Romenu is een blog over gedichten, literatuur en kunst Maar Romenu is ook een professionele freelance vertaler Du-Ne en Ne-Du http://www.roumen-vertalingen.nl/
Georg Trakl werd op 3 februari 1887 in het conducteurshuis aan de Waagplatz 2 in Salzburg geboren. Zijn vader, Tobias Trakl, was een handelaar in ijzerwaren en zijn moeder, die ook psychische problemen had, was Maria Catharina Trakl, (meisjesnaam Halik). Voorts had hij nog drie broers en drie zussen. Margarethe (doorgaans Grethe genoemd) stond hem het naast, zelfs zodanig dat sommigen een incestueuze verhouding vermoeden. Zijn jeugd bracht hij door in Salzburg. Vervolgens bezocht hij van 1897 tot 1905 het humanistische gymnasium. Om toch een academische opleiding te kunnen volgen, werkte hij tot 1908 in de praktijk bij een apotheker. Sommigen vermoedden dat hij dit vooral deed om zichzelf opiaten te kunnen verschaffen. Bij het uitbreken van WO I werd Trakl als medicus naar het front in Galicië (heden ten dage in Oekraïne en Polen) gestuurd. Zijn gemoedsschommelingen leidden tot geregelde uitbraken van depressie, die verergerd werden door de afschuw die hij voelde voor de verzorging van de ernstig verwonde soldaten. De spanning en druk dreven hem ertoe een suïcidepoging te ondernemen, welke zijn kameraden nochtans verhinderden. Hij werd in een militair ziekenhuis opgenomen in Kraków, alwaar hij onder strikt toezicht geplaatst werd.Trakl verzonk daar in nog zwaardere depressies en schreef Ficker om advies. Ficker overtuigde hem ervan dat hij contact moest opnemen met Wittgenstein, die inderdaad op weg ging na Trakls bericht te hebben ontvangen. Op 4 november 1914, drie dagen voordat Wittgenstein aan zou komen, overleed hij echter aan een overdosis cocaïne
Paul Celan
Paul Celan werd onder de naam Paul Antschel op 23 november 1920 geboren in Czernowitz, toentertijd de hoofdstad van de Roemeense Boekovina, nu behorend bij de Oekraïne. Paul Celans ouders waren Duitssprekende joden die hun zoon joods opvoedden en hem naar Duitse christelijke scholen stuurden. In 1942 werden Celans ouders door de Duitse bezetter naar een werkkamp gedeporteerd en daar vermoord. Hijzelf wist aanvankelijk onder te duiken, maar moest vanaf juli 1942 in een werkkamp dwangarbeid verrichten. Celan overleefde de oorlog. Via Boekarest en Wenen vestigde Celan zich in 1948 in Parijs. Daar was hij werkzaam als dichter, vertaler en doceerde hij aan de prestigieuze Ecole Normale Supérieure. Vermoedelijk op 20 april 1970 beëindigde hij zijn leven zelf door in de Seine te springen.
Gerard Reve
Gerard Reve over: Medearbeiders ”God is in de mensen, de dieren, de planten en alle dingen - in de schepping, die verlost moet worden of waaruit God verlost moet worden, door onze arbeid, aangezien wij medearbeiders van God zijn.” Openbaring ”Tja, waar berust elk godsbegrip op, elke vorm van religie? Op een openbaring, dat wil zeggen op een psychische ervaring van zulk een dwingende en onverbiddelijke kracht, dat de betrokkene het gevoel heeft, niet dat hij een gedachte of een visioen heeft, maar dat een gedachte gedachte of visioen hem bezit en overweldigt.”
Simon Vestdijk
Simon Vestdijk (Harlingen, 17 oktober 1898 – Utrecht, 23 maart 1971) was een Nederlands romancier, dichter, essayist en vertaler. Zijn jeugd te Harlingen en Leeuwarden beschreef hij later in de Anton Wachter-cyclus. Van jongs af aan logeerde hij regelmatig bij zijn grootouders in Amsterdam, waar hij zich in 1917 aan de Universiteit van Amsterdam inschrijft als student in de medicijnen. Tijdens zijn studie die van 1917 tot 1927 duurde, leerde hij Jan Slauerhoff kennen.Tot 1932 is hij als arts in praktijken door heel Nederland werkzaam. In 1932 volgt zijn officiële schrijversdebuut met de uitgave van de bundel Verzen in De Vrije Bladen. Doorslaggevend voor Vestdijks uiteindelijke keuze voor de literatuur is zijn ontmoeting in 1932 met Eddy Du Perron en Menno ter Braak. Deze ontmoeting had tot resultaat dat hij redactielid werd van het tijdschrift Forum Kort daarop, in 1933, wordt zijn eerste novelle, De oubliette, uitgegeven. In hetzelfde jaar schrijft hij Kind tussen vier vrouwen, dat, eerst geweigerd door de uitgever, later de basis zal vormen voor de eerste drie delen van de Anton Wachter-romans. In 1951 ontvangt Vestdijk de P.C. Hooftprijs voor zijn in 1947 verschenen roman De vuuraanbidders. In 1957 wordt hij voor het eerst door het PEN-centrum voor Nederland voorgedragen voor de Nobelprijs voor de Literatuur, die hij echter nooit zal krijgen. Op 20 maart 1971 wordt hem de Prijs der Nederlandse Letteren toegekend, maar voor hij deze kan ontvangen overlijdt hij op 23 maart te Utrecht op 72-jarige leeftijd. Vestdijk was auteur van ca. 200 boeken. Vanwege deze enorme productie noemde de dichter Adriaan Roland Holst hem 'de man die sneller schrijft dan God kan lezen'. Andere belangrijke boeken van Simon Vestdijk zijn: "Kind van stad en land" (1936), "Meneer Visser's hellevaart" (1936), "Ierse nachten" (1946), "De toekomst de religie" (1947), "Pastorale 1943" (1948), "De koperen tuin" (1950), "Ivoren wachters" (1951), "Essays in duodecimo" (1952) en "Het genadeschot" (1964).
K.P. Kavafis K.P. Kavafis werd als kind van Griekse ouders, afkomstig uit Konstantinopel, geboren in 1863 in Alexandrië (tot vandaag een Griekse enclave) waar hij ook het grootste deel van zijn leven woonde en werkte. Twee jaar na de dood van zijn vader verhuist het gezin in 1872 naar Engeland om na een verblijf van vijf jaar naar Alexandrië terug te keren. Vanwege ongeregeldheden in Egypte vlucht het gezin in 1882 naar Konstantinopel, om na drie jaar opnieuw naar Alexandrië terug te gaan. In de jaren die volgen maakt Kavafis reizen naar Parijs, Londen en in 1901 zijn eerste reis naar Griekenland, in latere jaren gevolgd door nog enkele bezoeken. Op de dag van zijn zeventigste verjaardag, in 1933 sterft Kavafis in Alexandrië. De roem kwam voor Kavafis pas na zijn dood, dus postuum. Deels is dat toe te schrijven aan zijn eigen handelswijze. Hij was uiterst terughoudend met de publicatie van zijn gedichten, liet af en toe een enkel gedicht afdrukken in een literair tijdschrift, gaf in eigen beheer enkele bundels met een stuk of twintig gedichten uit en het merendeel van zijn poëzie schonk hij op losse bladen aan zijn beste vrienden.
Thomas Mann
Thomas Mann, de jongere broer van Heinrich Mann, werd geboren op 6 juni 1875 in Lübeck. Hij was de tweede zoon van de graankoopman Thomas Johann Heinrich Mann welke later één van de senatoren van Lübreck werd. Zijn moeder Julia (geboren da Silva-Bruhns) was Duits-Braziliaans van Portugees Kreoolse afkomst. In 1894 debuteerde Thomas Mann met de novelle "Gefallen". Toen Thomas Mann met 21 jaar eindelijk volwassen was en hem dus geld van zijn vaders erfenis toestond - hij kreeg ongeveer 160 tot 180 goldmark per jaar - besloot hij dat hij genoeg had van al die scholen en instituties en werd onafhankelijk schrijver. Kenmerkend voor zijn stijl zijn de ironie, de fenomenale taalbeheersing en de minutieuze detailschildering. Manns reputatie in Duitsland was sterk wisselend. Met zijn eerste roman, Buddenbrooks (1901), had hij een enorm succes, maar door zijn sceptische houding tegenover Duitsland na de Eerste Wereldoorlog veranderde dit volledig. Stelde hij zich tot aan de jaren twintig apolitiek op (Betrachtungen eines Unpolitischen, 1918), meer en meer raakte hij bij het Politiek gebeuren betrokken. Zijn afkeer van het nationaal socialisme groeide, zijn waarschuwingen werden veelvuldiger en heftiger. In 1944 accepteerde hij het Amerikaanse staatsburgerschap. Tussen 1943 en 1947 schreef Mann Doktor Faustus (zie Faust), de roman van de 'Duitse ziel' in de gecamoufleerd geschilderde omstandigheden van de 20ste eeuw. In 1947 bezocht hij voor het eerst sinds de Oorlog Europa, twee jaar later pas Duitsland. In 1952 vertrok hij naar Zwitserland. Op 12 augustus 1955 stierf hij in Zürich. Twintig jaar na zijn dood, in aug. 1975, is zijn literaire nalatenschap geopend: dagboekaantekeningen van 15 maart 1933 tot 29 juli 1955, alsmede notities uit de jaren 1918 tot en met 1921.Belangrijke werken zijn: Der Zauberberg, Der Tod in Venedig, Dokter Faustus , Joseph und seine Brüder en Die Bekenntnisse des Hochstaplers Felix Krull.
Rainer Maria Rilke
Rilke werd op 4 december 1875 geboren in Praag. Hij had al naam gemaakt als dichter met zijn bundels Das Stundenbuch en Das Buch der Bilder, toen hij de literaire wereld versteld deed staan en wereldfaam verwierf met de publicatie van zijn twee delen Neue Gedichte in 1907 en 1908. Hij verzamelde daarin het beste werk uit een van zijn vruchtbaarste periodes, die hij grotendeels doorbracht in Parijs. Rilke was daar diep onder de indruk gekomen van Rodin, bij wie hij een tijdlang in dienst was als particulier secretaris. Rodin, zei hij later, had hem leren kijken. Dit kijken kwam neer op intense concentratie, om het mysterie te kunnen zien ‘achter de schijnbare werkelijkheid'. Latere en rijpere werken als Duineser Elegien (1912-1923) en het ronduit schitterende Die Sonette an Orfeus (1924) illustreren Rilkes metafysische visie op het onzegbare, dat haar verwoording vindt in een hermetische muzikale taal. Op 29 december 1926 overlijdt Rilke in het sanatorium in Val-Mont aan de gevolgen van leukemie. Enkele dagen later wordt hij, overeenkomstig zijn wens, begraven op het kerkhof van Raron.
* * * * * * * * * * * * * * * *
Romenu
Over literatuur, gedichten, kunst en cultuur
01-01-2009
Carry van Bruggen, Joe Orton, Kristijonas Donelaitis, Johannes Kinker, Sándor Petőfi
De Nederlandse schrijfster Carry van Bruggen (eig. Caroline Lea de Haan) werd geboren in Smilde op 1 januari 1881. Ze was de bijna een jaar oudere zus van de Nederlandse schrijver, jurist en politicus Jacob Israël de Haan, die geboren werd op 31 december van hetzelfde jaar. Van Bruggen bracht haar jeugd door in Zaandam en was een van de zestien kinderen van een streng joods-orthodoxe godsdienstleraar. In 1900 werd ze onderwijzeres in Amsterdam en in 1904 trouwde ze met de journalist en schrijver Kees van Bruggen. Met hem ging ze in Nederlands-Indië wonen. In 1907 kwamen Carry en Kees van Bruggen terug naar Nederland, toen ook haar eerste boek werd gepubliceerd, In de schaduw. In 1914 verhuisde het echtpaar van Amsterdam naar Laren, maar het was geen goed huwelijk en ze scheidden in 1917. Ze hertrouwde in 1920 met dr. Adriaan Pit, een kunsthistoricus, maar bleef schrijven onder de naam Carry van Bruggen. In deze periode schreef ze onder andere Prometheus (1919), Eva (1927) en haar bekendste werk Het huisje aan de sloot (1921). Het laatste is een verhalenbundel met 25 korte episodes uit het leven van "een meisje en haar tweelingbroertje", ofwel herinneringen van haar jeugd in Zaandam. Haar 'taalboek' Hedendaagsch Fetischisme (1925) bevat een kritische beschouwing over taal en taalkunde.
Uit: Het al te volle leven (Het huisje aan de sloot)
Er zijn dagen dat het leven, door zijn volheid, bijkans niet te dragen is.
Meestal verschijnen die dagen tusschen het einde van den herfst en den aanvang van den winter -, het loof is dan dood, de zomerbloei vergaan, maar nog niet is de wereld reukloos en kleurloos geworden, een laatste zweem van bitter-zoeten mijmergeur waart in het donkere onder de boomen rond. Het vreemde van die dagen nu is dit: wat anders geluid is, wordt dan stem. Er is de waterstem, die onvermoed tot je opfluistert uit de diepte, wanneer je eenzaam staat op den hoogen dijk en over het vlakke rietland kijkt en over de witbeschuimde plassen - zacht heen en weer strijkt je haar langs de slapen, ver-weg zijn de geelgrijze vegen van bewolkten zonsondergang -, en daar heelemaal schijnt de waterstem vandaan te komen, over de witte golvenkopjes nadert hij vliegensvlug en fluistert naar je op en je deinst achteruit, alsof er ineens een onzichtbaar mensch naast je was komen staan en vlak aan je oor had gefluisterd, zoodat je zijn adem voelde, iets dat je niet verstond en dat je toch, tot diep binnen in je lijf, doet rillen!
Dat is de waterstem; dan is er ook de windstem. Die ijlt je achterop onder de boomen als je uit school naar huis gaat, en achterhaalt je en lispelt in het voorbij gaan iets aan je oor, vliegensvlug, en is weer weg, een heel eind je vóór, maar schijnt dan achter langs je heen of hoog over je hoofd terug te keeren, want is even later weer achter je, komt je weer achter-op, zoodat je het duidelijk voelt in de holte tusschen de schouderbladen, alsof je daar werd aangeraakt, fluistert weer, bij het langs je gaan, vlak en vlak aan je oor, suist opnieuw voorbij en is al een heel stuk verder, terwijl je nog narilt van schrik.
Carry van Bruggen (1 januari 1881 - 16 november 1932)
De Britse schrijver Joe Kingsley Orton werd geboren in Leicester op 1 januari 1933. Na een aanvankelijk onsuccesvolle schrijverscarrière brak hij in de jaren '60 door als schrijver van zwarte komedies die de heersende zeden op de hak namen en alle taboes doorbraken. Daarmee werd hij de opvolger van John Osborne en de Angry Young Men. Zijn opkomst werd ruw onderbroken toen hij door zijn partner Kenneth Halliwell werd vermoord. Joe Orton was de eerste zoon uit een arbeidersgezin. Rond zijn 16de werd hij actief in het amateurtoneel. Hij vroeg een beurs aan voor de Royal Academy of Dramatic Art en ging in 1951 naar Londen. Daar ontmoette hij Halliwell en ging met hem samenwonen; ze kregen een relatie. Geen van beiden was succesvol als acteur; in plaats daarvan schreven ze gezamenlijk enkele romans die het niet haalden, en leefden van Halliwell's niet onaanzienlijke erfenis Begin jaren '60 ging Orton over op theater; zijn stukken waren direct controversieel, ontvingen zowel bijval als geweldige kritiek, maar stimuleerden hem tot een koortsachtige productie. Hij schreef zowel voor radio (hoorspel), theater als film. Ondertussen leed zijn partner Halliwell (zeven jaar ouder) aan depressies en werd psychiatrisch behandeld. In augustus 1967 vermoordde Halliwell Orton met een hamer, waarna hijzelf een overdosis slaaptabletten innam.
Ortons eerste volwaardige toneelwerk was Entertaining Mr. Sloane.Loot, gezien als zijn tweede toneelstuk, begint al met een krankzinnige situatie: een verpleegster die zeven moorden op haar geweten heeft, verleidt de man van haar achtste slachtoffer tot een huwelijk. Tegelijk pleegt zijn zoon een bankroof. De buit wordt verborgen in de doodskist, en het gemummificeerde lijk in een kast. De enige die niets gedaan heeft (de echtgenoot), wordt gevangen genomen en vermoord.
