gelezen werk.
Rant, From A Cool Place
"I see no end of it, but the turning
upside down of the entire world"
Erasmus
We are in the middle of a bloody, heartrending revolution
Called America, called the Protestant reformation, called Western man,
Called individual consciousness, meaning I need a refrigerator and a car
And milk and meat for the kids so, I can discover that I don't need a car
Or a refrigerator, or meat, or even milk, just rice and a place with
no wind to sleep next to someone
Two someones keeping warm in the winter learning to weave
To pot and to putter, learning to steal honey from bees,
wearing the bedclothes by day, sleeping under
(or in) them at night; hording bits of glass, colored stones, and
stringing beads
How long before we come to that blessed definable state
Known as buddhahood, primitive man, people in a landscape
together like trees, the second childhood of man
I don't know if I will make it somehow nearer by saying all this
out loud, for christs sake, that Stevenson was killed, that Shastri
was killed
both having dined with Marietta Tree
the wife of a higher-up in the CIA
both out of their own countries mysteriously dead, as how many others
as Marilyn Monroe, wept over in so many tabloids
done in for sleeping with Jack Kennedy - this isn't a poem - full of
cold prosaic fact
thirteen done in the Oswald plot: Jack Ruby's cancer that disappeared
in autopsy
the last of a long line - and they're waiting to get Tim Leary
Bob Dylan
Allen Ginsberg
LeRoi Jones - as, who killed Malcolm X? They give themselves away
with TV programs on the Third Reich, and I wonder if I'll live to sit in
Peking or Hanoi
see TV programs on LBJ's Reich: our great SS analysed, our money exposed,
the plot to keep Africa
genocide in Southeast Asia now in progress Laos Vietnam Thailand Cambodia
O soft-spoken Sukamo
O great stone Buddhas with sad negroid lips torn down by us by the red
guard all one force
one leveling mad mechanism, grinding it down to earth and swamp to sea
to powder
till Mozart is something a few men can whistle
or play on a homemade flute and we bow to each other
telling old tales half remembered gathering shells
learning again "all beings are from the very beginning Buddhas"
or glowing and dying radiation and plague we come to that final great
Am Ufer des breit und würdevoll dahinströmenden, blauen Dnjepr liegt eine der schönsten Städte der Ukraine: Cherson.
Im Sommer 1946 waren in der ganzen Stadt die entsetzlichen Spuren des unlängst beendeten, verheerenden Krieges noch immer sichtbar. Die brandgeschwärzt aufragenden Mauerreste der durch Bombardements, Beschuss und Straßenkämpfe ausgebrannten Häuser säumten die breiten Straßen. An anderen Stellen erinnerten Eisenbeton-Trümmerhaufen, grasbewachsene und rostige Industriegeleise, dass dort, irgendwann vor gar nicht langer Zeit, eine Fabrik gewesen sein mochte. Eine von Arbeit, von menschlichen Stimmen widerhallende Industrieanlage.
Die am Leben gebliebenen Mitglieder der im ungeheuerlichen Sturm des Krieges gelichteten, zerstreuten Familien sickerten nach und nach von Osten und von Westen zurück, um in ihrem sturmzerwühlten Heim das erloschene Feuer des häuslichen Herdes wieder anzufachen, das Leben auf den Trümmern neu zu beginnen.
Die von den verschiedenen Fronten heimkehrenden Soldaten nahmen ihre Auszeichnungen und Achselklappen von ihrem Uniformrock ab. In ihren von Rangabzeichen, Orden befreiten Soldatenkleidern stellten sie sich vor die Hochöfen, an die Maschinen und Werkbänke.
In ausgeblichener Soldatenhose und zerfledderter Wattejacke gingen Groß und Klein. Die Bekleidung der Frauen war ähnlich armselig und zusammengewürfelt. Die verblichene, verbrauchte Uniform und die an den Arbeitsplätzen ausgeteilten abgetragenen Wattesachen waren allgemein die einzige Bekleidung, gleichermaßen für Werktage und Feiertage, für die meisten sogar ihr Bettzeug nach dem in ermüdender Arbeit verbrachten Tag.
Bonjour ma vie Et vous mes désespoirs. Me revoici aux fossés Où naquit ma misère ! Toi mon vieux guignon, Je te rapporte un peu de cur
Bonjour, bonjour à tous Bonjour mes vieux copains ; Je vous reviens avec ma gueule De paladin solitaire, Et je sais que ce soir Monteront des chants infernaux Voici le coin de boue Où dormait mon front fier, Aux hurlements des vents, Par les cris de Décembre ; Voici ma vie à moi, Rassemblée en poussière
Bonjour, toutes mes choses, J'ai suivi l'oiseau des tropiques Aux randonnées sublimes Et me voici sanglant Avec des meurtrissures Dans mon cur en rictus !
