Romenu is een blog over gedichten, literatuur en kunst Maar Romenu is ook een professionele freelance vertaler Du-Ne en Ne-Du http://www.roumen-vertalingen.nl/
Georg Trakl werd op 3 februari 1887 in het conducteurshuis aan de Waagplatz 2 in Salzburg geboren. Zijn vader, Tobias Trakl, was een handelaar in ijzerwaren en zijn moeder, die ook psychische problemen had, was Maria Catharina Trakl, (meisjesnaam Halik). Voorts had hij nog drie broers en drie zussen. Margarethe (doorgaans Grethe genoemd) stond hem het naast, zelfs zodanig dat sommigen een incestueuze verhouding vermoeden. Zijn jeugd bracht hij door in Salzburg. Vervolgens bezocht hij van 1897 tot 1905 het humanistische gymnasium. Om toch een academische opleiding te kunnen volgen, werkte hij tot 1908 in de praktijk bij een apotheker. Sommigen vermoedden dat hij dit vooral deed om zichzelf opiaten te kunnen verschaffen. Bij het uitbreken van WO I werd Trakl als medicus naar het front in Galicië (heden ten dage in Oekraïne en Polen) gestuurd. Zijn gemoedsschommelingen leidden tot geregelde uitbraken van depressie, die verergerd werden door de afschuw die hij voelde voor de verzorging van de ernstig verwonde soldaten. De spanning en druk dreven hem ertoe een suïcidepoging te ondernemen, welke zijn kameraden nochtans verhinderden. Hij werd in een militair ziekenhuis opgenomen in Kraków, alwaar hij onder strikt toezicht geplaatst werd.Trakl verzonk daar in nog zwaardere depressies en schreef Ficker om advies. Ficker overtuigde hem ervan dat hij contact moest opnemen met Wittgenstein, die inderdaad op weg ging na Trakls bericht te hebben ontvangen. Op 4 november 1914, drie dagen voordat Wittgenstein aan zou komen, overleed hij echter aan een overdosis cocaïne
Paul Celan
Paul Celan werd onder de naam Paul Antschel op 23 november 1920 geboren in Czernowitz, toentertijd de hoofdstad van de Roemeense Boekovina, nu behorend bij de Oekraïne. Paul Celans ouders waren Duitssprekende joden die hun zoon joods opvoedden en hem naar Duitse christelijke scholen stuurden. In 1942 werden Celans ouders door de Duitse bezetter naar een werkkamp gedeporteerd en daar vermoord. Hijzelf wist aanvankelijk onder te duiken, maar moest vanaf juli 1942 in een werkkamp dwangarbeid verrichten. Celan overleefde de oorlog. Via Boekarest en Wenen vestigde Celan zich in 1948 in Parijs. Daar was hij werkzaam als dichter, vertaler en doceerde hij aan de prestigieuze Ecole Normale Supérieure. Vermoedelijk op 20 april 1970 beëindigde hij zijn leven zelf door in de Seine te springen.
Gerard Reve
Gerard Reve over: Medearbeiders ”God is in de mensen, de dieren, de planten en alle dingen - in de schepping, die verlost moet worden of waaruit God verlost moet worden, door onze arbeid, aangezien wij medearbeiders van God zijn.” Openbaring ”Tja, waar berust elk godsbegrip op, elke vorm van religie? Op een openbaring, dat wil zeggen op een psychische ervaring van zulk een dwingende en onverbiddelijke kracht, dat de betrokkene het gevoel heeft, niet dat hij een gedachte of een visioen heeft, maar dat een gedachte gedachte of visioen hem bezit en overweldigt.”
Simon Vestdijk
Simon Vestdijk (Harlingen, 17 oktober 1898 – Utrecht, 23 maart 1971) was een Nederlands romancier, dichter, essayist en vertaler. Zijn jeugd te Harlingen en Leeuwarden beschreef hij later in de Anton Wachter-cyclus. Van jongs af aan logeerde hij regelmatig bij zijn grootouders in Amsterdam, waar hij zich in 1917 aan de Universiteit van Amsterdam inschrijft als student in de medicijnen. Tijdens zijn studie die van 1917 tot 1927 duurde, leerde hij Jan Slauerhoff kennen.Tot 1932 is hij als arts in praktijken door heel Nederland werkzaam. In 1932 volgt zijn officiële schrijversdebuut met de uitgave van de bundel Verzen in De Vrije Bladen. Doorslaggevend voor Vestdijks uiteindelijke keuze voor de literatuur is zijn ontmoeting in 1932 met Eddy Du Perron en Menno ter Braak. Deze ontmoeting had tot resultaat dat hij redactielid werd van het tijdschrift Forum Kort daarop, in 1933, wordt zijn eerste novelle, De oubliette, uitgegeven. In hetzelfde jaar schrijft hij Kind tussen vier vrouwen, dat, eerst geweigerd door de uitgever, later de basis zal vormen voor de eerste drie delen van de Anton Wachter-romans. In 1951 ontvangt Vestdijk de P.C. Hooftprijs voor zijn in 1947 verschenen roman De vuuraanbidders. In 1957 wordt hij voor het eerst door het PEN-centrum voor Nederland voorgedragen voor de Nobelprijs voor de Literatuur, die hij echter nooit zal krijgen. Op 20 maart 1971 wordt hem de Prijs der Nederlandse Letteren toegekend, maar voor hij deze kan ontvangen overlijdt hij op 23 maart te Utrecht op 72-jarige leeftijd. Vestdijk was auteur van ca. 200 boeken. Vanwege deze enorme productie noemde de dichter Adriaan Roland Holst hem 'de man die sneller schrijft dan God kan lezen'. Andere belangrijke boeken van Simon Vestdijk zijn: "Kind van stad en land" (1936), "Meneer Visser's hellevaart" (1936), "Ierse nachten" (1946), "De toekomst de religie" (1947), "Pastorale 1943" (1948), "De koperen tuin" (1950), "Ivoren wachters" (1951), "Essays in duodecimo" (1952) en "Het genadeschot" (1964).
K.P. Kavafis K.P. Kavafis werd als kind van Griekse ouders, afkomstig uit Konstantinopel, geboren in 1863 in Alexandrië (tot vandaag een Griekse enclave) waar hij ook het grootste deel van zijn leven woonde en werkte. Twee jaar na de dood van zijn vader verhuist het gezin in 1872 naar Engeland om na een verblijf van vijf jaar naar Alexandrië terug te keren. Vanwege ongeregeldheden in Egypte vlucht het gezin in 1882 naar Konstantinopel, om na drie jaar opnieuw naar Alexandrië terug te gaan. In de jaren die volgen maakt Kavafis reizen naar Parijs, Londen en in 1901 zijn eerste reis naar Griekenland, in latere jaren gevolgd door nog enkele bezoeken. Op de dag van zijn zeventigste verjaardag, in 1933 sterft Kavafis in Alexandrië. De roem kwam voor Kavafis pas na zijn dood, dus postuum. Deels is dat toe te schrijven aan zijn eigen handelswijze. Hij was uiterst terughoudend met de publicatie van zijn gedichten, liet af en toe een enkel gedicht afdrukken in een literair tijdschrift, gaf in eigen beheer enkele bundels met een stuk of twintig gedichten uit en het merendeel van zijn poëzie schonk hij op losse bladen aan zijn beste vrienden.
Thomas Mann
Thomas Mann, de jongere broer van Heinrich Mann, werd geboren op 6 juni 1875 in Lübeck. Hij was de tweede zoon van de graankoopman Thomas Johann Heinrich Mann welke later één van de senatoren van Lübreck werd. Zijn moeder Julia (geboren da Silva-Bruhns) was Duits-Braziliaans van Portugees Kreoolse afkomst. In 1894 debuteerde Thomas Mann met de novelle "Gefallen". Toen Thomas Mann met 21 jaar eindelijk volwassen was en hem dus geld van zijn vaders erfenis toestond - hij kreeg ongeveer 160 tot 180 goldmark per jaar - besloot hij dat hij genoeg had van al die scholen en instituties en werd onafhankelijk schrijver. Kenmerkend voor zijn stijl zijn de ironie, de fenomenale taalbeheersing en de minutieuze detailschildering. Manns reputatie in Duitsland was sterk wisselend. Met zijn eerste roman, Buddenbrooks (1901), had hij een enorm succes, maar door zijn sceptische houding tegenover Duitsland na de Eerste Wereldoorlog veranderde dit volledig. Stelde hij zich tot aan de jaren twintig apolitiek op (Betrachtungen eines Unpolitischen, 1918), meer en meer raakte hij bij het Politiek gebeuren betrokken. Zijn afkeer van het nationaal socialisme groeide, zijn waarschuwingen werden veelvuldiger en heftiger. In 1944 accepteerde hij het Amerikaanse staatsburgerschap. Tussen 1943 en 1947 schreef Mann Doktor Faustus (zie Faust), de roman van de 'Duitse ziel' in de gecamoufleerd geschilderde omstandigheden van de 20ste eeuw. In 1947 bezocht hij voor het eerst sinds de Oorlog Europa, twee jaar later pas Duitsland. In 1952 vertrok hij naar Zwitserland. Op 12 augustus 1955 stierf hij in Zürich. Twintig jaar na zijn dood, in aug. 1975, is zijn literaire nalatenschap geopend: dagboekaantekeningen van 15 maart 1933 tot 29 juli 1955, alsmede notities uit de jaren 1918 tot en met 1921.Belangrijke werken zijn: Der Zauberberg, Der Tod in Venedig, Dokter Faustus , Joseph und seine Brüder en Die Bekenntnisse des Hochstaplers Felix Krull.
Rainer Maria Rilke
Rilke werd op 4 december 1875 geboren in Praag. Hij had al naam gemaakt als dichter met zijn bundels Das Stundenbuch en Das Buch der Bilder, toen hij de literaire wereld versteld deed staan en wereldfaam verwierf met de publicatie van zijn twee delen Neue Gedichte in 1907 en 1908. Hij verzamelde daarin het beste werk uit een van zijn vruchtbaarste periodes, die hij grotendeels doorbracht in Parijs. Rilke was daar diep onder de indruk gekomen van Rodin, bij wie hij een tijdlang in dienst was als particulier secretaris. Rodin, zei hij later, had hem leren kijken. Dit kijken kwam neer op intense concentratie, om het mysterie te kunnen zien ‘achter de schijnbare werkelijkheid'. Latere en rijpere werken als Duineser Elegien (1912-1923) en het ronduit schitterende Die Sonette an Orfeus (1924) illustreren Rilkes metafysische visie op het onzegbare, dat haar verwoording vindt in een hermetische muzikale taal. Op 29 december 1926 overlijdt Rilke in het sanatorium in Val-Mont aan de gevolgen van leukemie. Enkele dagen later wordt hij, overeenkomstig zijn wens, begraven op het kerkhof van Raron.
John Mortimer werd geboren in Londen op 21 april 1923. Hij studeerde aan de Universiteit van Oxford. Tijdens de Tweede Wereldoorlog schreef hij scenario's en draaiboeken voor propagandafilms. In 1948 begon hij te werken als advocaat en ongeveer tegelijkertijd begon hij zijn carrière als schrijver. Hij schreef talrijke romans, korte verhalen, theaterstukken en scenario's. Mortimers bekendste schepping is de figuur van de excentrieke advocaat Horace Rumpole, die in 1975 voor het eerst verscheen in Rumpole of the Bailey. Rumpoles avonturen werden ongeveer gelijktijdig uitgebracht als kort verhaal en als televisieserie, met de Australische acteur Leo McKern in de titelrol. Na McKerns dood in 2002, kwam er een vervolg met Timothy West. Mortimer bewerkte ook de roman Brideshead Revisitedvan Evelyn Waugh voor de gelijknamige televisieserie.
Uit: Rumpole Misbehaves
'The North Pole is melting, Rumpole. The seas are rising all over the world. The Thames will probably overflow the Embankment and there is a real possibility of the ground-floor rooms in our chambers being submerged. And you occupy a downstairs room, Rumpole.' He added the final sentence with, I thought, a sort of morbid glee.
'What am I expected to do about it?' I felt I had to ask. 'Stand in the Temple car park and order the tide to turn back? My name's not Canute, you know.'
'We know exactly what your name is, Rumpole.' Sam Ballard was giving me one of his least pleasant looks. 'And we have identified you as a source of pollution.'
'Well,' I said, adopting the reply sarcastic, 'that's nice of you.'
'You pollute the atmosphere, Rumpole, with those dreadful little brown things you smoke.'
'Cigarillos,' I told him. 'Available from the tobacconist just outside the Temple gate. Can I offer you one?'
'No, Rumpole, you certainly cannot. And I would ask you to consider your position with regard to the environment very carefully. That is all I have to say. For the moment.'
With that, our Head of Chambers gave a final sniff to the atmosphere surrounding me and then withdrew, closing the door carefully behind him. In a moment of exaggerated concern, I wondered if he was chalking a fatal cross on the other side of my door to warn visitors and prospective clients of the source of plague and pollution to be found within.
Dismissing such thoughts, I lit another small cigar and wondered if, as I struck the match, I could hear the distant sound of an iceberg melting, or at least the Thames lapping at the door. All was quiet, however. But then the telephone rang with news that put the environment firmly back into second place among my immediate concerns.
'There you are, Bonny Bernard, and it's good to hear from you,' I said, giving my favourite and most faithful solicitor a polite welcome. 'What are you bringing me? A sensational murder?'
Inger Christensen, Susan Sontag, Reinhard Jirgl, Brian Castro, José Soares, Anthony Hecht
De Deense dichteres, schrijfster en essayiste Inger Christensen werd geboren op 16 januari 1935 in de stad Vejle aan de oostkust van Jutland. Inger Christensen overleed op 2 januari jongstleden. Zie ook mijn blog van 16 januari 2008.
Up they soar
Up they soar, the planet's butterflies,
pigments from the warm body of the earth,
cinnabar, ochre, phosphor yellow, gold
a swarm of basic elements aloft.
Is this flickering of wings only a shoal
of light particles, a quirk of perception?
Is it the dreamed summer hour of my childhood
shattered as by lightning lost in time?
No, this is the angel of light, who can paint
himself as dark mnemosyne Apollo,
as copper, hawkmoth, swallowtail.
I see them with my blurred understanding
as feathers in the coverlet of haze
in Brajcino Valley's noon-hot air.
Uit: Alphabet (fragment)
7
given limits exist, streets, oblivion
and grass and gourds and goats and gorse,
eagerness exists, given limits
branches exist, wind lifting them exists,
and the lone drawing made by the branches
of the tree called an oak tree exists,
of the tree called an ash tree, a birch tree,
a cedar tree, the drawing repeated
in the gravel garden path; weeping
exists as well, fireweed and mugwort,
hostages, greylag geese, greylags and their young;
and guns exist, an enigmatic back yard;
overgrown, sere, gemmed just with red currants,
guns exist; in the midst of the lit-up
chemical ghetto guns exist
with their old-fashioned, peaceable precision
guns and wailing women, full as
greedy owls exist; the scene of the crime exists;
the scene of the crime, drowsy, normal, abstract,
bathed in a whitewashed, godforsaken light,
this poisonous, white, crumbling poem
Vertaald door Susanna Nied
Inger Christensen (16 januari 1935 2 januari 2009)
It felt like, an escapade; like leaving home; like telling lies -- and she would tell many lies. She was beginning again; she was rejoining her destiny, which conferred on her the rich sensation that she had never gone astray.
Maryna arrived in the city in late June. Her skin had forgotten San Francisco's brisk maritime climate, she had let slip from her mind the noble bay and ocean views, fog permitting, from the top of the steep streets in the heart of the insouciantly planned city, but she recalled every detail of the wide, pillared entrance to the building below Nob Hill on which all her desires were trained.
Bogdan had arranged for Maryna to stay with old Captain Znaniecki and his wife. A respectable woman temporarily severed from her family would hardly want to live on her own. The Znanieckis had been chosen because they were kindly and protective, and because the Captain had married an American, so Maryna would not be speaking Polish all the time. Further, Znaniecki, a senior surveyor and title searcher with the Land Office, apparently knew everybody from members of the Bohemian Club to the governor of the state - and it would take concerted lobbying to secure an audition with the formidable Angus Barton, the California Theatre's manager in charge of the stage. The morning after her arrival, Maryna had walked over to Bush Street and slipped into the theatre. Like a gladiator whom bravado and fear have lured to the last row of the empty stadium the day before the game, high above the arena's neatly raked, un-bloodied sand, Maryna entered one of the boxes for a view of the red velvet curtain and the width of the peacefully darkened stage. But the stage was not dark: a rehearsal was under way. A tall, stooped man dressed in black had bounded from his seat in the tenth row and was rushing down the aisle: she wondered if he could be Barton. "Don't tell me you'll be 'all right' this evening," he shouted at one of the actors. "If there's anything I hate, it's that. If you're ever going to be 'all right,' you can be 'all right' now." Yes, that must be Barton.
Als diese Dörfler nicht abließen, sondern in ihrem Gefuchtel & Gebrüll eher noch sich steigerten - wollten sie uns ?warnen -, stellte ein Fahrer nach dem andern schließlich den Motor seines Fahrzeugs ab, stieg aus & ging langsam auf den wirren Haufen Leute zu, die, schien es, nichts anderes zu tun hatten, als in dieser 1öde aufgeregt durcheinander zu laufen, die Stille mit ihrem Geschrei zu vergiften & dazu mit Armen & Händen zu fuchteln wie ein riesiges auf den Rücken gefallenes Insekt. -:?Warnung, doch Warnung ?wovor: ?Was soll denn sein mit der Hand voll Ruinen, ehemaliger Stallungen Schuppen Wohnhäuser, viele schon Damals bei der Zwangsevakuierung dieser Ortschaft bis zur Unkenntlichkeit geschliffen, 1 Ort, wie es hieß, den sowohl der Dreißigjährige, der napoleonische Krieg wie auch die Rote Armee nur aus dem 1fachen Grund verschonten, weil all=die Armeen ihn, diesen Ort, eingesunken schon damals in Buschwerk & von Wald wie von großen Armen schützend umhegt, nicht gefunden hatten - , und erst mit dem Aufrücken von Heerscharen östlicher Bürokratie, die 2 Mal ihr Grenzgebiet Deutschland gegen Deutschland neu gezogen - Aktionen von Ungeziefer bis Kornblume -, hatten schließlich auch diesen Ort & besser als in acht Jahrhunderten jeder Söldnerhaufen, innerhalb von 8 Jahren zum Verschwinden gebracht; Ruinen, zu Ruinen verfallen -, Restegemäuer von einem vor Jahrzehnten evakuierten Dorf inmitten der 1öde, von Schlingpflanzen Baumwerk Weinranken & Büschen im Griff wie unter einer unendlich langsam sich schließenden Faust, Holunderblüten im Dunkel, fahle Nägel & Krallen an den Klauen pflanzlicher Wesen, die mit der unfassbaren Geduld aller Pflanzen auf das Verschwinden von Zeit lauern, Zeit, die sie, die Pflanzen, seit Anbeginn in Bann geschlagen hält, um dann im Augenblick des Lösens von dieser Fessel in 1 Explosion von Wachstum vorschnellend über die schäbigen Gemäuerreste u die gesamte Landschaft herzufallen, der Menschen u der übrigen Albträume sich bemächtigend, dies=Alles wie Knüllpapier von-sich schleudern würden, um an anderer Stelle, wo solcherart Leben dann hingeworfen wäre, Alles schon Getilgte, Weggeworfne & Zerstörte mit der den Pflanzen eigenen, chlorophyllhaften Geduld noch 1 Mal von-vorn beginne zu lassen - :?
Reinhard Jirgl (Oost-Berlijn, 16 januari 1953)
De Australische schrijver en essayist Brian Castro werd geboren op 16 januari 1950 in Hongkong. Hij is van gemengde Portugese, Chinese en Engelse komaf.Van 1968 tot 1976 studeerde hij aan de universiteit van Sydney, waar hij in 1970 een prijs won in een verhalenwedstrijd. Castro werkte in Hongkong, Australië en Frankrijk als leraar en schreef enkele jaren voor Asiaweek. Hij debuteerde in 1982 met Birds of Passage.
Uit: Shanghai Dancing
So my father looks out across the Whangpoo and the Soochow and it is already midday, 1932. He bathes in tepid water, rinsing and wincing at a pain in his genitals and donning his cream linen suit and knitted tie, repairs for brunch in the hotel restaurant. He plans his trip next season, on the President Line, to Vancouver, maybe the Great Lakes and home via Japan. Calls for the candlestick telephone and rings his friends. Waves for a car and he's on his way to the Cercle Sportif where he meets Joao and Meme and Carlinho da Silva and two French girls and they play tennis and swim for an hour or so. Tiffin at three at the American Club and then a few rounds of ten-pin along polished alleys tingling with wax and the layered air of ripe cigars. Then a siesta in the Reading Room with the day's paper upon his face, stuttered breath calibrating the hard canons of perfect billiard shots until the Boy wakes him at six for a shave, massage and then back to the Cathay to change for a tea-dance the Sassoons are holding; a casual slow-waltzing affair before cocktails out on dappled verandahs marking dates for future business. By nine it's drinks on board his launch, jokes rippling across the water while they snack on crisp Peking duck folded into crepes, Meme tossing his Moet over the transom on account of his cirrhosis. But death, too, passes by ten when the cabarets are starting to jump. So onto the Ambassador, then the Canidrome, or perhaps the Venus Cafe and then by rickshaw convoy to back-street speak-easies, the high class, low class and no class at all, each boasting of hostesses at a dollar a dance for taxi-dancing. The wheedling voice of the Maitre'D: Take your choice; that wide-eyed one, Small-bird, her name, she pines for you. So he lavished upon her ten books of tickets. Early next morning, he rolls home to the Cathay smelling of perfume and women and orders from the lingerie shop a boxed set of silken underwear and a bouquet of roses to be sent up to the Avenue Joffre. Then it all begins again. Midday; the opera glasses; all this work. Shanghai-dancing.
Brian Castro (Hongkong, 16 januari 1950)
De Braziliaanse schrijver, theaterproducent, talk show host, acteur, schilder en musicus Jô Soares werd geboren op 16 januari 1938 in Rio de Janeiro. Hij kreeg zijn opleiding in Zwitserland en in de VS en ging daarna terug naar Brazilië waar hij voor Rio TV ging werken. Van 1988 tot 1999 had hij een talkshow bij SBT. In 2000 nam hij zijn format (te vergelijken met David Letterman) mee naar Rede Globo. Zijn eerste roman O Xangô de Baker Street schreef hij in 1995. In 2000 werd hij verfilmd.
Uit: Twelve Fingers: Biography of an Anarchist
Dimitri senses that the two are nervous. Parts of the conversation among the trio were later written down by Mohammed and extracted from his Notebook of a Muslim Anarchist, discovered in a drawer upon his death, in 1940, in the house where he worked as a gardener:
"So, where've you been keeping yourself?" asked Cubrilovic, sitting down beside him.
I noticed immediately that the youth was bothered by our presence. He was almost a boy. He couldn't be any older than Vaso, who was seventeen.
"Oh, around," he answered, changing the subject.
I felt a certain apprehension in him. I pulled up a chair and sat down directly opposite him. Vaso introduced me:
"This is Mohammed Mehmedbasic. Mohammed, I'd like you to meet my friend Dimitri Borja Korozec. We're both students at the Gymnasium, and I can guarantee you he's the clumsiest person in the
world," said Cubrilovic, laughing nervously, without hiding his agitation over what was about to happen.
Every few minutes he would glance at the door and check his watch. He wouldn't be able to keep the plan secret much longer. I tried to get him away from there, but it was too late. He told everything, looking Dimitri in the eye.
José Soares (Rio de Janeiro, 16 januari 1938)
De Amerikaanse dichter Anthony Hecht werd geboren op 16 januari 1923 in New York. Hecht studeerde Engels maar moest zijn studie onderbreken toen hij in 1944 werd opgeroepen om te dienen in het leger. Een van zijn opdrachten was om in 1945, bij de bevrijding van het kamp Flossenbürg, gevangenen te interviewen. Deze opdracht heeft veel invloed gehad op zijn werk, mede doordat hij zelf joods was. Dichter Hecht debuteerde in 1954 met de bundel 'A Summoning of Stones'. In de loop van zijn leven ontving hij vele prijzen waaronder de Pulitzer Prize voor poezie in 1968 voor zijn bundel 'The Hard Hours'.
Curriculum Vitae
As though it were reluctant to be day,
.......Morning deploys a scale
.......Of rarities in gray,
And winter settles down in its chain-mail,
Victorious over legions of gold and red.
......The smokey souls of stones,
......Blunt pencillings of lead,
Pare down the world to glintless monotones
Of graveyard weather, vapors of a fen
.......We reckon through our pores.
.......Save for the garbage men,
Our children are the first ones out of doors.
Book-bagged and padded out, at mouth and nose
.......They manufacture ghosts,
.......George Washington's and Poe's,
Banquo's, the Union and Confederate hosts',
And are themselves the ghosts, file cabinet gray,
.......Of some departed us,
.......Signing our lives away
On ferned and parslied windows of a bus.
Saul And David
It was a villainous spirit, snub-nosed, foul
Of breath, thick-taloned and malevolent,
That squatted within him wheresoever he went
.......And possessed the soul of Saul.
There was no peace on pillow or on throne.
In dreams the toothless, dwarfed, and squinny-eyed
Aleksandar Tišma, Franz Tumler, Jules Supervielle, Robert W. Service, Kálmán Mikszáth, Saint-Simon, Nel Benschop
De Servische schrijver Aleksandar Tima werd op 16 januari 1924 geboren in Vojvodina. Na zijn eindexamen in 1942 vestigde Aleksandar Tima zich in Boedapest. Toen de Duitsers in 1944 Hongarije binnentrokken en begonnen met de uitroeiing van de joden werd Aleksandar Tima opgepakt en te werk gesteld als dwangarbeider. Hij vluchtte aan het einde van de oorlog en sloot zich aan bij de verzetsbeweging van Tito. Na de Tweede Wereldoorlog studeerde Aleksandar Tima Duits, Frans en Engels in Belgrado. Na zijn studietijd werkte hij bij een uitgever. In 1974 werd Tima journalist. Hij woonde en werkte zijn hele verdere leven in Novi Sad. De enige uitzondering hierop was zijn verblijf in Parijs tijdens de burgeroorlog (1991-1995). Zijn eerste gedichtenbundel "De bewoonde wereld" verscheen in 1956. Vanaf de jaren zestig verschenen enkele verhalenbundels en romans. De vaste thema's van hem waren de Tweede Wereldoorlog en de jodenvervolging.