Uit:Loot
Act I
Fay: You've been a widower for three days. Have you considered a second marriage yet? McLeavy: No. Fay: Why not? McLeavy: I've been so busy with the funeral.
Fay: The priest at St Kilda's has asked me to speak to you. He's very worried. He says you spend your time thieving from slot machines and deflowering the daughters of better men than yourself. Is this a fact? Hal: Yes. Fay: And even the sex you were born into isn't safe from your marauding. Father Mac is popular for the remission of sins, as you know. But clearing up after you is a full-time job. He simply cannot be in the confessional twenty-four hours a day. That's reasonable, isn't it? You do see his point?
Fay: Have you known him long? Hal: We shared the same cradle. Fay: Was that economy or malpractice? Hal: We were too young then to practice and economics still defeat us.
Fay: What will you do when you're old? Hal: I shall die. Fay: I see you're determined to run the gamut of all experience.
Hal: Bury her naked? My own mum? It's a Freudian nightmare. Dennis: I won't disagree. Hal: Aren't we committing some kind of unforgivable sin? Dennis: Only if you're a Catholic. Hal: I am a Catholic. I can't undress her. She's a relative. I can go to Hell for it. Dennis: I'll undress her then. I don't believe in Hell. Hal: That's typical of your upbringing, baby. Every luxury was lavished on you - atheism, breast-feeding, circumcision. I had to make my own way.
And so, dear fellow-men, make haste to learn in time How in the winter days you'll have to get along. For when the blizzards come, you'll need a heated house - And you'll not like to sip a cold crumbled bread soup. Many a time you'll have to make a glowing fire To place your dusky pots within the blazing hearth. So, friends, be on the watch. When you light up your stove, To cook your groats and stew, or bake a cake or bread, Pray, do not harm yourselves or harm your fellow-men. I've told you how Docys, that reckless jackanapes, Ruined honest Krizas so that he must beg his bread. So do not fail each day to look into your stove; See that your chimney is devoid of clotted soot, And keep no twigs or chips heaped up on your fireplace, Nor pile on it dry wood or things that can ignite. Henceforth you must observe these salutary rules, Or else the government will hang each one of you Who dares to scorn the word of the just chief commune. Besides 'tis bad when you, having mislaid something, At night with a lit torch you search in dusty nooks, And do not mind your brats as a good father should."
Kristijonas Donelaitis (1 januari 1714 18 februari 1780)
Johannes Kinker (1 januari 1764 16 september 1845)
De Hongaarse dichter Sándor Petőfi werd geboren in Kiskőrös op 1 januari 1823. Petőfi was een sleutelfiguur in de Hongaarse revolutie van 1848 die werd geboren als Alexander Petrovics. Zijn eerste gedicht verscheen in 1842. Nadat hij twee jaar later een baan als hulpredacteur in Pest had bemachtigd publiceerde hij zijn eerste dichtbundel. In zijn werk eiste hij vanaf het begin al een onafhankelijke staat. Talloze straten in Hongaarse steden zijn naar hem vernoemd, evenals één van de bruggen in Boedapest, Petőfi hid.
National Song
Rise up, Magyar, the country calls! It's 'now or never' what fate befalls... Shall we live as slaves or free men? That's the question - choose your 'Amen"! God of Hungarians, we swear unto Thee, We swear unto Thee - that slaves we shall no longer be!
For up till now we lived like slaves, Damned lie our forefathers in their graves - They who lived and died in freedom Cannot rest in dusts of thraldom. God of Hungarians, we swear unto Thee, We swear unto Thee - that slaves we shall no longer be!
A coward and a lowly bastard Is he, who dares not raise the standard - He whose wretched life is dearer Than the country's sacred honor. God of Hungarians, we swear unto Thee, We swear unto Thee - that slaves we shall no longer be!
Sabers outshine chaine and fetters, It's the sword that one's arm betters. Yet we wear grim chains and shackles. Swords, slash through damned manacles! God of Hungarians, we swear unto Thee, We swear unto Thee - that slaves we shall no longer be!
Magyar's name will tell the story Worthy of our erstwhile glory we must wash off - fiercely cleansing Centuries of shame and condensing. God of Hungarians, we swear unto Thee, We swear unto Thee - that slaves we shall no longer be!
Where our grave-mounds bulge and huddle Our grandson will kneel and cuddle, While in grateful prayer they mention All our sainted names' ascension. God of Hungarians, we swear unto Thee, We swear unto Thee - that slaves we shall no longer be!
Alle bezoekers en mede-bloggers een aangename jaarwisseling en een gelukkig Nieuwjaar!
Zum neuen Jahr
Zwischen dem Alten Zwischen dem Neuen, Hier uns zu freuen Schenkt uns das Glück, Und das Vergangne Heißt mit Vertrauen Vorwärts zu schauen, Schauen zurück.
Stunden der Plage, Leider, sie scheiden Treue von Leiden, Liebe von Lust; Bessere Tage Sammeln uns wieder, Heitere Lieder Stärken die Brust.
Leiden und Freuden, Jener verschwundnen, Sind die Verbundnen Fröhlich gedenk. O des Geschickes Seltsamer Windung! Alte Verbindung, Neues Geschenk!
Dankt es dem regen, Wogenden Glücke, Dankt dem Geschicke Männiglich Gut; Freut euch des Wechsels Heiterer Triebe, Offener Liebe, Heimlicher Glut!
Andere schauen Deckende Falten Über dem Alten Traurig und scheu; Aber uns leuchtet Freundliche Treue; Sehet, das Neue Findet uns neu.
So wie im Tanze Bald sich verschwindet, Wieder sich findet Liebendes Paar, So durch des Lebens Wirrende Beugung Führe die Neigung Uns in das Jahr.
Johann Wolfgang von Goethe (28 augustus 1749 22 maart 1832)
Johann Joseph Schmeller, Goethe seinem Schreiber John diktierend
Im Kino kann man all das in groß angucken, was man sonst nur in klein oder gar nicht angucken kann. Im Kino kann man was erleben ohne sich zu bewegen. Im Kino kann man Spaß haben auch wenn der Film schlecht ist Doch das beste am Kino ist, dass auch du ein Teil vom Kino bist.
In Anbetracht dessen und ganz allgemein kann man sagen im Großen und Ganzen ist alles in Allem das Kino nicht schlecht Aber schau mal dagegen: Die Großstadt!
In der Großstadt wohnen hauptsächlich Großstädter. Aus der Großstadt kann man jederzeit ins ländliche Umland fliehen. In der Großstadt kann man anonym bleiben, ohne dass es überhaupt jemand bemerkt. Doch das beste an der Großstadt ist, dass auch du ein Teil der Großstadt bist.
Und außerdem enthält halt die Großstadt sowieso schon Kino.
In Anbetracht dessen und ganz allgemein kann man sagen im Großen und Ganzen ist alles in Allem das Kino nicht schlecht und auch alles in Allem die Großstadt nicht schlecht Aber schau mal dagegen: Die Welt!
Die Welt ist so wunderbar, dass sich sogar eine Zeitung nach ihr benannt hat. Die Welt schenkt uns ihre Schätze, obwohl wir sie täglich mit füßen treten. Die Welt übt auf alle ihrer Bewohner eine ganz besondere Anziehungskraft aus. Doch das beste an der Welt ist, dass auch du ein Teil der Welt bist.
Und außerdem enthält halt die Welt all die Großstädte sowieso und Kino.
In Anbetracht dessen und ganz allgemein kann man sagen im Großen und Ganzen ist alles in Allem das Kino nicht so schlecht Und auch alles in Allem die Großstadt nicht schlecht Und auch alles in Allem die Welt nicht schlecht Aber schau mal dagegen: Das Weltall
Das Weltall ist einfach das Größte Das Weltall ist so wunderbar und unerforscht, dass man noch nicht einmal weiß, wie wunderbar und wie unerforscht es eigentlich ist. Doch das beste am Weltall ist, dass auch du ein Teil vom Weltall bist.
Und außerdem enthält halt das Weltall das Sonnensystem und die Welt all die Großstädte sowieso und Kino.
In Anbetracht dessen und ganz allgemein kann man sagen im Großen und Ganzen ist alles in Allem das Kino nicht schlecht Und auch alles in Allem die Großstadt nicht schlecht Und auch alles in Allem die Welt nicht so schlecht Und auch alles in Allem das Weltall nicht schlecht Aber schau mal dagegen: Die Liebe!
Martin Cramme war noch nicht neunzehn, als er im Wald von Hannoversch Münden liegenblieb, müde und zufällig, während der Rest der Kompanie den amerikanischen Panzern entgegenmarschierte. Und zufällig fand ihn Hertha Oelschläger, die ihn im Keller versteckt über das Kriegsende brachte, ihn hochpäppelte und weiterschickte. Wohin? Seine Eltern lagen unter den Trümmern von Magdeburg, er brauchte nicht nur eine neue Heimat, sondern auch Trost. Aber Trost und Hilfe brauchten in dieser Zeit viele, die Frauen ohne Männer, die Mütter ohne ihre Söhne. Doch das Leben ist ein Netz aus Zufällen, zum Guten oder zum Bösen. Für Martin Cramme hatte die gute Fee die ersten Maschen geknüpft, und sie klöppelte weiter - zunächst eine Bleibe in Wolfenbüttel im Haus von Dr. Beyfuhr, dann traf er Dora, entdeckte sein Organisationstalent auf dem Schwarzen Markt, fand die Fallschirmseide in der alten Ziegelei, und alles nahm seinen wundersamen Lauf. Blusen aus Fallschirmseide - der Nachkriegshit. Zuerst ein Wohnstuben-, dann ein Waschküchenunternehmen, schließlich über die Stunde Null hinaus die florierende Firma DoMa-Textil. Ein Aufstieg wie aus dem Bilderbuch der neuen Republik. Vergessen die Zukunftsträume im Keller von Hertha Oelschläger - lernen, studieren, Philosophie, Literatur. "Eigentlich wollten wir doch...", sagte Dora noch manchmal zu Martin, aber der Rest blieb ein Lächeln, mit dem man einer alten Illusion hinterherwinkt. "Wir haben uns durchsetzen müssen", erklärte Martin später Verena und Julian, den Kindern des Wirtschaftswunders, in Gelsenkirchen-Buer, wo inzwischen zweihundert Näherinnen für seinen Reichtum arbeiteten. "Eure verdammte Härte!" antwortete Julian, und nur Dora ahnte, daß ihr Sohn einen anderen Weg gehen würde, einen, den auch sie viel lieber gegangen wäre.
Irina Korschunow (Stendal, 31 december 1925)
De Amerikaanse schrijver Nicholas Charles Sparks werd geboren in Omaha, Nebraska op 31 december 1965. Sparks is Rooms-katholiek opgevoed en heeft Duitse, Tsjechische, Engelse, en Ierse voorouders. Omdat zijn vader nog studeerde toen Nicholas geboren was verhuisde het gezin vaak. Nog voordat hij acht jaar was had hij in Minnesota, Los Angeles, en Grand Island, Nebraska, gewoond. In 1974 settelde zijn gezin zich in Fair Oaks, Californië en bleven daar wonen totdat Nicholas naar de middelbare school ging. Hij slaagde in 1984 aan de Bella Vista High School. Hij studeerde af in Business Finance en slaagde in 1988. In 1985 schreef Nicholas zijn eerste roman, The Passing. Het is nooit gepubliceerd en evenmin zijn tweede roman. In 1994, schreef hij in een periode van zes maanden zijn eerste gepubliceerde roman The Notebook. Hij werd ontdekt door Theresa Park, die The Notebook las en aanbood Nicholas te vertegenwoordigen. In oktober 1995, regelde Park een voorschot $1 miljoen voor The Notebook van Time Warner Book Group. De roman werd in oktober 1996 gepubliceerd en belandde zelfs op de eerste week op de New York Times bestseller lijst. Na zijn eerste succes, schreef hij nog een aantal internationale bestsellers, die allemaal in meer dan 35 talen werden vertaald. Drie van zijn boeken werden verfilmd.
Uit: The Notebook
Who am I? And how, I wonder, will this story end?
The sun has come up and I am sitting by a window that is foggy with the breath of a life gone by. I'm a sight this morning: two shirts, heavy pants, a scarf wrapped twice around my neck and tucked into a thick sweater knitted by my daughter thirty birthdays ago. The thermostat in my room is set as high as it will go, and a smaller space heater sits directly behind me. It clicks and groans and spews hot air like a fairytale dragon, and still my body shivers with a cold that will never go away, a cold that has been eighty years in the making. Eighty years, I think sometimes, and despite my own acceptance of my age, it still amazes me that I haven't been warm since George Bush was president. I wonder if this is how it is for everyone my age.
My life? It isn't easy to explain. It has not been the rip-roaring spectacular I fancied it would be, but neither have I burrowed around with the gophers. I suppose it has most resembled a blue-chip stock: fairly stable, more ups than downs, and gradually trending upward over time. A good buy, a lucky buy, and I've learned that not everyone can say this about his life. But do not be misled. I am nothing special; of this I am sure. I am a common man with common thoughts, and I've led a common life. There are no monuments dedicated to me and my name will soon be forgotten, but I've loved another with all my heart and soul, and to me, this has always been enough.
The romantics would call this a love story, the cynics would call it a tragedy. In my mind it's a little bit of both, and no matter how you choose to view it in the end, it does not change the fact that it involves a great deal of my life and the path I've chosen to follow.
Nicolas Born, Dieter Noll, Gottfried August Bürger, Marie d'Agoult, Connie Willis, Giovanni Pascoli
De Duitse dichter en schrijver Nicolas Born werd geboren op 31 december 1937 in Duisburg, maar groeide op in de buurt van Emmerich en in Essen. In 1965 debuteerde hij met zijn eerste roman Der Zweite Tag". In 1967 verscheen de eerste dichtbundel "Marktlage". Hij nam deel aan het International Writing Program van de universiteit van Iowa en keerde na het verschijnen van zijn tweede bundel "Wo mir der Kopf steht" met nieuwe invloeden uit de pop & beatcultuur uit de VS terug. In 1972 verscheen zijn bekendste bundel Das Auge des Entdeckers". Borns bekendste roman Die Fälschung die vlak voor zijn dood in 1979 verscheen, werd in 1981 door Volker Schlöndorff verfilmd.
Drei Wünsche
Sind Tatsachen nicht quälend und langweilig?
Ist es nicht besser drei Wünsche zu haben
unter der Bedingung daß sie allen erfüllt werden?
Ich wünsche ein Leben ohne große Pausen
in denen die Wände nach Projektilen abgesucht werden
ein Leben das nicht heruntergeblättert wird
von Kassierern.
Ich wünsche Briefe zu schreiben in denen ich
ganz enthalten bin -,
Ich wünsche ein Buch in das ihr alle vorn hineingehen
und hinten herauskommen könnt.
Ich möchte nicht vergessen daß es schöner ist
dich zu lieben als dich nicht zu lieben
Nachruf
Ein Mädchen das nicht viel auf sich hielt
war Yvonne (bürgerl. Karin Fell).
Jedem nahm sie die Not ab
das hielt ihr Körper nicht.
Ihr Lieblingsgetränk war Wodka
ihr Stolz der kommunistische Vater hinter Gittern.
Sie nahm Jungunternehmer
und Landtagsabgeordneter aus
und war die erste in ihrem Revier
die mit keinem Louis teilte.
Aber es gibt eine Menge Vorbestrafter
die sich durchfraßen bei ihr.
Sie liebte ihre kleine Schwester Veronika
der sie eine Summe mündelsicher hinterließ.
Sie war katholisch und bekam
ein schönes Begräbnis.
Nicolas Born (Duisburg, 31 december 1937)
De Duitse schrijver Dieter Noll werd geboren op 31 december 1927 in Riesa. Sinds 1946 was hij lid van de KPD en van 1964 toto 1967 lid van de SED-Bezirksleitung in Berlijn. Toen in 1976 allerlei DDR schrijvers protesteerden tegen de uitburgering van Wolf Biermann bleef hij trouw aan de SED. In een brief aanErich Honecker noemde hij schrijvers alsStefan Heym, Joachim Seyppel en Rolf Schneider in 1979 nog kaputte Typen. In de vroege jaren vijftig schreef Noll vooral reportages over de opbouwfase in de DDR. Zijn hoofdwerk is de tweedelige roman Die Abenteuer des Werner Holt, waarvan sinds begin jaren zestig meer dan twee miljoen exemplaren werden verkocht.