Bonjour mes horizons lourds, Mes vieilles vaches de chimères : Ainsi fleurit l'espoir Et mon jardin pourri ! - Ridicule tortue, J'ai ouvert le bec Pour tomber sur des ronces
Bonjour mes poèmes sans raison
Yacine Kateb (6 augustus 1929 28 oktober 1989)
De Amerikaanse schrijfster Isabel Bolton (eig. Mary Britton Miller) werd geboren op 6 augustus 1883 in New London, Connecticut. Toen zij vier jaar was stierven haar veide ouders aan een longontsteking. Haar tweelingzus Grace verdronk toen zij veertien jaar was. Zij werd door haar grootmoeder opgevoed, maar werd na een reis naar Italië, waarvan zij volgens familieleden met een buitenechtelijk kind terugkeerde, het zwarte schaap van de familie. Zij begon te schrijven, zowel voor kinderen als voor volwassenen. Haar pseudoniem koos zij toen zij al 62 was en de New York Mosaik Trilogie (Do I Wake or Sleep, The Christmas Tree, Many Mansions)die zij onder dit pseudoniem publiceerde werden een groot succes. Na haar dood in 1975 raakte zij wat in de vergetelhied, maar in 1997 werd zij opnieuw ontdekt en tegenwoordig behoort zij tot de klassieken.
Uit: Der Weihnachtsbaum (Vertaald door Hannah Harders)
Die Weihnachtszeit, dachte Mrs. Danforth, während sie in ihrem Wohnzimmer auf und ab ging, stellte komische Sachen mit einem an, baute die gesammelten Erinnerungen vor einem auf und man erinnerte sich an frühere Weihnachten, ja, man könnte sagen, an frühere Leben; denn sie war eine Frau, die die eigene Sterblichkeit nicht aus den Augen verlor, und die Summe all ihrer Erfahrungen gab ihr recht häufig das merkwürdige Gefühl, als habe sie viele verschiedene Leben gelebt und viele Zeitalter durchlaufen. Nicht nur hatte sie gesehen, wie sich in der äußeren, der materiellen Welt erstaunliche Dinge zugetragen hatten, sondern auch welch bestürzende Revolutionen sich in den Seelen der Menschen ereignet zu haben schienen die Gesten und Gebärden des Geistes, die Moralvorstellungen und Umgangsformen von heute! Gott, wenn man sich von diesen angesammelten Erinnerungen und Eindrücken hinreißen ließ wenn man in Gedanken zur eigenen Jugend zurückkehrte. Man wartete, erinnerte sie sich, und ihre Gedanken an frühere Weihnachten verschwommen zu einer sehr fernen Vergangenheit, während sie sah, wie die zarten kleinen Schneeflocken um die Ecke ihrer hohen Balkone und ihrer Terrassen von einem Dezember zum nächsten wirbelten und alle Tage dazwischen mit einem Hauch Weihnachtserwartung verzauberten. Da hatte es diese märchenhaften, ja legendären New Yorker Winter gegeben, auf der Avenue wurden Wagen und Busse von Pferden gezogen und im Park glitten die Schlitten in hellem Schneegestöber unter Glockengeläut dahin und der knackende Klang der Wagenräder und Kutschenräder in der Kälte, das Plonk-Plonk der Pferdehufe alle Straßen so ganz ordentlich und, um diese abgenutzte Wendung zu gebrauchen, »Menschen der eigenen Klasse« überlassen, der Schnee so rein, zu beiden Seiten der Gehwege akkurat aufgeschichtet, er lag auf Gittern und Geländern und Balustraden, und auf der Avenue überragten nur wenige Gebäude die vertrauten Kirchtürme, bis man schließlich an das Reservoir an der zweiundvierzigsten Straße kam, umgeben von der hohen Steinmauer, die so spärlich mit Efeu bewachsen war, in der die vielen Spatzen zwitscherten.
Isabel Bolton (6 augustus 1883 5 april 1975)
De Australische schrijver Rolf Boldrewood (eig. Thomas Alexander Browne) werd geboren op 6 augustus 1826 in Londen. Zijn bekendste roman is Robbery Under Arms. Aan het begin van de roman wacht de verteller Dick Marsden op zijn terechtstelling wegens misdrijven die hij als ranger in de Australische bush gepleegd heeft. Hij vertelt de geschiedenis van zijn leven. Sommige verhalen berusten op werkelijke gebeurtenissen waarbij bestaande personen als Daniel Morgan, Ben Hall, Frank Gardiner en John Gilbert betrokken waren. Deze zogenaamde ripping yarn is sinds de eerste publicatie in boekvorm in 1888 in Australië populair gebleven en werd drie keer verfilmd.
Uit: Robbery Under Arms
My name's Dick Marston, Sydney-side native.I'm twenty-nine years old, six feet in my stocking soles, and thirteen stone weight.
Pretty strong and active with it, so they say.I don't want to blow -- not here, any road -- but it takes a good man to put me on my back, or stand up to me with the gloves, or the naked mauleys. I can ride anything -- anything that ever was lapped in horsehide -- swim like a musk-duck, and track like a Myall blackfellow.
Most things that a man can do I'm up to, and that's all about it. As I lift myself now I can feel the muscle swell on my arm like a cricket ball, in spite of the -- well, in spite of everything.
The morning sun comes shining through the window bars; and ever since he was up have I been cursing the daylight, cursing myself, and them that brought me into the world.Did I curse mother,
and the hour I was born into this miserable life?
Why should I curse the day?Why do I lie here, groaning; yes, crying like a child, and beating my head against the stone floor?
I am not mad, though I am shut up in a cell.No.Better for me if I was.
But it's all up now; there's no get away this time; and I, Dick Marston, as strong as a bullock, as active as a rock-wallaby, chock-full of life and spirits and health, have been tried for bush-ranging -- robbery under arms they call it -- and though the blood runs through my veins like the water in the mountain creeks, and every bit of bone and sinew is as sound as the day I was born, I must die on the gallows this day month.