Uit: Ohne einen Schrei (Vertaald door Barbara Antkowiak)
Die Wirtin erwachte von einem ungewohnten, gedehnten Ton; als sie lauschte, brach er ab, dann zerriß er wieder die schläfrige Stille des morgendlich dämmerigen Zimmers. Sie wußte, daß ihr Mann bereits zur Arbeit gegangen war - sie erinnerte sich, ihn über die Waschschüssel gebeugt und später mit der Mütze auf dem Kopf an der Tür gesehen zu haben - und daß das Kind neben ihr lag, sie spürte sein Gewicht und seinen Atem. In der Wohnung war also niemand sonst; dennoch wollte dieser gedehnte Ton, der wie ein Wimmern klang, nicht verstummen. In der Sekunde, als ihr bewußt wurde, daß es wirklich ein Wimmern war - vermutlich von einem Menschen -, war sie wach genug, um zu begreifen, daß es aus dem Mädchenzimmer kam, wo die Untermieterin wohnte. Sie richtete sich im Bett auf, zog vorsichtig den Arm unter dem Kopf des Kleinen hervor, setzte die Füße auf den Boden und ging im Unterkleid, wie sie immer schlief - ohne in die Schuhe zu schlüpfen, die sie im Dunkeln nicht finden konnte -, auf Zehenspitzen zwischen Bett und Tisch hindurch zur Küche, in die das Licht des kalten Wintermorgens drang. Vor der Tür des Mädchenzimmers blieb sie stehen. Es war still gewesen, als sie über den kalten glatten Betonboden tapste, und für einen Moment hatte sie gedacht, das Geräusch zuvor sei ein Irrtum gewesen; nun machte sie zögernd an der Tür halt und hörte einen Schmerzenslaut, viel deutlicher als das schwer bestimmbare Wimmern, das sie im Zimmer vernommen hatte. Ohne Bedenken öffnete sie die Tür. Das Mädchenzimmer war hell wie die Küche, denn die Gardine war nicht zugezogen; die Wirtin erblickte mitten im Raum wie auf einer Bühne ihre Untermieterin Branka. Sie stand weit vorgebeugt, die Schuhe hatte sie von den Füßen gestreift, hielt die Knie gebeugt, der Kopf mit dem langen blonden Haar war kraftlos herabgesunken. Sie klammerte sich mit den Händen ans Bettgestell, als fürchte sie, jeden Augenblick zusammenzubrechen. Als die Tür knarrte, wandte sie erschrocken den Kopf und sah die Wirtin aus großen, grünen, weitstehenden Augen an; sie erkannte sie und begann zu weinen.
Aleksandar Tima (16 januari 1924 16 februari 2003)
De Oostenrijkse schrijver Franz Tumler werd geboren op 16 januari 1912 in Gries bij Bozen. Tot 1938 werkte hij als leraar. Tot 1944 was hij met zijn tradionele manier van schrijven (hij werd vergeleken met Adelbert Stifter) een van de succesvolste schrijvers van zijn generatie. Na WO II richtte hij zich meer het autobiografische en psychologische vertellen. In nog latere teksten problematiseerde hij de mogelijkheden van het vertellen ("Aufschreibung aus Trient", 1965). Vanaf 1950 tot aan zijn dood leefde hij in Berlijn.
Uit: Der Mantel
Die Geschichte von dem Mantel, der ihm verlorengegangen ist, habe ich Herrn Huemer in unserer Gesellschaft ein paar Mal erzählen hören, und merkwürdigerweise hat sie uns jedesmal Eindruck gemacht, darüber war er selber erstaunt. Für ihn sei die Geschichte nurärgerlich gewesen, sagte er beim ersten Mal; ein reiner Verlust,wenn er ihn auch nicht so empfunden habe,weil etwas dabei ihn sorgloser, freier, großzügiger gemacht habe,was früher nicht seine Stärke gewesen sei. Wir alle
kannten Huemer ganz gut. Eine gewisse Kleinlichkeit und Ängstlichkeit gehörte zu seinen Eigenschaften. Offenbar wollte er sagen, daß er sie damals verloren habe, ähnlich wie de nMantel. Manchmal schien er uns mit seiner Erzählung bedeuten zu wollen, der Verlust des Mantels, und was damit zusammenhing, habe in ihm noch viel mehr bewirkt; es hörte sich an, als ziele er auf die
Behauptung, er habe sich damals geändert.Aber dann wieder, ein andermal, zog er aus der Erzählung entschieden das Gegenteil: niemand könne sich ändern, und das wisse er seither! Bei einem dritten Mal sagte er, die Sache wäre ihm als ein Zeichen begegnet. Jedesmal, wenn
er die Geschichte von dem Mantel erzählte, erwähnte er etwas dergleichen, worauf einmal einer der Zuhörer sagte: Aber Sie wollen doch nicht behaupten, daß dies einewahre Geschichte ist, das haben Sie doch nicht wirklich erlebt, so etwas erlebt man doch nicht! Huemer erwiderte: So geht es mir, ich erzähle alles getreu, aber die Leute sagen, es sei eine erfundene Geschichte. Einmal
sagte jemand: Das ist ja ein Traum, solche Dinge können einem in der Wirklichkeit nicht begegnen, die träumt man bloß!
Franz Tumler (16 januari 1912 20 oktober 1998)
De Franstalige dichter en schrijver Jules Supervielle werd geboren op 16 januari 1884 in Montevideo, Uruguay, waar zijn Baskische ouders naartoe waren geëmigreerd. Zij stierven allebei door een opgelopen vergiftiging acht maanden na zijn geboorte. Een eerste bundel "Comme des voiliers" verscheen al in 1910, maar de eerste echt belangrijke bundel Débarcadères. publiceerde hij in 1922. Jules Supervielle correspondeerde o.a. met Rainer Maria Rilke en maakte ook kennis met de gebroeders Mann. Paul Celan heeft 36 van zijn gedichten vertaald. In Frankrijk werd hij goed ontvangen door schrijvers als von André Gide und Paul Valéry en Jacques Rivière.
Soyez bon pour le Poète
Soyez bon pour le Poète, Le plus doux des animaux. Nous prêtant son coeur, sa tête, Incorporant tous nos maux, Il se fait notre jumeau; Au désert de l'épithète, Il précède les prophètes Sur son douloureux chameau; Il fréquente très honnête, La misère et ses tombeaux, Donnant pour nous, bonne bête, Son pauvre corps aux corbeaux; Il traduit en langue nette Nos infinitésimaux. Ah! donnons-lui, pour sa fête, La casquette d'interprète !
Nocturne en plein jour
Quand dorment les soleils sous nos humbles manteaux Dans lunivers obscur qui forme notre corps, Les nerfs qui voient en nous ce que nos yeux ignorent Nous précèdent au fond de notre chair plus lente, Ils peuplent nos lointains de leurs herbes luisantes Arrachant à la chair de tremblantes aurores.
Cest le monde où lespace est fait de notre sang. Des oiseaux teints de rouge et toujours renaissants Ont du mal à voler près du coeur qui les mène Et ne peuvent sen éloigner quen périssant Car cest en nous que sont les plus cruelles plaines Où lon périt de soif près de fausses fontaines.
Et nous allons ainsi, parmi les autres hommes, Les uns parlant parfois à loreille des autres.
Jules Supervielle (16 januari 1884 17 mei 1960)
De Canadese dichter en schrijver Robert William Service werd geboren op 16 januari 1874 in Preston, Engeland. Zijn opleiding voltooide hij aan de universiteit van Glasgow. In 1897 emigreerde hij naar Canada en leefde hij enige tijd van gelegenheidsbaantjes in Whitehorse en in het Yukon territorium. In 1907 verscheen zijn beroemde ballade The Shooting of Dan McGrew. In dat jaar verscheen ook de bundel The Spell of the Yukon and Other Verses die in Engeland verscheen als The Songs of a Sourdough. Service werd niet alleen beroemd, maar ook rijk. Hij kwam te boek te staan als de Canades Kipling en kon zijn baan bij een bank binnen twee jaar opzeggen. De rest van zijn leven bracht hij door in Parijs, Zuid-Frankrijk en Monte Carlo.
The Men that Don't Fit In
There's a race of men that don't fit in, A race that can't stay still; So they break the hearts of kith and kin, And they roam the world at will. They range the field and they rove the flood, And they climb the mountain's crest; Theirs is the curse of the gypsy blood, And they don't know how to rest.
If they just went straight they might go far, They are strong and brave and true; But they're always tired of the things that are, And they want the strange and new. They say: "Could I find my proper groove, What a deep mark I would make!" So they chop and change, and each fresh move Is only a fresh mistake.
And each forgets, as he strips and runs With a brilliant, fitful pace, It's the steady, quiet, plodding ones Who win in the lifelong race. And each forgets that his youth has fled, Forgets that his prime is past, Till he stands one day, with a hope that's dead, In the glare of the truth at last.
He has failed, he has failed; he has missed his chance; He has just done things by half. Life's been a jolly good joke on him, And now is the time to laugh. Ha, ha! He is one of the Legion Lost; He was never meant to win; He's a rolling stone, and it's bred in the bone; He's a man who won't fit in.
Robert W. Service (16 januari 1874 11 september 1958)
De Hongaarse schrijver en journalist Kálmán Mikszáth werd op 16 januari 1847 in Szklabonya (tegenwoordig Slowakije) geboren in een familie van kleine grondbezitters. Tussen 1857 en 1863 bezocht hij het lagere gymnasium in Rimaszombat (tegenwoordig Slowakije), tussen 1863 en 1866 ging hij naar het lyceum in Selmecbánya (tegenwoordig Slowakije). Na zijn middelbare eindexamen studeerde hij een paar semesters rechten in Győr. Begin jaren 1870 legde hij zijn eed af en liep stage bij de hoofdrechter in Balassagyarmat. In 1869 begon hij te publiceren. In 1873-1874 werkte hij in Boedapest als journalist en redacteur, in 1874 verscheen zijn eerste bundel met de titel Elbeszélések. (De stoker). In 1875 en 1876 leefde hij onder zeer arme omstandigheden in Boedapest. Omdat ze zo arm waren, liet hij zich van zijn vrouw scheiden, maar na zijn eerste succes trouwden ze in 1882 weer. Vanaf augustus 1878 was hij tweeënhalf jaar lang journalist in Szeged. Deze tijd was een van de rijkste periodes van zijn leven. Hij was actief in het openbaar leven van de stad, hij verzamelde belevenissen, zijn horizon verruimde. In 1881 en 1882 verschenen twee novellenbundels van hem (A tót atyafiak, A jó palócok, Engels: The Slovak Relations, The Good People of Palóc) en vrij snel werd zijn naam bekend in literaire kringen.
Uit: The most dreadful night of all
"A sea which was swelling so fast that in a split second an enormous mass of water flooded the town, arriving furtively like an assassin but so swiftly that it was there before anyone could have become aware of the danger. And it was coming from all sides at once, all of a sudden. And it was impossible to escape from it. And as one was observing the houses from above, looking out of the open window, as they were becoming smaller and smaller as if they were shrinking, there could no longer be any doubt about what was down below, it was the water. And the houses were not only shrinking, but also cricks and cracks could be heard here and there, time and again, they were not louder than a cracking sound set against a raging storm or when a nut is cracked, and after each crack a white house disappeared under the water for ever, a white house where earlier in the evening perhaps fair-haired children looked out of the windows smiling sweetly and happily... The bullying elements seemed to exchange significant glances laughing and enjoying how efficiently they can join their forces to provoke this unfortunate town. And not one of them wanted to rest idle and stay away from the work of devastation. They seemed to say defiantly: "Well, which of us is the stronger?"
Kálmán Mikszáth (16 januari 1847 28 mei 1910)
De Franse schrijver Louis de Rouvroy, hertog van Saint-Simon werd geboren op 16 januari 1675 in Versailles. Hij was een Frans hoveling en auteur van een omvangrijk autobiografisch werk, genaamd de Mémoires: een onovertroffen beschrijving van gebeurtenissen en personages tijdens de laatste regeringsjaren van de Zonnekoning. Saint-Simon begon met schrijven in 1694, toen Lodewijk XIV aan de macht was, en beschreef uitvoerig de periode tot 1723, toen de enige opvolger, Lodewijk XV, op dertienjarige leeftijd tot koning werd gekroond.
Uit: Mémoires de Saint-Simon
Je portais le nom de vidame de Chartres, et je fus élevé avec un grand soin et une grande application. Ma mère, qui avait beaucoup de vertu et infiniment d'esprit de suite et de sens, se donna des soins continuels à me former le corps et l'esprit. Elle craignit pour moi le sort des jeunes gens qui se croient leur fortune faite et qui se trouvent leurs maîtres de bonne heure. Mon père, né en 1606, ne pouvait vivre assez pour me parer ce malheur, et ma mère me répétait sans cesse la nécessité pressante où se trouverait de valoir, quelque chose un jeune homme entrant seul dans le monde, de son chef, fils d'un favori de Louis XIII, dont tous les amis étaient morts ou hors d'état de l'aider, et d'une mère qui, dès sa jeunesse, élevée chez la vieille duchesse d'Angoulême, sa parente, grand'mère maternelle du duc de Guise, et mariée à un vieillard, n'avait jamais vu que leurs vieux amis et amies, et n'avait pu s'en faire de son âge. Elle ajoutait le défaut de tous proches, oncles, tantes, cousins germains, qui me laissaient comme dans l'abandon à moi-même, et augmentait le besoin de savoir en faire un bon usage, sans secours et sans appui; ses deux frères obscurs, et l'aîné ruiné et plaideur de sa famille, et le seul frère de mon père sans enfants et son aîné de huit ans.
Er komt een tijd, dat ieder mens alleen moet staan - en oog in oog met God; Dan is geen enkle vriend meer om hem heen en geen geliefde deelt zijn lot. Er komt een tijd, dat God wat hij bezat (gebeurt het vroeg? gebeurt het laat?) hem afneemt als een waardeloze schat die door de mot en roest vergaat. Maar wie met God blijft worst'len als een man, en Hem niet eerder heen laat gaan dan nadat Hij hem zegent - laat hij dan als kreup'le in het leven staan, hij krijgt van God een nieuwe, witte naam; zijn zwart verleden is voorbij. Hij is nooit meer alleen, want met God saam gaat hij zijn weg, verlost en vrij.
Terwille van de luidruchtige faam van toekomstige eeuwen, Terwille van het verheven mensdom Ben ik beroofd van mijn beker aan de dis der vaderen, Van mijn levensvreugde en mijn eer.
Ik word besprongen door een wolfshond - mijn tijd, Maar ik heb niet het bloed van een wolf; Stop mij maar liever als een bontmuts in een mouw Van de warme bontjas van de Siberische steppen,
Zodat ik geen lafaards hoef te zien, geen weke vuiligheid En geen bloederige botten in het rad, Maar lichtblauwe poolvossen, die de hele nacht Schitteren in hun ongerepte schoonheid.
Voer mij weg naar de nacht waar de Enisej stroomt En de sparren tot de sterren reiken, Omdat ik niet het bloed van een wolf heb En alleen een gelijke mij zal doden.
What shall I do with this body they gave me
What shall I do with this body they gave me,
so much my own, so intimate with me?
For being alive, for the joy of calm breath,
tell me, who should I bless?
I am the flower, and the gardener as well,
and am not solitary, in earths cell.
My living warmth, exhaled, you can see,
on the clear glass of eternity.
A pattern set down,
until now, unknown.
Breath evaporates without trace,
but form no one can deface.
Rome
Rome is but nature's twin, which has reflected Rome.
We see its civic might, the signs of its decorum
In the transparent air, the firmament's blue dome,
The colonnades of groves and in the meadow's forum.
Osip Mandelstam (15 januari 1891 27 december 1938)
Es herbstet schon. Die welken Blaetter wehen, Und schwere Tropfen prallen an die Scheiben; Du liest in alten, laengst vergilbten Schreiben Und suchst den Sinn des Lebens zu verstehen.
Mit teuerem Kleinkram sich die Zeit vertreiben Und klopft es an die Tuer, nicht oeffnen gehen; Liegt dann auch schon Morast auf den Allen, Ist's schoener noch, am Offen traeumen bleiben.
So sitz auch ich, und die Gedanken schweifen Zur schoenen Fee ins alte Land Legende, Und Nebel wachsen um mich, Reif um Reifen;
Auf einmal ist's als teilten sich die Waende, Ich hoere einen Saum den Boden streifen... Und meine Augen schliessen kuehle Haende.
Vertaald door Dieter Roth
Mihai Eminescu (15 januari 1850 - 15 juni 1889)
Brons, door Lazar Dubinovschi
De Duitse dichter, schrijver, vertaler en schilder Johannes Beilharz werd geboren op 15 januari 1956 in Oberndorf am Neckar. Hij studeerde Engels en Romaanse talen in Regensburg en vanaf 1977 Engelse literatuur en Creative Writing aan de University of Colorado in Boulder, Colorado. Tot 1985 woonde hij in de VS.Sinds 1978 publiceert hij gedichten en verhalen. Daarnaast vertaalde hij gedichten van o.a John Ashbery, Barbara Guest, Derek Walcott, Christine Lavant, Ingeborg Bachmann, Hugo von Hofmannsthal en Erwin Einzinger.
Tiefgekühlt
Mit derartigen Augen, ausdruckslos wie ein irdener Topf, einer dieser grauen mit grober Haut, werde ich immer angeschaut.
Ein runder schwarzer Punkt, unbewegt, sicher mit meinem Spiegelbild drin, aber so nahe komme ich nicht.
"Man tut sich immer alles selbst an," hast du mir einmal gesagt, doch dann gleich wieder negiert: "man kennt nur die eigene Grube, bei anderen
vermutet man meist die falsche Tiefe." Aufgelöst und dann doch auch wieder konzentriert habe ich diesen Abend mit dir verbracht.
Johannes Beilharz (Oberndorf am Neckar, 15 januari 1956)
Erster Diener. Ach Herr, mein Herr! Sie werfen Sand und Steine nach dem Fenster!
Bancbanus. So mach es auf; die Scheiben kosten Geld; Sind sie geöffnet, schaden keine Würfe. Den Kalpak reiche du, ich muß aufs Schloß. Der König will mit Tagesanbruch fort. Was ist die Glocke?
Zweiter Diener. Vier Uhr!
Bancbanus. Hohe Zeit. Sieh du nach meiner Frau.
Erster Diener(am Fenster). Dort stehen sie!
Bancbanus. Laß stehn! laß stehn!
Erster Diener. Der Prinz inmitten drin.
Bancbanus. Was Prinz?
Erster Diener. Ich hab's gesehn!
Bancbanus(mit halb gezücktem Säbel). Gesehen, Schuft? Hätt' ich's gesehn mit diesen meinen Augen, Weit eher glaubt' ich, daß ich wachend träume, Als Übles von dem Schwager meines Herrn! Geh fort! - Muß ich hier toben wie ein Fant, Scheltwort' ausstoßen - und - bei toll und unklug! - Ein Rat des Königs! - Nu, ein feiner Rat! Ei wollt' ich doch, du wärst auf Farkahegy. Zwölf Steine über dir! - Ei, dies und das! Geh sag ich, geh! Ich will nicht weiter sprechen.
(Dienerin kommt mit einem Becher.)
Was bringst nun du?
Dienerin. Den Frühtrunk, gnäd'ger Herr!
Franz Grillparzer (15 januari 1791 - 21 januari 1872)
Willem de Clercq, Louis Guilloux, Franz Fühmann, Martha Saalfeld, Xu Zhimo
De Nederlandse dicher en (dagboek)schrijver Willem de Clercq werd geboren in Amsterdam op 15 januari 1795. Hij was secretaris en later directeur (vanaf 1831) van de in 1824 opgerichte Nederlandsche Handel-Maatschappij (NHM), de voorganger in rechte lijn van de Algemene Bank Nederland. Daarnaast is hij bekend als voorman van het protestantse Réveil in Nederland. Reeds in 1801 begon hij aantekeningen te maken die resulteren in een dagboek van 36.000 bladzijden dichtbeschreven papier. Aanvankelijk was het de bedoeling dat hij tot predikant zou worden opgeleid, maar hij werd opgenomen in de zaak, en leerde daarvoor Duits, Frans en Grieks.In 1816 reisde hij per koets naar Sint-Petersburg en deed verslag van het landschap en het sociale en culturele leven in de Noord-Duitse en Baltische havensteden, enkele jaren nadat Napoleon was verslagen en verre reizen weer mogelijk waren geworden. Na het plotselinge overlijden van zijn vader Gerrit de Clercq kwam hij in 1817 aan de leiding te staan van het familiebedrijf. Juist in die tijd kwam De Clercq in contact met de tot het christendom bekeerde joodse dichter Isaäc da Costa. Er groeide tussen hen een innige vriendschap en onder invloed van Da Costa bekeerde De Clercq zich tot het orthodoxe calvinisme.
Uit: Naar zijn dagboek
9 october 1833
Tegen den avond met Laatsman bij Karel Westendorp had ik ontzettend opgezien, en zie ook hier werden de bergen vlak gemaakt. Toen ik om acht uur kwam, vond ik Laatsman reeds met da Costa in gesprek.... Ik vond het eerst zooals gewoonlijk bij dergelijke vereenigingen, vrij stijf. Een woord over den zegen, dat Bilderlijks laatste geschriften door velen gelezen werden, bracht da Costa op eens op zijn paardje, dat nu ten volle draafde, ten voordeele van land en Oranje, en tegen hetgeen dat Laatsman gisteren bij hem had gezegd, dat de vromen niet meer voor het land konden bidden. Da Costa sprak zoo krachtig, zoo welsprekend, dat Laatsman, hoe knap hij is, er maar geen woord tegen in kon brengen, en maar zeggen moest, dat het eene partikuliere overtuiging van da Costa was, waarvoor hij eerbied had. Nu werd Laatsman verzocht eene preek voor te lezen. Hij las die van Ruth, die recht goed was, en waarop geen aasje aan te merken viel, zoodat da Costa hem met de grootste innigheid de hand drukte. Alles werd nu meer en meer open en de hand Gods was met ons, want ik gevoelde hoe innig lief ik hen had. Mochten wij elkander dragen in de liefde. Da Costa deed het gebed, waarin ik zoodanig mocht medegaan als dit in geen tijd het geval was geweest. En nu mocht ik ook nog improviseeren over Ruth met een overvloeiend harte. Gods werk was het, dat wij allen zoo mochten gevoelen op denzelfden grond te staan.... Zoo was ik in geen tijden ter ruste gegaan. 's Middags gevoelde ik mij nog zwak, en zie, het geestelijke had ons genezen. Ik zag nu in Laatsman niet meer den reus van Rheede, gewapend met een zwaard om al hetgeen hier geestelijk door ons genoten wordt weg te maaien en af te kappen, maar den broeder in Kristus, die, al denken wij dan ook over de eene of andere zaak verschillend, in de eenigheid des geloofs met ons staat.... Gezegend is ook weder de afloop der koffijveiling geweest. Er zijn nu 10 millioen pond in 5 dagen verkocht, hetgeen inderdaad bij ons niet gehoord is. De Heer bevestige aan ons zijne zegeningen.
Willem de Clercq (15 januari 1795 - 4 februari 1844)
De Franse schrijver Louis Guilloux werd geboren op 15 januari 1899 in Saint-Brieuc. In de jaren dertig maakte hij furore als een proletarisch auteur die bevriend was met Gide (wiens metgezel hij was op zijn reis door de Sovjet Unie) en Malraux en zich afzette tegen de kleinburgers. In 1967 kreeg hij de le Grand Prix National des Lettres voor zijn hele uvre. Van zijn roman Le sang noir verscheen in 2000 nog een Nederlandse vertaling door Mirjam de Veth.
Uit: Coco perdu
Faut pas y penser "C'est comme les fêtes. J'y pense jamais. Ca m'a valu des histoires avec Fafa, mais je m'en fous. Tiens ! Elle est peut être déjà arrivée à Paris ou pas loin d'arriver. Faut pas y penser. L'almanach ! Je serais même pas foutu de dire ce que représente l'image. C'est vrai que j'ai pas mis longtemps à le choisir. J'ai pris le premier venu et je lui ai donné ses mille balles, à Charlot. J'avais surtout envie qu'il soit plus là. Je l'aime pas c'gars-là. Il a une façon, ce salaud-là, quand il voit que je guette son passage devant ma porte de me crier : - Zéro la barre! Ceinture, quoi ! Moi, je trouve pas ça drôle du tout. Mais c'est ma faute, aussi. Pourquoi je le guette ? Je reçois jamais de lettres. Ou bien c'est des prospectus. La publicité, quoi ! Une fois il m'a dit en partant : -On veut pas d'vous! Je sais bien."
Louis Guilloux (15 januari 1899 14 oktober 1980)
De Duitse dichter en schrijver Franz Fühmann werd geboren op 15 januari 1922 in Rochlitz (in het huidige Tsjechië) als zoon van een apotheker. Hij diende in de Wehrmacht, als krijgsgevangene bezocht hij een antifascistische school in Rusland en hij keerde als marxist naar Duitsland terug. In zijn gedichten uit de jaren vijftig verwerkte hij zijn ervaringen uit de oorlog en met het nationaalsocialisme. In de jaren zestig richtte hij zich meer op kinder- en jeugdboeken.Na het neerslaan van de Praagse lente in 1968 begon hij, net als vele andere DDR schrijvers kritischer om te gaan met het reële socialisme.
Die Richtung der Märchen
Die Richtung der Märchen: tiefer, immer zum Grund zu, irdischer, näher der Wurzel der Dinge, ins Wesen.
Wenn die Quelle im Brunnen nicht springt und ratlos die Bürger sich stauen: Held Hans hebt den Stein, der im Wasser liegt, da hockt eine Kröte darunter, die Kröte muß man töten, dann springt der Quell wieder rein.
Die Spindel fiel in den Brunnen, das Mädchen sprang in die Tiefe, unten tat sich ein Pfad auf, der führte zur weisen Frau, die lohnte gerecht mit Gold und Pech im Lande tief unter dem Brunnen.
Als er gegen den Drachen zog, mußte der Held den Schacht hinab, den Drachen in der Höhle zu treffen.
Er sagte: "Laßt mich hinunter, und wenn ich vor Angst an den Strängen zerre, und je mehr ich zerr, desto tiefer laßt mich hinunter." Und sie ließen ihn hinunter, und er zerrte, und sie ließen ihn tiefer hinab, und er kam, zerrend, in die Höhle, und er besiegte den Drachen.
Dem Grund zu, die Richtung der Märchen, dem Grund zu, wir zerrn an den Strängen, dem Grund zu, wir zerrn an den Strängen, dem Grund zu: Wir zerrn an den Strängen...