Uit: Die Abenteuer des Werner Holt
Wolzow hing unbeweglich an der Brunnenfigur. Die SS- Männer standen scharf und deutlich auf dem Visier. Holt zog ab. Ein Feuerstoß schmetterte heraus. Es war soweit. Die Rechnung wurde beglichen, für die Sagemühle, für die Gestreiften, für Gundels Eltern... Ihm war, als falle die Vergangenheit wie eine Last von ihm ab. Die erste Garbe warf drei oder vier SS-Männer vor dem Brunnen nieder. Die zweite Garbe fasste Wehnert und einen bulligen Kerl und Meißner, und Wehnert schlug über den Brunnenrand, während Meißner aufs Pflaster stürzte. Die anderen sprangen mit Panthersätzen in die Ruinen. Aber da stiebten vor dem Kellerloch Sand und Steinsplitter auf. Holt war schon entdeckt worden und erhielt von allen Seiten Feuer.
Vorsicht, die sind gefährlich, die haben Routine! Da krochen sie schon näher. Aber ich bin auch gefährlich, ich stell mich tot. Das MG schwieg. Fünf, sechs Mann sprangen aus den Trümmern und stürmten heran. Die Garbe fasste sie und warf sie zu Boden. Kommt doch, kommt! Aber die SS war auf einmal unkonzentriert. Holt sah die versteckten Gestalten nach rechts feuern, als vermuteten sie auch dort einen Gegner. Holt schoss. Die SS erwiderte das Feuer. Dreck stiebte vor dem Fenster auf. Holt legte einen neuen Gurt ein. Da hackte Vetters Maschinenpistole los, hinten, wo der Kellergang in den Garten mündete.
Vetter schrie: Die Amiiiis!" Die Amis? Holt feuerte auf einen SS-Mann, der von rechts nach links über den Markt floh und im Laufen das Gewehr fallen ließ, ehe er auf das Pflaster stürzte. Schieß auf die SS! Schieß um dich, wo immer sich was rührt.
Seufzer eines Ungeliebten. Hast du nicht Liebe zugemessen Dem Leben jeder Kreatur? Warum bin ich allein vergessen, Auch meine Mutter du! Natur!
Wo lebte wohl in Hain und Hürde, Wo wallt' in Luft und Meer ein Tier, Das nimmermehr geliebet würde? Geliebt wird alles, außer mir!
Wenn gleich in Hain und Wiesenmatten Sich Baum und Staude, Moos und Kraut Durch Lieb' und Gegenliebe gatten, Vermählt sich mir doch keine Braut.
Mir wächst vom süßesten der Triebe Nie Honigfrucht zur Lust heran; Denn ach! mir mangelt Gegenliebe, Die Eine nur gewähren kann!
Gottfried August Bürger (31 december 1747 8 juni 1794)
De Franse schrijfster gravin Marie de Flavigny d'Agoult werd in 1805 geboren in Frankfurt Am Main. Zij werd ook bekend onder de naam Daniel Stern. Marie trad in 1827 in het huwelijk met de twintig jaar oudere kolonel Charles d'Agoult. Het huwelijk voldeed niet aan haar verwachtingen en nadat ze componist Franz Liszt ontmoette, besloot ze d'Agoult te verlaten.Uit de relatie met Franz List kwam een dochter voort, Cosima, die later in het huwelijk zou treden met componist Richard Wagner. Liszt maakte echter in 1839 een einde aan de relatie. Marie de Flavigny d'Agoult werd in de jaren veertig het stralende middelpunt van het socety-leven in Parijs. Zij publiceerde de roman "Nélida" en werd een vriendin van George Sand. D'Agoult leidde een salon die werd bezocht door de belangrijkste schrijvers, kunstenaars, muzikanten en filosofen van haar tijd.
Uit: Essai sur la liberté
Dans l'état de choses encore subsistant, malgré tous les progrès accomplis, rien n'est encore réglé ; tout demeure arbitraire, inconséquent ; tout est hasard. La destinée des femmes varie autant que peut varier le caprice d'un individu, contenu, il est vrai, par la douceur des mours, mais en dernier ressort maître absolu ; et le plus souvent l'homme, qui ne devrait avoir que des rapports d'égalité avec sa compagne, demeure dans des rapports de supériorité qui faussent les indications de la nature. La loi et les coutumes ne lui donnent, suivant le rang qu'il occupe dans la hiérarchie sociale, qu'une servante utile ou une esclave gracieuse ; il en résulte que ses devoirs envers elle participent plus de la paternité que de la fraternité ou conjugalité.
Marie d'Agoult (31 december 1805 5 maart 1876)
De Amerikaanse (sciencefiction) schrijfster Connie Willis werd geboren in Denver (Colorado) op 31 december 1945. Na afgestudeerd te zijn in letteren aan de University of Northern Colorado startte ze haar schrijverscarrière in 1971 met het verhaal The Secret of Santa Titicaca in het tijdschrift World of Fantasy. Willis is een van de meest gelauwerde schrijvers in het genre. Ze heeft als enige de prestigieuze Hugo Awards en Nebula Awards gewonnen in alle verhaalcategorieën (novel, novella, novelette en short story). Niemand heeft haar nog geëvenaard in het aantal prijzen in één jaar: ze won er acht in 1993.
Uit: Miracle and Other Christmas Stories
I love Christmas. All of it--decorating the tree and singing in the choir and baking cookies and wrapping presents. I even like the parts most people hate--shopping in crowded malls and reading Christmas newsletters and seeing relatives and standing in baggage check-in lines at the airport.
Okay, I lied. Nobody likes standing in baggage check-in lines. I love seeing people get off the plane, though, and holly and candles and eggnog and carols.
But most of all, I love Christmas stories and movies. Okay, I lied again. I don't love all Christmas stories and movies. It's a Wonderful Life, for instance. And Hans Christian Andersen's "The Fir Tree."
But I love Miracle on 34th Street and Christopher Morley's "The Christmas Tree That Didn't Get Trimmed" and Christina Rosetti's poem "Midwinter." My family watches The Sure Thing and A Christmas Story each year, and we read George V. Higgins's "The Snowsuit of Christmas Past" out loud every Christmas Eve, and eagerly look for new classics to add to our traditions.
There aren't a lot. This is because Christmas stories are much harder to write than they look, partly because the subject matter is fairly limited, and people have been writing them for nearly two thousand years, so they've just about rung all the changes possible on snowmen, Santas, and shepherds.
Stories have been told from the point of view of the fourth wise man (who got waylaid on the way to Bethlehem), the innkeeper, the innkeeper's wife, the donkey, and the star. There've been stories about department-store Santas, phony Santas, burned-out Santas, substitute Santas, reluctant Santas, and dieting Santas, to say nothing of Santa's wife, his elves, his reindeer, and Rudolph.
De Russische dichter en schrijver Daniil Charms (pseudoniem van Daniil Ivanovitsj Joevatsjov)werd geboren inSint-Petersburg op 30 december 1905.
Ich weiß warum die Wege
Ich weiß warum die Wege wenn sie sich losreißen von der Erde mit den Vögeln spielen. Mir ist bestens bekannt wohin der Soldat stirbt wenn er sein letztes Wort gerufen hat. Die Bleiknöpfe seines Mantels werden Zeichen für das was neu sich vor ihm auftut. Ein zartes Ästchen Wind bläst in sein Grab. Mit riesigen Schwüngen der Rippen fängt der Soldat die Lufträder ein die das Blut kreisen lassen zur Verlängerung des Lebens. Nicht schwer ist auszurechnen wie oft in der Minute das Herz schlägt des Feindes und des Kriegers. Ferner sei euch das Mittel entdeckt zur Erforschung der Himmelsbalkone in denen das Pendel der sechsten Zeit irdische Grüße versteckt. Ich will euch den Weg der Rettung weisen.
Uit: Traktat mehr oder weniger nach der Lektüre Emersons
1. Über Geschenke
Unvollkommene Geschenke sind solche Geschenke: zum Beispiel: wir schenken jemandem zum Namenstag den Deckel eines Tintenfasses. Und wo ist das Tintenfaß selbst? Oder wir schenken ihm ein Tintenfaß mit Deckel. Und wo ist der Tisch, auf dem das Tintenfaß stehen sollte? Wenn der Beschenkte schon einen Tisch hat, so wird das Tintenfaß zum vollkommenen Geschenk. Stets vollkommene Geschenke sind Schmuckstücke für den nackten Körper, wie zum Beispiel Ringe, Armreifen, Colliers usw. (vorausgesetzt natürlich, der Beschenkte ist kein Krüppel), oder Geschenke wie, zum Beispiel, ein Stäbchen, an dessem einem Ende eine kleine Holzkugel befestigt ist, am anderen Ende dagegen ein hölzerner Würfel. Ein solches Stäbchen kann man in Händen halten oder, wenn man es weglegt, dann ist vollkommen gleichgültig
Daniil Charms (30 december 1905 - 2 februari 1942)
De Duitse schrijver en regisseur Peter Lund werd geboren op 30 december 1965 in Flensburg. Na het gymnasium studeerde hij architectuur in Berlijn. In 1987 met het schrijven en regiseren van eigen theaterstukken. In de periode 1996 2004 had hij de leiding over de Neuköllner Oper. Zowel als regisseur als als schrijver heeft Lund een voorliefde voor de musical. Hierbij schrikt hij er echter niet voor terug om actuele themas als terrorisme ((Held Müller) op het toneel te brengen.
Uit: ELTERNABEND
1. Szene (Ausschnitt)
Ein Schülerladen. Zu kleine Tische, zu kleine Stühle, eine Kuschelecke mit
überdimensionalen, angeschmuddelten Stofftieren. Eine Ecke mit Musikinstrumenten und
Rhythmusgeräten. Spielzeug nach Belieben, Kinderbilder, etc.
Irene, eine etwas abgekämpfte Mitdreißigerin, die sich um ihr Äußeres bewußt wenig
kümmert, allein auf der Bühne. Sie arrangiert ein kümmerliches Buffet.
Irene: ruft nach hinten
Und- nervös?
Dennis: off
Nein. Warum?
Irene:
Mußt du nicht sein.
Irene klaut ein Partywürstchen. Dennis, der neue Erzieher, ein sympathischer, etwas
langweilig wirkender großer Junge um die dreißig kommt mit Fladenbrot aus der Küche.
Irene mit vollem Mund
Wir fressen keinen.
Dennis:
Ich hab doch gerade hier zwei Flaschen Wasser hingestellt?
Irene:
Hab ich noch mal in die Küche gebracht. Damit es nicht zu warm wird.
Dennis:
Wie viele kommen denn normalerweise zu so was?
Irene:
Ich kanns auch wieder hinstellen.
Dennis:
Nicht nötig. Mehr als zehn?
Irene:
Also, ich bin da!
Dennis:
Doch nicht mehr als zehn, oder?
Irene:
Soll ichs wieder hinstellen?
Dennis:
Echt nicht nötig.
Peter Lund (Flensburg, 30 december 1965)
De Canadese schrijver Douglas Coupland werd geboren op 30 december 1961 in een militaire kazerne inRheinmünster-Söllingen in Duitsland. Op zijn vierde keerde zijn familie terug naar Vancouver in Canada, waar hij verder opgroeide. In 1979 haalde Coupland zijn diploma op de Sentinel Secondary School in West Vancouver. In 1984 studeerde hij af aan de Emily Carr College of Art and Design in Vancouver, waarna hij naar Hawaii reisde, het Europese Design Instituut in Milaan en naar het Hokkaido College of Art and Design in Sapporo in Japan. Hij genoot succes als beeldhouwer en had een tentoonstelling in Vancouver, getiteld 'The Floating World'. Hij kreeg een baan als schrijver bij een nieuwsblad. Coupland verwierf bekendheid als schrijver met zijn roman 'Generation X' in 1991. Zijn interesse in 'Generation X' bleek al toen hij in 1988 een artikel voor de Vancouver Magazine er over schreef. Hij continueerde het project, aanvankelijk als strip met striptekenaar Paul Leroche, maar toen hem werd verzocht er een handboek over te schrijven, maakte hij er een boek van. Nadien werd hij gezien als de woordvoerder voor zijn generatie, iets wat hij altijd verwierp. Hij sprak voor zichzelf, niet voor een generatie.
Uit: Life After God
It was years ago. I had been going through a patch of intense brooding and had made a big hubbub about severing most of my ties to my past. I had moved into a rent-by-the-week cold water downtown hotel room on Granville Street and had cut my hair off, stopped shaving, and had thorns tatooed on my right arm. I spend my days lying on my bed staring at the ceiling, listening to the drunked brawls in other rooms, the squawk of other TVs and the smashing of other mirrors. My fellow tenants were a mixture of pensioners, runaways, drug dealers and so forth. The whole ensemble had made a suitable glamourous backdrop for my belief that my poverty, my fear of death, my sexual frustration, and my inability to connect with others would carry me off into some sort of Epiphany. I had lots of love to give -- it's just that no one was taking it then. I had thought I was finding consolation in solitude, but to be honest I think I was only acquiring a veneer of bitterness.
My neighbors across the hall at this time were a headbanger couple. Cathy and Pup-Tent. Cathy was a seventeen-year-old runaway from Kamloops up north; Pup-Tent was a bit older and from back East. They both had the ghostly complexions, big hair and black leather wardrobe that heavy metal people like so much. They tended to live at night and sleep late into the afternoon, but sometimes I would see Pup-Tent being the very picture of enterprise down on Granville Street, selling hash cut with Tender Vittles to treeplanters on city leave. Or I would see Cathy, selling feather earrings in the rain on Robson Street. Sometimes I would see them both at the corner grocery store where they would be shopping for Kraft dinner, grenadine syrup, peeled carrot sticks, Cap'n Crunch, After Eight dinner mints and Lectric Shave. We would nod in a neighborly way and occasionally we would meet in the pub at the Yale Hotel where we would get to talking, and it was via these encounters that I got to know them. They would sit there drawing skulls and crossbones on each other's transdermal nicotine patches and drink draft beers.
Douglas Coupland (Rheinmünster-Söllingen, 30 december1961)
Georg von der Vring, Maurice Bedel, Heinrich Hart, Betty Paoli
De Duitse dichter, schrijver en schilder Georg von der Vring werd geboren op 30 december 1889 in Brake (Oldenburg). Hij volgde van 1904 tot 1910 de lerarenopleiding in Oldenburg en leerde daar de jonge (latere uitgever) Peter Suhrkamp kennen. Nog tijdens zijn opleiding publiceerde hij in eigen beheer zijn eerste gedichtenbundel Muscheln. Na het succes van zijn roman Soldat Suhren", die bekend staat als de eerste literaire verwerking van WO I in de Duitse literatuur, verstigde hij zich als zelfstandig schrijver en schilder in Tessin, Wenen, en vanaf 1930 in Stuttgart.
Nie genug
Bei meines Lebens Narretein
Da ward ich einmal klug,
Ich liebt mich in dein Herz hinein,
Und tat's doch nie genug.
Dein Mund so schön, dein Auge klar,
War alles, was ich frug,
Bis daß ich gar verwandelt war,
Und war's doch nie genug.
Du wurdest unsre Mutter dann,
Die meine Kinder trug,
Ich saß bei dir und sah dich an,
Und tat's doch nie genug.
Und als das Unheil lauerte,
Und als der Tod dich schlug,
Da weint' ich hin und trauerte,
Und tat's doch nie genug.
Wie dank ich's dir? Das Leben hier
Ist eines Vogels Flug.
Was ich noch bringe, bring ich dir,
Doch nie und nie genug.
Schwarz
Nacht ohne dich. Wer wird mein Herz bewahren? Der Mond erblich. Die Vogelwolken fahren. Vorüberstrich Ein Schwarm von schwarzen Jahren.
Georg von der Vring (30 december 1889 1 maart 1968)
De Franse dichter en schrijver Maurice Bedel werd geboren op 30 december 1883 in Parijs. Hij studeerde medicijnen en publiceerde zijn eerste dichtbundelLe Cahier de Phane in 1913. Voor zijn eerste roman Jérôme 60° latitude nord ontving hij in 1927 de Prix Goncourt. In 1948 werd hij president van de Société des Gens de Lettres.
