De Duitse dichter en schrijver Peter Härtling is geboren op 13 november 1933 in Chemnitz. Zie ook mijn blog van 13 november 2006 en ook mijn blog van 13 november 2008.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Uit: Nachgetragene Liebe
Mein Vater hinterließ mir eine Nickelbrille, eine goldene Taschenuhr und ein Notizbuch, das er aus
grauem Papier gefaltet und in das er nichts eingetragen hatte als ein Gedicht Eichendorffs, ein paar bissige Bemerkungen Nestroys und die Adressen von zwei mir Unbekannten. Er hinterließ mich mit einer Geschichte, die ich seit dreißig Jahren nicht zu Ende schreiben kann. Ich habe über ihn geschrieben, doch nie von ihm sprechen können.
Ich bin fünf und aufgebrochen zu einer großen Reise. Ich habe ein Ziel, wie ich es von den Erwachsenen kenne, die verreisen und schon wissen, wo sie ankommen werden. Sonst, wenn ich mit dem Dreirad unterwegs bin, folge ich Geräuschen, entdecke Gärten, Wege und Höfe, lasse mich von einem streunenden Hund führen und vergesse manchmal mein Vehikel, zwänge mich durch eine Hecke oder klettere über einen Zaun, um einen Truthahn zu reizen oder ein angepflocktes Lamm im Kreis zu treiben. Jetzt weiß ich, wohin ich will: Mit dem Dreirad nach Burgstädt, auf der Straße, die an unserem Haus vorbeiführt und von Pappeln gesäumt ist, die, so weit ich sehen kann und sie schon ausprobiert habe, gerade wie ein Lineal auf Burgstädt zeigt, das bei klarem Wetter am Horizont
sichtbar wird, vielleicht auch nur, weil ich weiß, daß es dort sein soll, wie ein Name, den Tante Ella, die sich überall auskennt, an den Himmelsrand gesteckt hat. Ich sorge vor, stopfe eine Semmel und einen Apfel in die Provianttasche, hänge sie mir um und fahre mit dem Dreirad los. Kein Ruf hält mich auf. Mutter ist nicht da.
Es ist heiß. Die Straße wird zur Straße, wirft Buckel gegen die Räder, droht mit Löchern und Rinnen,
wehrt sich mit Staub, kein leuchtendes Band mehr, sondern eine kahle, schrundige Landschaft, viel zu
breit und immer zu nah. Der Staub verklebt die Nase, kitzelt im Hals. Wenn ein Auto mich überholt, halte ich an, stehe auf, hebe das Dreirad zwischen den gespreizten Beinen, weiche mit ein paar Schritten bis an den Rand des Straßengrabens aus, kneife die Augen, presse die Lippen zu, und wenn ich wieder atme, bäckt sich der Staub am Gaumen fest. Er schmeckt nicht nach Erde und nicht nach Luft. Ich schaue zu den Wipfeln der Pappeln hoch, wo der Wind die Blätter rauft, und wundere mich, daß hier unten sich nichts bewegt, der Wind nicht überall ist.
Bis zu der Abzweigung zum Gutshof und dem Ententeich in der Mulde sind wir an einem Sonntag zu
Fuß gegangen, und es war mir schon zuviel gewesen. Hier könnte ich noch umkehren und auf der andern Straßenseite heimfahren.
Peter Härtling (Chemnitz, 13 november 1933)
De Spaanse schrijver José Carlos Somoza werd geboren in Havana, Cuba op 13 november 1959. Zie ook mijn blog van 13 november 2008.
Uit: The Athenian Murders (Vertaald door Sonia Soto)
The corpse lay on a fragile birch-wood litter. The torso and belly were a confusion of splits and tears crusted with congealed blood and dried mud, but the head and arms appeared unblemished. A soldier pulled aside the corpse's robes for Aschilos to examine it. Onlookers gathered, slowly at first, then in great numbers, forming a circle around the macabre remains. A cold shiver ran over Night's blue skin, and the golden manes of the torches, the dark edges of the chlamyses, and the thick horsehair crests on the soldiers' helmets waved in the Boreas. Silence had open eyes: All gazes followed Aschilos's movements as he performed the terrible examination. As gently as a midwife, he parted the lips of the wounds, then probed the horrific cavities with meticulous attention, like a reader sliding his finger over inscriptions on papyrus. His slave held a lamp over him, shielding it from the buffeting wind with his hand. All were silent save old Candaulus. When the soldiers had appeared with the corpse, he had started shouting in the middle of the street, waking the neighborhood, and there now remained a faint echo of his earlier raving. He limped around the circle of onlookers, apparently unaffected by the cold, though nearly naked, dragging his withered left foot ? a blackened satyr's hoof. He held out reedy, emaciated arms, leaning on the others' shoulders, crying, "Look at him! He must be a god! This is how the gods descend from Olympus! Don't touch him! Didn't you hear me? He's a god . . . Swear your allegiance, Callimachus! You, too, Euphorbus!"