Franz Fühmann (15 januari 1922 8 juli 1984)
De Duitse dichteres en schrijfster Martha Saalfeld werd geboren op 15 januari 1898 in Landau. Tijdens WO I werkte zij als verpleegster in een veldhospitaal. In 1921 kon zij het gymnasium voltooien. Vervolgens studeerde zij filosofie en kunstgeschiedenis in Heidelberg. In 1931 publiceerde zij haar eerste dichtbundel. Een jaar later volgde de eerste opvoering van haar tragikomedie Beweis für Kleber.Tijdens WO II kreeg zij een publicatieverbod. In 1948 verhuisde zij naar Bad Bergzabern. Daar volgde een zeer productieve tijd, waarin zij in rap tempo gedichten, verhalen en romans schreef. In 1994 stelde het landRheinland-Pfalz de Martha-Saalfeld-Förderpreises in.
O traurig ist der Sterbende...
O traurig ist der Sterbende und hart
Ist ihm das Blaue aufzugeben und
Die sanfte Birne, nahe seinem Mund,
Und ach den kleinen Schatz den er verscharrt. -
Doch Gott der wartet schon; er braucht den Platz,
Er braucht die Leichen, denn sein Feld ist arm,
Sein Herz ist kalt und wird erst wieder warm
Wenn dieses innehält und ein Ersatz
Sich willig bietet: Gott ist überaus
Geschickt die Schmerzen zu begründen die
Er einem schafft, doch es gelingt ihm nie
Die Ärmsten zu getrösten bis nach Haus.
Sie sagen es ihm alle ins Gesicht -
Da aber ist er tot und hört sie nicht.....
Martha Saalfeld (15 januari 1898 14 maart 1976)
De Chinese dichter Xu Zhimo werd geboren op 15 januari 1897 in de provincie Zhejiang. Xu Zhimois een van de belangrijkste Chinese dichters van deze eeuw. Tijdens zijn studies in Amerika en Engeland werd hij zwaar beïnvloed door de Europese romantiek. Bekendst is hij voor zijn korte liefdesgedichten.
A Snowflake's Happiness
If I were a snowflake, Drifting suavely in mid-air, I would recognize my direction --- Soaring, soaring, soaring --- The ground below holds my direction.
Avert the cold lonely valleys, Evade the dreary mountains, Elude the melancholic streets --- Soaring, soaring, soaring --- My destiny it shall be!
Dancing gracefully in mid-air, Perceiving the enchanting dwelling. Waiting for her arrival in the garden --- Soaring, soaring, soaring --- Sigh, her pleasant aroma fills the air!
Quietly, my buoyant body floats, Landing on her with gentle care, Sensing her love and passion --- Fading, fading, fading --- I fade into the warmth of her heart
Walter Serner, Alexander Moszkowski, Aleksandr Gribojedov, Sidonia Zäunemann, Peter Christen Asbjør
De Duitse schrijver Walter Serner werd op 15 januari 1886 als Walter Seligmann uit geassimileerde Joodse ouders geboren in de Tsjechische plaats Karlsbad(Bohemen) Zijn vader, eigenaar van een plaatselijk krant, stuurde hem naar de beste scholen van de stad. Met steun van zijn ouders ging hij daarna studeren in Wenen. Na een aantal semesters onderbrak hij zijn studie om door Duitsland te reizen. Zo leerde hij onder andere het nachtleven en de casino's in München en Berlijn kennen en vond hij in de laatste stad aansluiting bij een groep jonge linkse intellectuelen. In het blad "Die Aktion" probeerde deze groep (waartoe o.a. Heinrich en Thomas Mann behoorden) alternatieven te bieden voor de in hun ogen "verpeste" gevestigde kunst die zich slechts bezighield met het bevestigen van de heersende status quo. Na het uitbreken van WO I trok hij naar Zürich, waar hij in contact kwam met de dada beweging rond Tristan Tzara. In 1918 schreef hij het dadaistische manifest Letzte Lockerung, maar toen het in 1920 werd gepubliceerd betitelde Tzara hem als een grootheidswaanzinnige buitenstaander en Serner keerde zich al snel van dada af.
Uit: Letzte Lockerung
Andernfalls suche man sich eine stille Ecke in einem Café oder einer Bar und bestelle außerdem gleichzeitig einen Grand Marnier, Ruban rouge, und Cerises jubilé, die man so lange unberührt stehenlasse, bis das Zeichen zum Konsum gegeben wird. Hierauf entzünde man sich sein Lieblingsrauchwerk und beginne mit der Lektüre. Nach jedem Fragment pausiere man drei Minuten, trinke ein wenig und rauche. Nach jedem der sechs Abschnitte lege man das Buch fünf Minuten aus der Hand und blicke auf den Plafond. Die Lektüre des ersten Teils dürfte nicht mehr als eine Stunde beanspruchen und einen Zustand außerordentlicher Unternehmungslust verursachen. Man folge dieser nur insoweit, als man das Lokal wechsle, und warte mit der Verwendung ihres wichtigeren Restes (Dame), bis das Zeichen dazu gegeben wird. Jeder, der durch Eltern, Fibel, Bibel und Bonzen mühselig ist und mit Minusgefühlen beladen, deshalb nicht nur in hitzigen Nachtstunden davon träumt, jenes tyrannische Pack zu stäupen, sondern auch voll grimmiger Phantasien darin schwelgt, Glücksritter seines Leibes zu werden und des Lebens, spare monatelang, wenn es anderswie nicht zu erreichen sein sollte, um vor der Lektüre jenes Diner sich servieren lassen und, falls er über keine Dame gebietet, sich eine kaufen zu können. Wer dieser vorgeschriebenen Vorbereitung zuwiderhandelt, wird die Wirkung dieses Buches sich so schmälern, daß dessen Zweck, ihn für immer aufzulockern und zu dem zu machen, was er im Grunde ist, verfehlt werden dürfte.
Walter Serner (15 januari 1886 augustus 1942)
De Duitse schrijver en satiricus Alexander Moszkowski werd geboren in Pilica, Polen, op 15 januari 1851. Hij groeide op in Breslau (toen tot Pruisen behorend). Later trok hij naar Berlijn, waar hij van 1877 tot 1886 werkte voor het satirische tijdschrift Berliner Wespen van Julius Stettenheim. Na onenigheid met Stettenheim begon hij zijn eigen tijdschrift Lustige Blätter, dat in de republiek van Weimar een hoge oplage bereikte.
Der Lyriker und die Umsatzsteuer: 1 1/2 Prozent
Vorausgesetzt, er findet einen Verleger,
Vorausgesetzt, der Mann ist ganz integer,
Vorausgesetzt, besagter Lyrikus
Erhält ein Honorar beim Rechnungsschluß;
Vorausgesetzt, daß ihn die Muse heiligt
Mit lyrischem Gefühl, das in ihm brennt, -- --
So ist der Fiskus auch daran beteiligt,
Und zwar genau mit 1 1/2 %.
Es stieg empor aus seiner Seelen Grüften
Ein Ahnen in beseligtem Moment,
Er sang von Rosen und von Frühlingsdüften,
Vom Duften zahlt er 1 1/2 %;
Er sah der Liebsten in die keusche Seele,
Die Nachtigall bewies ihr Tontalent,
Und die besagte holde Philomele
Wird eingeschätzt mit 1 1/2 %.
Er singt vom Zephyr und vom Sturmeswüten,
Vom Lotoskelch im fernen Orient,
Der Fiskus ist bei seinen Lotosblüten
Sein Sozius mit 1 1/2 %.
Er jauchzt, er weint, er schwelget in Genüssen,
Ein Freudenkuß hebt ihn zum Firmament,
Und jeder einzelne von den Küssen
Stellt dar pro fisco 1 1/2 %.
Wie schön, daß so die ganze deutsche Lyrik
Sich einheitlich zu dem Tarif bekennt;
Ist auch die Rechnung manchmal etwas schwierig,
Das Grundmaß bleibt doch 1 1/2 %;
Und ist trotz aller Kunst des Silbenfalles
Der lyrische Poet meist insolvent,
Der Staat beteiligt sich an seinem Dalles
Unweigerlich mit 1 1/2 %.
Alexander Moszkowski (15 januari 1851 26 september 1934)
De Russische schrijver Aleksandr Sergejevitsj Gribojedov werd geboren in Moskou op 15 januari 1795. Gribojedov studeerde aan de Staatsuniversiteit van Moskou van 1810 tot 1812, toen hij werd opgenomen in een huzarenregiment. Hij verliet de dienst in 1816 om diplomaat te worden en hij werd in 1818 benoemd tot secretaris van de Russische ambassade in Perzië, die hem vervolgens een standplaats in Georgië gaf. In 1823 keerde Gribojedov terug naar Sint-Petersburg om zijn meesterwerk Lijden door Verstand aan de censuur te onderwerpen. Toen zijn werk echter afgekeurd werd, keerde Gribojedov verbitterd terug naar Georgië. Gribojedov begon al vroeg met schrijven. Reeds in 1816 werd een toneelstuk (Jonge echtgenotes) opgevoerd in Moskou. Zijn meesterwerk is echter zonder twijfel Lijden door Verstand (Горе от ума), waarin Gribojedov via zijn hoofdpersoon Tsjatski een aanklacht laat horen tegen de Russische maatschappij. Het toneelstuk, dat volledig op rijm is gesteld, wordt nog regelmatig opgevoerd, en is het meest opgevoerde toneelstuk aller tijden in Rusland. Veel van de uitspraken zijn inmiddels een soort spreekwoord geworden in de Russische taal.
Uit: WOE FROM WIT (Lijden door verstand,vertaald door A.S.Vagapov)
A sitting room with a big clock in it, to the right is Sofia's bedroom door, the sound of a piano and a flute come from Sofia's room, and then the music ceases. Lizzie is asleep hanging down from the armchair (It is morning. The day is just about to break)
L i z i e (wakes up suddenly, raises from the chair, looks around)
It's dawning ! . .. Oh! How fast
The night has passed !
They didn't let me go to bed
'In expectation of a friend'.
I had to be on the alert,
It's only now that I could doze
Sitting like this, in such a pose !
I could have fallen from the chair !
It's dawn . . . They must be unaware . . .
(knocks at Sofia's door)
Sir ! Madame ! What a plight !
You have been chattering all night,
Sir, are you deaf ? Ma'am, do you hear ?
No, they do not seem to fear.
(walks away from the door)
Look out, uninvited guest !
The father may appear ! I serve a loving woman, yes !
( moves to the door again)
It's time to part. Stop that conversation !
( S o f i a ' s v o i c e )
What time is it ?
L i z i e
The house is all in agitation.
S o f i a (from her room)
What is the time ?
L i z i e
It is about seven, eight or nine . . .
S o f i a (from the same place)
It isn't true.
Aleksandr Gribojedov (15 januari 1795 11 februari 1829)
De Duitse dichteres Sidonia Hedwig Zäunemann werd geboren op 15 januari 1714 in Erfurt. Zij toonde al vroeg de neiging uit de toen gangbare rol voor vrouwen uit te breken. Zij leerde zich zelf Frans en Latijn en was een van de eerste vrouwen die ooit een mijn bezochten. In 1838 verleende de universiteit van Göttingen haar de titel kaiserlich gekrönte Dichterin.
Wer ruhig schlafen will, der muß die Sorgen meiden
Wer ruhig schlafen will, der muß die Sorgen meiden;
Wer frölich sterben will, der geb den eitlen Freuden
Und Sorgen dieser Welt bei Zeiten gute Nacht;
So schläft er sanfte ein, und einsten froh erwacht.
Sidonia Zäunemann (15 januari 1714 11 december 1740)
Pouvait-on imaginer un paysage aussi élégant qui fût à ce point chargé de mélancolie? On n'apercevait ça et là rien que des bosquets de pins et d'arbustes. D'innombrables petits reliefs transformaient cette montée en suite de lacets, et il aurait été impossible de dire le nombre de villas qu'on entrevoyait entre les bois et les rochers [...] Ce secret d'une subtile configuration semblait conférer à ce magnifique paysage du promontoire encore plus de mystérieuse et érémitique beauté. L'habitant d'une des villas devait finir par croire qu'il n'y avait ni maison ni âme qui vive à plusieurs lieues à la ronde, jusqu'au jour où, au détour d'une promenade, il tomberait, tout près de chez lui, sur une roseraie d'un charme enchanteur, devant une petite maison, et il ne voudrait pas en croire ses yeux; s'il touchait une fleur, aussi bien le diapré de la couleur rose et moite, que l'ombre nette se découpant sur les feuilles vertes prouverait la réalité des roses, et, dans sa stupeur, il verrait des volets s'ouvrir, avec un grincement de loquet, et leurs ombres courir, puis, apparaissant à la fenêtre, l'habitant des lieux lui adresser un salut amical... la sensation d'étrangeté atteindrait alors à son comble. Sur ce promontoire, dix ou vingt minutes de promenade suffisaient pour pénétrer dans un univers de conte de fées et pour en ressortir.
Yukio Mishima (14 januari 1925 - 25 november 1970)
The company stood at attention, each man looking straight before him at the empty parade ground, where the cinder piles showed purple with evening. On the wind that smelt of barracks and disinfectant there was a faint greasiness of food cooking. At the other side of the wide field long lines of men shuffled slowly into the narrow wooden shanty that was the mess hall. Chins down, chests out, legs twitching and tired from the afternoons drilling, the company stood at attention. Each man stared straight in front of him, some vacantly with resignation, some trying to amuse themselves by noting minutely every object in their field of vision,the cinder piles, the long shadows of the barracks and mess halls where they could see men standing about, spitting, smoking, leaning against clapboard walls. Some of the men in line could hear their watches ticking in their pockets. Someone moved, his feet making a crunching noise in the cinders. The sergeants voice snarled out: You men are at attention. Quit yer wrigglin there, you! The men nearest the offender looked at him out of the corners of their eyes. Two officers, far out on the parade ground, were coming towards them. By their gestures and the way they walked, the men at attention could see that they were chatting about something that amused them. One of the officers laughed boyishly, turned away and walkedslowly back across the parade ground. The other, who was the lieutenant, came towards them smiling. As he approached his company, the smile left his lips and he advanced his chin, walking with heavy precise steps.
John Dos Passos (14 januari 1896 28 september 1970)
De Britse schrijver en journalist Edward St Aubyn werd geboren op 14 januari 1960 in Cornwall in een adelijke familie. Door zijn vader werd hij jarenlang mishandeld en sexueel misbruikt. Opgegroeid is hij in St Aubyn in Engeland en in het zuiden van Frankrijk. Hij bezocht de Westminster School en de universiteit van Oxford, Beroemd werd St Aubyn door de autobiografischeromantrilogie Some Hope. Zijn zesde roman Mother's Milk kwam in 2006 op de shortlist van de Booker Prize.
Uit: Mother's Milk
Why had they pretended to kill him when he was born? Keeping him awake for days, banging his head again and again against a closed cervix; twisting the cord around his throat and throttling him; chomping through his mothers abdomen with cold shears; clamping his head and wrenching his neck from side to side; dragging him out of his home and hitting him; shining lights in his eyes and doing experiments; taking him away from his mother while she lay on the table, half-dead. Maybe the idea was to destroy his nostalgia for the old world. First the confinement to make him hungry for space, then pretending to kill him so that he would be grateful for the space when he got it, even this loud desert, with only the bandages of his mothers arms to wrap around him, never the whole thing again, the whole warm thing all around him, being everything. The curtains were breathing light into their hospital room. Swelling from the hot afternoon, and then flopping back against the French windows, easing the glare outside. Someone opened the door and the curtains leaped up and rippled their edges; loose paper rustled, the room whitened, and the shudder of the road works grew a little louder. Then the door clunked and the curtains sighed and the room dimmed. Oh, no, not more flowers, said his mother. He could see everything through the transparent walls of his fish tank crib. He was looked over by the sticky eye of a splayed lily. Sometimes the breeze blew the peppery smell of freesias over him and he wanted to sneeze it away. On his mothers nightgown spots of blood mingled with streaks of dark-orange pollen. Its so nice of people she was laughing from weakness and frustration. I mean, is there any room in the bath? Not really, youve got the roses in there already and the other things. Oh, God, I cant bear it. Hundreds of flowers have been cut down and squeezed into these white vases, just to make us happy. She couldnt stop laughing. There were tears running down her face. They should have been left where they were, in a garden somewhere.
The nurse looked at the chart.
Edward St Aubyn (Cornwall, 14 januari 1960)
De Chinese schrijfster Anchee Min werd geboren in Shanghai op 14 januari 1957. In 1976 werd Anchee Min gerekruteerd om in een propagandafilm van de Shanghai Film Studio de rol van mevrouw Mao te spelen. Anchee Min woont sinds 1984 in de Verenigde Staten. Van Rode Azalea -het autobiografische relaas van haar jeugd in communistisch China- werden de rechten verkocht aan twintig landen. Daarna verschenen haar succesvolle romans Mevrouw Mao en Wilde Gember.
Uit: Becoming Madame Mao
Can't you lift a finger? the mother yells. It's my last wish, for heaven's sake!
Save me, Nah. Any day a bullet will be put into my head. Can you picture it? Don't you see that there has been a conspiracy against me? Do you remember the morning when Deng Xiao-ping came to your father's funeral and what he did? He just brushed fingers with me - didn't even bother to shake my hand. It was as if he questioned that I was Mao's widow. He was aware of the cameras - he purposely let the journalists catch the scene. And the other one, Marshal Ye Jian-ying. He walked past me wearing an expression as if I had murdered the Chairman myself!
Your father warned me about his comrades. But he didn't do anything to protect me. He could be heartless. His face had a vindictive glow when he made that prediction. He was jealous that I got to go on living. He would have liked to see me buried with him, like the old emperors did with their concubines. One should never have delusions about your father. It took me thirty-eight years to figure out that sly fox. He could never keep his hands away from deception. He couldn't survive a day without trickery. I had seen ghosts in his eyes stretching out their claws. A living god. The omniscient Mao. Full-of-mice-shit.
Anchee Min (Shanghai, 14 januari 1957)
De Amerikaanse schrijfster Mary Robison werd geboren op 14 januari 1949 in Washington D.C. Zij studeerde aan de Johns Hopkins University. Zij publiceerde al vier verhalenbundels en drie romans, waaronder Why Did I Ever waarvoor zij in 2001 de Los Angeles Times Book Prize for fiction kreeg.
Uit:Why Did I Ever?
10
The name I use is an annoying problem. Everyone wonders about it. No one doesn't ask.
My name is Money. I picked it up and kept it and now it's what I'm called.
I say I'm tired of telling how I got the name. Or that the story isn't all that great.
Still Something Missing
"I need plywood," said my son, Paulie, in his sleep. Or I heard wrong. I know it was "need" something.
That was my first day there, at his flat on St. Anne, before NYPD began hiding him.
He looked like this: in white cotton socks and frayed blue jeans, a cowhide belt and a petal-green sweater. His hands in their horrible bandage gloves must've been on his lap and I couldn't see them because he was bent over, with his plate pushed aside and his face on the dining table, and he was all-the-way asleep, with a tiny chip of emerald glinting there in the lobe of his ear.
12
Days went by and he still kept ignoring all the stuff I'd brought for him. Fine stuff, but Paulie couldn't get in the mood. And he was in something like pain when I finally set each thing out and presented it as though it were for sale. What, could've been wrong with me? Handkerchiefs! I told him about the quality. "Just wait'll you go to use one of these." He was three weeks out of the hospital. I should have ground the things up into bits and shreds in the garbage disposal.
A World of Love
I'm a script doctor, as far as I know this afternoon at three o'clock central time. And I'm due back at the studio according to Belinda who's the development producer or whatever is her job.
She has some hair shirt or other laid out for me.
Belinda is not warm. She's small-minded, mean, picky-petty.
Someday I will learn kickboxing and I will show up at Mercury Brothers and kickbox the stuffings out of her
Mary Robison (Washington, 14 januari 1949)
De Oostenrijkse dichter en schrijver, musicus en cabaretier Martin Auer werd geboren op 14 januari 1951 in Wenen. Van 1971 toto 1977 werkte hij als dramaturg, acteur en musicus aan het Theater im Künstlerhaus in Wenen. Daarna werd hij zelfstandig schrijver en songwriter. Bovendien was hij enige tiijd werkzaam als journalist en in de reclamebranche.
Ich bin eine Nixe, sagt sie
o Mann, o Mann!
Ich bin eine Nixe, sagt sie, ich kann nicht ertrinken. Aber immer, wenn ich Goldfische seh, wird mir ganz furchtbar schlecht. Und vielleicht bricht morgen der Frieden aus, dann gehn wir ganz groß einen saufen. Und vielleicht bricht er nicht aus, aber das erfahrn wir dann schon.
Ich bin eine Nixe, sagt sie, ich komm durch die Wasserleitung. Meine Familie zog aus dem Süden herauf in die Stadt. Meine Familie wohnt in einem Aufzug im achtzehnten Postbezirk. wenn sie beim Frühstück sitzen, tunkt immer der Zahnarzt aus dem zwölften Stock seinen Mantel in ihren Kaffee. Und sie sagt: O Mann, o Mann, o Mann, wie ich dich liebe! Und sie sagt: o Mann, o Mann, o Mann, o Mann, o Mann!
Und im Stadtpark ist es so hell heut, die Luft ist wie Silber. Und Baby kriegt Eiskrem und bekommt einen Erstickungsanfall. Und eine kleine fliegende Kamera macht Fotos von uns mit rosa Schleifchen. Und der Brezelmann geht Pleite vor unsern Augen. Und sie sagt: O Mann, o Mann, o Mann, wie ich dich liebe! Und sie sagt: o Mann, o Mann, o Mann, o Mann, o Mann!
Das sind vielleicht herrliche Zeiten, sagt sie, für alles gibt es Gratisgutscheine. Und gestern hab ich mich versichern lassen gegen Todesangst und Melancholie. Und alle haben jetzt Telefon im Auto, eine Kreditkarte und eine Versicherungsnummer. Und sogar die Polizisten tragen Lebkuchenherzen im Haar. Und sie sagt: O Mann, o Mann, o Mann, wie ich dich liebe! Und sie sagt: o Mann, o Mann, o Mann,
Marek Hlasko, Tillie Olsen, Rudolf Hagelstange, Anatoli Rybakov, Werner Helwig, Zacharias Topelius, Isaäc da Costa, Ida Dehmel
De Poolse schrijver Marek Hlasko werd geboren op 14 januari 1934 in Warschau. Hij had allerlei baantjes tot hij in 1955 groot opzien baarde met zijn eerste verhalen. Zijn schokkende taalgebruik maakte van hem de woordvoerder van een hele generatie. Van 1955 tot 1957 was hij redacteur van het weekblad "Po Prostu" , waarin de toonaangevende intelligentia publiceerde. In 1958 reisde hij naar Westeuropa. Toen zijn visum niet verlengd werd keerde hij niet naar Polen terug.Hij stierf al op 35-jarige leeftijd aan een overdosis tabletten en alcohol in Wiesbaden.
Uit: Piekni dwudziestoletni / The Beautiful Twenty-Year Olds (1966)
"I have come to know many cunning people in my life: I have known those who sold sugar for morphine, the sellers of Persian carpets which were made two hours earlier in Tel-Aviv's Ben-Jehuda Street; during the occupation I knew a guy who loaded himself with diamonds by selling flour to Jews and telling them it was poison that would save them from suffering when there was no way out but I have never met a man as faultlessly cunning as Ford. I think I can write so with confidence, for I know how many people, ideas and films this man has wasted, being most cunning and foxy opportunist who pretended to be most embittered and infuriated by the stupidity of the authorities. 'Osmy dzien' was a bad story, yet could have been turned into a good film. But you need to be able to make good films. Ford, who knows Warsaw only through his car windows, moved the plot to the Old Town; Agnieszka wanders along sugary-sweet streets; those streets are filled with extras dressed in T shirts and pretending to be lumpenproletariat elements who accost her. The point of the story, which I unfortunately bungled, though I like its idea, was as follows: the girl who can see the grime and sleaze of it all wants only one thing for herself and her boyfriend - a beautiful start to their love. The idea of Ford's film is that people have nowhere to fuck, which is obviously untrue, for you can fuck anywhere The film was to win him a Cannes award, recognition by the Marxist critics [who had made a spectacular, adaptive conversion after the "breakthrough"] and subtle criticism from party authorities. It turned out a piece of shit - unluckily for Ford, but luckily for myself.
Marek Hlasko (14 januari 1934 14 juni 1969)
De Joods-Amerikaanse schrijfster, dichteres en feministe Tillie Lerner Olsen werd geboren in Omaha (Nebraska) op 14 januari 1912. Olsen die een zeer linkse politieke overtuiging was toegedaan en onder meer allerlei vakbondsactiviteiten ondernam (ze kwam er zelfs een tijdje voor in de gevangenis), schreef over de beslommeringen van 'gewone' vrouwen en andere alledaagse sociale onderwerpen. Haar literaire werk diende tot inspiratie van diverse feministische schrijfsters. Alhoewel ze slechts weinig boeken heeft geschreven, worden het feministische "Tell Me a Riddle" uit 1961 (een bundel van vier korte verhalen) en het niet afgemaakte "Yonnondio: From the Thirties" uit 1974 (laatste gaat over de Grote Depressie) als klassieke meesterwerken beschouwd. Voor de eerste won ze de O. Henry Award.
i want you women up north to know
i want you women up north to know how those dainty children's dresses you buy at macy's, wannamakers, gimbels, marshall fields, are dyed in blood, are stitched in wasting flesh, down in San Antonio, "where sunshine spends the winter."
I want you women up north to see the obsequious smile, the salesladies trill "exquisite work, madame, exquisite pleats" vanish into a bloated face, ordering more dresses, gouging the wages down, dissolve into maria, ambrosa, catalina, stitching these dresses from dawn to night, in blood, in wasting flesh.
Tillie Olsen (14 januari 1912 1 januari 2007)
De Duitse dichter en schrijver Rudolf Hagelstange werd geboren op 14 januari 1912 in Nordhausen. Van 1931 tot 1933 studeerde hij filologie in Berlijn. In 1939 bezocht hij de Reichspresseschule. Tijdens WO II diende hij als inlichtingenofficier. In 1944 was hij oorlogsverslaggever in Frankrijk en Italië. Na de oorlog verscheen zijn eerste dichtbundel met 35 sonnetten: Venezianisches Credo. Behalve gedichten schreef hij ook essays en romans en was hij als uitgever werkzaam.
Uit: Venezianisches Credo.
Sonett 11
Wie faß ich ihn, den dreimal Hochgebauten,
den Alterslosen und Unbenennbaren!
Wo ist ein Wort, das seinen Urstand wahren
und seinen Glanz auffangen kann. Wir schauten
die Sterne an und wurden sein nicht inne;
und nicht des Mondes Strahl, der träumerische,
und nicht das Schuppenkleid der Fische
genügen ihm. Und der Gebirge Zinne,
die höchste, und des Adlers kühne Schwinge,
die Wolke und der Blitz - sie sind nur Blicke,
zu ihm gerichtet, ohne ihn zu sehn.