Uit: Reines de France Berthe au grand pied
"Chaque vigneron ici fait métier d'artisan. Voici le bourrelier; il n'a qu'un oeil mais il voit clair : il découvrirait à vingt pas un virebec occupé à tourner en forme de cigare une feuille de sa vigne. Plus loin, c'est le maréchal; les nouures de ses bras n'ont-elles pas des mouvements de vieux cep ? Poussard, le menuisier, est à son établi; allons écouter le chant de sa varlope. Et voici M. le curé; il ne vigneronne pas, toutefois son teint de rose, son regard est rieur, sa bouche est en fleur : ce sont les signes d'une heureuse nature où le vin, sois-en sûre, a sa modeste part. (...) Je ne te présente pas des princes de la pensée, des héros de l'action; je te présente des hommes. Chacun fait au mieux ce qu'il fait et brode sur le canevas de la tradition un point de sa façon : à ce point tu reconnaîtras la manière des hommes libres de chez nous..."
Maurice Bedel (30 december 1883 16 oktober 1954)
De Duitse schrijver en criticus Heinrich Hart werd geboren op 30 december 1855 in Wesel. Samen met zijn broer Julius bezocht hij het gymnasium in Münster, waar zij samen al met publiceren begonnen en het scholierenblad Herz und Geist uitgaven. In 1877 verscheen het eerste literaire tijdschrift van de broers Deutsche Dichtung. In dat jaren vertrokken zij ook naar Berlijn. Zij sloten zich aan bij de beweging van het naturalisme en verkeerden in kunstenaarskringen. Ook hier weer gaven zij een tijdschrift uit, Kritischen Waffengänge, dat van grote betekenis is geweest voor het naturalisme in Duitsland.
Uit: Heinrich Hart, Julius Hart - Über Paul Lindau als Kritiker
Ist es ein Wunder, daß bei solchen Thatsachen die Kritik dem Publikum nichts mehr gilt, soll man sich da über den Sacher-Masoch'schen Cynismus wundern, der die Aufgabe aller Beurtheilung dahin zusammenfaßt, daß sie viel, recht viel Lärm zu machen und die Reclametrommel zu rühren habe? Doch nein! Es ist an der Zeit, daß sich die Besseren unter uns aufraffen gegenüber den Männern, die nur schreiben um zu schreiben, nur kritteln um zu verdienen, denen die Literaturentwicklung unseres Volkes kein Heiliges ist, für das man Gunst und Genuß aufopfert, für das man Angriffe kleinlichster Art und alle Wuth der Coterie getrost erleidet, sondern denen nichts höher steht, als ihr erbärmliches Ich, mag auch das Piedestal ein Kehrichthaufen sein. Es ist Zeit, daß die Redaktionen von ihren kritischen Mitarbeitern etwas mehr verlangen, als fingerfertige Schreibkunst, nämlich Ernst, Wahrhaftigkeit und Neigung, es ist Zeit, daß der alte Schlendrian wieder falle, der in ebenso leichtfertigem Loben wie gewissenlosem Absprechen besteht, daß er ersetzt werde durch eine ästhetisch geschulte Kritik, in welcher kein Satz vorhanden, der nicht begründet ist, in welcher jedes Urtheil belehrend, veredelnd und anregend auf Künstler und Leser wirkt. Wenn das geschehen wird, dann werden vielleicht zehntausend Recensionen jährlich weniger geschrieben werden, aber was wir lesen, wird von Berufenen herrühren, nicht von blasirten Schwätzern und Paul Lindau wird sich wieder auf das ihm eigene Gebiet beschränken, auf "harmlose", "überflüssige" Plaudereien.
Heinrich Hart (30 december 1855 11 juni 1906)
De Oostenrijkse dichteres en schrijfster Betty Paoli (eig. Barbara Elisabeth Glück ) werd geboren op 30 december 1814 in Wenen. Van 1843 tot 1848 was zij gezelschapsdame voor Fürstin Maria Anna Schwarzenberg. Met haar maakte zij reizen door Duitsland en Nederland. Ook brachtt zij in 1843 enkele maanden in Venetië door. Na de dood van de vorstin probeerde zij haar brood als journaliste te verdienen, maar in 1850 keerde zij naar Wenen terug. Haar eerste gedichten verschenen 1832/33 in Praagse en Weense kranten. Sinds 1855 leefde zij als zelfstandig schrijfster ten huize van haar vriendin Ida Fleischl-Marxow, haar man Carl en hun vier zonen in Wenen.
Vorsatz
Es hielt mich lang ein finst'rer Bann gebunden, Bis Meister Schicksal seinen Hammer schwang Und von dem schweren Streich die Form zersprang, Der sich mein wahrhaft Selbst nun blank entwunden.
Was And're tödtet, machte mich gesunden, Mich machte die Erkenntniß frei vom Zwang; Wornach ich sehnend und verzweifelnd rang, Den Trost, ich hab' ihn in mir selbst gefunden:
Des Selbstgefühles ritterliche Wehre, Den kühnen Trotz gen irdisches Verderben, Das feste Halten an der eig'nen Ehre!
Und soll mein Himmel sich noch dunkler färben, Erlieg ich einst dein giftgetränkten Speere, Will ich, wie Roma's Kaiser, stehend sterben.
The melting snow dripped from the balconies. People hurried through the little street that always smelled of frying fish. Now and then a stork swooped low, dragging his sticklike legs below him. The small gramophones scraped day and night behind the walls of the shop where young Amar worked and lived. There were few spots in the city where the snow was ever cleared away, and this was not one of them. So it gathered all through the winter months, piling up in front of the shop doors.
But now it was late winter; the sun was warmer. Spring was on the way, to confuse the heart and melt the snow. Amar, being alone in the world, decided it was time to visit a neighboring city where his father had once told him some cousins lived.
Early in the morning he went to the bus station. It was still dark, and the empty bus came in while he was drinking hot coffee. The road wound through the mountains all the way.
When he arrived in the other city it was already dark. Here the snow was even deeper in the streets, and it was colder. Because he had not wanted to, Amar had not foreseen this, and it annoyed him to be forced to wrap his burnous closely about him as he left the bus station. It was an unfriendly town; he could tell that immediately. Men walked with their heads bent forward, and if they brushed against a passer-by they did not so much as look up. Excepting the principal street, which had an arclight every few meters, there seemed to be no other illumination, and the alleys that led off on either side lay in utter blackness; the white-clad figures that turned into them disappeared straightway.
"A bad town," said Amar under his breath. He felt proud to be coming from a better and larger city, but his pleasure was mingled with anxiety about the night to be passed in this inimical place. He abandoned the idea of trying to find his cousins before morning, and set about looking for a fondouk or a bath where he might sleep until daybreak.
Only a short distance ahead the street-lighting system terminated. Beyond, the street appeared to descend sharply and lose itself in darkness. The snow was uniformly deep here, and not cleared away in patches as it had been nearer the bus station. He puckered his lips and blew his breath ahead of him in little clouds of steam. As he passed over into the unlighted district he heard a few languid notes being strummed on an oud. The music came from a doorway on his left. He paused and listened. Someone approached the doorway from the other direction and inquired, apparently of the man with the oud, if it was "too late."
The children had discovered that their lives would be unendurable without pistol-practice. After much forethought and self-denial, Dick had saved seven shillings and sixpence, the price of a badly constructed Belgian revolver. Maisie could only contribute half a crown to the syndicate for the purchase of a hundred cartridges. 'You can save better than I can, Dick,' she explained; 'I like nice things to eat, and it doesn't matter to you. Besides, boys ought to do these things.'
Dick grumbled a little at the arrangement, but went out and made the purchase, which the children were then on their way to test. Revolvers did not lie in the scheme of their daily life as decreed for them by the guardian who was incorrectly supposed to stand in the place of a mother to these two orphans. Dick had been under her care for six years, during which time she had made her profit of the allowances supposed to be expended on his clothes, and, partly through thoughtlessness, partly through a natural desire to pain,--she was a widow of some years anxious to marry again,--had made his days burdensome on his young shoulders.
Where he had looked for love, she gave him first aversion and then hate.
Where he growing older had sought a little sympathy, she gave him ridicule. The many hours that she could spare from the ordering of her small house she devoted to what she called the home-training of Dick Heldar. Her religion, manufactured in the main by her own intelligence and a keen study of the Scriptures, was an aid to her in this matter. At such times as she herself was not personally displeased with Dick, she left him to understand that he had a heavy account to settle with his Creator; wherefore Dick learned to loathe his God as intensely as he loathed Mrs. Jennett; and this is not a wholesome frame of mind for the young. Since she chose to regard him as a hopeless liar, but an economical and self-contained one, never throwing away the least unnecessary fib, and never hesitating at the blackest, were it only plausible, that might make his life a little easier. The treatment taught him at least the power of living alone,--a power that was of service to him when he went to a public school and the boys laughed at his clothes, which were poor in quality and much mended. In the holidays he returned to the teachings of Mrs. Jennett, and, that the chain of discipline might not be weakened by association with the world, was generally beaten, on one account or another, before he had been twelve hours under her roof.
Rudyard Kipling(30 december1865 18 januari1936)
De Duitse schrijver Theodor Fontane werd geboren in Neuruppin op 30 december 1819. Fontanes ouders waren hugenoten, die vanuit Zuid-Frankrijk waren overgekomen en in Neuruppin een apotheek hadden geopend. Daar, en eveneens in Swinemünde, bracht Fontane zijn jeugd door. Hij beëindigde de school vroegtijdig om in Leipzig en later Berlijn als apothekersleerling te werken. In Berlijn kwam hij in 1842 met Georg Herwegh in contact; zijn eerste gedichten waren geïnspireerd door de Vormärz. Zijn eerste successen kwamen echter als lid van het collectief Tunnel über der Spree: de Preußenlieder waren ballades over verdienstelijke figuren. In 1850 huwde hij; hij maakte een aantal reizen naar Engeland. Na zijn terugkeer wierf de Pruisische staat hem als journalist aan; hij werd in 1860 redacteur bij de Kreuzzeitung, een conservatieve krant. Hij werd populair met een reeks verhalen over de streek, die in episoden gepubliceerd werden: de Wanderungen durch die Mark Brandenburg, waarbij hij historische anekdotes over de regio in zeer groot detail beschreef. De Wanderungen bleven van 1862 tot 1882 bestaan. Hij realiseerde zich dat Pruisen in feite nog geen boekcultuur van grote maatschappelijke romans bezat en begon ze dus zelf te schrijven. In totaal schreef hij op late leeftijd nog 16 romans; enerzijds misdaadverhalen, anderzijds burgerlijke familiegeschiedenissen waarvoor hij naar stof uit de Wanderungen teruggreep. Zijn romans luidden het naturalisme in; in zijn theaterrecensies gaf hij zijn goedkeuring aan de nieuwe generatie dramatici, zoals Gerhart Hauptmann.
Uit: Effie Briest
Solche Karten trafen nun täglich ein, aus Innsbruck, aus Verona, aus Vicenza, aus Padua, eine jede fing an: »Wir haben heute vormittag die hiesige berühmte Galerie besucht«, oder wenn es nicht die Galerie war, so war es eine Arena oder irgendeine Kirche »Santa Maria« mit einem Zunamen. Aus Padua kam, zugleich mit der Karte, noch ein wirklicher Brief. »Gestern waren wir in Vicenza. Vicenza muß man sehen wegen des Palladio; Geert sagte mir, daß in ihm alles Moderne wurzele. Natürlich nur in bezug auf Baukunst. Hier in Padua (wo wir heute früh ankamen) sprach er im Hotelwagen etliche Male vor sich hin: 'Er liegt in Padua begraben', und war überrascht, als er von mir vernahm, daß ich diese Worte noch nie gehört hätte. Schließlich aber sagte er, es sei eigentlich ganz gut und ein Vorzug, daß ich nichts davon wüßte. Er ist überhaupt sehr gerecht. Und vor allem ist er engelsgut gegen mich und gar nicht überheblich und auch gar nicht alt. Ich habe noch immer das Ziehen in den Füßen, und das Nachschlagen und das lange Stehen vor den Bildern strengt mich an. Aber es muß ja sein. Ich freue mich sehr auf Venedig. Da bleiben wir fünf Tage, ja vielleicht eine ganze Woche. Geert hat mir schon von den Tauben auf dem Markusplatz vorgeschwärmt, und daß man sich da Tüten mit Erbsen kauft und dann die schönen Tiere damit füttert. Es soll Bilder geben, die das darstellen, schöne blonde Mädchen, 'ein Typus wie Hulda', sagte er. Wobei mir denn auch die Jahnkeschen Mädchen einfallen. Ach, ich gäbe was drum, wenn ich mit ihnen auf unserem Hof auf einer Wagendeichsel sitzen und unsere Tauben füttern könnte. Die Pfauentaube mit dem starken Kropf dürft ihr aber nicht schlachten, die will ich noch wiedersehen. Ach, es ist so schön hier. Es soll auch das Schönste sein. Eure glückliche, aber etwas müde Effi.«
Frau von Briest, als sie den Brief vorgelesen hatte, sagte:
»Das arme Kind. Sie hat Sehnsucht.«
»Ja«, sagte Briest, »sie hat Sehnsucht. Diese verwünschte Reiserei ...«
»Warum sagst du das jetzt? Du hättest es ja hindern können. Aber das ist so deine Art, hinterher den Weisen zu spielen. Wenn das Kind in den Brunnen gefallen ist, decken die Ratsherren den Brunnen zu.«
»Ach, Luise, komme mir doch nicht mit solchen Geschichten. Effi ist unser Kind, aber seit dem 3. Oktober ist sie Baronin Innstetten. Und wenn ihr Mann, unser Herr Schwiegersohn, eine Hochzeitsreise machen und bei der Gelegenheit jede Galerie neu katalogisieren will, so kann ich ihn daran nicht hindern. Das ist eben das, was man sich verheiraten nennt.«
»Also jetzt gibst du das zu. Mir gegenüber hast du's immer bestritten, immer bestritten, daß die Frau in einer Zwangslage sei.«
»Ja, Luise, das hab ich. Aber wozu das jetzt. Das ist wirklich ein zu weites Feld.«
Theodor Fontane (30 december 1819 - 20 september 1898)
De Amerikaanse dichter, schrijver en criticus Joshua Clover werd geboren op 30 december 1962 in Berkeley, California. Hij studeerde aan de Boston University en nam deel aan de Iowa Writer's Workshop. Hij doceert English Literature and Critical Theory aan de University of California. Clover schrijft ook regelmatig bijdragen voor de Village Voice, The New York Times en het magazine Spin.
The map room
We moved into a house with 6 rooms: the Bedroom,
the Map Room, the Vegas Room, Cities
in the Flood Plains, the West, & the Room Which Contains All
of Mexico.We honeymooned in the Vegas Room where
lounge acts wasted our precious time.Then there was the junta's
high command, sick dogs of the Map Room, heel-
prints everywhere, pushing model armies into the unfurnished
West.At night: stories of their abandoned homes in the Cities
in the Flood Plains, how they had loved each other
mercilessly, in rusting cars, until the drive-in went under.
From the Bedroom we called the decorator & demanded
a figurehead... the one true diva to be had
in All of Mexico: Maria Felix [star of The Devourer, star
of The Lady General].Nightly in Vegas, "It's Not Unusual"
or the Sex Pistols medley.Nothing ever comes back
from the West, it's a one-way door, a one-shot deal,--
the one room we never slept in together.My wife
wants to rename it The Ugly Truth.I love my wife for her
wonderful, light, creamy, highly reflective skin;
if there's an illumination from the submerged Cities,
that's her.She suspects me of certain acts involving Maria Felix,
the gambling debts mount...but when she sends the junta off to Bed
we rendezvous in the Map Room & sprawl across the New World
with our heads to the West. I sing her romantic melodies from the Room
Which Contains All of Mexico, tunes which keep arriving
like heaven, in waves of raw data, & though I wrote
none of the songs myself & can't pronounce them, these are my
Turnhouters, weest fi er op uw schrijvers, weest fi er op uw stad!
Met deze woorden eindigde Remi Sterkens, groot kenner van de Kempische literatuur, op 15 juli 1937 een voordracht over Turnhout in de letterkunde van de 19de eeuw.