A great mane of white hair grew untidily on his angular head like an expression of his madness. It waved in the wind, half-covering his face. But the crowd paid him little attention ? people preferring to look upon the corpse rather than at the madman.
The captain of the border guard emerged with two of his men from the nearest house, replacing his long-maned helmet: He believed it appropriate that he should display his military insignia in public. He peered through his dark visor at the gathered crowd. Noticing Candaulus, he gestured dismissively, as if brushing away a bothersome fly.
"Silence him, by Zeus," he said, not addressing any of the soldiers in particular.
One of them approached the old man and, raising his lance, with a single horizontal blow, struck the wrinkled papyrus of his abdomen. Candaulus gasped midsentence and doubled up soundlessly, like hair flattened in the wind. He lay writhing and whimpering on the ground. The crowd was grateful for the sudden quiet.
José Carlos Somoza (Havana, 13 november 1959)
De Nederlandse dichter, journalist en columnist Nico Scheepmaker werd geboren in Amsterdam op 13 november 1930. Zie ook mijn blog van 13 november 2006 en ook mijn blog van 13 november 2007 en ook mijn blog van 13 november 2008.
Ik ben het moe een mens te zijn
Ik ben het moe een mens te zijn. Hoeveel eenvoudiger leeft steen, of aarzelloos de tarwebloem, ook zonder tranen, geloof ik.
De tarwebloem is nooit verliefd op t onweer of de dageraad; zij kent alleen het leven sec en denkt er nauwelijks over na.
Kan iemand zo gelukkig zijn? Ben je gelukkig, tarwebloem? Je huilt niet, maar ik vraag me af waar je het lachen hebt verleerd.
Misschien zijn tarwebloemen doof en horen zo de nachtbij niet die als een minnaar in haar slaap en angst en vreugdevuur verwekt.
Misschien zijn tarwebloemen blind en zien zij niet hoe schaamteloos de wind in t volle licht der zon haar rokken opwaait tot de bron...
Ik ben het moe een mens te zijn, maar ook een steen is niet je dat, en wat de tarwebloem betreft: zij lapt de liefde aan haar laars
en staat rechtop alleen te zijn ook als het warm is in april en iedereen liever liggen wil. Een bloem is niet mobiel genoeg...
Ik zoek iets met en zonder pijn: een meisje om samen mens te zijn.
Nico Scheepmaker (13 november 1930 - 5 april 1990)
De Nederlandse schrijfster Inez van Dullemen werd op 13 november 1925 geboren en groeide op in Amsterdam. Zie ook mijn blog van 13 november 2006 en ook mijn blog van 13 november 2008.
Uit: Leven bloeit toch steeds weer op
Als schrijver steel je eigenlijk alles. Je steelt uit het leven, uit boeken, uit de natuur: overal haal je het vandaan. Dat gaat vervolgens allemaal die pot in, dat brein, waar het zich soms ook vermengt waardoor je niet precies meer weet waar je wat vandaan hebt gehaald. Ik heb het gevoel dat al die dingen een soort humuslaag vormen en dat daar tenslotte een eigen stem uit tevoorschijn komt. Men zegt dat ik van meet af aan herkenbaar ben geweest, al was ik vroeger overdadiger. Ik herinner me dat Greshoff in zijn recensie van mijn debuut schreef dat ik eens een bad Elsschot moest nemen. Ik ben opgegroeid met Couperus, Van Schendel. D.H. Lawrence was een van mijn grote leermeesters. Ik heb een tijd bij een van zijn minnaressen in Engeland gewoond, ze gaf mij alles van die man te lezen. Ik was zelf net begonnen met mijn eerste boek en dacht: Jee, die man gaat nóg verder, nóg dieper. Niet zo aan de oppervlakte blijven, Van Dullemen! Dieper graven. Maar het zou belachelijk zijn te zeggen dat ik hem heb nageaapt; daarvoor was zijn talent veel te groot. Misschien heb ik iets van zijn bloemrijke stijl, die überschwänglichkeit, overgenomen, maar dat past ook in die tijd. Er werd, toen ik begon, nog niet zo kaal geschreven. Ik had bijzonder romantische gedachten over mijn toekomst als schrijfster.
Inez van Dullemen (Amsterdam, 13 november 1925)
|