Er atmet aus den Winden, die ihm wehn,
und duftet aus der Rose, die ich pflücke,
Er ist die Melodie, nach der ich singe.
Rudolf Hagelstange (14 januari 1912 5 augustus 1984)
De Russische schrijver Anatoli Rybakov werd geboren op 14 januari 1911 in Tsjernihiv. Rybakov wijdde zich na de oorlog geheel aan de literatuur. De enige roman, die van hem in het Nederlands verscheen was 'Het zware zand' over het antisemitisme. 'De kinderen van de Arbat' betekende in de Sovjetunie een sensatie omdat dit grotendeels autobiografische werk een radicale afrekening met het stalinisme inhield. De Arbat is een bekende hoofdstraat in Moskou, waar enkele van de figuren uit het boek wonen. Het verhaal speelt in 1934 aan de vooravond van de grote politieke processen, waarbij bekende politieke leiders op instigatie van Stalin werden geliquideerd. Rybakov beschrijft het lot van een jonge student, die onschuldig in de gevangenis belandt en later naar Siberië wordt verbannen. Opmerkelijk is, dat in deze roman Stalin zelf als een van de hoofdfiguren optreedt.
Uit: The Children of the Arbat
Stalin put aside his book, got up, and paced around the room clutching his pipe. He stopped at the window and gazed out at the familiar sight of the yellow and white Arsenal building and the bronze cannons lined up along its facade.
The diplomat from Motovilikha! It wasn't an unarmed Germany that posed a threat, it was Japanese troops in Manchuria, in our rear in the Far East. Budyagin knew that perfectly well, however limited his outlook. He hadn't come to talk about Hitler.
He'd come to make it known that there were people in the Party who had their own point of view, and that they were defending their right to their point of view, and that at the proper time they would advance it against his point of view. Budyagin hadn't come on his own initiative, he was too unimportant. He'd come on instructions from the same people who had allegedly helped him, Stalin, to rout his enemies, the same people he was supposed to rely on, and was relying on, because he had to, otherwise they'd get rid of him the way they'd got rid of the others. They thought he was indebted to them for everything.
They were profoundly misguided. The true leader emerges by himself, he owes his power to himself alone. Otherwise he is not a leader, but a puppet. They hadn't chosen him, he had chosen them. They hadn't pushed him to the front, he had pulled them along behind him. It wasn't they who had helped him to consolidate himself, it was he who had raised them to the pinnacles of state power. They had become what they were solely because they had taken their places alongside him.
Anatoli Rybakov (14 januari 1911 23 december 1998)
De Duitse dichter en schrijver Werner Helwig werd op 14 januari 1905 in Berlijn geboren. De toenmalige jeugdbeweging is van grote invloed op zijn werk geweest. Helwig behoorde tot de Nerother Wandervogel en bracht midden jaren twintig lang door op de burcht Waldeck, waar het landelijke centrum van de Wandervogel gevestigd was. Ook maakte hij jarenlang trektochten door Scaninavië, Ijsland, Ierland, Spanje en Griekenland. De oorlogsjaren bracht hij door in Liechtenstein, daarna woonde hij tot aan zijn dood in Genève.Internationaal bekend werd Helwig met het eerste deel van zijn Hellas-trilogie: Raubfischer in Hellas uit 1939.
Uit: Raubfischer in Hellas
Ich gab nicht nach und hielt ihm entgegen, daß der Mensch, der in den Zentralen der Hochzivilisation lebe, sozusagen in der Urzelle seiner selbst bedroht sei. Die Luft sei nicht mehr in Ordnung, an den Nahrungsmitteln wirkten sich schädliche, kaum kontrollierbare Einflüsse aus, wegen der Übervölkerung nehme der Verkehr ständig zu. Man wisse nicht mehr, wohin das führen solle. Es sei keine Zukunft mehr da, der man geruhig und in Erwartung eines vergnüglichen Lebensabends entgegengedeihen könne. Man müsse von Moment zu Moment überleben und freue sich der erfochtenen Siege kaum. Denn schon wäre die nächste Sorge da und würde die Kraft von gestern und morgen zugleich verbrauchen. Er jedoch hätte sich in eine, wie er selbst dargestellt - Räubergesellschaft zurückgezogen, die sich, alles überspringend, an die Spitze des Vernichtungszuges gesetzt hätte, der, man wisse nicht wann, jedenfalls irgendwo im neunzehnten Jahrhundert, aufgebrochen sei, um der Welt die letzte ihrer Stunden aufzuzwingen. Was aber unternähme er, um diese Entwicklung zu stoppen? Während in den Städten Gegenmaßnahmen durchberaten und erprobt würden, hätten seine Freunde nichts Besseres im Sinn, als das Meer, die Lebensweide von einigen hunderttausend Wesen, lahmzulegen und der künftigen Weltverödung die ersten gelungenen Entwürfe zu liefern!
Werner Helwig (14 januari 1905 4 februari 1985)
De Finse dichter en schrijver Zacharias Topelius werd geboren in Nykarleby op 14 januari 1818. Topelius was zweedstalig, zoals destijds zovelen in de hogere maatschappelijke klassen, en hij schreef dan ook in het Zweeds. Wel zeer bijzonder in die tijd was dat hij het Fins ook goed beheerste. In 1831, op dertienjarige leeftijd, ging hij naar Helsinki, waar hij al snel in contact kwam met Johan Ludvig Runeberg, de belangrijkste Finse dichter van de 19e eeuw. Hij woonde zelfs enige tijd bij Runeberg thuis. Topelius haalde zijn eerste graad in 1840, en zijn licentiaat in 1844. In 1848 werd hij doctor in de filosofie. In 1854 werd hij benoemd tot rector de Universiteit van Helsinki. Ook gaf hij Geschiedenis, Zweeds en Statistiek op het lyceum van Helsinki. Van 1841 tot 1860 was hij tevens hoofdredacteur van de krant Helsingfors Gazette. Parallel aan zijn universitaire carrière hield Topelius zich bezig met literatuur. Hij was tamelijk veelzijdig; zo schreef hij honderden gedichten, sprookjes en liederen. Ook schreef hij het libretto voor de eerste Finse opera Kung Karls jakt (De jacht van koning Karel), alsmede de eerste Finse historische roman Hertiginnan af Finland (De Hertogin van Finland). Vandaag de dag worden vooral zijn sprookjes nog het meest gelezen.
Uit: The Birch and The Star
I still know an old story about a boy and a girl who throughout their life only wanted to reach one single goal. How many of us could say the same? Nearly two hundred years ago there was a big distress in Finland. The war raged around the country, towns and houses were burnt, the fields were trod and hundreds of thousands of people died of sword, of hunger, in exile and of frightening diseases. Then neither seen nor heard nothing else but sighs and tears, moans, sorrow, pain and blood; and those who had any hope remaining, could no longer know what to wish for, as the plague of God crossed our country disciplining it strictly; those memories are never forgotten. During this big distress many families were also divided so that a few were taken to the enemies' country, others fled into the forests and woods or to far-away Sweden; the wife knew nothing any more about her husband, the brother about his sister and the father and the mother did not know about their children if they were still alive or already dead. That´s why, when peace came at last and those still being alive returned home, only sparse could not miss a relative nor cry. It is told in a story of Knight Bluebeard that he sent his sister to the tower from which one could see far to the road and every little while was asking her: "Anna, my sister, do you see anyone coming ?" Likewise many asked each other when the cottage seemed gloomy and the dear ones did not arrive: "Is anybody coming?" And usually the answer was: "No one !"-But sometimes it happened as in the fairy-tale of Bluebeard that from far away a small dust cloud was seen on the road and at last a group of refugees who were lookig for their close relations was seen...
Zacharias Topelius (14 januari 1818 12 maart 1898)
Verdraagzaamheid is mede een dier tooverwoorden, waarmede men het onnadenkende verstand van menig welmeenende begoochelt, en hem de verschriklijkste misbruiken onder den naam der heiligste deugden weet op te dringen; een dier leuzen, waarmede men een halve wereld te wapen roept, en ten strijde geleidt tegen alles wat aan de heerschzuchtige oogmerken van hen, die niets in den hemel noch op de aarde boven zich verdragen willen, den minsten tegenstand durft bieden. Zekerlijk noemen het de wolven verdraagzaamheid, wanneer de herders en de honden sluimeren, of zich sluimerend houden, en de schapen ten prooi
[p. 19]origineel laten aan het verscheurende gedierte, hetwelk zy verplicht waren van de kudde te weren en te verdrijven: en de bewoners van alle tucht en strafhuizen zouden het ongetwijfeld zeer verdraagzaam vinden, indien de Overheden de banden, waarin zy tot behoud der maatschappy wederhouden worden, goed vonden los te maken, en hun de vrije macht gaven om naar welgevallen te plonderen en te moorden. Zullen wy dit mede verdraagzaamheid heeten? Neen waarlijk! het staat niet in de macht, noch van weinigen, noch van velen, om door eene willekeurige en partydige naamgeving misbruiken en verkeerdheden tot deugden te heiligen.
Cora never thought for a moment that her young husband could die. Other peopleespecially that expensive specialist who'd come down for the day from London and stuck his long nose into every corner of Brede Place and ended up charging her fifty pounds!he'd whispered that Stevie's lungs were so bad and his body so thin and his fever so persistent that he must be close to the end. But then, contradicting himself, he'd said if another hemorrhage could be held off for three weeks he might improve.
It was true that she had had a shock the other day when she'd bathed Stephen from head to foot and looked at his body standing in the tub like a classroom skeleton. She'd had to hold him up with one hand while she washed him with the other. His skin was stretched taut against the kettledrum of his pelvis.
And hothe was always hot and dry. He himself said he was "a dry twig on the edge of the bonfire."
"Get down, Tolstoi, don't bother him," Cora shouted at the tatterdemalion mutt. It slipped off its master's couch and trotted over to her, sporting its feathery tail high like a white standard trooped through the dirty ranks. She unconsciously snuggled her fingers under his silky ears and he blinked at the unexpected pleasure.
The newspapers kept running little items at the bottom of the page headlined, "Stephen Crane, the American Author, Very Ill." The next day they announced that the American author was improving. She'd been the little bird to drop that particular seed about improvement down their gullets.
Poor Stephenshe looked at his head as he gasped on the pillow. She knew that even in sleep his dream was full of deep, beautiful thoughts and not just book-learning! No, what a profound wisdom of the human heart he'd tapped into. And his thoughts were clothed in such beautiful raiments.
Uit: Bright Lights, Big City (Vertaald door A. Visser)
Het is zes uur 's morgens. Weetje waar je bent? Je bent niet het type dat om deze tijd 's morgens in een tent als deze rondhangt. Maar je bent er, en je kunt niet zeggen dat het terrein totaal onbekend is, hoewel de details een beetje wazig zijn. Je zit in een nachtclub te praten met een meid met een kaal hoofd. De club is óf de Heartbreak óf de Lizard Lounge. Alles zou duidelijk worden als je even het toilet kon binnenglippen en nog een beetje Boliviaans Marspoeder kon innemen. Of misschien ook niet. Een stemmetje in je hoofd blijft volhouden dat t epidemisch gebrek aan helderheid het resultaat van een al te rijkelijk gebruik van neusmiddelen. e nacht heeft reeds die niet waarneembare wenteling gemaakt waarin twee uur verandert in zes uur 's morgens. Je weet dat dat moment al voorbij is, maar je hebt geen zin toe te geven dat je over de streep bent gegaan, waarachter alles nodeloze schade is en de verlamming van rafelige zenuweinden. Een tijdje geleden had je het zinkende schip kunnen verlaten, maar in plaats daarvan ben je dat moment gepasseerd op een kometenstaart van wit poeder en pro eer je op de flash daarvan door te jagen. Op moment zijn je hersenen een samenstel van brigades Boliviaanse soldaatjes. Ze zijn moe en zitten onder de modder van hun lange nachtelijke mars. Ze hebben gaten in hun laarzen en honger.
Im September 1828 verließ der größte Mathematiker des Landes zum erstenmal seit Jahren seine Heimatstadt, um am Deutschen Naturforscherkongreß in Berlin teilzunehmen. Selbstverständlich wollte er nicht dorthin. Monatelang hatte er sich geweigert, aber Alexander von Humboldt war hartnäckig geblieben, bis er in einem schwachen Moment und in der Hoffnung, der Tag käme nie, zugesagt hatte. Nun also versteckte sich Professor Gauß im Bett. Als Minna ihn aufforderte aufzustehen, die Kutsche warte und der Weg sei weit, klammerte er sich ans Kissen und versuchte seine Frau zum Verschwinden zu bringen, indem er die Augen schloß. Als er sie wieder öffnete und Minna noch immer da war, nannte er sie lästig, beschränkt und das Unglück seiner späten Jahre. Da auch das nicht half, streifte er die Decke ab und setzte die Füße auf den Boden. Grimmig und notdürftig gewaschen ging er die Treppe hinunter. Im Wohnzimmer wartete sein Sohn Eugen mit gepackter Reisetasche. Als Gauß ihn sah, bekam er einen Wutanfall: Er zerbrach einen auf dem Fensterbrett stehenden Krug, stampfte mit dem Fuß und schlug um sich. Er beruhigte sich nicht einmal, als Eugen von der einen und Minna von der anderen Seite ihre Hände auf seine Schultern legten und beteuerten, man werde gut für ihn sorgen, er werde bald wieder daheim sein, es werde so schnell vorbeigehen wie ein böser Traum. Erst als seine uralte Mutter, aufgestört vom Lärm, aus ihrem Zimmer kam, ihn in die Wange kniff und fragte, wo denn ihr tapferer Junge sei, faßte er sich. Ohne Herzlichkeit verabschiedete er sich von Minna; seiner Tochter und dem jüngsten Sohn strich er geistesabwesend über den Kopf. Dann ließ er sich in die Kutsche helfen. Die Fahrt war qualvoll. Er nannte Eugen einen Versager, nahm ihm den Knotenstock ab und stieß mit aller Kraft nach seinem Fuß. Eine Weile sah er mit gerunzelten Brauen aus dem Fenster, dann fragte er, wann seine Tochter endlich heiraten werde. Warum wolle die denn keiner, wo sei das Problem? Eugen strich sich die langen Haare zurück, knetete mit beiden Händen seine rote Mütze und wollte nicht antworten.
Daniel Kehlmann (München, 13 januari 1975)
De Amerikaanse schrijfster Lorrie Moore werd geboren op 13 januari 1957 in Glens Falls, New York Lorrie Moore schrijft regelmatig voor The New Yorker. Ze heeft vier verhalenbundels op haar naam staan: 'Self help' (1985)'Like life '(1990), Birds of America (1998) en The Collected Stories (2008). Daarnaast schreef ze romans, waaronder 'Anagrams'(1986) en 'Who will run the frog hospital?'(1994)
Uit: Who Will Run the Frog Hospital
IN PARIS we eat brains every night. My husband likes the vaporous, fishy mousse of them. They are a kind of seafood, he thinks, locked tightly in the skull, like shelled creatures in the dark caves of the ocean, sprung suddenly free and killed by light; they've grown clammy with shelter, fortressed vulnerability, dreamy nights. Me, I'm eating for a flashback.
"The grass is always greener on the other side of the fence," says Daniel, my husband, finger raised, as if the thought has just come to him via the cervelles. "Remember the beast you eat. And it will remember you."
I'm hoping for something Proustian, all that forgotten childhood. I mash them against the roof of my mouth, melt them, waiting for something to be triggered in my head, in empathy or chemistry or some other rush of protein. The tempest in the teacup, the typhoon in the trout; there is wine, and we drink lots of it."
Lorrie Moore (Glens Falls,13 januari 1957)
De Litouwse schrijver en vertaler Jurgis Kunčinas werd geboren op 13 januari 1947 in Alytus. Hij studeerde germanistiek aan de universiteit van Vilnius, maar werd in 1968 uitgeschreven toen hij weigerde de verplichte militaire cursus te volgen. Zijn dienstplicht moest hij vervolgens bij de luchtmacht vervullen. Daarna had hij allerlei baantjes. Van vertaler bij kranten tot verpleger, transportarbeider tot reisleider. Vanaf 1977 publiceerde hij zes dichtbundels, zeven bundels met essays en proza en zes romans.Sinds de jaren tachtig werkte hij als zelfstandig schrijver. Zijn roman Tūla werd in 1993 door de Litouwse schrijversbond uitgeroepen tot het beste boek van het jaar.
Uit: Was wir in den Taschen eines Toten fanden (Vertaald door Cornelius Hell)
Schon den dritten Tag glitten wir auf Schiern die Flüsse entlang: Der schmelzende Schnee erstarrte nachts wieder zu einer Eiskruste, und die quellenreichen Uferhänge froren zu. Der Fluss stieg bis zu den Ufern an. Die Wege der Fischer waren überschwemmt, es war schwer durchzukommen. Dafür hielt uns niemand auf, man musste weder eine Berechtigungskarte noch den Pass noch die Geschlechtsorgane herzeigen. Sonst war es die reinste Mühe und eine ständige Spannung.
Schwer entfachte ich ein Lagerfeuer, und als ich es entfacht hatte, war ich trotzdem noch immer unruhig es hatte sich das ernstzunehmende Gerücht verbreitet, dass in der Umgebung aus Weißrussland kommende Kurdenbanden wüteten: Sie würden Menschen ausrauben, Tiere abstechen, Frauen, Männer und sogar Kinder vergewaltigen. Andere sprachen, dass das, hörst du, eine von irgendwo aus dem Ural kommende Gruppe bis zu den Zähnen bewaffneter Verbrecher sei die pfiffen auf jedes Recht und Gesetz. Trotzdem vermieden wir beide offizielle Posten, Siedlungen, öffentliche Wege und Kreuzungen.
Wir gingen zu zweit: Doloresa Lust und ich. Ich war blöd, dass ich einwilligte, sie aus der Stadt hinaus zu bringen. Denn auch dort nährte man sich von Gerüchten. Es verbreitete sich das folgende: Alle, die irgendwann in einem Irrenhaus gastiert oder die in längst vergangenen Zeiten auf der Liste der Vorgemerkten gestanden hatten, beabsichtige die neue Regierung, wieder hinter einen Zaun zu sperren, streng zu kontrollieren und wiederum mit irgendwelchen neuen Medikamenten zu behandeln. Offiziell hieß die Aktion: Schützen wir die Gesellschaft vor psychisch kranken Personen!
Jurgis Kunčinas (13 januari 1947 13 december 2002)
De Amerikaanse dichter, schrijver en beeldhouwer Clark Ashton Smith werd geboren in Long Valley (Californië) op 13 januari 1893. Smith woonde lange tijd bij zijn ouders en volgde alleen de basisschool-onderwijs. Hij leerde zichzelf de Franse en Spaanse taal. Zijn fotografisch geheugen stelde hem in staat veel informatie uit woordenboeken en encyclopedieën te onthouden. Vanaf zijn elfde jaar begon hij sprookjesachtige verhalen te schrijven. Later schreef hij ook gedichten, waardoor hij de aandacht trok van schrijver H.P. Lovecraft, waarmee een vele jaren durende vriendschap en correspondentie begon. Hij verdiende weinig met zijn schrijven en was vaak genoodzaakt bijbaantjes te nemen om zichzelf en zijn ouders te onderhouden. Na de dood van zijn ouders trouwde hij in 1954 met Carol Jones Dorman. Tot 1925 maakte hij vooral gedichten. De volgende tien jaar schreef hij diverse fantasy verhalen, die zich afspeelden in Atlantis, op Mars, in Hyperborië en zijn bekendste werk: de Zothique verhalen. Na 1935 verflauwde zijn belangstelling voor het schrijven en begon hij met beeldhouwen.
After Armageddon
God walks lightly in the gardens of a cold, dark star, Knowing not the dust that gathers in His garments' fold; God signs Him with the clay, marks Him with the mould, Walking in the fields unsunned of a sad, lost war, In a star long cold.
God treads brightly where the bones of unknown things lie, Pale with His splendor as the frost in a moon-bleached place; God sees the tombs by the light of His face, He shudders at the runes writ thereon, and His shadow on the sky Shudders hugely in space.
God talks briefly with His armies of the tomb-born worm, God holds parley with the grey worm and pale, avid moth: Their mouths have eaten all, but the worm is wroth With a dark hunger still, and he murmurs harm With the murmuring moth.
God turns Him heavenward in haste from a death-dark star, But His robes are assoilèd by the dust of unknown things dead; The grey worm follows creeping, and the pale moth has fed Couched in a secret golden fold of His broad-trained cimar Like a doom unsaid.
Clark Ashton Smith (13 januari 1893 14 augustus 1961)
KostÃs Palamás, Jan de Bas, Karl Bleibtreu, Victor de Laprade, Eduard von Bauernfeld, Maler Müller, Mark Alexander Boyd
De Nieuwgriekse dichter Kostís Palamás werd geboren op 13 januari 1859 in Patra in een familie van intellectuelen uit Mesolongi, de stad waar hij ook zijn jeugd heeft doorgebracht. Mesolongi heeft ook zijn gedachtegoed vervuld met herinneringen aan de onafhankelijkheidsoorlog. Hij studeerde rechten in Athene, maar nam nooit deel aan de eindexamens. Hij werd journalist en kreeg een secretariaatsjob aan de Atheense Universiteit. Hij begon zijn literaire loopbaan met satische verzen tegen de toestanden in Griekenland. Hij bestudeerde de principes van de Franse poëtische scholen, o.a. de Parnassiens en de Symbolisten. In 1886 gaf hij een bundel De Gedichten van mijn Vaderland uit, die het begin was van de School van Athene. Palamás zocht zijn inspiratie niet alleen in de volkspoëzie, hij hield zich ook bezig met algemene problemen, zowel in Griekenland als in de rest van de wereld. Palamás schreef ook de tekst voor de Olympische Hymne, gecomponeerd door Spyridon Samaras, en voor het eerst ten gehore gebracht tijdens de zomerspelen van 1896.
On the trip you are taken
On the trip you are taken By the horseman of the night Anhything he offers you You must refuse outright
And if you thirst don't drink From the world below The forgetfulness cursed drink Poor uprooted mistletoe!
Do not drink totally and forget us Leave behind your marks To find the way to get t'us
And as small as you still are And as a swallow light And hero's noisy arms Don't hang on your side
Do your best to fool The sultan of the night Slide quietly, in stealth And fly to the upper light,
And in our broken home, Return, oh darling mine, And become a gentle wind Sweetkissing us one more time.
Athens
Here heaven everywhere, sun shining from all sides, Completely surrounded by something like the honey of Hymettus, Everlasting lilies grow from the marble, The bright marble of Pentelicon they made gods from.
The pickaxe, swung, stumbles upon Beauty, Those are gods, not mortals, in the belly of the Great Mother, The blood of Athens spills, a violet flood, When shes struck by the arrows of the twilight.
Here are the temples and the groves of sacred olive, Here among the crowd, the crowd that stirs itself Slowly as a caterpillar on a whiteflower.
A host of relics lives and rules, thousand-souled, Life-breath bright in the very ground, I feel it it wrestles the darkness within me.
Kostís Palamás (13 januari 1859 - 27 februari 1943)
In de tuin zit een merel op een tak en hij kijkt om zich heen
en hij ziet wat hij denkt en hij denkt wat hij ziet. En de merel
gaat verzitten en hij denkt wat hij ziet en hij ziet wat hij denkt.
Jan de Bas (13 januari 1964)
De Duitse schrijver Karl August Bleibtreu werd geboren op 13 januari 1859 in Berlijn als zoon van de bekende schilder Georg Bleibtreu. Zijn studie filosofie brak hij af om door Europa te gaan reizen. In 1886 verscheen zijn brochure Revolution der Literatur. Het was eenprogram voor het naturalisme en hij werd er beroemd mee. Zelf beschouwde hij zich als opvoerder, leider en zelfs verlosser van de literatuur, maar met zijn geldingsdrang en intolerantie maakte hij ook veel vijanden.
Uit: Größenwahn
»Ja, heut ist in Calais Probeschießen mit den neuen Sprenggeschossen und dem neuen Gewehr!« erläuterte der würdige Hafenoffizial, und indem er ein prüfendes Auge auf Graf Xaver warf, der seinem Gepäckträger soeben ein überflüssig hohes Trinkgeld reichte, fügte er dienstbeflissen hinzu: »Die englischen Herren Offiziere brauchen sich blos beim Herrn Colonel zu melden, dann können sie die Revue in der Nähe besehn.«»So?« brummte Krastinik, während sein gleichgültiger Blick über das vorbeidefilierende reitende Artillerieregiment hinglitt. »Ich bin aber keiner.« Sein zweifelhaftes Englisch bürgte auch dafür. Der Beamte verbeugte sich. Sein Irrthum mochte für die oberflächliche Beobachtung eines Franzosen verzeihlich sein. Denn Graf Xaver Krastinik schien mit peinlicher Sorgfalt möglichst englisch gekleidet, von dem glänzenden breitkrämpigen Cylinder bis zu den hackenlosen knappanschließenden Schnürenschuhen. Aber die untersetzte breitschulterige Gestalt von kaum Mittelgröße, die sonnenverbrannte Hautfarbe, die tiefliegenden scharfen Augen unter hervorstehendem Knochenbau der Stirn, der röthliche Vollbart und das braunrote kurzgeschorene Haar, endlich die markirten Züge verriethen einen sarmatischen Typus. Auch soldatische Haltung konnte man unmöglich verkennen.Die Sonne blinzelte grell auf die Bohlen der Holzbrücke, welche zur Landungsstelle, wo der Dampfer via Calais-Dover seine Opfer erwartet, hinlief. Ohnehin verdrießlich, fühlte sich der Graf peinlich berührt, als ihm der dort lauernde Beamte, ein stämmiger Kerl mit riesigem Knebelbart, die gewöhnliche Frage zuschnarrte: »Êtes vous Français?« Da der Ueberraschte nicht sogleich antwortete, fuhr der Inquisitor eindringlich in einem Athem fort: »Are you English? Votre nom, monsieur? Your name, sir?«
Karl Bleibtreu (13 januari 1859 30 januari 1928)
De Franse dichter en criticus Victor Richard de Laprade werd geboren op 13 januari 1812 in Montbrison. Hij studeerde in Lyon. Bekend werd hij met de bundel Les Parfums de Madeleine uit 1839, een verzameling religieuze gedichten. In 1840 volgde La colère de Jesus, in 1844 Odes et poèmes.In 1847 werd hij benoemd tot hoogleraar Franse literratuur in Lyon.