Tijdens het schrijven van dit boek moest ik er vaak aan denken. Zelf afkomstig uit de Kempen, maar uit het oostelijke deel, stond ik er versteld van hoeveel schrijvers uit de schoot van Turnhout zijn voortgekomen. Heel de Limburgse Kempen samen telt minder letterkundigen dan die ene provinciestad in de Antwerpse Kempen. De reden werd mij snel duidelijk: het onderwijs en in het bijzonder dat van de paters jezuïeten. De meeste Limburgse schrijvers waren noodgedwongen autodidact wegens een gebrek aan goede scholen en koppelden talent aan doorzettingsvermogen. Maar hun stemmen reikten zelden verder dan de provinciegrens. Zij waren predikers in een verlaten zandvlakte.
Turnhout had het geluk om dichter bij Antwerpen te liggen, ook al zullen weinige rasechte Turnhoutenaren dat ooit als een zegen beschouwd hebben. Maar als het in Antwerpen regende, dan druppelde het in Turnhout en als er in Turnhout een wind opstak, dan was er toch een bries te voelen in Antwerpen, zeker op cultureel en politiek vlak. Een gemeente als Hasselt bleef in die zin van alles verstoken en was als hoofdstad van Limburg al bij al niet meer dan een dorp met te veel inwoners.
Turnhout keek op naar het grote Antwerpen maar wilde er tegelijk niet voor onder doen. Dat was vooral te merken aan het onderwijs. Rijksscholen, gemeentescholen, katholieke scholen. Het aanbod was groot, de kwaliteit hoog. Geen enkele jonge Turnhoutenaar, ongeacht de sociale klasse, hoefde uit te wijken naar Antwerpen, en leerlingen uit andere Kempische gemeenten kozen ook vaak de weg naar het Turnhoutse onderwijs. De betere meisjes gingen naar de Zusters van het Heilig Graf en de betere jongens naar het Sint-Jozefcollege van depaters jezuïeten.
Uit: Letzte Instanz (A Frolic of His Own, vertaald door Nikolaus Stingl)
Frank Gribble, Ace Worlwide Fidelity, darf ich hereinkommen? im schwarzenAnzug, na, wie gehts uns denn? Darf ich mich setzen?, und schon saß er, legte sich eine Aktenmappe aus Kunstleder platt auf den Schoß, ich hoffe, Sie haben keine Schmerzen?, und holte einen gelben Notizblock hervor, Also, wir wollen Ihre kostbare Zeit nicht allzu sehr in Anspruch nehmen, Mister Crease. Wenn Sie mir einfach erzählen könnten, waspassiert ist. Natürlich kann ich, ich...In ihren eigenen Worten.Ja, natürlich. Die Zündung hat nicht funktioniert. Deshalb musste ich zum Anlassen des Wagens die Motorhaube öffnen und ein Kabel von der Zündspule an den Plus-Pol der Batterie halten. Kurzschließen nennt man das wohl. Wir bekommen ständig Meldungen über Autos, die auf diese Weise gestohlen werden, bitte fahren sie fort.Es handelt sich um mein eigenes Auto, Mister Gribble.Aber ja, ja, ich wollte damit nicht...Der Wagen stand auf Park. Ich habe das Kabel an die Batterie gehalten, der Wagen ist angesprungen, hat auf Drive geschaltet und mich angefahren.Aha. Dann können wir also annehmen, dass sie vor dem Wagen gestanden haben? Warum haben sie vor dem Wagen gestanden, Mister Crease.Weil neben dem Wagen eine Schlammpfütze war, Mr. Gribble, und ich es nicht für ratsam hielt, Wasser und Strom in Verbindung zubringen. Aber das ist sowieso allesunerheblich. Der Wagenbesitzer ist ja versichert, nicht?Aber soweit ich verstanden habe, sind sie der Besitzer.Ich bin außerdem das Unfallopfer, Mister Gribble. Normalerweise wäre es nun wohl so, dass die Versicherung des Besitzers sich an den Fahrer hält, aber...Aber soweit ich verstanden habe, ist niemand gefahren. Womit Ihnen vermutlich nur die Alternative bliebe, den Hersteller aufProdukthaftung zu verklagen. Der Wagen hat ohne fremdes Zutun von Park auf Drivegeschaltet, oder? Wenn er von Anfang an auf Drive gestanden hätte, wäre er überhaupt nicht angesprungen. Res ipsa loquitur, Mister Gribble, so eindeutig, wie wenn ihnen derKronleuchter auf den Kopf fällt.Tja, also ein bisschen schwierig könnte es schon werden, vielleicht wenn wir ein paar ähnliche Fälle ausgraben könnten und dann müssten wir natürlich auch den Wagenuntersuchen.Den Wagen untersuchen, selbstverständlich, ich will schließlich nur Gerechtigkeit.Untergestellt ist er an Ihrem, am Unfallort, im Moment kann ich die Adresse nicht, was ist es überhaupt für ein Wagen?Ein Sosumi.Ich habe es ernst gemeint, Mister Crease.Ich auch! Es ist ein japanischer Wagen, ein Sosumi. Ach so. mein Gott, ja, Entschuldigung, es ist so schwer, heutzutage auf demLaufenden zu bleiben. Letzte Woche ist eine ganze Familie in einem Isuyu ums Lebengekommen, den hab ich auch nicht gekannt. Ich denke, wir haben dann vorläufig alles soweit erledigt, Mister Crease, ich will Sie auch nicht ermüden. Sie hören umgehend von uns, ich glaube nicht, dass es mit Ihren Krankenhausrechnungen hier ein Problem gibt, vielleicht kann ich sogar noch die Miete für den Fernseher darin unterbringen, ohne dass es jemand merkt, alles kein Thema. Im Augenblick müssen wir nur zusehen, dass Sie die allerbeste Pflege bekommen, wenn Sie bitte eben rasch hier unterschreiben, dann sind Sie ruckzuck wieder auf den Beinen und können, hier ist ein Stift...Baseball spielen?
William Gaddis (29 december 1922- 16 december 1998)
Dunkel erinnere ich mich an eine gewisse Frau John, dunkel, wie sie es selbst ja auch war.
Eigentlich keine gewisse, sondern eine sehr ungewisse Frau. Das lief aber auf dasselbe hinaus. "Frau John kommt, Frau John kommt", hieß es, wenn sie ihren Besuch durch einen kleinen Boten ankündigen ließ. Sofort wurde im Wohnzimmer abgestaubt. Ungewiß deshalb, weil man als Kind nichts Genaues über sie wissen konnte. Nein, über Frau John nicht! Und so war immer die Reihenfolge. Zuerst der Ruf: "Frau John kommt!",
dann das Abstauben, das Eintreffen der Tanten und Nachbarinnen, Frau Johns Absätze im Flur, zum Schluß das falsche "Endlich!" der zurückbleibenden Frauen und erst dann der Spruch von Frau Petz.
Frau John schien Pianistin zu sein, vielleicht auch nur Schauspielerin, irgendeine Künstlerin oder die Direktrice einer vornehmen Bar. Immer trug sie, die äußerst schlanke Person, was besonders an ihren wendigen Hüften auffiel und wohl den Neid der Tanten erregte, ein schwarzes Kostüm, ein Hütchen aus Filz und Federn und eine Perlenkette im tiefen Ausschnitt. Damals wußte ich noch nicht, daß es ein Zeichen für etwas sein sollte. Es waren ein, zwei oder sogar drei Perlenschnüre, und sie wurden treulich von den Anwesenden, meiner Mutter, den Tanten und Freundinnen, lauthals bewundert. Das aber merkte ich natürlich schon: Wie sie das Bewundern spielten, und ihnen das Übertreiben Spaß machte und die Frau John dieses Spiel von ihnen strikt verlangte, sonst wäre sie dann leider nicht
mehr gekommen.
Sie ging immer zu früh von uns weg und nahm die gute Laune mit. Die Zurückgebliebenen sagten trotzdem: "Endlich!", aber nur, um sich über ihren Verlust und den entschwundenen teuren Duft" zu beruhigen. Ich selbst machte es nicht anders. "Endlich!" sagte ich, worauf die Tanten sehr lachten, hoch über ihren großen Brüsten, und ihre Verdrossenheit vergaßen. Ich horchte dem straffen Ton von Frau Johns Absatzgeklapper auf den Flurkacheln nach, einem ganz leisen Schmatzen. Die Absatzplättchen wurden vom Boden kurz angesogen, um sich dann umso stolzer abzustoßen und dabei zu entfernen. Tsitt tsitt, tsött tsött, plöck plock, plock plöck.
Wenn, nein: falls ich einmal, durch was auch immer verursacht, in einen Zustand weit jenseits von Mut und Tollkühnheit geraten sollte, in einen Zustand, um die Sache plastisch zu machen, in dem man an der serbisch-moslemischen Grenze Bosniens »Mehr Demokratie wagen!«-Aufkleber verteilt oder schlichter gesagt, falls ich einmal nichts mehr zu verlieren haben sollte, dann, ja dann werde ich öffentlich schlecht über den Großen Panda sprechen! Ich habe nämlich unlängst gesehen, was mir die Augen geöffnet, wenngleich die Lippen beinahe versiegelt hat. Es war ein angenehm betulicher, ja geradezu schleppender, vermutlich britischer Tierfilm, 45 Minuten lang ausschließlich der Überlebenskrise des weltweit meistangehimmelten Säugetieres gewidmet. Und dort habe ich erfahren, was ich im Grunde immer schon ahnte, was ich aber unter dem massiven Druck der internationalen Tierschützer und angesichts des immer gleichen Kinderjauchzens fast vollständig verdrängt hatte. Und das ist: Der Große Panda ist dumm. Um nicht zu sagen sterbensblöd! Wohlgemerkt, ich meine damit nicht einzelne Exemplare! Ich träume vielmehr von der Ruchlosigkeit, ohne Rücksicht auf irgendeine animalische oder politische Korrektheit die ganze Art für dämlich und praktisch vollkommen lebensunfähig und des Aussterbens dreimal wert zu erklären.
Burkhard Spinnen (Mönchengladbach, 28 december 1956)
De Chinese schrijverShen Congwen werd geboren op 28 december 1902 in Fenghuang in de provincie Hunan. Als zoon uit een officiersfamilie maakte hij de revolutie van 1911 van dichtbij mee. Met vijftien jaar werd hij soldaat. In 1922 ging hij naar Peking om te studeren. In 1923 publiceerde hij zijn eerste werk. Congwen werkte langere tijd als docent in de Chinese taal. Na de stichting van de Volsrepubliek China in 1949 werd hij als te burgerlijk schrijver aangevallen. Het leidde tot een zelfmoordpoging. Ook beperkte hij zich daarna tot het schrijven van wetenschappelijk werk. Tijdens de culturele revolutie werd hij nogmaals slachtoffer van een campage tegen hem, maar twee jaar later volgde de rehabilitatie. In 1980 diende een van zijn novellen als de basis voor een draaiboek.
Uit: Eau et les nuages
"Le deuxième Hasard, en entrant dans ma vie sous la forme qui lui était propre, me plongea dans un autre livre. On l'aurait cru écrit par un auteur très prudent qui aurait pesé chacune de ses phrases, dont les descriptions n'auraient pas contenu un seul passage provocant pour le lecteur, et qui n'aurait pas renfermé d'incidents fantastiques ni d'imbroglios, mais qui n'en aurait pas moins été un roman, auquel ne manque aucun des épisodes convenus. Les chapitres n'étaient constitués que de dialogues, à l'opposé de l'histoire précédente où les sourires n'étaient que le prolongement du silence. Mais si le dialogue et le monologue ne s'interrompaient pas, c'est que le silence aurait risqué d'anéantir l'ordonnancement de l'intrigue, et qu'à travers le monologue on percevait mieux la façon de donner et de recevoir de Hasard. Par précaution, et puisque nous comprenions l'un et l'autre que le silence conduirait à la réflexion, la réflexion à la recherche du mot juste, et que celle-ci nous amènerait peut-être à distinguer les sens respectifs de l'"amitié" et de l'"amour", que dès lors la situation s'en trouverait modifiée et qu'à défaut d'embarrasser l'autre, on s'embarrasserait soi-même, l'histoire commença par le dialogue et s'acheva sur le monologue. Les personnages du livre semblaient mener une guerre, grâce à laquelle ils sauvegardèrent leur amitié dix ans durant. En apparence, ils étaient victorieux, mais dans les faits cette victoire équivalait à une défaite totale. Car au lieu de la séduction, de la coquetterie et de la sage folie qu'on aurait pu tolérer, à petite dose, pour agrémenter les jours écoulés, l'histoire se résuma à ce dialogue et à ce monologue."
Shen Congwen (28 december 1902 10 mei 1988)
De Oostenrijkse schrijver Engelbert Obernosterer werd geboren op 28 december 1936 in St. Lorenzen im Lesachtal, Kärnten. Hij bezocht het gymnasium van het internaat Tanzenberg bij Klagenfurt. Na zijn studie germanistiek en geschiedenis werkte hij als leraar. In 1975 verscheen zijn roman Ortsbestimmung, in 1980 de verhalenbundel Der senkrechte Kilometer, in 1990 de roman Die Bewirtschaftung des Herrn R. En in 1993 de roman Verlandungen.
Uit: Nach Tanzenberg
Wir wissen, das Herannahen des Gefährts kündigt sich schon eine Weile vorher mit einem weithin hallenden Tatü-tata-tatütata an. Über die Berghänge hin breitet es sich aus und wird von den gegenüberliegenden Talflanken ins Dorf herüber reflektiert. Dann richten sich die Leute auf den Feldern auf, denn der Staatswagen muss jeden Augenblick seine gelbe Schnauze aus dem Radegund-Graben hervorschieben und seine ganze Länge ins Ebene herauswuchten, um auf der Geraden vor dem Dorf seine Kraft in Geschwindigkeit umzusetzen. Fürwahr sehenswert, wie souverän und herrisch er an Krautäckern und Kleinkram vorüber, vorüber auch an den ihm ungläubig nachstarrenden Feldarbeitern, den ersten Häusern zustrebt!
Das stets pünktliche, unbeirrbare, alle Witterungsunbilden gering achtende Gefährt ist eine der wenigen Konstanten innerhalb der Unberechenbarkeiten, mit denen die Einheimischen zu kämpfen haben. Der Respekt vor ihm drückt sich unter anderem darin aus, dass diejenigen, die seine Dienste in Anspruch nehmen wollen, eine gute Weile vor seinem Herannahen an einer der Haltestellen eintreffen und zwar in einer Kleidung, die eigentlich für religiöse Anlässe gedacht ist.
Engelbert Obernosterer (St. Lorenzen, 28 december 1936)
Het andere voorname punt is, dat het tooneel van Jezus openbaar leven bij Johannes in geenen deele hetzelfde is als bij Mattheus en de beide anderen. Volgens Johannes is Judea, is met name Jeruzalem, het middenpunt van 's Heeren werkzaamheid geweest. Reeds in den aanvang van het vierde evangelie ontmoet men Jezus in de hoofdstad, den tempel reinigend, teekenen doende, zich met Nikodemus onderhoudend over de geboorte uit God. Daar en vervolgens komt hij telkens uit Galilea naar Jeruzalem, om tegenwoordig te zijn bij de gewijde feesten: paschen, purim, loofhutten, tempelherstelling. Te Jeruzalem, naar aanleiding der genezing van den kreupele in het badhuis Bethesda, breekt de eerste strijd met de farizeën uit. Te Jeruzalem, feller bij ieder nieuw bezoek van den Nazarener te dier stede, ontvlamt de haat der judeesche priesterpartij. Tot tweemaal toe loopt Jezus te Jeruzalem gevaar van gesteenigd te worden. De genezing van den Jeruzalemschen blindgeborene is aanleiding dat de farizeën besluiten om elk die het wagen zal Jezus voor den Christus te erkennen uit de synagoge te werpen. De opwekking van Lazarus, in de nabijheid van Jeruzalem, ontlokt aan Kajafas het doodelijk woord: Het is ons nut dat één mensch sterve voor het geheele volk. Om kort te gaan, volgens het vierde evangelie is niet Galilea, maar is Judea het vaderland, het aangenomen vaderland van Jezus.