Les Parfums De Madeleine (fragment)
En ce temps-là, ce fut une joie infinie
Chez tous les habitants du bourg de Béthanie:
Un pasteur avait vu, loin des chemins foulés,
Des voyageurs pensifs venir le long des blés,
Et, courant le premier, à la foule jalouse
Il avait annoncé le Seigneur et les Douze.
Or, comme aux jours anciens, par les vieillards rangé,
Le peuple s'assemblait près d'un puits ombragé;
Et marchant vers Jésus, les enfants et les femmes,
Dont sa voix caressait si doucement les âmes,
Répandaient à ses pieds les palmes d'Amana,
Se pressaient pour l'entendre et criaient: Hosanna!
Et la joie éclatait, plus féconde et plus vive,
Sous le toit où devait s'asseoir un tel convive.
Chez Simon qu'il aimait et qu'il avait guéri,
Les élus attendaient l'hôte illustre et chéri;
Et, mêlant de doux soins au chant des saints cantiques,
Des vases solennels puisaient les vins antiques.
Victor de Laprade (13 januari 1812 13 december 1883)
De Oostenrijkse dichter en schrijver Eduard von Bauernfeld werd geboren op 13 januari 1802 in Wenen. Tot 1848 werkte hij als ambtenaar in staatsdient, daarna als zelfstandig schrijver. Hij werd een van de succesvolste blijspeldichters van Oostenrijk en werd de huisdichter van het Burgtheater, waar zijn stukken toto 1902 zon 1100 opvoeringen beleefden. Enkele van zijn gedichten werden door Schubert op muziek gezet.
Der Vater mit dem Kind
Dem Vater liegt das Kind im Arm,
Es ruht so wohl, es ruht so warm,
Es lächelt süß; lieb' Vater mein!
Und mit dem Lächeln schläft es ein.
Der Vater beugt sich, atmet kaum,
Und lauscht auf seines Kindes Traum;
Er denkt an die entschwund'ne Zeit
Mit wehmutsvoller Seligkeit.
Und eine Trän' aus Herzensgrund
Fällt ihm auf seines Kindes Mund;
Schnell küßt er ihm die Träne ab,
Und wiegt es leise auf und ab.
Um einer ganzen Welt Gewinn
Gäb' er das Herzenskind nicht hin.
Du Seliger schon in der Welt,
Der so sein Glück in Armen hält!
Eduard von Bauernfeld (13 januari 1802 9 augustus 1890)
De Duitse dichter en schilder Maler (Friedrich) Müller werd geboren op 13 januari 1749 in Kreuznach. Hij werd opgeleid tot schilder in Zweibrücken en werd in 1777 benoemd tot hofschilder in Mannheim. In 1778 trok hij naar Italië waar hij bleef wonen. In 1778 werd hij katholiek. Voordat hij Duitsland verliet had hij ook al geschreven, o.a. het fragment Fausts Leben dramatisirt. Müller stond in contact met de groten uit zijn tijd als zu Gotthold Ephraim Lessing, Christoph Martin Wieland und Friedrich Schiller, en Johann Wolfgang von Goethe.
Een warme zomeravond, als het meezit Hoort wie goed luistert verre echos klinken: Beschaafde zang, orkestmuziek, gerinkel Van glazen, fluisterstemmen in de nacht
Geen schlagers of de laatste Doris-Day-hit Maar wel weemoedig koper; kijk: ze drinken Champagnewijn waarin het speels getwinkel Van maan en kaarslicht dreigend leed verzacht
Geen tekens van geweld nog, slechts geruis Van zomerjurken, schuldeloos vermaak
Maar dan: je knippert en het is voorbij
Wat rest: het hedendaags verkeersgesuis Een populaire wok- en afhaalzaak
Geen schim meer van de oude schenkerij
Uit: Portretsonnetten
1
Van borst tot buik een strakke rechte lijn Slechts rib of tepel bieden wat reliëf Een lichaam zonder angst of schuldbesef
Ik ben hem zelf, ik ben hem eens geweest Hij is nu zoals ik misschien wel was Beloftevol, maar verder groen als gras Een beetje engel en een beetje beest
Blondborstig zit hij in dezelfde trein Een tors, met haartjes haast onzichtbaar nog Een aaibaar en toch onaanraakbaar joch
Ik kijk naar buiten, quasi onbespied Hij ziet mij aan, hij kijkt, verraadt zich niet Lijkt opgelucht en blij, maar blij het meest: Zo blij dat hij nog mij niet hoeft te zijn
12
Haast niemand die van meer belang voor mij is Die machtiger en krachtiger dan hij is Zo prachtig met zijn lange blonde haren Zijn geest die ongebonden, sterk en vrij is
Ik kan soms uren naar zijn aanblik staren Dan voel ik dat hij meer dan zeer nabij is En zo passeren dagen, maanden, jaren Van hartstocht, passie, niet te evenaren
Ik heb hem vaak naast mij in bed gelegd Hoewel dat volgens velen slecht en fout is
Hoe fel brandt onze liefde, hoe oprecht Terwijl het in de wereld om ons koud is
En hoe betreur ik dat zijn kruis van hout is Maar ja, hij is er nogal aan gehecht
Cees van der Pluijm (Radio Kootwijk, 12 januari 1954)
Eyes mark the shape of the city. Through the eyes of a high-flying night bird, we take in the scene from midair. In our broad sweep, the city looks like a single gigantic creatureor more like a single collective entity created by many intertwining organisms. Countless arteries stretch to the ends of its elusive body, circulating a continuous supply of fresh blood cells, sending out new data and collecting the old, sending out new consumables and collecting the old, sending out new contradictions and collecting the old. To the rhythm of its pulsing, all parts of the body flicker and flare up and squirm. Midnight is approaching, and while the peak of activity has passed, the basal metabolism that maintains life continues undiminished, producing the basso continuo of the citys moan, a monotonous sound that neither rises nor falls but is pregnant with foreboding. Our line of sight chooses an area of concentrated brightness and, focusing there, silently descends to ita sea of neon colors. They call this place an amusement district. The giant digital screens fastened to the sides of buildings fall silent as midnight approaches, but loudspeakers on storefronts keep pumping out exaggerated hip-hop bass lines. A large game center crammed with young people; wild electronic sounds; a group of college students spilling out from a bar; teenage girls with brilliant bleached hair, healthy legs thrusting out from micromini skirts; dark-suited men racing across diagonal crosswalks for the last trains to the suburbs. Even at this hour, the karaoke club pitchmen keep shouting for customers. A flashy black station wagon drifts down the street as if taking stock of the district through its black-tinted windows. The car looks like a deep-sea creature with specialized skin and organs. Two young policemen patrol the street with tense expressions, but no one seems to notice them. The district plays by its own rules at a time like this. The season is late autumn. No wind is blowing, but the air carries a chill. The date is just about to change.
Haruki Murakami (Kioto, 12 januari 1949)
De Nederlandse dichter, schrijver en schilder Alain Teister (eig. Jacob Martinus Boersma werd geboren in Amsterdam op 12 januari 1932. Teister debuteerde in 1964 met de poëziebundel De huisgod spreekt. Daarna volgden nog diverse romans en poëziebundels. Zijn 'Zevenluik met bed en bezoekers', een installatie met bed, paspoppen, stoel, hout en verf' (1973-1974) werd aangekocht door het Centraal Museum Utrecht en de Rijksdienst voor Beeldende Kunsten. Hij was voorts de drijvende kracht achter de oprichting in 1975 van Theater de Engelenbak, een professioneel theater uitsluitend gericht op amateurvoorstellingen.
Toekomst
Als die mij nogal lief zijn - vrouw, bomen, vrienden - van mij heen zijn wil ik een snaterende grijsaard worden, wonend op het Maliebaan-station en in de zon. Gekleed in conducteurscostuum van Engels laken een goede indruk voor de spiegel maken, en zachtjes krijsen op het zoveelste perron: 'honnepon, honnepon ...'
Du kennst mich nicht, Wirst nie mich kennen Wirst nie mich nennen Mit Flammen im Gesicht.
Ich kenne dich Und kann dich missen Ach mein Gewissen Was peinigest du mich?
Dich missen? Nein, Für mich geboren Für mich verloren? Bei Gott es kann nicht sein.
Sei hoch dein Freund Und groß und teuer Doch ist er treuer Als dieser, der hier weint?
Und dir mißfällt O Nachtgedanken!! Kenn ihn, den Kranken, Sein Herz ist eine Welt.
Jakob Michael Reinhold Lenz (12 januari 1751- 24 mei 1792)
De Duitse schrijver, schilder en componist Florian Havemann werd geboren op 12 januari 1952 in Oost-Berlijn. Hij is een zoon van de bekende DDR-criticus Robert Havemann. In 1971 vluchtte hij naar het westen. Wolf Biermann, die zelf toen nog zijn uitburgering probeerde te voorkomen,schreef naar aanleiding daarvan het lied Enfant perdu, waarin hij de vlucht bekritiseert. Havemann studeerde in West-Berlijn vervolgens Scenografie aan de Hochschule der Künste. Hij schreef diverse stukken voor het toneel, o.a. over Albert Speer en Rosa Luxemburg en componeerde ook muziek voor het theater.Sinds 2005 publiceert hij op het internet de Zeitschrift für unfertige Gedanken. Onder de titel Havemann schreef hij een 1100 paginas tekllende, zogenaamde Tatsachenroman over zijn grootvader, zijn vader en zichzelf. Al voor het verschijnen leidde het werk tot controverses, o.a. omdat hij erin suggereerde dat Wolf Biermann sexuele contacten had met Margot Honecker, de vrouw van partijleider Erich Honecker. Het boek werd door de uitgeverij later uit de handel genomen en in een verkorte vorm vorig jaar opnieuw uitgebracht.
Uit: Havemann
Havemann, das beginnt mit einem Saathändler. Für mich beginnt Havemann mit einem Saathändler, aber natürlich weiß ich, daß es vor diesem Saathändler andere Havemänner gegeben haben muß, Havemänner, von denen dieser Saathändler abstammt und mit ihm dann wir, mein Großvater,
mein Vater und ich, und natürlich auch noch die vielen anderen, die zur Sippschaft gehören. Vielleicht waren das Bauern, Saatgüterproduzenten, die sich eines Tages auf den Handel mit Saatgut allein verlegt haben, vielleicht aber waren das lange und immer schon Havemänner, to have Männer, Männer und ihre Familien, die was hatten, Besitz, vielleicht aber auch waren das Hafenmänner, diese Havemänner, und damit schon Händler von alters her, Leute, die im Hafen ankommende Ware kauft en und dann weiterverkauft en, in andere Städte, ins Hinterland.
Hamburger Hafenmänner zum Beispiel, denn die habe ich mir immer als unsere Vorfahren vorgestellt, von denen dann einer auf der halben Strekke zwischen Hamburg und Berlin hängengeblieben ist, in Grabow, der kleinen Stadt Grabow. Besser ein großer Händler sein in Grabow als ein kleiner Hafenmann in Hamburg. Besser ein to-have-Mann in einem kleinen Nest wie Grabow sein, ein Habenmann, ein Habemann dort als von der Hamburger Hafenkonkurrenz erdrückt werden an irgendwelche Bauern, die Saatgut produzierten und dann zu Saatguthändlern wurden, habe ich nie geglaubt, denn das ist für mich nicht Havemann. Havemann, das ist für mich: eine Gelegenheit ergreifen, die sich einem bietet. Den Saatguthandel in einer kleinen Provinzstadt wie Grabow zum Beispiel.
Havemann, das ist: lieber in einem kleinen Nest ein König zu sein als sich in einer Weltstadt, in einer Hafenstadt mit Verbindung in die ganze Welt, der Konkurrenz der ganzen Welt ausgesetzt, abmühen zu müssen.
Havemann, das ist: DDR und im doofen Rest der Klügste sein zu wollen.
Fatos Kongoli, William Nicholson, Ferenc Molnár, Jack London, Charles Perrault
De Albanese schrijver Fatos Kongoli werd geboren op 12 januari 1944 in Elbasan. In zijn kinderjaren verhuisde zijn familie naar Tirana. Hij studeerde wiskunde in Tirana, maar ook in China. Vanaf 1970 werkte hij als cultuurredacteur bij uitgeverijen, tijdschriften en kranten.
Uit: Die albanische Braut (Vertaald door Joachim Roehm)
Natürlich wußte ich, daß Vilma im Labor arbeitete. Ich hatte sie n weißen Leinenhosen und im weißen Arbeitsmantel hinten aus er Fabrik kommen sehen, auf dem Kopf die unvermeidliche nd gleichfalls weiße Haube. Allerdings immer nur von weitem.
In der Hölle, in der ich mich bewegte, bewies mir ihre Erscheinung, aß es irgendwo noch ein anderes Leben gab als das, das ir alltäglich in Gestalt sündiger Teufel entgegentrat. Jemand, er von solch unglückseligen Bevölkerern der Hölle umgeben ar, konnte nicht anders, als ein paradiesisches Wesen in ihr u sehen. Darauf war es wahrscheinlich auch zurückzuführen, aß ich meinte, das Reich der Schatten in Richtung Garten den zu verlassen, als Dori einen ehemaligen Studenten der industriellen
Chemie im dritten Semester für geeignet hielt, den latz der jählings entführten Laborantin zu besetzen. In Wahrheit andelte es sich dabei um einen absolut gewöhnlichen aum mit absolut gewöhnlichen Geräten, in dem Tag und Nacht in ohrenbetäubender Lärm herrschte. Von einem Paradies war
wirklich nichts zu spüren. Die einzige Veränderung in meinem eben war die, daß ich auf meinem Weg ins Labor keine in Zeitungspapier ingewickelte Pausenzehrung bei mir führte. Und aß ich nicht mehr mit Teufeln zu tun hatte, sondern den Tag n Gesellschaft zweier von Kopf bis Fuß in Weiß gehüllter Wesen erbrachte. Eines davon war Vilma.
Das gütige Geschick führte mich in Vilmas Labor auf dem mweg über ein Büro, in dem es weder Staub noch Lärm gab.
Es war darin weder besonders hell noch besonders dunkel, und as einzige Fenster war vergittert. Wollte man hineingelangen, ußte man erst an einer mit emailliertem Blech beschlagenen
Tür anklopfen. Wenn man sie dann öffnete, stand man verdutzt or einem Käfig: von einer Wand zur anderen erstreckte sich in deckenhohes Eisengitter. Es war, als würde man eine Gefängniszelle
betreten. Doch es handelte sich um kein Verlies, ondern um das Kaderbüro. In dem eisernen Käfig saß zwischen egalen und Tresoren ein Mensch.
Fatos Kongoli (Elbasan, 12 januari 1944)
De Britse schrijver William Nicholson werd geboren op 12 januari 1948 in Tunbridge Wells, Kent. Hij bezocht de Downside School, Somerset, enChrist's College, Cambridge. Zijn vrouw Virginia is eveneens schrijfster en kan beroemde voorgangsters als Vanessa Bell en Virginia Woolf tot haar familie rekenen. Nicholson werkte jarenlang voor de BBC en maakte documentaire films. Hij werd bekend als schrijver toen het eerste deel van zijn Wind On Fire trilogie hem de Blue Peter best book award opleverde in 2000.
Uit: The Society of Others
On this random day from all that time ago, longer ago than yesterday, I'msitting alone in my room, the blind down over the window and the door locked.There's music playing to which I am not listening. The television is on, with nosound. I'm not watching. It's just there like the crack of light on thewindowsill and the pressure in my bladder that tells me I need to piss. MaybeI'll go soon. I'm doing nothing in particular. I do nothing most days. You couldsay it's what I do, like it's my occupation. This is not a problem. I don't wantanything. I have the animal needs like you do, to eat and excrete, to mate andto sleep, but as soon as the needs are met they go away, and everything's theway it was before. That stuff is necessary. We're not talking desire. I don't even want money. What's the point? You see something you want to buy,you get excited about having it, you buy it, the excitement fades. Everything'sthe way it was before. I've seen through that game. They make you want things sothey get your money. Then they take your money and then they've got it, and whatdo they do? They use it to buy things someone else has made them want. For a fewmoments they think they're happy, and then it all fades and everything's the wayit was before. How stupid can you get? It's like fish. Fish swim about all dayfinding food to give them energy to swim about all day. It makes me laugh. Thesepeople who hurry about all day making money to sell each other things. Anyonewith eyes to see could tell them their lives are meaningless and they aren'tgetting any happier.
William Nicholson (Tunbridge Wells,12 januari 1948)
De Hongaarse schrijver Ferenc Molnár werd op 12 januari 1878 in een burgerlijk-joods gezin van Duitse afkomst geboren. Tussen 1887 en 1895 bezocht hij het Gereformeerde Gymnasium in Boedapest. In 1895 studeerde hij rechten in Boedapest en Genf en daarna ging hij naar Parijs. In 1896 kwam hij terug naar Boedapest, maar voltooide zijn studie niet. Zijn eerste verhaalbundel is in 1898 verschenen. Zijn eerste roman kwam in 1901 uit en zijn eerste drama werd in 1902 opgevoerd. Zijn hele leven leefde Molnar onder bijzonder goede omstandigheden. Hij werd heel snel de meest populaire Hongaarse (toneel)schrijver. Zijn werken werden in veel talen vertaald en in de hele wereld opgevoerd. Zijn artistieke en persoonlijke beoordeling zijn echter tegenstrijdig, zelfs extreem verschillend. In 1906 werd hij tot mederedacteur van de krant Budapesti Napló gekozen. Zijn snelle succes bracht de klassieke jeugdroman A Pál utcai fiúk(De jongens van de Paulstraat) (1907) die in veertien talen vertaald en in meerdere landen verfilmd werd. Dit boek is ook tegenwoordig bijzonder populair. Het succes werd bekroond door de toneelstukken Liliom en A testõr (1910).
Uit: A Matter Of Husbands(Vertaald door Benjamin Glazer)
FAMOUS ACTRESS: You wished to see me?
EARNEST YOUNG WOMAN: [She gulps emotionally] Yes.
FAMOUS ACTRESS: What can I do for you?
EARNEST YOUNG WOMAN: [Extends her arms in a beseeching gesture] Give me back my husband!
FAMOUS ACTRESS: Give you back your husband!
EARNEST YOUNG WOMAN: Yes. [The FAMOUS ACTRESS only stares at her in speechless bewilderment.] You are wondering which one he is.... He is a blond man, not very tall, wears spectacles. He is a lawyer, your manager's lawyer. Alfred is his first name.
FAMOUS ACTRESS: Oh! I have met him--yes.
EARNEST YOUNG WOMAN: I know you have. I implore you, give him back to me.
[There is a long pause.]
FAMOUS ACTRESS: You mustn't mistake my silence for embarrassment. I am at a loss because--I don't quite see how I can give you back your husband when I haven't got him to give.
EARNEST YOUNG WOMAN: You just admitted that you knew him.
FAMOUS ACTRESS: That scarcely implies that I have taken him from you. Of course I know him. He drew up my last contract. And it seems to me I have seen him once or twice since then--backstage. A rather nice-spoken, fair-haired man. Did you say he wore spectacles?
EARNEST YOUNG WOMAN: Yes.
FAMOUS ACTRESS: I don't remember him with spectacles.
EARNEST YOUNG WOMAN: He probably took them off. He wanted to look his best to you. He is in love with you. He never takes them off when I'm around. He doesn't care how he looks when I'm around. He doesn't love me. I implore you, give him back to me!
Ferenc Molnár (12 januari 1878 1 april 1952)
De Amerikaanse schrijver Jack London (eig. John Griffith Chaney) werd geboren op 12 januari 1876 in San Francisco, Californië. Al vanaf zijn jonge jaren had hij het moeilijk om rond te komen. Hij nam allerlei baantjes aan. In 1893 kreeg hijeen gevangenisstraf voor landloperij. Daarna - hij was toen 17 - besloot hij alsnog een opleiding te volgen. Met succes, in een jaar, rondde hij een programma af dat normaal 6 jaar duurde. Een universiteitsopleiding maakte hij niet af omdat hij deelnam aan de Alaska goldrush. In Alaska begon hij met schrijven. Boeken als 'The Call of the Wild' (Roep van de Wildernis), 'White Fang' (Witte Hoektand) en 'Martin Eden' maaktem hem wereldberoemd.
Uit: The Call of the Wild
But his strength ebbed, his eyes glazed, and he knew nothing when the train was flagged and the two men threw him into the baggage car.
The next he knew, he was dimly aware that his tongue was hurting and that he was being jolted along in some kind of a conveyance. The hoarse shriek of a locomotive whistling a crossing told him where he was. He had travelled too often with the Judge not to know the sensation of riding in a baggage car. He opened his eyes, and into them came the unbridled anger of a kidnapped king. The man sprang for his throat, but Buck was too quick for him. His jaws closed on the hand, nor did they relax till his senses were choked out of him once more.
"Yep, has fits," the man said, hiding his mangled hand from the baggageman, who had been attracted by the sounds of struggle. "I'm takin' 'm up for the boss to 'Frisco. A crack dog-doctor there thinks that he can cure 'm."
Un meunier ne laissa pour tous biens à trois enfants qu'il avait, que son moulin, son âne et son chat. Les partages furent bientôt faits, ni le notaire, ni le procureur n'y furent point appelés. Ils auraient eu bientôt mangé tout le pauvre patrimoine. L'aîné eut le moulin, le second eut l'âne, et le plus jeune n'eut que le chat. Ce dernier ne pouvait se consoler d'avoir un si pauvre lot : -"Mes frères, disait-il, pourront gagner leur vie honnêtement en se mettant ensemble; quant à moi, lorsque j'aurai mangé mon chat, et que je me serai fait un manchon de sa peau, il faudra que je meure de faim."
Le chat qui entendait ce discours, mais qui n'en fit pas semblant, lui dit d'un air posé et sérieux : -"Ne vous affligez point, mon maître, vous n'avez qu'à me donner un sac, et me faire faire une paire de bottes pour aller dans les broussailles, et vous verrez que vous n'êtes pas si mal partagé que vous croyez."
Quoique le maître du chat n'y croyait guère, il lui avait vu faire tant de tours de souplesse, pour prendre des rats et des souris, comme quand il se pendait par les pieds, ou qu'il se cachait dans la farine pour faire le mort, qu'il ne désespéra pas d'en être secouru dans sa misère.
Jasper Fforde, Katharina Hacker, Marc Acito, Nikos Kavvadias, Oswald de Andrade, Eduardo Mendoza
De Britse schrijver en cameraman Jasper Fforde werd geboren op 11 januari 1961 in Londen.
Uit: The Big Over Easy
It was the week following Easter in Reading, and no one could remember the last sunny day. Gray clouds swept across the sky, borne on a chill wind that cut like a knife. It seemed that spring had forsaken the town. The drab winter weather had clung to the town like a heavy smog, refusing to relinquish the season. Even the early bloomers were in denial. Only the bravest crocuses had graced the municipal park, and the daffodils, usually a welcome splash of color after a winter of grayness, had taken one sniff at the cold, damp air and postponed blooming for another year. A police officer was gazing with mixed emotions at the dreary cityscape from the seventh floor of Reading Central Police Station. She was thirty and attractive, dressed up and dated down, worked hard and felt awkward near anyone she didn't know. Her name was Mary. Mary Mary. And she was from Basingstoke, which is nothing to be ashamed of."Mary?" said an officer who was carrying a large potted plant in the manner of someone who thinks it is well outside his job description. "Superintendent Briggs will see you now. How often do you water these things?"
Katharina Hacker (Frankfurt am Main, 11 januari 1967)
De Amerikaanse schrijver en columnist Marc Acito werd geboren op 11 januari 1966 in Bayonne, New Jersey. Zijn humoristische roman How I Paid for College leverde hem in 2005 de Oregon Book Award op. In 2008 verscheen het vervolg Attack of the Theater People. Acito schrijft ook de column The Gospel According to Marc", die vier jaar lang verscheen in negentien verschillende homo-magazines. Zijn humoristische essays verschenen o.a. in The New York Times en Portland Monthly magazine.
Uit: How I Paid for College
The story of how I paid for college begins like life itself--in a pool of water. Not in the primordial ooze from which prehistoric fish first developed arms and crawled onto the shore but in a heavily chlorinated pool of water in the backyard of Gloria D'Angelo's split-level ranch in Camptown, New Jersey. Aunt Glo. She's not my aunt, really, she's my friend Paula's aunt, but everybody calls her Aunt Glo and she calls us kids the LBs, short for Little Bastards. Aunt Glo yells. Always yells. She yells from the basement where she does her son the priest's laundry. She yells from the upstairs bathroom, where she scrubs the tub to calm her nerves. And she yells from her perch behind the kitchen sink, where she stirs her marinara sauce and watches us float in the heavily chlorinated pool of water. Like life itself, the story of how I paid for college begins with a yell. "Heeeeeey! Are you two LBs gonna serenade me or what?" Paula and I mouth to each other, "Ya' can't lie around my pool for nothin', y'know." I roll over on the inflatable raft, giving a tug on my PROPERTY OF WALLINGFORD HIGH SCHOOL ATHLETIC DEPT. shorts so they don't stick to my nuts. (I wear the shorts ironically--a tribute to the one purgatorial semester I spent on the track team.) I reach over to turn down the radio, where Irene Cara is having a Flashdance feeling for like the gazillionth time today, and turn to look at Paula.
Marc Acito (Bayonne, 11 januari 1966)
De Griekse dichter, schrijver en zeeman Nikos Kavvadias werd geboren op 11 januari 1910 inNikolski Ousouriski, een plaatsje bij Harbin, een miljoenenstad in Mantsjoerije, als zoon van veel reizende, Griekse ouders. Zij keerden in 1921 terug naar Pireus. Kavvadias werd uiteindelijk in 1939 radio-officier, maar kon door WO II pas als zodanig gaan varen vanaf 1944. Zijn eerste dichtbundel "Marabou"verscheen in 1933. In 1947 volgde "Pousi" en pas in 1975 "Traverso". Zijn enige roman
(Eng:) Nightshift (De Wacht) verscheen in 1954.
Mal du depart
Always the perfect, unworthy lover
of the endless voyage and azure ocean,
I shall die one evening, like any other,
without having crossed the dim horizon.
For Madras, Singapore, Algeria, Sfax,
the proud ships will still be setting sail,
but I shall bend over a chart-covered desk
and look in the ledger, and make out a bill.
I'll give up talking about long journeys,
My friends will think I've forgotten at last;
my mother will be delighted: she'll say
"A young man's fancy, but now it's passed."
But one night my soul will rise up before me,
and ask, like some grim executioner, "Why?"
This unworthy trembling hand will take arms
and fearlessly strike where the blame must lie.
And I, who longed to be buried one day
in some deep sea of the distant Indies
shall come to a dull and common death;
shall go to a grave like the graves of so many.
Fog
The fog fell with the evening
-- the lightship lost --
and you arrived unexpected
in the pilot-house to see me.