Conrad Busken Huet (28 december 1826 1 mei 1886)
Antoine Bodar, Manuel Puig, Alfred Wolfenstein, Morris Rosenfeld
De Nederlandse rooms-katholiek priester, kunsthistoricus, schrijver en columnist Antoine Bodar werd geboren in 's-Hertogenbosch op 28 december 1944. Bodar studeerde geschiedenis, kunstgeschiedenis, literatuurwetenschap, filosofie en theologie aan de universiteiten van Amsterdam, Bazel, Leiden en Utrecht. Op alle vakken behaalde hij zijn doctoraal. In 1978 verbond hij zich als docent in kunstgeschiedenis en esthetica aan de Universiteit van Leiden. Bodar bleef verbonden aan deze universiteit tot zijn omstreden ontslag in december 1995. In 1987 promoveerde hij aan de Universiteit van Amsterdam tot doctor in de filosofie. Halverwege 1998 vertrok Bodar, met toestemming van het bisdom Haarlem naar Rome. Daar nam hij zijn intrek in het Duitse priestercollege Santa Maria dell'Anima. Ook startte hij hier zijn studie dogmatische theologie aan de Pontificia Università Gregoriana, dit met als doel een boek te schrijven over de relatie die eucharistie en biecht tot de rooms-katholieke liturgie hebben. Intussen schreef Bodar diverse columns voor het Katholiek Nieuwsblad, die later in boekvorm verschenen onder de titel Romeinse Brieven. Per 1 maart 2003 werd Antoine Bodar benoemd tot de plebaan van zijn geboortestad. Zijn belevenissen in 's-Hertogenbosch verwoordde hij in columns in Katholiek Nederland en het Brabants Dagblad. Deze columns zijn gebundeld in het in 2004 verschenen boek Klokkenluider van Sint-Jan.
Uit: Nochtans zal ik juichen
In de auto, op weg naar Arezzo of Urbino, aan de maaltijd thuis of buiten. Jessica en Johannes zijn in de aanvang van levensbloei overeenkomstig dit jaargetijde. - Zal Jessica weldra trouwen met haar vriend die nu in Engeland studeert? Zal Johannes weldra het ouderlijk huis verlaten en stage lopen in New York? Ik evenwel bevind mij in de volheid van leven en sta evengoed ook op een keerpunt. Ik maak mij op terug te keren in de boeken en de studie, al beoog ik uit die studieboeken boeken te laten voortkomen. Kent het leven niet opnieuw en opnieuw terugkeer naar het niets van de naaktheid om dichter te naderen tot hetgeen bestemming blijkt? Gedrieën delen wij dus in onderscheid verlangen naar toekomst. Toekomst die droefheid geeft om hetgeen nu is. Vreugde om nu. Met de kinderen weet ik mij zonder onderscheid kind maar voor de kinderen gevoel ik mij tevens vader en moeder, hoewel de belden mij meer beschermen dan ik de belden. Gisteravond heeft kosteres Rita het aan Stephanus toegewijde kerkje ontsloten en de klok geluid. Met haar en twee andere vrouwen uit de omgeving hebben we eucharistie gevierd. Ingetogen. Verlegen van mijn kant. Jessica doet de eerste lezing en blijft ontvankelijk voor de Heilige Mis.
Antoine Bodar ('s-Hertogenbosch, 28 december 1944)
Well . . . Why don't you tell me what it means to you, being a man? . . .
Mmm . . . his not taking any crap . . . from anyone, not even the powers that be . . . But no, it's more than that. Not taking any crap is one thing, but not the most important. What really makes a man is a lot more, it has to do with not humiliating someone else with an order, or a tip. Even more, it's . . . not letting the person next to you feel degraded, feel bad.
That sounds like a saint.
No, it's not as impossible as you think.
I still don't get you . . . explain a little more.
I don't know, I don't quite know myself, right this minute. You've caught me off guard. I can't seem to find the right words.
Der Wind raucht eine Zigarette, Sie liegt am Aschenschalenrand Und dampft, als ob sie Atem hätte, Durchs Zimmer, ohne Mund und Hand.
Die Hand, sie fand im weißen Bette Statt grauen Rauchs ein Glück in Blau: Es raucht der Wind die Zigarette, Der freie Mund küßt eine Frau.
Alfred Wolfenstein (28 december 1883 22 januari 1945)
De Amerikaanse dichter Morris Rosenfeld (eig. Moshe Jacob Alter) werd geboren op 28 december 1862 in Boksze in Polen. Na gewekt te hebben in naaiateliers en in de diamantindustrie (Amsterdam) werd hij vanaf 1886 in New York actief als journalist, redacteur en uitgever. In zijn in het jiddisch geschreven werk beschrijft hij van de uitbuiting van Oost-europese joodse immigranten in de naaiateliers van New York.
Chanukah Thoughts
Not always as you see us now,
Have we been used to weep and sigh,
We too have grasped the sword, I trow,
And seen astonished foemen fly!
We too have rushed into the fray,
For our Belief the battle braved,
And through the spears have fought our way,
And high the flag of victry waved.
But generations go and come,
And suns arise and set in tears,
And we are weakened now and dumb,
Foregone the might of ancient years.
In exile where the wicked reign,
Our courage and our pride expired,
But een today each throbbing vein
With Asmonean blood is fired.
Tho cruel hands with mighty flail
Have threshed us, yet we have not blenched:
The sea of blood could naught prevail,
That fire is burning, still unquenched.
Our fall is great, our fall is real,
(You need but look on us to tell!)
Yet in us lives the old Ideal
Which all the nations shall not quell.
Vertaald door Rose Pastor Stokes enHelena Frank
Morris Rosenfeld (28 december 1862 22 juni 1923)
Wir leben ein paar Augenblicke und tun so rasend wichtig. Der eine braucht den Ausdruck »Schwerpunktthema«, der andre spricht von »musikalischer Umrahmung«, der dritte sagt: »Anforderungsprofil«, und solche Wörter tönen so, als würden die, die sie verwenden, ewig leben, und ich kann nicht begreifen, warum der Mund kein Schamteil ist. Wir leben ein paar Augenblicke und achten doch auf Bügelfalten, und ist ein weiches Ei zu hart, macht man Theater. Hier fehlt ein Komma! sagen wir. Und der Hürlimann nicht endlich seine Büsche stutzt! Ich steh auf Kümmel. Nicht mein Typ. Naturschwamm oder Kunststoffschwamm? Sie werden mich noch kennen lernen. Ich ziehe Schritte in Erwägung, da man beim Schweizer Radio die vierte Strophe der Jodellieder meistens abklemmt. Du, ist der Meier schwul, er trägt ein selbst gestricktes Rosa-Westchen. Wir leben ein paar Augenblicke und sind so falsch, so schwatzhaft, so himmelschreiend oberflächlich und tun die ganze Zeit die Pflicht, die Pflicht und werden dabei schlecht und dumm und grölen in der Freizeit blöd herum und vögeln ruppig. Wir haben den Mut zu nichts und Angst vor allem, wir stehen zeitig auf und tun die Pflicht und schämen uns, wenn wir mal liegen bleiben, und wären froh um eine Grippe. Die Eskapadenfreudigkeit nimmt ab, man denkt schon vor der Sünde an den Katzenjammer, uns fehlt nicht nur die Lust, uns fehlt sogar die Lust zur Lust, schon sie gilt als obszön, nicht aber der Verzicht und nicht die Pflicht und nicht die pausenlose feige Füg- und Folgsamkeit und ihre Folge, die Verblödung. Wir sind so eingeschüchtert, so elend zahm, Umgänglichkeit hat Vorrang; weil alles so komplex ist und so erfreulich relativ, sind wir von vornherein entschuldigt, wenn wir nicht dies, nicht jenes sagen, die Selbstzensur nennt man die gedankliche Behutsamkeit, und Wahrheitsangst heißt Toleranz, und selbst der zitterigste Hampelmann hat noch die Chance, als kompromissbereiter Geist zu gelten. Ist unser Gang entspannt? Er ist es nicht. Wir gehen, wie wir leben, verkrümmt, gedrückt, geknickt und linkisch. Wie wird bei uns getanzt? Getanzt wird nicht bei uns, wir hopsen höchstens. Wo ist ein seliges Gesicht, frei von Verkniffenheit, frei von Verstellung, frei von der Furcht, nicht zu gefallen? Wo bleiben die Belege, die meine Hoffnung nähren könnten, dass alle meine Nachtgedanken nur alkohol- und froschbedingte Hirngespinste sind?
Markus Werner (Eschlikon, 27 december 1944)
De Duitse schrijfsterMalin Schwerdtfeger werd geboren op 27 december 1972 in Bremen. Vanaf 1992 studeerde zij judaïstiek en islamwetenschappen in Berlijn. Vanaf het midden van de jaren negentig publiceert zij al in bloemlezingen en tijdschriiften. Haar eerste boek was de verhalenbundel Leichte Mädchen uit 2000. deze werd zowel door publiek als kritiek goed ontvangen, evenals de daarop volgende roman Café Saratoga uit 2001. De schrijfster woont tegenwoordig in Berlijn.
Uit: Delphi (2004)
»Bis auf unser fünffaches Atmen war es still. Francis lag zwischen Linda und Robbie, auf dem Rücken, die rechte Hand immer noch in Lindas Hand, das Gesicht ihr zugewandt. Linda war sich nicht sicher, ob Francis wach war. Er atmete flacher als Robbie. Sein Gesicht war so nah, dass Linda seinen Atem an ihrer Stirn spüren konnte. Linda schob sich vorsichtig ein paar Millimeter nach oben. Plötzlich war Francis näher, als sie erwartet hatte, und als sich Lindas und Francis Lippen berührten, hörten beide auf zu atmen, und es war, wie Linda gewusst hatte, dass er sein würde, es war, wie Linda sich den Kuss des Antinoos vorgestellte hatte: still und kühl und unendlich.«
Malin Schwerdtfeger (Bremen, 27 december 1972)
De Zwitserse schrijfster Mariella Mehr werd geboren op 27 december 1947 in Zürich. Zij behoort tot het rondtrekkende volk van de Jenische. Zij groeide, onvrijwillig van haar ouders gescheiden, op in zestien kindertehuizen en internaten. Viermaal verbleef zij in een psychiatrische kliniek en 19 maanden in een vrouwengevangenis. Zij publiceert sinds 1975 en zij zet zich in voor outsiders en onderdrukte minderheden. In 1998 kreeg zij een eredoctoraat van de universiteit van Basel. Zij woont tegenwoordig in Toscane.
Werk o.a.: Steinzeit. 1981, Zeus oder der Zwillingston, 1994,Brandzauber., 1998, Im Sternbild des Wolfes. Gedichte, 2003
Uit: Angeklagt (2002)
Ich bin im Zustand der Gnade. Ich töte. Ich bin. Auf diese kurze Formel gebracht, betrachte ich mein Leben als gelungen. Als vollendetes Kunstwerk, dem keine Farbschattierung fehlt und das an allen denkbaren Formen gewachsen ist. Sogar die Farben der Liebe sind darin enthalten, ob Sie es nun glauben oder nicht. Die Liebe spricht man meinesgleichen bekanntlich ab. Zu Unrecht, zu Recht, das hängt davon ab, wie Sie ein Leben betrachten. Lassen Sie sich von meinem jugendlichen Aussehen nicht täuschen. Mein wahres Alter liegt in den Taten. Zählte man sie zusammen, und seien es auch nur die vom Gerichtsschreiber protokollierten, ergäbe das die stattliche Anzahl von einigen hundert Lebensjahren. Als Malik verschwand, hatte ich den längsten Teil meines Lebens hinter mir, die frühen Kindheitsjahre abgerechnet, als ich noch nichts von ihrer Existenz wusste. Malik war der Zählrahmen, an dem ich meine Taten abzählte und die Jahre addierte, für die sie standen. Malik wird wiederkommen. Wird Malik wiederkommen? Eine Glaubensfrage, wie fast alles, was unsereins vorwärts treibt.
Einlassen. Furchtlos. Sagen Sie. Mein Vertrauen gewinnen. Nichts zu verlieren. Wenn Sie wüssten, was ich zu verlieren habe. Eine Geschichte. Meine Geschichte. Mein ganzes Leben. Malik. Überhaupt. Spricht eine Beamtin so mit einer Delinquentin? Malik würde es nicht gerne hören. Also beeilen wir uns. Bringen wir es hinter uns, für welche Variante ich mich auch entscheiden werde. Ihre scheint klar zu sein.
Conditioned to ecstasy, the [artist] is like a gorgeous unknown bird mired in the ashes of thought. If he succeeds in freeing himself, it is to make a sacrificial flight to the sun. His dreams of a regenerate world are but the reverberations of his own fevered pulse beats. He imagines the world will follow him, but in the blue he finds himself alone. Alone but surrounded by his creations; sustained, therefore, to meet the supreme sacrifice. The impossible has been achieved; the duologue of author with Author is consummated. And now forever through the ages the song expands, warming all hearts, penetrating all minds. At the periphery the world is dying away; at the center it glows like a live coal. In the great solar heart of the universe the golden birds are gathered in unison. There it is forever dawn, forever peace, harmony and communion. Man does not look to the sun in vain; he demands light and warmth not for the corpse which he will one day discard but for his inner being. His greatest desire is to burn with ecstasy, to commerge his little flame with the central fire of the universe. If he accords the angels wings so that they may come to him with messages of peace, harmony and radiance from worlds beyond, it is only to nourish his own dreams of flight, to sustain his own belief that he will one day reach beyond himself, and on wings of gold.
One creation matches another; in essence they are all alike. The brotherhood of man consists not in thinking alike, nor in acting alike, but in aspiring to praise creation. The song of creation springs from the ruins of earthly endeavor. The outer man dies away in order to reveal the golden bird which is winging its way toward divinity.
Henry Miller (26 december 1891 7 juni 1980)
De Duitse schrijver Mani Beckmann werd geboren op 26 december 1965 in Alstätte/Westfalen. In de jaren 1983 1986 speelde hij als gitarist in de punk band Brigade Fozzy. In 1986 begon hij in Berlijnte studeren: communicatiewetenschappen en film en televisiewetenschappen. Sinds 1988 werkt hij als freelance journalist en filmcriticus. Beckmann schrijft voornamelijk detectives en historische romans.
Werk: o.a.: Die Kette, 1994, Die Kapelle im Moor, 2002, Teufelsmühle,2006
Uit: Moorteufel(2007)
Es war der Dienstag vor Ostern, ein ungemütlicher, feuchtkalter Frühlingstag im April. Seit den frühen
Morgenstunden war ein feiner, aber steter Nieselregenherniedergegangen und hatte die Wiesen morastig und die sandigen Wege glitschig werden lassen. Der Himmel war düster und wolkenverhangen, und kurz nach Mittag hatte dichter Nebel eingesetzt, der nun wie Rauchschwaden über dem Boden hing und die Sicht zusätzlich behinderte. Die Wacholderheide lag
wie ausgestorben da. Sämtliche Tiere hatten sich verkrochen, keine Biene summte, kein Falter flatterte, und selbst die Frösche am Weiher hatten ihr Quaken eingestellt. Kein Mensch war weit und breit zu sehen, keiner außer mir!
In gebückter Haltung und gestützt auf einen morschen Knüttel machte ich meine Runden um den kleinen Teich, der am Fuße einer hohen und langgestreckten Düne lag und vom Pfad aus nicht zu sehen war. Meine Filzmütze war mittlerweile vom Regen durchnäßt, und der ebenfalls klamme Umhang aus dichtem schwarzen Drillich hielt mich nicht länger davon ab, vor Kälte und Nässe zu zittern. Ich bückte mich und betrachtete mein Spiegelbild auf der Oberfläche des
Wassers. Mein Gesicht war käsebleich, allein die Nase und die leicht abstehenden Ohren waren vor Kälte rot angelaufen.
»Wo bleibt sie nur?« murmelte ich und blickte zum grauen Himmel, als könnte ich die dichten Wolken
durchdringen und am Stand der Sonne erkennen, welche Tageszeit es mittlerweile war.
Quentin Crisp, Alfred Kerr, Carlos Castaneda, Friedrich Wilhelm Weber, Dorothy Wordsworth
Aan alle bezoekers en mede-bloggers een Prettig Kerstfeest!
De Engelse schrijver, acteur en homoactivist Quentin Crisp werd geboren als Denis Charles Pratt op 25 december 1908 in Sutton, Surrey. Zie ook mijn blog van 25 december 2006 en ook mijn blog van 25 december 2007.
I WILL MAKE MUSIC
I will make endless musicsyncopated, shrill, sad musicout of English speech. Your ears, to calumny habituated, more euphonic phrasing might not reach.