You are wearing all white and you're wet,
I'm plaiting your hair into ropes.
Down in the waters of Port Pegassu
It always rains this season.
The stoker is watching us
with both feet in the chains.
Never look at the antennas
in a storm; you'll get dizzy.
The boatswain curses the weather
and Tokopilla is so far away.
Rather than fearing and waiting
better at the periscope and the torpedo.
Go! You deserve firm land.
You came to see me and yet see me you didn't
I have since midnight drowned
a thousand miles beyond the Hebrides.
Vertaald door Tefkros Symeonides
Nikos Kavvadias (11 januari 1910 10 februari 1975)
Uit: De stad der wonderen (Vertaald door F. Mendelaar, H. Peteri, Harriët Peteri)
Het jaar dat Onofre Bouvila in Barcelona aankwam heerste er een koortsachtige bedrijvigheid in de stad. Barcelona ligt in de vallei tussen Malgrat en Garraf, daar waar het kustgebergte enigszins naar het binnenland terugwijkt en zodoende een soort amfitheater vormt. Het klimaat is er zacht en zonder schommelingen: de lucht is er meestal licht en helder, de weinige wolken die er soms hangen zijn wit; het weer is stabiel; het regent er zelden, maar als het regent is het onverwachts en zeer hevig. Hoewel de meningen hierover uiteenlopen, worden over het algemeen de eerste en tweede stichting van Barcelona aan de Phoeniciërs toegeschreven. In ieder geval weten we dat Barcelona in de geschiedenis voor het eerst genoemd wordt als kolonie van Carthagol bondgenoot van Sidon en Tyrus. Het staat vast dat de olifanten van Hannibal er halt hebben gehouden om te drinken en te baden aan de oevers van de Besós of de Llobregat, op weg naar de Alpen waar de koude en de grilligheid van het terrein hen heeft gedecimeerd. De eerste Barcelonezen waren stomverbaasd bij het zien van die dieren. Moet je die slagtanden zien, die oren, die slurf, zelden ze tegen elkaar. De algehele verbazing en de verhalen die nog jarenlang de ronde deden bezorgden Barcelona het imago van een stad; in de 19de eeuw zouden de Barcelonezen hun uiterste best doen dit imago, dat inmiddels verloren was gegaan, te herstellen. Na de Phoeniciërs kwamen de Grieken en de Layetanen.
Diana Gabaldon, Helmut Zenker, Slavko Janevski, Ilse Weber, Alan Stewart Paton, Bayard Taylor
De Amerikaanse schrijfster Diana Gabaldon werd op 11 januari 1952 geboren in Williams, Arizona. Ze studeerde zoologie, biologie ecologie. Vervolgens werkte zij als docente en computerspecialiste aan de Northern Arizona University. In 1991 publiceerde zij haar eerste boek Outlander, dat meteen een succes werd. De Outlander-serie kan men omschrijven als historische liefdesromans. Opvallend is dat zij fragmenten van haar werk voor het eerst openbaar maakte op een literair forum op internet in een tijd dat dit medium nog maar net in opkomst was.
Uit: Outlander
Jamie made a fire in a sheltered spot, and sat down next to it. The rain had eased to a faint drizzle that misted the air and spangled my eyelashes with rainbows when I looked at the flames. He sat staring into the fire for a long time. Finally he looked up at me, hands clasped around his knees. "I said before that I'd not ask ye things ye had no wish to tell me. And I'd not ask ye now; but I must know, for your safety as well as mine." He paused, hesitating. "Claire, if you've never been honest wi' me, be so now, for I must know the truth. Claire, are ye a witch?" I gaped at him. "A witch? Youyou can really ask that?" I thought he must be joking. He wasn't. He took me by the shoulders and gripped me hard, staring into my eyes as though willing me to answer him. "I must ask it, Claire! And you must tell me!" "And if I were?" I asked through dry lips. "If you had thought I were a witch? Would you still have fought for me?" "I would have gone to the stake with you!" he said violently. "And to hell beyond, if I must. But may the Lord Jesus have mercy on my soul and on yours, tell me the truth!" The strain of it all caught up with me. I tore myself out of his grasp and ran across the clearing. Not far, only to the edge of the trees; I could not bear the exposure of the open space. I clutched a tree; put my arms around it and dug my fingers hard into the bark, pressed my face to it and shrieked with hysterical laughter.
Diana Gabaldon (Williams,11 januari 1952)
De Oostenrijkse schrijver Helmut Zenker werd geboren op 11 januari 1949 in St. Valentin. Hij volgde een pedagogische opleiding in Wenen. In 1969 was hij medeoprichter van het literaire tijdschrift Wespennest. Sinds 1973 werkte hij als zelfstandig schrijver. Zijn bekendste creatie is die van de Weense rechercheur Major Kottan, waaop een televisieserie gebaseerd is. Maar Zenker schreef ook romans, korte verhalen, kinderboeken, gedichten, draaiboeken en hoorspelen.
Uit:Mondgeschichten
Alle Planeten haben schönere Namen als die Erde und mehrere Monde, die auch schöne Namen haben. Nur der Mond heißt nur Mond und ist traurig und ganz allein. Deswegen schläft er so viel. Die nächste Mondfinsternis hat er schon abgesagt.
Der Mond ist kein Sonnenanbeter. Nie gewesen, im Gegenteil: Bekanntlich schützt er sich seit langem mit Piz Buin (Schutzfaktor 36) gegen die Sonne, die ein notorischer Zündler in der Milchstraße ist. Außer einem Sonnenbrand hat sie ihm keinen zweiten anhängen können, nur einmal einen Sonnenstich, weil der Mond am helllichten Tag kurz eingeschlafen war. Die Planeten haben sich lang genug deswegen krank gelacht. Aber Planeten sind leicht zu unterhalten.
Helmut Zenker (11 januari 1949 7 januari 2003)
De Macedonische dichter en schrijver Slavko Janevski werd geboren op 11 januari 1920 in Skopje. Hij voltooide daar de technische school. Tijdens WO II verbleef hij in Belgrado. Na de oorlog werkte hij weer in Skopje als uitgever en redacteur bij verschillende tijdschriften. Janevski was een van de eerste schrijvers van het communistische Joegoslavië. Hij schreef talrijke gedichten, verhalen, romans, kinderboeken, draaiboeken en essays.
Flowers
In Tikves somewhere, in some village where frost quietly wilted a flower they killed a child.
The last tear from eye had dropped...
when on the hill autumn had stepped,
in blood bathed the white morning.
And when in sunshine the iron glittered
the last thought like a bird flew:
"My mother is left alone in the village".
Oh, childish eyes!
Hiding in oneself sky corner...
Red blood running in veins
happiness without rest...
Where child's eye melted earth
mountain flower sprouted, spring had arrived,
where boiling blood melted frost
the red rose embellished field.
The May rose and flower blue
beg to smell their scent:
"Embellished, friend, the flamed rifle
with flowers young,
then forward go other children
shield with chests".
In Tikves somewhere, in some village
where frost quietly wilted a flower
they killed a child
Looking For An Answer
It left his skin on a stone
and turned into stone. A viper.
It grunted from rifle shots
and turned into mist. A wild boar.
It washed its eyes in foam
and turned into a sigh. Day.
In the village of Vrazi Dol
Old father Time has sat down on a stone
and on his fingers
of wisdom
calculates
how many drops of blackberry wine are needed
to prolong his life.
You can ask yourself and still you won't know:
Does time die with man?
Slavko Janevski (11 januari 1920 20 januari 2000)
De Duitstalige, joodse, schrijfster Ilse Weber werd geboren op 11 januari 1903 in Witkowitz, Tsjechoslowakije. Toen zij veertien jaar was schreef zij al sprookjes en kleine theaterstukken voor kinderen. Deze werden in Duitse, Tsjechische, Oostenrijkse en Zwitserse kranten gepubliceerd. Op 6 februari 1942 werd zij vanuit Praag naar Theresienstadt gedeporteerd. Daar werkte zij als verpleegster. In het kamp schreef zij ook nog steeds gedichten. Het gedicht "Ich wandre durch Theresienstadt" schreef zij vor haar zoon Hans, die zij voor het uitbreken van de oorlog in Praag op een trein had gezet. Haar zoon overleefde de oorlog inderdaad, maar zijn moeder en zijn broer Tommy stierven op 6 oktober 1944 in Auschwitz.
Ich wandre durch Theresienstadt
Ich wandre durch Theresienstadt,
das Herz so schwer wie Blei,
bis jäh mein Weg ein Ende hat,
dort knapp an der Bastei.
Dort bleib ich auf der Brücke stehn
und schau ins Tal hinaus:
Ich möcht so gerne weitergehn,
ich möcht so gern nach Haus!
»Nach Haus!« du wunderschönes Wort,
du machst das Herz mir schwer,
man nahm mir mein Zuhause fort,
nun hab ich keines mehr.
Ich wende mich betrübt und matt,
so schwer wird mir dabei,
Theresienstadt, Theresienstadt
wann wohl das Leid ein Ende hat
wann sind wir wieder frei?
Ilse Weber (11 januari 1903 6 oktober 1944)
De Zuidafrikaanse schrijver en politicus Alan Stewart Paton werd geboren op 11 januari 1903 in Pietermaritzburg. Hij studeerde aan de universiteit van Natal. Na zijn studie werkte hij o.a als hoofd van de verbeteringsschool in Johannesburg, waar hij opvallende resultaten boekte met jonge deliquenten. De roman die hem wereldberoemd maakte was "Cry the Beloved Country uit 1948 die de aandacht vestigde op het lot van de zwarte Afrikaners. Paton was mede-oprichter van de Liberale Partij.
Uit: Cry the Beloved Country
There is a lovely road that runs from Ixopo into the hills. These hills are grass-covered and rolling, and they are lovely beyond any singing of it. The road climbs seven miles into them, to Carisbrooke; and from there, if there is no mist, you look down on one of the fairest valleys of Africa. About you there is grass and bracken and you may hear the forlorn crying of the titihoya, one of the birds of the veld. Below you is the valley of the Umzimkulu, on its journey from the Drakensberg to the sea; and beyond and behind the river, great hill after great hill; and beyond and behind them, the mountains of Ingeli and East Griqualand.
The grass is rich and matted, you cannot see the soil. It holds the rain and the mist, and they seep into the ground, feeding the streams in every kloof. It is well-tended, and not too many cattle feed upon it; not too many fires burn it, laying bare the soil. Stand unshod upon it, for the ground is holy, being even as it came from the Creator. Keep it, guard it, care for it, for it keeps men, guards men, cares for men. Destroy it and man is destroyed.
Where you stand the grass is rich and matted, you cannot see the soil. But the rich green hills break down. They fall to the valley below, and falling, change their nature. For they grow red and bare; they cannot hold the rain and mist, and the streams are dry in the kloofs. Too many cattle feed upon the grass, and too many fires have burned it. Stand shod upon it, for it is coarse and sharp, and the stones cut under the feet. It is not kept, or guarded, or cared for, it no longer keeps men, guards men, cares for men. The titihoya does not cry here any more.
Alan Stewart Paton (11 januari 1903 12 april 1988)
De Amerikaanse dichter, criticus, vertaler en reisschrijver Bayard Taylor werd geboren op 11 januari 1825 in Kennett Square in Chester County, Pennsylvania. In 1844 verscheen zijn eerste dichtbundel Ximena, or the Battle of the Sierra Morena, and other Poems. Het functioneerde voor hem in elk geval als een visitekaartje om aangenomen te worden bij The New York Tribune. Hij kreeg een voorschot voor journalistiek werk in Europa. Hij reisde door Engeland, Frankrijk, Duitsland en Italië. Dat hij een geboren reiziger was bleek wel uit het feit dat zijn voettocht die twee jaar duurde hem niet meer dan 100 dollar kostte.Zijn verslagen stuurde hij naar The New York Tribune, The Saturday Evening Post, en The United States Gazette. Zij werden zozeer gewaardeerd dat hem werd aangeraden ze te bundelen. Tayler maakte nog vele reizen, o.a. naar het Midden Oosten, waar hij zich erg thuis voelde.
Uit: The Lands of the Saracen
We ascended to Mount Carmel. The path led through a grove of carob trees, from which the beans, known in Germany as St. John's bread, are produced. After this we came into an olive grove at the foot of the mountain, from which long fields of wheat, giving forth a ripe summer smell, flowed down to the shore of the bay. The olive trees were of immense size, and I can well believe, as Fra Carlo informed us, that they were probably planted by the Roman colonists, established there by Titus. The gnarled, veteran boles still send forth vigorous and blossoming boughs. There were all manner of lovely lights and shades chequered over the turf and the winding path we rode. At last we reached the foot of an ascent, steeper than the Ladder of Tyre. As our horses slowly climbed to the Convent of St. Elijah, whence we already saw the French flag floating over the shoulder of the mountain, the view opened grandly to the north and east, revealing the bay and plain of Acre, and the coast as far as Ras Nakhura, from which we first saw Mount Carmel the day previous. The two views are very similar in character, one being the obverse of the other. We reached the Convent--Dayr Mar Elias, as the Arabs call it--at noon, just in time to partake of a bountiful dinner, to which the monks had treated themselves. Fra Carlo, the good Franciscan who receives strangers, showed us the building, and the Grotto of Elijah, which is under the altar of the Convent Church, a small but very handsome structure of Italian marble. The sanctity of the Grotto depends on tradition entirely, as there is no mention in the Bible of Elijah having resided on Carmel, though it was from this mountain that he saw the cloud, "like a man's hand," rising from the sea. The Convent, which is quite new-- not yet completed, in fact--is a large, massive building, and has the aspect of a fortress.
Bayard Taylor (11 januari 1825 19 december 1878)
Antonio Muñoz Molina, Annette von Droste-Hülshoff, Yasmina Khadra, Dennis Cooper, Vicente Huidobro, Robinson Jeffers
De Spaanse schrijver Antonio Muñoz Molina werd geboren op 10 januari 1956 in Úbeda in de provincie Jaén. Hij studeerde journalistiek in Madrid en kunstgeschiedenis in Granada. Zijn journalistieke werk werd in diverse boeken gebundeld. Zijn debuutroman Beatus Ille (1986) en zijn tweede roman El invierno en Lisboa (1987) werden met belangrijke Spaanse prijzen bekroond. Zijn roman Ruiter in de storm werd in Spanje in een eerste oplage van 300.000 exemplaren gedrukt en won de prestigieuze Premio Planeta.
Uit: Sepharad(Vertaald door Margaret Sayers Peden)
The owner of the Museo is a countryman of ours who, as Godino says, often personally oversees the catering of our feasts, in which there isn't a single ingredient that hasn't come from our city, not even the bread, which is baked in La Trini's oven, the very oven that to this day produces the mouthwatering madeleines and the Holy Week cakes with a hard-boiled egg in the center that we loved so much when we were kids. Now, to tell the truth, we realize that the oily dough sits a little heavy on our stomachs, and though in our conversations we keep praising the savor of those hornazos, which are absolutely unique in the world and no one but us knows the name of, if we start eating one, we quit before we're through, even though it's painful to waste food-something our mothers always taught us. We remember the early days in Madrid, when we used to go to the bus station to pick up a food package sent from home: cardboard boxes carefully sealed with tape and tightly tied with cord, bringing from across all that distance the undiluted aroma of the family kitchen, the delicious abundance of all the things we have missed and yearned for in Madrid: butifarros and chorizos, sausages from the recent butchering, borrachuelos sparkling with sugar, even a glass jar filled with boiled red pepper salad seasoned with olive oil, the greatest delicacy you can ask for in a lifetime. For a while the dim interior of the armoire in our boardinghouse room would take on the succulent and mysterious penumbra of those cupboards where we kept food in the days before the advent of refrigerators. (Now when I tell my children that back when I was their age there was no refrigerator or television in my house, they don't believe it, or worse yet, they look at me as if I were a caveman.)
Accroupi sur un amas de pierraille, les bras autour des genoux, il regardait la brise enlacer la sveltesse des chaumes, se coucher dessus, y fourrager avec fébrilité. Les champs de blé ondoyaient comme la crinière de milliers de chevaux galopant à travers la plaine. C'était une vision identique à celle qu'offre la mer quand la houle l'engrosse. Et mon père souriait. Je ne me souviens pas de l'avoir vu sourire; il n'était pas dans ses habitudes de laisser transparaître sa satisfaction - en avait-il eu vraiment?... Forgé par les épreuves, le regard sans cesse aux abois, sa vie n'était qu'une interminable enfilade de déconvenues; il se méfiait comme d'une teigne des volte-face d'un lendemain déloyal et insaisissable.
Je ne lui connaissais pas d'amis.
Nous vivions reclus sur notre lopin de terre, pareils à des spectres livrés à eux-mêmes, dans le silence sidéral de ceux qui n'ont pas grand-chose à se dire: ma mère à l'ombre de son taudis, ployée sur son chaudron, remuant machinalement un bouillon à base de tubercules aux saveurs discutables; Zahra, ma cadette de trois ans, oubliée au fond d'une encoignure, si discrète que souvent on ne s'apercevait pas de sa présence; et moi, garçonnet malingre et solitaire, à peine éclos que déjà fané, portant mes dix ans comme autant de fardeaux.
Ce n'était pas une vie; on existait, et c'est tout.
Le fait de se réveiller le matin relevait du miracle, et la nuit, lorsqu'on s'apprêtait à dormir, on se demandait s'il n'était pas raisonnable de fermer les yeux pour de bon, convaincus d'avoir fait le tour des choses et qu'elles ne valaient pas la peine que l'on s'attardât dessus. Les jours se ressemblaient désespérément; ils n'apportaient jamais rien, ne faisaient, en partant, que nous déposséder de nos rares illusions qui pendouillaient au bout de notre nez, semblables aux carottes qui font avancer les baudets. »
Yasmina Khadra (Kenadsa, 10 januari 1955)
De Amerikaanse dichter en schrijver Dennis Cooper werd geboren op 10 januari 1953 in Arcadia, Californië. In zijn jeugd imiteerde hij het werk van Rimbaud, Verlaine, de Sade en Baudelaire. In 1976 reise hij naar Londen en hield zich een tijd op in de punkscene. Hij richtte er ook het tijdschrift Little Caesar Magazin op. Door het succes ervan kon hij in 1978 de uitgeverij Little Caesar Press beginnen, waarin hij werk van o.a. Amy Gerstler, Elaine Equi, Tim Dlugos, Joe Brainard en Eileen Myles publiceerde. In 1987 ging Cooper naar Amsterdam waar hij zijn roman Closer voltooide. Ook schreef hij er voor tijdschriften als Art in America, The Advocate, en Village Voice. Datzelfdejaar keerde hij terug naar New York en in 1990 verhuisde hij naar Los Angeles. Daar voltooide hij de vijfdelige romancyclus George Miles. Ander werk volgde, zoals: My Loose Thread, The Sluts en God Jr.Sinds 2006 woont Cooper in Parijs.
THE FAINT for Paul Otchakovsky-Laurens
This is an immaterial poem about a ghost, name of Dennis. I appear less important to those few among you who knew me when I was composed more realistically.
Once my empty sockets seemed like evil eyes to you, and you had no idea their trick wasnt great art. Now I barely exist, but train your sights on this nevertheless.
Its past your bedtime. Ive painted myself into a corner. A ghost has been sketched here haphazardly. Im still myself but inspire no illusions no matter how Im executed.
To believe in a ghost was small potatoes. next to the fear in your eyes. I scared you. All I was is this marked up white sheet, so I ask you again. Read into my black holes.
FRIENDSHIP
Like Craig L., journalist, hopelessly in love with the fourteen year old bassist of Red Kross but prevented by law from confessing his feelings or getting said rock star drunk enough to grope or blow him unbeknownst. So Craig raves about Red Kross in the Los Angeles Times and gets to be the kids best friend and watch him skinny dip one night in his parents backyard pool, and thats enough. Or Steve O., med student, who bought some unrequited sex with a fourteen year old Mexican whod snuck into the States from Tijuana. Jorge looked staggering in clothes but just poignantly poor and addicted to heroin without them, though Steve is too consumed these days with getting him off dope to remember how that felt. Steve cant begin to taste or smell what made their life together worth it. So he works the lack of love into his usual feelings and calls it friendship
Dennis Cooper(Arcadia, 10 januari 1953)
De Chileense dichter Vicente García-Huidobro Fernández werd op 10 januari 1893 geboren in Santiago. Als zoon van Vicente García-Huidobro en María Luisa Fernández Bascuñán behoorde hij tot een rijke aristocratische familie van katholieke gezindte. Huidobro was de oudste van zes broers en de toekomstige beheerder van het familievermogen.Zijn eerste gedicht "El Cristo del monte" (Christus op de berg) verscheen op 15 oktober 1910 in La Estrella de Andacollo. Huidobro studeerde Letteren aan de Universidad de Chile, in Santiago. In het Atheneum in Santiago sprak hij in 1914 de rede "Non serviam" uit, de fundamentele stellingname van zijn esthetische credo. Hij publiceerde Pasando y Pasando (Voorbijgaan en Voorbijgaan), waarin hij duchtig van leer trok tegen maatschappij en religie, en daarbij vooral de jezuïeten niet spaarde.In 1916, na de succesvolle publicatie van verscheidene dichtbundels in Chili en bekendheid en na erkenning te hebben genoten met literaire manifesten zoals Nonserviam vertrok hij naar Parijs. Daar werkte hij samen met de avant-gardistische Franse dichters zoals Guillaume Appolinaire en Pierre Réverdy aan het invloedrijke literair blad Nord- Sud. Hij ging vervolgens naar Madrid in 1918, waar hij enthousiast werd ontvangen in de plaatselijke literaire avant-gardistische kringen en werd in 1921 een van de oprichters van Ultraísmo, de Spaanse versie van Creacionismo .(Avantgarde) Hij reisde veel van Europa naar Chili en omgekeerd en stond grotendeels aan de basis van een klimaat van literaire experimenten gebaseerd op de Franse voorbeelden. Zijn werk heeft een grote invloed uitgeoefend op de latere generaties van Latijns- Amerikaanse dichters.
Stunden
Eine kleine Stadt Ein auf der Ebene haltender Zug
Taube Sterne schlafen in jeder Pfütze Und das Wasser zittert Vorhänge im Wind
Die Nacht hängt in den Bäumen der Allee
Im blumenbewachsenen Turm Blutet ein beständiges Tröpfeln Die Sterne aus
Dann und wann Fallen die reifen Stunden
Auf das Leben
Nacht
Die Nacht gleitet hörbar über den Schnee
Das Lied fiel aus den Bäumen Und durch den Nebel klangen Stimmen
Ich zündete meine Zigarre an einem Blick an
Mit jedem Öffnen der Lippen Überflute ich die Leere mit Wolken
Im Hafen Sind die Masten voller Nester
Und der Wind seufzt in den Flügeln der Vögel
DIE WELLEN WIEGEN DAS TOTE SCHIFF
Ich pfeifend am Ufer Betrachte den zwischen meinen Fingern glimmenden Stern
Vertaald door Johannes Beilharz
Vicente Huidobro (10 januari 1893 2 januari 1948)
De Amerikaanse dichter en schrijver John Robinson Jeffers werd geboren op 10 januari 1887 in Allegheny, nu Pittsburgh, Pennsylvania. Zijn familie stimuleerde hem in zijn literaire ambities. Hij kreeg les in Hebreeuws, Latijn en Grieks en werd naar privéscholen gestuurd in Duitsland en Zwitserland, waar hij Duits en Frans leerde en onder de invloed kwam van de geschriften van Freud en Nietzsche. Vanaf zijn vijftiende jaar studeerde hij aan verschillende universiteiten astronomie, geologie, filologie, filosofie, theologie en medicijnen. Zijn eerste dichtbundel Flagons and Apples verscheen in 1912, maar pas in 1924 kreeg hij grotere bekendheid met zijn vertellende gedicht Tamar. Het boek werd een verkoopsucces en betekende voor Jeffers het begin van een productieve tijd. In de jaren erna ontstonden de gedichten Roan Stallion (1925), The Tower Beyond Tragedy (1926), The Woman at Point Sur (1927), Cawdor (1928) en Dear Judas (1929). Vanaf midden jaren twintig was Jeffers een gevestigd schrijver.
Be Angry At The Sun
That public men publish falsehoods
Is nothing new. That America must accept
Like the historical republics corruption and empire
Has been known for years.
Be angry at the sun for setting
If these things anger you. Watch the wheel slope and turn,
They are all bound on the wheel, these people, those warriors.
This republic, Europe, Asia.
Observe them gesticulating,
Observe them going down. The gang serves lies, the passionate
Man plays his part; the cold passion for truth
Hunts in no pack.
You are not Catullus, you know,
To lampoon these crude sketches of Caesar. You are far
From Dante's feet, but even farther from his dirty
Political hatreds.
Let boys want pleasure, and men
Struggle for power, and women perhaps for fame,
And the servile to serve a Leader and the dupes to be duped.
Yours is not theirs.
Time Of Disturbance
The best is, in war or faction or ordinary vindictive
life, not to take sides.
Leave it for children, and the emotional rabble of the
streets, to back their horse or support a brawler.
But if you are forced into it: remember that good and
evil are as common as air, and like air shared
By the panting belligerents; the moral indignation that
hoarsens orators is mostly a fool.
Hold your nose and compromise; keep a cold mind. Fight,
if needs must; hate no one. Do as God does,
Or the tragic poets: they crush their man without hating
him, their Lear or Hitler, and often save without
love.
As for these quarrels, they are like the moon, recurrent
and fantastic. They have their beauty but night's
is better.
It is better to be silent than make a noise. It is better
to strike dead than strike often. It is better not
to strike.
Robinson Jeffers (10 januari 1887 20 januari 1962)
Giselher Werner Hoffmann, Alexei Tolstoy, Mies Bouhuys, Philip Levine, Jared Carter, Jan H. Eekhout
De Duitstalige, uit Namibië stammende, schrijver Giselher Werner Hoffmann werd geboren op 10 januari 1958 in Windhoek. Hoffmann is de kleinzoon van emigranten naar de toenmalige kolonie Duits-Zuidwest-Afrika. Hij werkte jarenlang als jager in de Kalahari woestijn. In 1989 verscheen zijn roman Land der wasserlosen Flüsse, waarin hij een ontmoeting beschrijft tussen twee blanke boeren en de bosjesmannen. Het boek maakte hem internationaal bekend. In 1991 verscheen Die verlorenen Jahre. Daarin gaat het over de internering van de Duitse bevolking tijdens WO II. Hoffmann verblijft per jaar enkele weken in Duitsland, zoekt ook het contact met Duitse schrijvers, maar woont verder als zelfstandig schrijver in Swakopmund aan de atlantische kust.