I will make endless music till the lonely limits of our torment have been told that all may hear and some not only hearken but be heartened and consoled.
I will make endless music. Say not that the worlds ears are waxed or numb, because I will not, dare not, may not, see you suffer, and be dumb.
Quentin Crisp (25 december 1908 21 november 1999)
De Duitse schrijver, journalist en theatercriticus Alfred Kerr werd op 25 december 1867 in Breslau geboren. Zie voor onderstaande schrijversook mijn blog van 25 december 2006.
Freibad
Havelschwäne, grüne Blätter, Menschenbeene, Hundstagswetter. Menschen beiderlei Geschlechts. Ein Gepaddel; ein Geächz.
Selig, wer ans Ufer sockt Und bei seiner Gruppe hockt. Langes Schmoren, langes Sonnen. Manche Neigung hat begonnen.
Triefend singt ein junges Paar: »s war ein Sonntag hell und klar« ... Havelschwäne, grüne Blätter, Menschenbeene, Hundstagswetter.
Alfred Kerr (25 december 1867 - 12 oktober 1948)
De Amerikaans-Peruviaanse schrijverCarlos Castaneda werd geboren op 25 december 1925in São Paulo, Brazilië (volgens hem zelf) of op 25 december 1919 inCajamarca, Peru (volgens zijn immigratiepapieren). Zie ook mijn blog van 25 december 2006.
Uit: Active Side of Infinity
"At the time I met don Juan I was a fairly studious anthropology student, and I wanted to begin my career as a professional anthropologist by publishing as much as possible. I was bent on climbing the academic ladder, and in my calculations, I had determined that the first step was to collect data on the uses of medicinal plants by the Indians of the southwestern United States. I first asked a professor of anthropology who had worked in that area for advice about my project. He was a prominent ethnologist who had published extensively in the late thirties and early forties on the California Indians and the Indians of the Southwest and Sonora, Mexico. He patiently listened to my exposition. My idea was to write a paper, call it "Ethnobotanical Data," and publish it in a journal that dealt exclusively with anthropological issues of the southwestern United States. I proposed to collect medicinal plants, take the samples to the Botanical Garden at UCLA to be properly identified, and then describe why and how the Indians of the Southwest used them. I envisioned collecting thousands of entries. I even envisioned publishing a small encyclopedia on the subject. The professor smiled forgivingly at me. "I don't want to dampen your enthusiasm," he said in a tired voice, "but I can't help commenting negatively on your eagerness. Eagerness is welcome in anthropology, but it must be properly channeled. We are still in the golden age of anthropology. It was my luck to study with Alfred Kroeber and Robert Lowie, two pillars of social science. I haven't betrayed their trust. Anthropology is still the master discipline. Every other discipline should stem fromanthropology. The entire field of history, for example, should be called 'historical anthropology,' and the field of philosophy should be called 'philosophical anthropology.' Man should be the measure of everything. Therefore, anthropology, the study of man, should be the core of every other discipline. Someday, it will."
Carlos Castaneda (25 december 1925 27 april 1998)
Es wächst viel Brot in der Winternacht, Weil unter dem Schnee frisch grünet die Saat; Erst wenn im Lenze die Sonne lacht, Spürst du, was Gutes der Winter tat. Und deucht die Welt dir öd und leer, Und sind die Tage dir rauh und schwer: Sei still und habe des Wandels acht: Es wächst viel Brot in der Winternacht.
Friedrich Wilhelm Weber (25 december 1813 5 april 1894)
De Engelse dichteres en dagboekschrijfster Dorothy Mae Ann Wordsworth werde geboren in Cockermouth, Cumberland, 25 december 1771. Dorothy was de een jaar jongere zus van de dichter William Wordsworth en heeft, zelf ongetrouwd, een groot deel van haar leven bij hem gewoond. Zij ambieerde zelf geen carrière als schrijfster en tijdens haar leven is er niets van haar gepubliceerd. Wel is zij, via haar dagboeken en geschriften over herinneringen van tochten en wandelingen met haar broer, van invloed geweest op Williams werk.
Vanwege de vroege dood van haar ouders (haar moeder stierf toen ze zes was, haar vader toen ze twaalf was) bracht Dorothy haar jeugd door bij verschillende familieleden. In 1799 trok zij in bij haar broer, in 'Dove Cottage' in Grasmere. In 1802 trouwde William met Mary Hutchinson, met wie zij goed bevriend raakte.
In 1829 werd zij ziek en de laatste decennia van haar leven had zij te kampen met lichamelijke en later ook geestelijke ongemakken.
Uit: Journals of Dorothy Wordsworth
"Thursday 15th. It was a threatening misty morningbut mild. We set off after dinner from Eusemere. Mrs Clarkson went a short way with us but turned back. The wind was furious and we thought we must have returned. We first rested in the large Boat-house, then under a furze Bush opposite Mr Clarkson's. Saw the plough going in the field. The wind seized our breath the Lake was rough. There was a Boat by itself floating in the middle of the Bay below Water Millock. We rested again in the Water Millock Lane. The hawthorns are black and green, the birches here and there greenish but there is yet more of purple to be seen on the Twigs. We got over into a field to avoid some cowspeople working, a few primroses by the roadside, woodsorrel flower, the anemone, scentless violets, strawberries, and that starry yellow flower which Mrs C. calls pile wort. When we were in the woods beyond Gowbarrow park we saw a few daffodils close to the water side. We fancied that the lake had floated the seeds ashore and that the little colony had so sprung up. But as we went along there were more and yet more and at last under the boughs of the trees, we saw that there was a long belt of them along the shore, about the breadth of a country turnpike road. I never saw daffodils so beautiful they grew among the mossy stones about and about them, some rested their heads upon these stones as on a pillow for weariness and the rest tossed and reeled and danced and seemed as if they verily laughed with the wind that blew upon them over the lake, they looked so gay ever glancing ever changing. This wind blew directly over the lake to them. There was here and there a little knot and a few stragglers a few yards higher up but they were so few as not to disturb the simplicity and unity and life of that one busy highway. We rested again and again. The Bays were stormy, and we heard the waves at different distances and in the middle of the water like the sea. Rain came onwe were wet when we reached Luffs but we called in. Luckily all was chearless and gloomy so we faced the stormwe must have been wet if we had waitedput on dry clothes at Dobson's. I was very kindly treated by a young woman, the Landlady looked sour but it is her way. She gave us a goodish supper."
Dorothy Wordsworth (25 december 1771 25 januari 1855)
Soms gebeuren er dingen in een mensenleven die zó ingrijpend zijn dat je het gevoel hebt dat je erdoor wordt verpletterd. Zoiets is mij de afgelopen weken overkomen. Het begon op een stralend zonnige zaterdagmiddag, op een besneeuwde heuvel even buiten Ann Arbor, Michigan. Ik was aan het sleetjerijden met Bobbie en Noa. Ik had de meisjes naar boven getrokken, was op de slee gaan zitten, had Bobbie op de ene knie genomen, Noa op de andere, had mijn handen in de sneeuw geplant en de slee in beweging gebracht. We hobbelden, suisden, joelden de heuvel af. Beneden aan de heuvel was er iets in mijn lichaam veranderd, was er iets voorgoed in mijn leven veranderd alwist ik dat toen natuurlijk nog niet. Het eerste wat ik merkte was dat mijn linkerbeen het niet meer deed. Het volgende dat mijn hart op hol sloeg. Ik vroeg de meisjes om van mijn schoot af te gaan. Ik zwaaide naar Karin boven aan de heuvel. Kom! Kom! Ik weet nog dat Karin bij me kwam, dat ze de kinderen meenam naar de auto, en dat mijn been het nog steeds niet deed en dat mijn hart tekeer ging, zo verschrikkelijk tekeer ging! Toen Karin weer mijn kant op kwam, lag ik voorover in de sneeuw. Het was weliswaar een zonnige dag, maar ook tien graden onder nul. Op dat moment wist Karin dat er iets helemaal mis was op dat moment wist ik zelf helemaal niets meer. Toen ik een uur later langzaam bij mijn positieven kwam, lag ik op een brancard in de ER van het St. Joseph Mercy Hospital. De kinderen speelden op de vloer onder de hartmonitor en het infuus. Er verscheen een arts aan mijn bed. Sir, zei de arts, we hebben een scan gemaakt van uw hoofd, sir. En op die scan zien we een verdichting in uw hersenen, sir, een verdichting die wijst op een hersentumor, sir. Dat herinner ik me nog goed, dat hij elke keer sir' zei. En dat hij me heel indringend aankeek, alsof hij zich ervan wilde vergewissen dat tot me doordrong wat hij zei. En dat was natuurlijk ook zo. Vier weken zijn er sindsdien verstreken. Het lijken vier jaren en tegelijkertijd vier dagen. Ik ben verder onderzocht. Er is een diagnose gesteld. Ik ben naar Nederland teruggekeerd. Ben opnieuw in het ziekenhuis beland. En nogmaals. Over twee weken word ik voor het eerst bestraald. Ik ben een kankerpatiënt. Ik heb een tumor in mijn hoofd. Als ik het niet regelmatig tegen mezelf zeg, geloof ik het niet.
Karel Glastra van Loon (24 december 1962 1 juli 2005)
De Duitse schrijfster Angelika Schrobsdorff werd geboren op 24 december 1927 in Freiburg im Breisgau. Zij groeide op in Berlijn en vluchtte in 1939 met haar moeder en haar zusters naar Bulgarije. In 1947 keerden zij naar Duitsland terug.In 1971 trouwde zij met de Franse filmmaker Claude Lanzmann en ging in Parijs wonen. In 1983 besloot zij in Israel te gaan wonen. Tor 2006 woonde zij in Jeruzalem, tegenwoordig weer in Berlijn. Zij debuteerde in 1961 met Die Herren.
Werk o.a.: Jericho: eine Liebesgeschichte (1995), Grandhotel Bulgaria: Heimkehr in die Vergangenheit (1997), Wenn ich dich je vergesse, oh Jerusalem (2002)
Uit: Du bist nicht so wie andre Mütter
Heute, am 30. Juni, ihrem Geburtstag, habe ich das schmale, hohe Büchlein aus meiner Truhe der Vergangenheit geholt. Es ist aus festem Karton mit schwarz-goldener Randverzierung und goldener Aufschrift.
LEBENSLAUF unseres Kindes ELSE
steht darauf. Die Ecken des Buches sind ein wenig abgestoßen, sonst macht es den Eindruck, als sei es neu. Es ist 98 Jahre alt. Auch die ersten eingehefteten Löckchen des Kindes Else sind 98 Jahre alt und sehen aus, als wären sie vorgestern abgeschnitten worden. Sie sind braun, dann honigblond, schließlich, im Jahr 1897, kupferrot. Sind Haare etwas Unvergängliches? Werden sie nicht zu Staub? Sie fühlen sich seidig an unter meinen Fingerspitzen. Als ich Else, meine Mutter, kennenlernte, war ihr Haar bronzefarben und stark wie das einer Pferdemähne. Sie sah immer unfrisiert aus, auch wenn sie gerade vom Friseur kam. Die dichten, kurz geschnittenen Locken waren nicht zu bändigen. Es war nicht das einzige an ihr, das nicht zu bändigen war. Ich hätte gerne ihr Haar geerbt und ihre Vitalität. Aber in diesen Punkten - und in noch einigen mehr - ist mein Vater bei mir durchgeschlagen.
0 Gott, die ungereimten Gedanken, die mich beim Anblick des kleinen, roten Buches überfallen, die Erinnerungen, die Sehnsucht! Sehnsucht nach der Vergangenheit, die ich gelebt habe, Sehnsucht nach einer Vergangenheit, ...
Angelika Schrobsdorff(Freiburg im Breisgau, 24 december 1927)
A rich and lovely country wide unrolled, A fair face by me, heavens where white clouds sail, Why does my heart forever still bewail Far-distant lands, more distant days of old? Litwa! your roaring forests sang more bold Than Salhir maid, Baydary nightingale; Id'rather walk your marshes than this vale Of mulberries, and pineapples of gold. Here are new pleasures, and I am so far! Why must I always sigh distractedly For her I loved when first my morning star Arose? In that dear house I may not see, Where yet the tokens of her lover are, Does she still walk my ways and think of me?
THE CALM OF THE SEA (from the heights of Tarkankut)
The flag on the pavilion barely stirs, The water quivers gently in the sun Like some young promised maiden dreaming on, Half-waking, of the joy that shall be hers, The sails upon the masts' bare cylinders Are furled like banners when the war is done; The ship rocks, chained on waters halcyon, With idle sailors, laughing passengers. O sea, among thy happy creatures, deep Below, a polyp slumbers through the storm, Its long arms ever lifted, poised to dart. O thought, the hydra, memory, asleep Through evil days, in peace will lift its form And plunge its talons in thy quiet heart.
Adam Mickiewicz (24 december 1798 - 26 november 1855)
De Franse schrijfster en historica Dominique Manotti werd geboren op 24 december 1942 in Parijs. Door de strijd in Algerije werd zij politiek actief en tot in de jaren tachtig deed zij vakbondswerk. Zij ziet zich zelf als communiste en is beïnvloed door personen als Antonio Gramsci en Rosa Luxemburg. Teleurgesteld door de regering van Mitterand wendde zij zich van de politiek af om zich aan het schrijven te wijden. Haar debuutroman, de detective Sombre Sentierleverde haar in 1995 de Prix Sang d'encre op.
Uit: Le corps noir
"Une foule dinformations sur la collaboration entre les patrons français et les services doccupation allemands, sur létat réel de léconomie française, sur le petit monde des collabos politiques et culturels Et ce soir, la nausée. Dora, la belle Dora, la charmante Dora est enfermée dans un monde irréel, qui court au désastre. Consciente ? Inconsciente ? Peu importe. Non seulement je ne fais rien pour larrêter, mais, bien plus, je lencourage à continuer, je la pousse dans la pente. Un comportement de mac. Un mac intello mais un mac quand même. Pas si différent de Nohant ou de Deslauriers. Arrête de gamberger. Cest la guerre. Finit sa tasse de café. Froid. Se lève. Avec la pointe dun couteau, soulève une latte du plancher, sort quelques feuilles de papier, soigneusement pliées. Les notes de Nohant sur Dora Belle. Pas voulu les laisser au bureau, une indiscrétion toujours possible, trop dangereux. Prend un paquet dallumettes et brûle les feuilles, lune après lautre au-dessus de lévier. Comme une mise en liberté. Purement symbolique. Et va se coucher."
Dominique Manotti (Parijs, 24 december 1942)
De Amerikaanse schrijfster Stephenie Meyer werd geboren in Connecticut op 24 december 1973.
Meyer studeerde Engels aan de Brigham Young University in Provo (Utah). Ze woont in Arizona met haar man en drie kinderen. In juni 2003 kreeg ze een droom over een aantal personages en begon er over te schrijven in een serie jeugdboeken over de liefde tussen een meisje en een vampier. Na de publicatie van haar eerste boek in 2005, Twilight, werd ze als een veelbelovende schrijver aangemerkt. Haar tweede boek, New Moon, uit 2006stond meer dan dertig weken op de bestsellerlijst van de New York Times
Uit: Twilight
Forks High School had a frightening total of only three hundred and fifty-seven - now fifty-eight - students; there were more than seven hundred people in my junior class alone back home. All of the kids here had grown up together-their grandparents had been toddlers together. I would be the new girl from the big city, a curiosity, a freak.
Maybe, if I looked like a girl from Phoenix should, I could work this to my advantage. But physically, I'd never fit in anywhere. I should be tan, sporty, blond - a volleyball player, or a cheerleader, perhaps - all the things that go with living in the valley of the sun.
Instead, I was ivory-skinned, without even the excuse of blue eyes or red hair, despite the constant sunshine. I had always been slender, but soft somehow, obviously not an athlete; I didn't have the necessary hand-eye coordination to play sports without humiliating myself - and harming both myself and anyone else who stood too close.
Marcelin Pleynet, Tim Fountain, Robert Bly, Norman Maclean, Iván Mándy, Harry Shearer
De Franse dichter, schrijver en essayist Marcelin Pleynet werd geboren op 23 december 1933 in Lyon. Tussen 1962 en 1982 was hij redacteur bij het invloedrijke blad Tel Quel en werkte hij samen met Philippe Sollers bij L'Infini (Gallimard). Hij was professor voor esthetica aan de Ecole Nationale Supérieure des Beaux Arts in Parijs van 1987 tot 1998. Hij publiceerde talrijke boeken over moderne kunst. Daarnaast schrijft hij gedichten en romans.
Uit: La vie à deux ou à trois
La place de la Concorde ouvre la rive gauche sur la rive droite, la périphérie sur le centre, le Paris historique du Louvre sur le Paris de la belle époque, du Petit Palais, du Grand Palais et des Champs-Élysées. Elle est comme la plaque tournante, le centre de l'exposition universelle et permanente des grandes vitrines de la capitale. Près du pont Alexandre III, les Palais des Expositions se perdent dans l'ouverture panoramique qui les domine, et de l'autre côté, la résidence du président de la République française, l'Élysée, n'est qu'un pavillon de grand luxe. Paris n'a pas de monument. Les siècles ont voulu lui en inventer quelques-uns pour alimenter la chronique. L'Arc de Triomphe, le Sacré-Coeur, la tour Eiffel, des curiosités. Notre-Dame, le Louvre, l'Institut sont comme des aide-mémoire, des rappels discrets d'ouvrages bien connus, des reliures patinées, des livres anciens. Lorsque les Français ont pris la Bastille, ils n'ont pas fait du plein, ils ont fait du vide. Trop de vide peut-être ? Tant de vide que certains n'en sont pas revenus. Si l'on devait donner la formule de l'esprit français, en ce qu'il ne ressemblerait à aucun autre, et en conséquence inquiéterait, je dirais qu'il fait de la place. Non pas comme le baroque italien en manière, en révulsion de regards, en torsions extatiques, mais plus tranquillement pour se complaire et se plaire à lui-même, pour dégager le panorama des croyances inutiles et des autres, pour la circulation, les besoins du plaisir et les jeux rhétoriques de l'esprit. Du siècle de Louis XIV au siècle de Voltaire, même combat. Il faudrait enseigner aux enfants que c'est l'esprit même du siècle de Louis XIV qui renverse la Bastille. Au demeurant, peu importe, tout passe dans l'air vide et plein de musique : sonate, fanfare, orchestre de la lumière. À vous de jouer.
Marcelin Pleynet (Lyon, 23 december 1933)
De Britse schrijver Tim Fountain werd geboren op 23 december 1967 in Dewsbury, West Yorkshire. In 1987 ging hij studeren aan Hull University. Zijn eerste grote theatersucces was Resident Alien, gebaseerd op leven en werk vanQuentin Crisp. Dekrantenkoppen haalde hij met zijn stuk Sex Addict, voor het eersdt te zien op het Edinburgh Festival in 2004. Op een groot scherm in het theater liet Fountain in zijn onemanshow een homochatbox zien. Voor zijn publiek van het Edinburgh Festival surfte hij langs de profielen van profielensite Gaydar en liet ze een date voor hem uitzoeken door een stemming. Daarna fietste hij naar die date toe, had seks en vertelde de volgende avond aan het publiek hoe het gegaan was.
Uit: Sex at the click of a mouse
The reason I refuse to give in to Gaydar and the reason I will continue to offer myself up for sex with strangers is the same reason I created the show. I wanted to tell the truth about internet sex and I didn't want to do it in a prurient, let's-laugh-at-the-freaks way. I wanted to say that I, too, am a user (which is why I share pictures of my profile during the show and even pictures of my erect penis).
I also wanted to say to my audience: "What do you think of this?" I have had hundreds of partners on the site and scores of my friends have done the same. This virtual world where you can get, in the words of Gaydar, "what you want, when you want it" is an entirely new phenomenon. Previously, this much sex was available to you only if you were rich or powerful or famous. Now, if you are a gay man living in a metropolitan area of Britain, you can get somebody round for a shag in the time it takes to order a pizza.
Night after night during the show, audience members have shared their stories. There was the gay man from Birmingham who arranged a liaison with a gorgeous guy in his thirties who eventually turned out to be in his sixties; and the guy from Leeds who said he just wished there was an equivalent site for straights that cut through all the hypocrisy he had to endure to get a woman into the bedroom.
Tim Fountain (Dewsbury, 23 december 1967)
De Amerikaanse dichter en schrijver Robert Bly werd geboren op 23 december 1926 in Madison, Minnesota. Als oprichter-redacteur van het tijdschrift THE FIFTIES en later THE SIXTIES en THE SEVENTIES heeft hij een aanzienlijke invloed uitgeoefend op zijn tijdgenoten en op de jongere generatie dichters in de U.S.A. In de jaren zestig toonden zijn gedichten een toenemend politiek engagement, in het bijzonder een afkeer van de Vietnamoorlog, en verwierf hij bekendheid door het voorlezen van eigen werk op protestbijeenkomsten. Zijn bekendste en succesvolste boek is wellicht
Iron John: A Book About Men. (Nederlands:De Wildeman), waarin hijaan de hand van oeroudeverhalen en legenden probeerde aan te tonen hij de actievemannelijkheid noemt.
In Danger from the Outer World
This burning in the eyes, as we open doors,
This is only the body burdened down with leaves,
The opaque flesh, heavy as November grass,
Growing stubbornly, triumphant even at midnight.
And another day disappears into the cliff,
And the Eskimos come to greet it with sharp cries--
The black water swells up over the new hole.
The grave moves forward from its ambush,
Moving over the hills on black feet,
Living off the country,
Leaving dogs and sheep murdered where it slept;
Some shining thing, inside, that has served us well
Shakes its bamboo bars--
It may be gone before we wake . . .
Moving Inward at Last
The dying bull is bleeding on the mountain!
But inside the mountain, untouched
By the blood,
There are antlers, bits of oak bark,
Fire, herbs are thrown down.
When the smoke touches the roof of the cave,
The green leaves burst into flame,
The air of night changes to dark water,
The mountains alter and become the sea.
Robert Bly (Madison, 23 december 1926)
De Amerikaanse schrijver Norman Fitzroy Maclean werd geboren op 23 december 1902 in Clarinda, Iowa. Tot 1913 kregen hij en zijn broer onderwijs van hun vader. In 1909 trok de familie naar Missoula, Montana. De jaren daar waren van grote invloed op het latere werk van Maclean. In 1928 begon hij een studie Engels aan de universiteit van Chicago. Drie jaar later werd hij er al professor en dat zou hij tot aan zijn pensioen in 1973 blijven. Na zijn pensionering begon Maclean op veelvuldig aandringen van zijn kinderen de verhalen te schrijven die hij al zo vaak verteld had. Zijn bekendste boeken zijn A River Runs Through It and Other Stories (1976) enYoung Men and Fire (1992)
Uit: A River Runs Through It
In our family, there was no clear line between religion and fly fishing. We lived at the junction of great trout rivers in western Montana, and our father was a Presbyterian minister and a fly fisherman who tied his own flies and taught others. He told us about Christ's disciples being fishermen, and we were left to assume, as my brother and I did, that all first-class fishermen on the Sea of Galilee were fly fishermen and that John, the favorite, was a dry-fly fisherman.
It is true that one day a week was given over wholly to religion. On Sunday mornings my brother, Paul, and I went to Sunday school and then to "morning services" to hear our father preach and in the evenings to Christian Endeavor and afterwards to "evening services" to hear our father preach again. In between on Sunday afternoons we had to study The Westminster Shorter Catechism for an hour and then recite before we could walk the hills with him while he unwound between services. But he never asked us more than the first question in the catechism, "What is the chief end of man?" And we answered together so one of us could carry on if the other forgot, "Man's chief end is to glorify God, and to enjoy Him forever." This always seemed to satisfy him, as indeed such a beautiful answer should have, and besides he was anxious to be on the hills where he could restore his soul and be filled again to overflowing for the evening sermon. His chief way of recharging himself was to recite to us from the sermon that was coming, enriched here and there with selections from the most successful passages of his morning sermon.
Norman Maclean (23 december 1902 2 augustus 1990)
"They got along quite well together, The furniture and the deceased. He lay slumped in the room opening on the garden. His face resting on the carpet very peacefully, like someone who has finally found refuge. A cheerful red-and-white sprinkling can next to his outstretched arm. He probably started this way for the garden early in the morning. But he fell headlong and the water spilled from the can on to the flowers in the carpet. The furniture stood around him. The dining table covered with a green cloth, the high-backed, faintly touchy chairs, the snuff-coloured cupboard. The aroma of toasted bread could be sensed from somewhere in the kitchen. The damp glitter of the sunlight streamed in through the open door. The translucent blue sky. The cosy summer morning. Tranquility itself. Then a door slams shut, stamping steps, screams, shouts, sobs, a woman throws herself on the deceased, shakes his shoulders madly. Ringing telephone, the room fills with various figures, ambulance siren, and they again shake and tug at the deceased.
Up on the wall were the vision as designs and maps. The team advocated rediscovering the network of canals that New Orleans used to have, canals that have been largely buried by the same mentality that put the Los Angeles River in a concrete coffin. They proposed tearing down the ugly (and fatally flawed) walls that line the drainage canals that remain in New Orleans, and opening neighborhoods to a view of those canals -- waterfront living, anyone?
And, unlike the planners who gleefully descended on the city in the wake of Katrina, welcoming it as a "clean slate" for their notions, the Dutch proclaimed respect for the street grid, the circulation system of the communities, and for the cultural history of the neighborhoods.
It was, in short, an inspiring trip to Dreamland. In reality, the future of New Orleans is still in the hands of the water warriors who almost succeeded in drowning it. Not that the candidates noticed.
Enfant, je m'étais dit et souvent répété : " Jamais, jamais d'amour ; c'est assez de la gloire ; En des siècles sans nombre étendons ma mémoire, Et semons ici-bas pour l'immortalité. "
Plus tard je me disais : " Amour et volupté, Allez, et gloire aussi ! que m'importe l'histoire ? Fantôme au laurier d'or, vierges au cou d'ivoire, Je vous fuis pour l'étude et pour l'obscurité. "
Ainsi, jeune orgueilleux, ainsi longtemps disais-je ; Mais comme après l'hiver, en nos plaines, la neige Sous le soleil de mars fond au premier beau jour,
Je te vis, blonde Hélène, et dans ce coeur farouche, Aux rayons de tes yeux, au souffle de ta bouche, Aux soupirs de ta voix, tout fondit en amour.
G.A. Sainte-Beuve (23 december 1804 13 oktober 1869)
Uit: Der Gattopardo (Vertaald door Gio Waeckerlin Induni)
Auf der Deckenfreske erwachten die Gottheiten. Die Heerscharen der Tritonen und Driaden, die zwischen himbeer- und lilaroten Wolken von den Bergen und Meeren zu einer verklärten Conca dOro stürmten, das Haus Salina zu verherrlichen, waren von so viel jähem Frohlocken beseelt, dass sie anscheinend die einfachsten perspektivischen Regeln missachteten, während die Hauptgötter, die Fürsten unter den Göttern, der Blitze schleudernde Zeus, der finster blickende Mars, die schmachtende Venus, den Haufen Mindere überflügelt hatten und leutselig das blaue Pardelwappen stützten, wussten sie doch, dass sie jetzt für dreiundzwanzigeinhalb Stunden wieder die Herrschaft über die Villa innehaben würden. An den Wänden schnitten die Makakenäffchen den cacatoés wieder Grimassen.
Unter diesem palermischen Olymp stiegen auch die Sterblichen des Hauses Salina eilig von den mystischen Sphären nieder. Die Töchter glätteten ihre Röcke, tauschten zartblaue Blicke und Wörter im Klosterschülerinnenjargon. Schon vor über einem Monat, vom Tag der »Unruhen« des Vierten Aprils an, waren sie vorsorglich nach Hause geholt worden, und sie trauerten den Baldachin-Schlafsälen und der kollektiven Intimität des Pensionats nach. Schon rauften sich die jüngeren Söhne um ein Bildchen des heiligen Franz von Paola; der älteste, Herzog Paolo, der Erbe, hätte am liebsten jetzt schon geraucht, doch zu schüchtern, es in Anwesenheit der Eltern zu tun, betastete er verstohlen das geflochtene Stroh des Zigarettenetuis; metaphysische Melancholie trat in sein schmales Gesicht; der Tag war unerfreulich gewesen: Guiscardo, der irische Falbe, hatte lustlos gewirkt, und Fanny hatte keine Möglichkeit (oder keine Lust?) gehabt, ihm das gewohnte veilchenblaue Briefchen zukommen zu lassen. Wozu war der Erlöser Fleisch geworden, wozu? Die Fürstin liess in ungeduldigem Hochmut den Rosenkranz brüsk in das mit jais bestickte Ridikül fallen, während ihre schönen manischen Augen flüchtig über die unterwürfigen Kinder und den tyrannischen Gatten glitten, dem sich der winzige Körper im müssigen Verlangen nach liebender Unterwerfung entgegenbeugte.
Giuseppe Tomasi di Lampedusa (23 december 1896 - 23 juli 1957)
De Duitse dichteres en schrijfster Mathilde Wesendonck werd geboren als Agnes Luckemeyer op 23 december 1828 in Elberfeld. In het revolutiejaar 1848 trouwde Mathilde Wesendonck in Düsseldorf met de zijdehandelaar Otto Wesendonck. Het echtpaar vestigde zich enkele jaren later in Zürich. Daar leerden beiden de componist Wagner kennen, die om politieke redenen uit Saksen was uitgeweken: Otto werd de mecenas van de componist en Mathilde diens muze. Wagner en zijn vrouw Minna kregen onderdak in de directe nabijheid van de villa die de Wesendoncks in 1857 in Zürich hadden laten bouwen. Mathilde kreeg er inzage in het libretto van Wagners nog onvoltooide opera Tristan en Isolde en schreef daarop een vijftal gedichten, die de componist op muziek zette en bekend zouden worden als de Wesendonck-Lieder. Het zijn de enige door Wagner getoonzette teksten die de componist niet zelf heeft geschreven.
Der Engel
In der Kindheit frühen Tagen Hört' ich oft von Engeln sagen, Die des Himmels hehre Wonne Tauschen mit der Erdensonne,
Daß, wo bang' ein Herz in Sorgen Schmachtet vor der Welt verborgen, Daß, wo still es will verbluten, Und vergehn in Tränenfluten,
Daß, wo brünstig sein Gebet Einzig um Erlösung fleht, Da der Engel niederschwebt, Und es sanft gen Himmel hebt.
Ja, es stieg auch mir ein Engel nieder, Und auf leuchtendem Gefieder Führt er, ferne jedem Schmerz, Meinen Geist nun himmelwärts
Mathilde Wesendonck (23 december 1828 31 augustus 1902)
De Duitse dichter Martin Opitz von Boberfeld werd geboren op 23 december 1597 in Bunzlau (Silezië). Hij werd door zijn landgenoten als de grootste dichter aller tijden gezien werd en maakte er geen geheim van dat hij zich voor zijn dichtkunst van buitenlandse voorbeelden bediende. Het waren met name twee dichters: de Fransman Pierre Ronsard en de Nederlander Daniel Heinsius. In de voorrede tot zijn Teutsche Poëmata uit 1624 (de titel van zijn gedichtenbundel is ontleend aan Heinsius' Nederduytsche Poëmata ) noemt hij Heinsius der Niederländische Apollo en spreekt van diens vbernatürliche Geschickligkeit. Opitz was ook de schrijver van het Buch von der deutschen Poeterey, dat als richtsnoer voor de Duitse dichtkunst gebruikt werd.
Sonnet XXXIX
EIn jeder spricht zu mir / dein Lieb ist nicht dergleichen Wie du sie zwar beschreibst: ich weiß es warlich nicht / Ich bin fast nicht mehr klug; der scharffen Sinnen Liecht Vermag gar kaum was weiß vnd schwartz ist zu erreichen. Der so im Lieben noch was weiß herauß zustreichen / Durch vrtheil vnd verstandt / vnd kennt auch was gebricht / Der liebet noch nicht recht. Wo war ist was man spricht / So hat der welcher liebt der sinnen gar kein zeichen / Vnd ist ein lauter Kind. Wer schönheit wehlen kan / Vnd redet recht darvon der ist ein weiser Mann. Ich weiß nicht wie ich doch die Fantasie gelose / Vnd was die süsse Sucht noch endlich auß mir macht: Mein wissen ist dahin / der Tag der ist mir Nacht / Vnd eine Distelblüt' ist eine schöne Rose