Uit: Die verlorenen Jahre
"Dr. Gallant aß für sein Leben gern Fisch, am liebsten in Butter gebratenen und mit einer Remouladensoße garnierten Kabeljau. Und so erschien er an jenem Freitag, trotz seiner ungezählten Pflichten als Rechtsanwalt, Sprecher des Deutsch Südwest Bundesund Mitglied des Landesrates, pünktlich zum Mittagessen. Er entkorkte eine Flasche Tafelwein, setzte sich gut gelaunt zu seiner Frau an den Tisch und wollte sich gerade eine halbierte Salzkartoffel in den Mund schieben, als hinter ihm die Stimme des Nachrichtensprechers, verzerrt vom Rauschen und Summen der Statik, den Zweiten Weltkrieg ankündigte."
Giselher Werner Hoffmann(Windhoek, 10 januari 1958)
Windhoek (Geen portret beschikbaar)
De Russische schrijver Alexei Tolstoy werd geboren op 10 januari 1883 in Sosnovka. In 1901 ging hij naar Sint Petersburg om wiskunde te studeren. Daar begon hij gedichten te schrijven in de stijl van Nekrasov. In 1907, kort voor het afstuderen, gaf hij de studie op om zich aan de literatuur te wijden.Zijn eerste gedichtenbundel verscheen in 1908. Tijdens WO I was hij oorlogsverslaggever in Engeland en Frankrijk. Hij stond afwijzend tegenover de oktoberrevolutie en in 1921 vestigde hij zich in Berlijn. In 1923 accepteerde hij het nieuwe regime en keerde naar Rusland terug. Wel hield hij afstand van
de autoriteiten en richtte hij zich op het schrijven van science-fiction. Zijn romantrilogie The Road to Calvary (1922-41) tendeerde al naar de socialistische literatuur. Zijn onvoltooide roman Peter de Grote wordt als zijn belangrijkste werk beschouwd.
Uit:Ordeal
She had no pass, but the old watchman at the gate only winked at her, saying: "You've come for the meeting, lass, have you? It's in the main building." She picked her way over rotting planks, past heaps of rusty scrap iron and slag, past huge broken windows. There was nobody about, and the chimney stacks smoked peacefully against the cloudless sky. Somebody pointed to a grimy door in the wall. Entering, she found herself in a long hall with walls of bare brick. The murky light filtered through a smoke-blackened glass roof. Everything was naked and exposed. Chains hung from the platforms of over-head cranes. Lower down were transmission shafts, their driving belts hanging motionless from the pulleys. Her unaccustomed eye turned in astonishment from dark lathes to the squat, lanky or straddling forms of all sorts of planing, milling and mortising machinery, and the iron discs of friction clutches. She discerned the outlines of a giant steam hammer, hanging lopsided in the semidarkness of a wide arch. Here were made the machinery and mechanisms which supplied the life beyond the sombre walls of the factory with light, warmth, movement, significance and luxury. There was a smell of iron filings, machine oil, earth, and home-grown tobacco. A vast crowd of men and women were standing in front of a wooden platform, and many others perched on the side plates of machines and on the high window-sills.
Alexei Tolstoy (10 januari 1883 23 februari 1945)
De Amerikaanse dichter Philip Levine werd geboren op 10 januari 1928 in Detroit, Michigan. Hij begon met het schrijven van gedichten in de tijd dat hij s avonds studeerde en overdag werkte in een van Detroits autofabrieken. Het familieleve, het sociale en economische leven in het Detroit van de 20e eeuw is een terugkerend thema in zijn werk. In 1995 ontving hij de Pulitzer Prize for Poetry voor The Simple Truth.
A Sleepless Night
April, and the last of the plum blossoms
scatters on the black grass
before dawn. The sycamore, the lime,
the struck pine inhale
the first pale hints of sky.
An iron day,
I think, yet it will come
dazzling, the light
rise from the belly of leaves and pour
burning from the cups
of poppies.
The mockingbird squawks
from his perch, fidgets,
and settles back. The snail, awake
for good, trembles from his shell
and sets sail for China. My hand dances
in the memory of a million vanished stars.
A man has every place to lay his head.
The Distant Winter
from an officer's diary during the last war
I
The sour daylight cracks through my sleep-caked lids.
"Stephan! Stephan!" The rattling orderly
Comes on a trot, the cold tray in his hands:
Toast whitening with oleo, brown tea,
Yesterday's napkins, and an opened letter.
"Your asthma's bad, old man." He doesn't answer,
And turns to the grey windows and the weather.
"Don't worry, Stephan, the lungs will go to cancer."
Philip Levine (Detroit, 10 januari 1928)
De Amerikaanse dichter Jared Carter werd geboren op 10 januari 1939 in Elwood, een dorpje in Indiana, VS. Na enkele jaren rondgezworven te hebben in Europa keerde hij in 1965 terug naar zijn geboortegrond, waar hij onder meer als redacteur werk vond. Zijn eerste poëziebundel, Work, for the Night is Coming, won in 1980 de Walt Whitman Award. Hierna zijn nog twee bundels verschenen, After the Rain (1993 - winnaar van de Poets' Prize) en Les Barricades Mystérieuses (1999).
Die wonderlijk lucide blik, die een schrijver in staat stelt zijn eigen obsessies te doorgronden terwijl ze hem ook in zijn macht hebben, vind je ook bij die ander grote verslaafde, F. Scott Fitzgerald. Bij Fitzgerald is het niet gokken, maar drank - en alcohol staat bij hem voor zelf-ontwrichting. Al Fitzgeralds alter ego's in zijn romans en verhalen zijn geobsedeerd door succes in de wereld - mooie spullen, mooie kleren, mooie meisjes, mooie zinnen, mooie gebaren - maar door te drinken halen ze zichzelf steevast onderuit. Terwijl ze fanatiek hun wereldse ambities nastreven, knaagt van binnen het ongeloof in diezelfde ambities. De wereld zoals hij is - is dat alles? Dat het leven zelf niet voldoet, dat achter alle verbeten ambitie om er te komen, het besef van een reusachtig, inktzwart niets schuilgaat, dat is de reden waarom veel van Fitzgeralds ambitieuze jonge mannen in hun streven naar succes ook altijd flirten met mislukking, zoals een autocoureur ook altijd op de fatale crash aanstuurt.
Bij Fitzgerald is dat geen spectaculaire ontsporing, maar iets veel gruwelijkers, iets wat hij de crack-up noemt: het plotselinge besef van de totale vergeefsheid, de onverhoedse aanslag van iets duisters in jezelf op alles waar je oprecht in geloofde. Weg ambitie, weg energie, weg geloof. Daarna wacht de mislukking met open armen op je - geen fantastische duikvlucht of gewelddadig slotakkoord, maar een langzaam wegsterven in onbeduidendheid, het voortslepen van een bestaan waaraan iedere zin onttrokken is. Anders dan bij Dostojewski is er geen kans op herrijzenis, er is zelfs geen hoop op herrijzenis.
Fitzgerald kon het aanzien met de onthechte blik van de arts die beseft dat hij met een hopeloos geval te doen heeft; soms sardonisch, zoals in zijn hilarische, schmierende Pat Hobby-verhalen (over een uitgerangeerde scenarioschrijver in het Hollywood van de jaren dertig), soms met een ijskoude wanhoop, zoals in het late verhaal, An alcoholic case, waarin hij een meelijwekkende alcoholist beschrijft, gezien door de ogen van een thuisverpleegster. Die alcoholist is hij zelf. Maar Fitzgerald is ook de schrijver die naar zichzelf kan kijken, met mededogen misschien, maar zonder de genade die Dostojewski meestal voor zijn alter ego's reserveert.
En vérité, l'influence de l'éducation et de l'entourage est ici immense. Tous les enfants essaient de compenser la séparation du sevrage par des conduites de séduction et de parade; on oblige le garçon à dépasser ce stade, on le délivre de son narcissisme en le fixant sur son pénis; tandis que la fillette est confirmée dans cette tendance à se faire objet qui est commune à tous les enfants. La poupée l'y aide, mais elle n'a pas non plus un rôle déterminant; le garçon aussi peut chérir un ours, un polichinelle en qui il se projette; c'est dans la forme globale de leur vie que chaque facteur : pénis, poupée, prend son poids.
Ainsi, la passivité qui caractérisera essentiellement la femme «féminine» est un trait qui se développe en elle dès ses premières années. Mais il est faux de prétendre que c'est là une donnée biologique; en vérité, c'est un destin qui lui est imposé par ses éducateurs et par la société. L'immense chance du garçon, c'est que sa manière d'exister pour autrui l'encourage à se poser pour soi. Il fait l'apprentissage de son existence comme libre mouvement vers le monde; il rivalise de dureté et d'indépendance avec les autres garçons, il méprise les filles. Grimpant aux arbres, se battant avec des camarades, les affrontant dans des jeux violents, il saisit son corps comme un moyen de dominer la nature et un instrument de combat; il s'enorgueillit de ses muscles comme de son sexe; à travers jeux, sports, luttes, défis, épreuves, il trouve un emploi équilibré de ses forces; en même temps, il connaît les leçons sévères de la violence; il apprend à encaisser les coups, à mépriser la douleur, à refuser les larmes du premier âge. Il entreprend, il invente, il ose.
Simone de Beauvoir (9 januari 1908 14 april 1986)
Mit sechzehn sollte man eigentlich schon gelernt haben, ein Geodreieck zu halten", stellt Mathelehrer Rolf Falkenstein fest. Er gibt es mir zurück, ohne mir beim Zeichnen des Kongruenzsatzbeweises geholfen zu haben. Pech gehabt. Hier sitze ich also an meinem ersten Schultag. Ich schüttle den Kopf. Dabei hatte eigentlich doch alles recht gut angefangen. Die ersten Stunden, Französisch und Englisch, waren gut gelaufen, ich hatte die so berühmte Vorstellungsarie, die ich so hasse, hinter mich gebracht. Es war die übliche Sache. Vor die Klasse treten, nicht wissen, wohin mit den Händen, und sagen: Hallo Leute. Ich heiße Benjamin Lebert, bin sechzehn Jahre alt, und ich bin ein Krüppel. Nur damit ihr es wißt. Ich dachte, es wäre von beiderseitigem Interesse. Die Klasse 8B, in der ich mich nun befinde, hat recht ordentlich darauf reagiert: ein paar verstohlene Blicke, ein wenig Gekicher, eine erste schnelle Einschätzung meiner Person. Für die Jungen war ich nun einer der alltäglichen Idioten, mit denen man nicht mehr rechnen mußte, und für die Mädchen war ich schlicht gestorben. Soviel hatte ich erreicht. Französischlehrerin Heide Bachmann sagte, daß es im Internat Schloß Neuseelen nicht darauf ankäme, ob man eine Behinderung habe oder nicht. In Neuseelen käme es auf liebevolle und konsequent verbindliche Werte und soziale Kompetenzen an. Gut zu wissen. Die Klasse 8B ist nicht groß: zwölf Schüler. Mich eingeschlossen. In den staatlichen Schulen sieht das anders aus. Da sind es immer um die fünfunddreißig. Aber die müssen schließlich auch nicht zahlen. Hier zahlen wir. Und zwar bis es kracht.
Benjamin Lebert (Freiburg im Breisgau, 9 januari 1982)
DeNederlandse schrijver, columnist, scenarioschrijver en radiopresentator Theodor Holman werd geboren in Amsterdam op 9 januari 1953. Theodor Holman studeerde Nederlands en Geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Zijn ouders leefden allebei geruime tijd in de Japanse krijgsgevangenkampen in voormalige Nederlands-Indië. Van 1979 tot en met 1982 was hij redacteur van het studentenblad Propria Cures. Hij publiceerde onder andere in Maatstaf, HP/de Tijd, De Groene Amsterdammer, Penthouse, Avenue, Opzij, Het Parool en Hard gras. Veel van zijn columns verschenen later in boekvorm. Verder is hij is televisiemaker voor de Amsterdamse zender AT5. Zijn literaire carrière begon met de publicatie van gedichten. In 1973 verscheen in een bibliofiele uitgave Na drie tellen de opmaat. Vier jaar later verscheen de bundel De kistenmaker. Later is Holman zich ook gaan toeleggen op het schrijven van proza. In 1997 schreef Holman een boek tijdens de 24 uur die hij doorbracht in de etalage van de Amsterdamse vestiging van De Bijenkorf (Een winkelzoon in het glazen paleis). Behalve columns en boeken, schreef Holman filmscenario's: Hoe ik mijn moeder vermoordde (1996), Interview (2003), Cool (2004) en Medea (2004) voor vriend Theo van Gogh.
Uit:Het blijft toch familie
Zijn ontgroeningsverhalen uit het midden van de jaren dertig en zijn verhalen als assistent-resident waren de enige verhalen waaruit hij stoer naar voren kwam. Na '45 is hij inderdaad nooit meer stoer geweest. Zijn eigenlijke kwaliteit was het 'achteruitdringen'. Hij was een kampioen in het 'achteruitdringen'. Altijd en overal liet hij mensen voor gaan, tot ergernis van ons. Waar we ook waren, altijd moesten anderen voor. 'Nee, helpt u die mevrouw maar eerst, ik kijk nog even.' Bekend is het 'Haleman-verhaal'. Mijnheer Haleman was sigarenhandel in de Jacob Obrechtstraat en verkocht tevens staatsloten. Hij vertelde iedereen die het maar horen wilde, dat mijn vader ooit de honderdduizend had laten schieten doordat hij mevrouw Heide-De Vries, onze buurvrouw, voor had laten gaan! Mevrouw Heide-De Vries, een pronte dame van in de veertig, liet zich onmiddelijk van haar man scheiden en gad haar geld uit aan stoere jongens van zeventien, die ze in de mooie kleren stak en aan wie ze brommers uitdeelde. 'Maar goed dat wij dat geld niet hebben gewonnen,' zei mijn vader dan. 'O, had jij je dan meteen van mij laten scheiden en had je dan allemaal meisjes van zeventien mee naar huis genomen?' vroeg mijn moeder daarop. 'Ja, voor ons,' zei mijn broer dan. Het achteruitdringen van mijn vader moet een psychisch defect zijn geweest. 'Mijnheer Holman, u bent nu echt aan de beurt,' hoorde ik de slager nog zeggen. 'Nee, nee, ik ben niet aan de beurt. Die mevrouw met dat bruine jasje is nog voor mij.' 'Nee, die kwam echt later binnen dan u, hoor.' 'Dat kan wel wezen, maar dames gaan voor. Helpt u die mevrouw maar eerst, en daarna die mijnheer, want ik die dat die mijnheer erge haast heeft.' 'Of ze haast hebben of niet. U bent nu gewoon aan de beurt, mijnheer Holman!' 'Ja, maar ik kan wachten. Ik heb trouwens mijn keus nog niet bepaald. Helpt u die anderen nou maar eerst.'
Theodor Holman (Amsterdam, 9 januari 1953)
De Duitse theatermaker, schrijver, dichter, regisseur en intendant Heiner Müller werd geboren in Eppendorf (Saksen) op 9 januari 1929. In 1947 trad Müller toe tot de SED en werkte vanaf 1950 voor Sonntag en vanaf 1953 voor Neue deutsche Literatur, twee culturele tijdschriften. In 1957 werd hij redacteur van het tijdschrift Junge Kunst. In deze periode werd zijn eerste stuk Zehn Tage, die die Welt erschütterten voor het eerst opgevoerd. In 1958 werd hij medewerker aan het Maxim Gorki-Theater in Berlijn en zelfstandig schrijver. In hetzelfde jaar werden Der Lohndrücker en Die Korrektur voor het eerst opgevoerd. In 1959 kreeg hij de Heinrich-Mann-Preis. Die Umsiedlerin werd in 1961 voor het eerste op het toneel gebracht en direct verboden. Müller werd uit de Schriftstellerverband uitgesloten. In 1964 schreef Müller Die Umsiedlerin om (in 1976 enscenering). In 1965 werd Müller opnieuw door de SED bekritiseerd In 1970 werd Müller dramaturg aan het Berliner Ensemble. In 1984 werd Müller lid van de Akademie der Künste der DDR en kreeg in 1985 kreeg hij de Georg-Büchner-Preis, een van de belandgrijkste Duitse literaire prijzen. In 1986 werd hij lid van de Akademie der Künste West-Berlin en kreeg hij de Nationalpreis I. Klasse voor kunst en cultuur van de DDR. In 1988 werd Müller opnieuw in de DDR-Schriftstellerverband opgenomen. Op 4 november 1989 trad hij bij de grote demonstratie op de Alexanderplatz in Berlijn als spreker op. In 1990 werd het festival Experimenta in Frankfurt am Main te zijner ere ingericht.In 1993 ensceneerde Müller in Bayreuth succesvol de opera Tristan und Isolde.
BILDER
Bilder bedeuten alles im Anfang. Sind haltbar. Geräumig.
Aber die Träume gerinnen, werden Gestalt und
Enttäuschung.
Schon den Himmel hält kein Bild mehr. Die Wolke,
vom Flugzeug
Aus: ein Dampf der die Sicht nimmt. Der Kranich nur noch
ein Vogel.
Der Kommunismus sogar, das Endbild, das immer erfrischte
Weil mit Blut gewaschen wieder und wieder, der Alltag
Zahlt ihn aus mit kleiner Münze, unglänzend, von Schweiß
blind
Trümmer die großen Gedichte, wie Leiber, lange geliebt und
Nicht mehr gebraucht jetzt, am Weg der vielbrauchenden
endlichen Gattung
Zwischen den Zeilen Gejammer
auf Knochen der Steinträger glücklich
Denn das Schöne bedeutet das mögliche Ende der
Schrecken.
PHILOKTET 1950
Philoktet, in Händen das Schießzeug des Herakles, krank mit
Aussatz ausgesetzt auf Lemnos, das ohne ihn leer war
Von den Fürsten mit wenig Mundvorrat, zeigte da keinen
Stolz, sondern schrie, bis das Schiff schwand, von seinem
Schrei nicht gehalten.
Und gewöhnte sich ein, Beherrscher des Eilands, sein Knecht
auch
An es gekettet mit Ketten umgebender Meerflut, von Grünzeug
Lebend und Getier, jagbarem, auskömmlich zehn Jahr lang.
Aber im zehnten vergeblichen Kriegsjahr entsannen die Fürsten
Des Verlassenen sich. Wie den Bogen er führte, den weithin
Tödlichen. Schiffe schickten sie, heimzuholen den Helden
Daß er mit Ruhm sie bedecke. Doch zeigte sich der da von
seiner Stolzesten Seite. Gewaltsam mußten sie schleppen an
Bord ihn
Seinem Stolz zu genügen. So holte er nach das Versäumte.
Karel Čapek, Danny Morrison, Pierre Guyotat, Pierre Combescot, Gisbert Haefs, Klaus Schlesinger
De Tsjechische schrijver Karel Čapek werd geboren op 9 januari 1890 in Malé Svatoňovice, Bohemen, in de toenmalige dubbelmonarchie Oostenrijk-Hongarije. Zie ook mijn blog van 9 januari 2007.
Uit: R.U.R. (Rossum's Universele Robots, 1920)
DOMAIN: Well, then. (Sits down with writing-table, looks at HELENA with rapture and reels off rapidly) It was the in the year 1922 that old Rossum the great physiologist, who was then quite a young scientist, betook himself to this distant island for the purpose of studying the ocean fauna, full stop. On this occasion he attempted by chemical synthesis to imitate the living matter known as protoplasm, until he suddenly discovered a substance which behaved exactly like living matter, although its chemical composition was different; that was in the year 1932, exactly 400 years after the discovery of America, whew!
HELENA: Do you know that by heart?
DOMAIN: Physiology, Miss Glory, is not my line. Shall I go on?
HELENA: Please do.
DOMAIN: (Solemnly) And then, Miss Glory, old Rossum wrote the following day in his book: "Nature has found only one method of organizing living matter. There is, however, another method more simple, flexible, and rapid, which has not yet occurred to nature at all. This second process by which life can be developed was discovered by me today." Imagine him, Miss Glory, writing those wonderful words. Imagine him sitting over a test tube and thinking how the whole tree of life would grow from it, how animals would proceed from it, beginning with some sort of beetle and ending with man himself. A man of different substance from ours. Miss Glory, that was a tremendous moment.
HELENA: Go on, please.
DOMAIN: Now the thing was, how to get the life out of the test tube and hasten development: to form organs, bones and nerves, and so on: to find such substances as catalytics, enzymes, hormones, and so forth, in short -- you understand?
Karel Čapek (9 januari 1890 25 december 1938)
De Noordierse schrijver en journalist Danny Morrison werd geboren op 9 januari 1953 in Belfast. Morrison schrijft al jaren korte verhalen en romans die zich afspelen in het hedendaagse Noord-Ierland. Morrison was hoofdredacteur van de IRA-gezinde krant `An Phoblacht', perschef van de politieke tak Sinn Fein en parlementslid voor die partij. Hij zat vijf jaar (1990-1995) gevangen wegens ontvoering van een politiespion en wijdt zich sinds zijn vrijlating aan het schrijven van boeken.
Uit: We Got Tonite
Jim Carlisle pulled on the handbrake and the car gently halted at the edge of the driveway, idling. Did anybody check Tonto?
I did, Dad, said Paula, his sixteen-year-old daughter, from behind his shoulder, as she sat forward from the twins. And I tied the patio gate.
Sarah, Jims wife, switched on the radio and hit a pre-set button just to double-check that it was on City Beat that they listened to every morning for traffic reports, the days weather and Our Song. Paula and Sarah always alighted last, usually around five to nine, when they reached Paulas school where Sarah was the senior caterer. Presently, they drove out of their quiet village estate and onto the main road for the city. Sarah turned to nine-years-old David and Damien.
Did you remember them?
In unison the twins answered Yes but behind the scenes they quickly used their tongues to dislodge scales of toast from between their teeth before baring their gums to their mother.
Look at them! she said, with maternal exasperation.
David forgot to tell me, pleaded Damien, the more timid of the pair.
It was your turn! insisted David, as he squirmed and winced whilst Sarah loosened her safety belt and used her finger nail to remove the most conspicuous of the crumbs. Jim watched the road and smiled, and the smile glided imperceptibly from observing the charm of his children back to an incident the night before when a boring new neighbour insisted on being introduced to Tonto, their red Setter.
Danny Morrison (Belfast, 9 januari 1953)
De Franse schrijver Pierre Guyotat werd geboren op 9 januari 1940 in Bourg-Argental. In 1960 werd hij opgeroepen om, in dienst van het Franse leger, te vechten in Algerije. In 1962 werd hij opgepakt door de Militaire Politie die hem tien dagen lang ondervroeg en beschuldigde van aantasting van het moreel van de troepen en medeplichtigheid aan desertie. Guyotat werd drie maanden, zonder enige vorm van proces, opgesloten in een onderaardse cel, vervolgens werd hij overgeplaatst naar een strafbataljon. Eenmaal terug in Parijs voltooide hij de roman Ashby. In 1967 verscheen Tombeau pour cinq cent mille soldats dat een cultstatus verwief en oorzaak werd van allerlei controverses. In 1970 publiceerde hij Eden, Eden, Eden.
Uit:Eden, Eden, Eden(Vertaald door Jan Rijnsburger)
,,de donkere stapt opzij, gaat rechtop voor de schandknaap staan, ogen vast in hun kassen, wijdbeens, met de strakke naad in zijn reet, hij neemt zijn glanzende lid in de hand, spuugt erop, smeert het kwijl uit over de eikel, werpt zich op de schandknaap, dwingt hem op zijn knieën, duwt de met kwijl ingesmeerde eikel tussen zijn lippen; de kale veegt de met zand opgedroogde stront van zijn schedel'
Pierre Guyotat (Bourg-Argental, 9 januari 1940)
De Franse schrijver en journalist Pierre Combescot werd geboren op 9 januari 1940 in Limoges. Hij werkt voor le Canard Enchaîné onder het pseudoniem Luc Décygnes en schrijft ook voor de Paris Match. In 1986 ontving hij de Prix Médicis voor Les Funérailles de la Sardine en in 1991 de Prix Goncourt voor Les Filles du Calvaire. Zijn eerste werk was een biografie over Lodewijk II van Beieren.
Uit: Ce soir on soupe chez Pétrone
Désormais, moi, Lysias, je suis seul. Aussi, je prends les jours comme ils viennent. La vie à l'improviste. A mon âge, il me plaît encore de badiner dans l'ombre du plaisir. Ecrire mes mémoires ? Pourquoi aliénerais-je mes derniers beaux jours à ressasser le passé. La barbe ! J'ai aimé la vie sous ses aspects multiples. Je l'ai traversée joyeux et athlétique sans éprouver de lassitude ni de découragement. Ceux qui m'ont naguère connu, témoigneront que j'ai été un homme d'un commerce agréable, recherché pour son savoir et son urbanité. Un de ces raffinés qui perpétuait une tradition déjà bien passée de mode à Rome. Aujourd'hui, je vis comme un ours ; et seul m'importe le présent. Pourtant je sens bien qu'il me faudra, quelque jour, songer à ces mémoires. En venir à ce que je devrai tirer de si loin et de moi. Façon d'adoucir le cours du temps et de tromper la mort. Pour l'heure, il n'y a pas d'urgence. Aussi pourquoi bourdonnent-ils autour de moi comme des mouches ? Chaque jour, ils se font plus nombreux ! Et c'est la même rengaine. De grâce ! Cher Lysias, de grâce, un témoignage ! Oui ! Quelques portraits ! Tes souvenirs ! C'est important ! Vraiment ! Pour servir à l'histoire de notre époque ! Et ils me collent et ne veulent pas en démordre ! Que désirent-ils ? Un tableau de la vulve de Sabina Poppea ? Et comment, à sa mort, cette Isis de lupanar fut truffée d'aromates égyptiens, avant d'être enfournée dans le tombeau des Jules ?
Pierre Combescot (Limoges, 9 januari 1940)
De Duitse schrijver en vertaler Gisbert Haefs werd geboren op 9 januari 1950 in Wachtendonk, Nordrhein-Westfalen. Van 1968 tot 1976 studeerde hij Engels en Spaans in Bonn. Aansluitend werkte hij als zelfstandig schrijver en vertaler van o.a. Adolfo Bioy Casares, Arthur Conan Doyle, G. K. Chesterton, Georges Brassens en Mark Twain. Haefs beoefent diverse genres; science-fiction, detective en historische romans. Vooral met het laatste genre heeft hij veel succes.
Uit:Troja
Die beiden Männer, die den Krieg entscheiden sollten, der ihretwegen ausgebrochen war. Parisiti, den die Achaier Paris oder Alexandros nannten, sprang von einem der leichten trojanischen Wagen. Er stand ein paar Atemzüge lang still da, blickte die eigenen Reihen hinauf und hinab, wandte sich dann dem Heer der Gegner zu. Das Reden, das Gemurmel, die Rufe, alles erstarb; beklemmendes Schweigen zog über das Feld; eine andere Art Nebel, wie Ninurta fand. Keinerlei Begeisterung bei den Trojanern. Er musterte den Trojaner, aus der Ferne, und erinnerte sich an Ugarit, an Kerets Gemach, an den schnellen Griff nach Parisitis Handgelenk. Der Königssohn schien unverändert - aus der Entfernung. Groß, kräftig, eher schlank; Ninurta war bereit, einiges darauf zu wetten, daß die Nächte mit Helena Falten in Gesichts- und sonstige Haut gegraben hatten. Paris war kein mächtiger, wuchtiger Riese - kein Aias oder Achilleus oder Hektor; vom Körperbau hatte er mehr mit Leuten wie Agamemnon oder Odysseus gemein. Jetzt wandte er sich dem Wagenkorb zu; ein Helfer reichte ihm Beinschienen. Menelaos. Ihn hatte Ninurta noch nie aus der Nähe gesehen. Der Spartaner glich dem Trojaner: groß, stark, aber nicht massig. Über die weitergehenden Ähnlichkeiten mochte sich Helena äußern... Das Grinsen verfiel, als Ninurta den Blick hob. Da stand sie, auf einer kleinen Anhöhe, nicht weit hinter den ersten Reihen der Trojaner. Sie sprach mit einem Mann, der den Helm in den Nacken geschoben hatte und sich nun lächelnd abwandte.
Gisbert Haefs (Wachtendonk, 9 januari 1950)
De Duitse schrijver en journalist Klaus Schlesinger werd geboren op 9 januari 1937 in Berlijn. Hij volgde van 1951 toto 1957 een opleiding tot scheikundig laborant en scheikundig ingenieur en tot 1964 werkte hij als laborant in het Berlijnse ziekenhuis Charité. In 1972 voltooide hij een cursus aan het Literaturinstitut "Johannes R. Becher" in Leipzig en in 1973 werd hij lid van de Schriftstellerverband der DDR. Samen met Ulrich Plenzdorf en Martin Stade plande hij een bloemlezing van jonge DDR schrijvers, maar de uitgave werd door de autoriteiten verhinderd en sindsdien werd Schlesinger door de Stasi gevolgd. Na protestacties tegen o.a. de uitburgering van Wolf Biermann werd hij geroyeerd als lid van de schrijversbond. In 1980 vertrok hij met een reisvsum naar West-Berlijn, waar hij tien jaar lang in de kraakbeweging actief was. In 2000 ontving Klaus Schlesinger de Erich-Fried-Preis en werd hij lid van de Akademie der Künste.
Uit: Die Seele der Männer
Mit Frauen hatte Brehm keine Probleme. Wenns darum geht, sagte er zu Andre auf dem Hof vor der Lackkammer in seinem lässigsten Tonfall, könnte er an jedem Finger zehn haben. Aber woher weiß man, welche die richtige ist? Sie saßen auf Harzfässern, baumelten mit den Beinen und pafften den Rauch ihrer Zigaretten in den dunstigen Morgen. Eben hatte Brehm das Protokoll für die laufende Charge überbracht, von ihm selbst unterzeichnet. Seit er allein im Labor war, blieb ihm gar nichts anderes übrig, als die Protokolle eigenhändig zu unterzeichen, auch wenn er noch Stift war. Jedesmal, wenn er seinen Namen in die rechte untere Ecke setzte, fühlte er sich ein Stück gewachsen. Gerade weil es so viele sind, ist es schwer, sagte André, der trotz der Kühle nur ein Turnhemd trug, das seine tätowierten, außergewöhnlich muskulösen Oberarme sehen ließ. Brehm wiegte den Kopf. Er wollte auf ein bestimmtes Thema hinaus, wußte aber nicht, wie, und warf so leicht hin, ob André denn nie Schiß habe. Wovor Schiß? Daß du hängenbleibst bei einer? Brehm zog an seiner Zigarette. Abhauen kannst du jederzeit, sagte André. Das meinte Brehm nicht. Brehm meinte, daß man sich eine Menge einfangen kann, heutzutage. Davor hatte er Schiß. André lachte auf. Dafür gibts doch Mittel. In jeder Apotheke. Sogar im Seifenladen. Aber, sagte Brehm zögernd, manchmal kommts ja ganz plötzlich, und du hast nichts bei, ich meine, zur Sicherheit. Aus der halboffenen Tür zur Lackkammer hörte man die Hammerschläge, mit denen der lange Adolf die Ringe von den Kunstharzfässern schlug, deren Dauben sich dann sprungartig öffneten, als blühten sie auf. Kein Problem, sagte André. Brehm dürfe nur nicht vorher Wasser lassen. Nie Wasser lassen vorher! Und wenn du mit allem fertig bist, gehst du um die Ecke, hältst die Vorhaut zu und schiffst los! Verstehst du? Brehm nickte, obgleich er nichts verstand.
Wilbur Smith, Brian Friel, August Gailit, Kurt Tucholsky, Chaim Nachman Bialik
De 9e januari kent een vloed van literaire geboortedagen.Vandaar dat er na deze posting nog enkele volgen. Kom gerust nog eens kijken later vandaag.
De Zuid-Afrikaanse schrijver Wilbur Addison Smith werd geboren in Broken Hill in Zimbabwe (Rhodesië) op 9 januari 1933. Hij genoot zijn opleiding in Zuid-Afrika waar hij Michaelhouse en Rhodes University doorliep. Zijn eerste roman When the Lion feeds schreef hij terwijl hij werkzaam was voor de Salisbury Inland Revenue, de Rhodesische belastingdienst. Het boek verscheen in 1964 Tegenwoordig woont Smith in Londen maar voelt zich sterk verbonden met de mensen en natuur van het Afrikaanse continent.
Uit: Monsoon
The three boys came up through the gill behind the chapel, so that they were hidden from the big house and the stables. Tom, the eldest, led them as he always did, but the youngest brother was close on his heels, and when Tom paused where the stream made its first turn above the village he renewed his argument. 'Why do I always have to be the cat? Why can I never join in the fun, Tom?' 'Because you are the littlest,' Tom told him, with lordly authority. He was surveying the tiny hamlet below them, which was now visible in the slot of the ravine. Smoke was rising from the forge in the smithy, and washing flapped in the easterly breeze behind the Widow Evans's cottage, but there was no sign of human life. At this time of day most of the men would be out in his father's fields, for the harvest was in full swing, while those women who were not toiling beside them would be at work in the big house. Tom grinned with satisfaction and anticipation. 'No one's spotted us.' No one to carry reports back to their father. 'It's not fair.' Dorian was not so easily distracted from his argument. His coppery gold curls spilled down on to his forehead, giving him the look of an angry cherub. 'You never let me do anything.' 'Who let you fly his hawk last week? I did.' Tom rounded on him. 'Who let you fire his musket yesterday? I did. Who let you steer the cutter'
'Yes, but-' 'But me no buts.' Tom glowered at him. 'Who's the captain of this crew, anyway?' 'You are, Tom.' Dorian dropped his green eyes under the force of his elder brother's stare. 'But, still-' 'You can go with Tom in my place, if you want.' Guy spoke softly for the first time. 'I'll play the cat.' Tom turned to his younger twin, while Dorian exclaimed, 'Can I, Guy? Will you really?' It was only when he smiled that his full beauty burst out, like sunlight through parting clouds. 'No, he won't!' Tom cut in. 'Dorry's only a baby. He can't come. He'll stay on the roof to keep the cat.' 'I'm not a baby,' Dorian protested furiously. 'I'm nearly eleven.' 'If you're not a baby, show us your ball hairs,' Tom challenged him. Since he had sprouted his own, these had become Tom's yardstick of seniority.
Wilbur Smith (Broken Hill, 9 januari 1933)
De Ierse schrijver Brian Friel werd geboren op 9 januari 1929 geboren in Omagh, Noord-Ierland, in een katholiek onderwijzersgezin. Hij brak een priesterstudie af om onderwijzer te worden, tot het in 1960 mogelijk werd om van de pen te leven. Hij begon met korte verhalen, maar is vooral bekend geworden door zijn toneelstukken over het Ierse leven van vroeger en nu. Reeds zijn eerste internationale succes, 'Philadelphia, Here I Come' was een karakteristieke mengeling van naturalisme, humor en fantasie, opgebouwd rond een jonge landverhuizer naar Amerika.'The Freedom of the City' (1973) is gebaseerd op het drama Noord-Ierland en in 'Translation' (1980) dramatiseerde hij de overlevingstijd 150 jaar geleden op het Ierse platteland van het Gaelic dat onder Britse dwang overvleugeld dreigde te worden door het Engels. Het in de verte aan Tsjechov herinnerende 'Dancing at Lughnasa', over drie zusters op het Ierse platteland, was in 1990-1991 een groot succes in Londen en in New York.
Uit: Dancing at Lughnasa: A Play
When the play opens MICHAEL is standing downstage left in a pool of light. The rest of the stage is in darkness. Immediately MICHAEL begins speaking, slowing bring up the lights on the rest of the stage.
Around the stage and at a distance from MICHAEL the other characters stand motionless in formal tableau. MAGGIE is at the kitchen window. CHRIS is at the front door. KATE at extreme stage right. ROSE and GERRY sit on the garden seat. JACK stands beside ROSE. AGNES is upstage left. They hold these positions while MICHAEL talks to the audience.
MICHAEL . When I cast my mind back to that summer of 1936 different kinds of memories offer themselves to me. We got our first wireless set that summer -- well, a sort of a set; and it obsessed us. And because it arrived as August was about to begin, my Aunt Maggie -- she was the joker of the family -- she suggested we give it a name. She wanted to call it Lugh after the old Celtic God of the Harvest. Because in the old days August the First was La Lughnasa, the feast day of the pagan god, Lugh; and the days and week sof harvesting that followed were called the Festival of Lughnasa. But Aunt Kate -- she was a national schoolteacher and a very proper woman -- she said it would be sinful to christen an inanimate object with any kind of name, not to talk of a pagan god. So we just called it Marconi because that was the name emblazoned on the set.
And about three weeks before we got that wireless, my mother's brother, my Uncle Jack, came home from Africa for the first time ever. For twenty-five years he had worked in a leper colony there, in a remote village called Ryanga in Uganda. The only time he ever left that village was for about six months during World War One when he was chaplain to the British Army in East Africa. Then back to that grim hospice where he worked without a break for a further eighteen years. And now in his early fifties and in bad health he had come home to Ballybeg -- as it turned out -- to die.
Brian Friel (Omagh, 9 januari 1929)
De Estlandse schrijver August Gailit werd geboren op 9 januari 1891 in Kuiksilla, Sangaste. Hij ging naar school in Valga en in Tartu. Van 1911 tot 1914 werkte hij als journalist in het tegenwoordige Letland. Aan de Estlandse vrijheidsstrijd tegen de Sovjet Unie nam hij deel als oorlogsverslaggever. Van 1922 tot 1924 leefde Gaillit in Duitsland, Frankrijk en Italië. Daarna vestigde hij zich als zelfstandig schrijver, eerst in Tartu, later in Tallin. Na de bezetting van Estland door de Sovjet Unie in 1944 vluchtte hij met zijn familie naar Zweden, waar hij als schrijver actief bleef.
Uit: Toomas Nipernaadi
It was night - he stopped a while, drew his hand across his forehead, thought briefly, then took the raft over the river. For a long time he walked quietly around the inn, then opened the barn door and stepped inside. Anne-Mari, he whispered, dont fear a thief or a burglar, its only me. You sleep on, nice and cosy, I mean no harm, just stopped by for a moment, because the soles of my feet seem to be on fire and I cannot find peace anywhere. Its quite enough if you lend me one ear. You are not angry, Anne-Mari, are you? He heard the quiet rustle of hay. So you are here, he continued more cheerfully, I can feel the warmth of your body and the caressing softness of your hands. You are like a mole under the cover of the earth, and your mischievous eyes sparkle in the darkness. The time will come, Anne-Mari, when I shall carry you in my arms, and your laughter will ring out, loud and clear. And there is no escape, youre like a perch trapped by its gills - whats the use, then, of struggling, tossing and twisting. Youd better surrender, praise your kind creator and be happy with your fate! Today, however, I am sad, feeling like a swan destined to fly south as autumn approaches. The trees have turned a coppery yellow, the purple shrubs are ashamed of their nakedness, their twigs like an old broom bristling towards the sky. Only the rowan trees, full of red clusters of berries, and the dark green branches of firs and pines sway grimly in the howling autumn.
August Gailit (9 januari 1891 5 november 1960)
De Duitse schrijver, columnist en journalist Kurt Tucholsky werd geboren in Berlijn op 9 januari 1890 als oudste zoon van de joodse bankier Alex Tucholsky en diens nichtje Doris Tucholsky. Hij studeerde rechten in Berlijn en Genève, maar begon zich al tijdens zijn studie meer te interesseren voor de literatuur. Zo geldt Tucholsky als een van de eersten die het werk van Franz Kafka ontdekten. Zelf had hij succes met zijn eerste eigen literaire pogingen. Tijdens de eerste jaren van WO I werd Tucholsky - die inmiddels gepromoveerd was - ingezet als soldaat aan het oostfront. Deze ervaring heeft een onuitwisbare indruk op de jonge schrijver gemaakt en overtuigde hem voorgoed van het pacifisme en het antimilitarisme. Na de oorlog begon een uiterst creatieve periode in Tucholsky's leven, waarin hij soms enkele tientallen artikelen in een week schreef, onder andere voor de tijdschriften Ulk en Die Weltbühne. Hij gebruikte hiervoor allerlei pseudoniemen, die gaandeweg afsplitsingen werden van Tucholsky's eigen persoonlijkheid: ze hadden een eigen stem en traden soms zelfs met elkaar in discussie. In de jaren twintig bracht Tucholsky, net als ooit zijn voorbeeld Heinrich Heine, de meeste tijd in Frankrijk door vanwaaruit hij zijn vaderland bestookte met steeds bitterder wordende pamfletten. Al jaren voordat Hitler aan de macht kwam, schreef Tucholsky: Ze maken zich klaar om het Derde Rijk in te trekken.
Uit: Der bewachte Kriegsschauplatz
Im nächsten letzten Krieg wird das ja anders sein... Aber der vorige Kriegsschauplatz war polizeilich abgesperrt, das vergißt man so häufig. Nämlich: Hinter dem Gewirr der Ackergräben, in denen die Arbeiter und Angestellten sich abschossen, während ihre Chefs daran gut verdienten, stand und ritt ununterbrochen, auf allen Kriegsschauplätzen, eine Kette von Feldgendarmen. Sehr beliebt sind die Herren nicht gewesen; vorn waren sie nicht zu sehen, und hinten taten sie sich dicke. Der Soldat mochte sie nicht; sie erinnerten ihn an jenen bürgerlichen Drill, den er in falscher Hoffnung gegen den militärischen eingetauscht hatte. Die Feldgendarmen sperrten den Kriegsschauplatz nicht nur von hinten nach vorn ab, das wäre ja noch verständlich gewesen; sie paßten keineswegs nur auf, daß niemand von den Zivilisten in einen Tod lief, der nicht für sie bestimmt war. Der Kriegsschauplatz war auch von vorn nach hinten abgesperrt. "Von welchem Truppenteil sind Sie?" fragte der Gendarm, wenn er auf einen einzelnen Soldaten stieß, der versprengt war. "Sie" sagte er. Sonst war der Soldat "Du" und in der Menge "Ihr" - hier aber verwandelte er sich plötzlich in ein steuerzahlendes Subjekt, das der bürgerlichen Obrigkeit Untertan war. Der Feldgendarm wachte darüber, daß vorn richtig gestorben wurde. Für viele war das gar nicht nötig. Die Hammel trappelten mit der Herde mit, meist wußten sie gar keine Wege und Möglichkeiten, um nach hinten zu kommen, und was hätten sie da auch tun sollen! Sie wären ja doch geklappt worden, und dann: Untersuchungshaft, Kriegsgericht, Zuchthaus, oder, das schlimmste von allem: Strafkompanie. In diesen deutschen Strafkompanien sind Grausamkeiten vorgekommen, deren Schilderung, spielten sie in der französischen Fremdenlegion, gut und gern einen ganzen Verlag ernähren könnten. Manche Nationen jagten ihre Zwangsabonnenten auch mit den Maschinengewehren in die Maschinengewehre. So kämpften sie. Da gab es vier Jahre lang ganze Quadratmeilen Landes, auf denen war der Mord obligatorisch, während er eine halbe Stunde davon entfernt ebenso streng verboten war. Sagte ich: Mord? Natürlich Mord. Soldaten sind Mörder.
Kurt Tucholsky (9 januari 1890 - 21 december 1935)
De Hebreeuwse dichter, schrijver en vertaler Chaim Nachman Bialik werd geboren in Radi, Oekraïne, op 9 januari 1873. Hij is één van de meest invloedrijke Hebreeuwse dichters en wordt in Israël algemeen beschouwd als de nationale Dichter, alhoewel hij 14 jaar voor de oprichting van de staat is gestorven. Zijn bekendste gedicht is wellicht Hachnasini tachat knafeeg - neem mij onder je vleugels. Hij was een bijzonder populaire figuur in de joodse gemeenschap van het toenmalig Brits mandaatgebied Palestina (sinds 1924). Vele van zijn gedichten zijn door componisten op muziek gezet (rock, pop en klassiek). Zijn huis in Tel Aviv, het speciaal voor hem gebouwde 'Bialikhuis', is tegenwoordig een museum en cultureel centrum.
I Didnt Win Light in a Windfall
I didnt win light in a windfall, nor by deed of a fathers will. I hewed my light from granite. I quarried my heart.
In the mine of my heart a spark hides not large, but wholly my own. Neither hired, nor borrowed, nor stolen my very own.
Sorrow wields huge hammer blows, the rock of endurance cracks blinding my eye with flashes I catch in verse.
They fly from my lines to your breast to vanish in kindled flame. While I, with hearts blood and marrow pay the price of the blaze.
Take me under your wing
Take me under your wing, be my mother, my sister. Take my head to your breast, my banished prayers to your nest.
One merciful twilight hour, hear my pain, bend your head. They say there is youth in the world. Where has my youth fled?
Listen! another secret: I have been seared by a flame. They say there is love in the world. How do we know loves name?
I was deceived by the stars. There was a dream; it passed. I have nothing at all in the world, nothing but a vast waste.
Take me under your wing, be my mother, my sister. Take my head to your breast, my banished prayers to your nest.
Vertaald door Ruth Nevo
Chaim Nachman Bialik (9 januari 1873 4 juli 1934)
Anne Rivers Siddons, Giovanni Papini, Lascelles Abercrombie, Pierre Garnier, Thomas Warton
De 9e januari kent een vloed van literaire geboortedagen.Vandaar dat er na deze posting nog enkele volgen. Kom gerust nog eens kijken later vandaag.
De Amerikaanse schrijfster Anne Rivers Siddons werd geboren op 9 januari 1936 in Atlanta, Georgia. Zij bezocht de Auburn University, waar zij begon met schrijven. Haar roman Peachtree Road uit 1988, die gesitueerd is in Atlanta werd een bestseller. De schrijver Pat Conroy betitelde hem als as "the Southern novel for our generation"
Uit: Homeplace
Even before she opened her eyes, the child was afraid. Coming out of sleep, she was not sure where she was, only that it was wrong. She should not be in this place. He would be very angry. She was eight years old, and she had been afraid of him all of her life.
She lay still and listened, and heard the rain. The rain came riding on a vast gray wind, to pepper the flat tin roof and sing in the tops of the black-green pines in the woods across the road from the cabin. Over it, much nearer at hand, she heard the chink of the iron poker in the cooling fireplace, and the visceral, thumping wail of the Atlanta jigaboo station on the radio Rusky had given J. W. for Christmas.
Without opening her eyes, the child burrowed her head under the flaccid feather pillow and dragged the quilt closer around her. Her body was warm in the piled nest of quilts and blankets Rusky had heaped over her during the night, but her feet were icy and her nightgown must be up around her neck, because her legs were cold up to her thighs. She took a deep breath, inhaling musty bedclothes and the ashy, dark smell the cabin always had, made up of smoke from the fireplace and the smell of Rusky and J. W. themselves. It was not sweat, though that was part of it, it was more, was the fecund essence of the Cromies, who lived in the sagging cabin behind the big house on Pomeroy Street. It was a rich smell, deep and complicated, somehow very old, the essence of all Negroes Mike had ever known.
Anne Rivers Siddons (Atlanta, 9 januari 1936)
De Italiaanse schrijver Giovanni Papini werd geboren op 9 januari 1881 in Florence. Hij was een van de mede-oprichters van het programmatische, futuristische tijdschrift Lacerba in 1913, maar richtte zich na enkele jaren weer op het katholicisme en werd een gerespecteerde geleerde.
Uit: Der Spiegel auf der Flucht, Eine völlig absurde Geschichte (Vertaald door Angelika Hocke-Asam)
Vor vier Tagen etwa, als ich gerade leicht gereizt einige der wohl unehrlichsten Seiten meiner Lebenserinnerungen zu Papier brachte, hörte ich es leicht an die Tür klopfen. Aber weder erhob ich mich, noch gab ich eine Antwort. Das Pochen an der Tür war zu schwach, und mit schüchternen Menschen will ich nichts zu tun haben.
Tags drauf, zur selben Stunde, hörte ich es von neuem klopfen. Diesmal war das Pochen kräftiger und entschlossener. Aber auch an diesem Tag wollte ich die Tür nicht öffnen, weil ich diejenigen Menschen schon gar nicht mag, die sich allzu schnell korrigieren. Am darauffolgenden Tag, abermals zur selben Stunde, wurde das Pochen in heftiger Form wiederholt. Noch ehe ich mich zu erheben vermochte, sah ich die Tür sich öffnen und die mittelmäßige Gestalt eines ziemlich jungen Mannes mit leicht gerötetem Gesicht und mit vollem, dichtem, rotem Haar eintreten. Ungelenkt verbeugte er sich vor mir, ohne ein Wort zu sagen.
Kaum daß er einen Stuhl gefunden hatte, ließ er sich darauf fallen, und da ich stehen geblieben war, wies er mir den Sessel, damit ich darauf Platz nähme. Nachdem ich gehorcht hatte, glaubte ich das Recht zu haben, ihn zu fragen, wer er sei, und bat ihn mit nicht gerade höflicher Stimme, mir seinen Namen und den Grund mitzuteilen, der ihn veranlaßt hatte, in mein Zimmer einzudringen. Der Mann aber verzog keine Miene und ließ mich sofort verstehen, daß er momentan das zu bleiben gedachte, was er für mich war: ein Unbekannter.
»Der Grund, der mich zu Ihnen führt«, fuhr er lächelnd fort, »befindet sich in meiner Tasche, und ich werde Sie gleich mit ihm bekannt machen.« Tatsächlich hatte er ein schmutziggelbes Lederköfferchen mit abgenützten Messingbeschlägen in der Hand, das er im selben Augenblick öffnete und aus dem er ein Buch hervorholte.
Giovanni Papini (9 januari 1881 - 8 juli 1956)
De Engelse dichter en criticus Lascelles Abercrombie werd geboren op 9 januari 1881 in Ashton upon Mersey en studeerde aan de University of Manchester. Hij werkte als hoogleraar aan de universiteiten van Leeds, Londen en Oxford.In 1930 verschenen zijn verzamelde gedichten, Poems. Zijn belangrijkste werk is The Sale of Saint Thomas (in zes bedrijven)
The Sale of Saint Thomas (fragment)
A quay with vessels moored
Thomas
To India! Yea, here I may take ship;
From here the courses go over the seas,
Along which the intent prows wonderfully
Nose like lean hounds, and tack their journeys out,
Making for harbours as some sleuth was laid
For them to follow on their shifting road.
Again I front my appointed ministry. --
But why the Indian lot to me? Why mine
Such fearful gospelling? For the Lord knew
What a frail soul He gave me, and a heart
Lame and unlikely for the large events. --
And this is worse than Baghdad! though that was
A fearful brink of travel. But if the lots,
That gave to me the Indian duty, were
Shuffled by the unseen skill of Heaven, surely
That fear of mine in Baghdad was the same
Marvellous Hand working again, to guard
The landward gate of India from me. There
I stood, waiting in the weak early dawn
To start my journey; the great caravan's
Strange cattle with their snoring breaths made steam
Upon the air, and (as I thought) sadly
The beasts at market-booths and awnings gay
Of shops, the city's comfortable trade,
Lookt, and then into months of plodding lookt.
Lascelles Abercrombie (9 januari 1881 27 oktober 1938)
De Franse dichter Pierre Garnier werd geboren op 9 januari 1928 in Amiens. Aanvankelijk publiceerde hij traditionele gedichten, maar samen met zijn vrouw ontwikkelde hij de Franse versie van concrete poëzie, het zogenaamde spatialisme.
Larbre
Un arbre luit chaque matin
Dans chaque fruit il me répète
Comme les mains jointes dun saint
Son ombre entrouvre la fenêtre.
La source porte son feuillage
La mer unie et traversée
Nos voix recréent dautres visages
Et notre amour est habité.
Cest toujours la même folie
Le même sang le même mal
Les arbres simples de lesprit
Prennent loiseau pour capitale
Pierre Garnier (Amiens, 9 januari 1928)
De Engels dichter en literair criticus Thomas Warton werd geboren in Basingstoke, Hampshire, op 9 januari 1728. Van 1785 tot 1790 was hij Poet Laureate. Warton bezocht Winchester College en het Trinity College van de Universiteit van Oxford. Hij werd in 1757 benoemd tot professor in de poëzie en zou dat tien jaar blijven. Hij publiceerde zijn eigen gedichten, maar werd vooral bekend als criticus. In 1777 verscheen zijn bundel Poems, die opmerkelijk is vanwege de herintroductie van de uit de mode geraakte sonnetvorm en daarmee een voorbode van de periode van de Romantiek in Engeland.
Als criticus schreef hij Observations on Spenser's The Faerie Queene (1754) en The History of English Poetry (1774 - 1781).
The Pleasures of Melancholy (Fragment)
Few know that elegance of soul refin'd,
Whose soft sensation feels a quicker joy
From Melancholy's scenes, than the dull pride
Of tasteless splendour and magnificence
Can e'er afford. Thus Eloise, whose mind
Had languish'd to the pangs of melting love,
More genuine transport found, as on some tomb
Reclin'd, she watch'd the tapers of the dead;
Or thro' the pillar'd aisles, amid pale shrines
Of imag'd saints, and intermingled graves,
Mus'd a veil'd votaress; than Flavia feels,
As thro' the mazes of the festive ball,
Proud of her conquering charms, and beauty's blaze,