De Nederlandse dichter en schrijver Jos van Daanen werd geboren op 26 januari 1959 in Kerkrade. Zie ook alle tags voor Jos van Daanen op dit blog
Een loden jas
Jij was de man met de loden jas, die een vrouwenvel om mijn schouders sloeg, een zachte grijns tegen mijn oor duwde en fluisterde: hier, houd haar maar warm.
Maar lege huid is zwaarder dan lucht en een enkele keer zelfs zwaarder dan het woord dat op mijn adem wegdrijft naar je verdwijnpunt achter het raam.
Ten slotte drukte de vrouw mijn lichaam tegen de koude ondergrond van het kavel dat jij had uitgezet, tot het vuur in mij door verstikking om het leven kwam.
over de loop der dingen
Bij de bank in het park haalt de man zijn adem, schichtig, in zakjes van twintig grammen
zijn vrouw telt haar schreden maar heeft niets met cijfers noch met de afstand tot haar huis
een zoon praat op een kist over wind en blaadjes een duif slaat de woorden op en koert haar bewondering
er schijnt nog zon over de stad wacht geduldig tot de man is opgelucht de vrouw is uitgeteld
de kist begraven is.
Jos van Daanen (Kerkrade, 26 januari 1959)
De Zwitsers-Duitse dichteres Nora Gomringer werd geboren op 26 januari 1980 in Neunkirchen an der Saar. Zie ook alle tags voor Nora Gomringer op dit blog.
PLUMBUM
“... en kunt u deze toestand eens in uw eigen woorden beschrijven?” de zwarte hond de jurk van lood de nacht in de veren het wezen van nevel de weg van wegen de vragen van leder het grote zwijgen de som van tijd het lichaam zonder zoom “De drugs helpt/ de dag wordt licht/ het leven: droom.”
Vertaald door Maud Vanhauwaert
TEREDO NAVALIS
In Stockholm, wo man in den 60er Jahren ein Schiff der 1600er barg, wo du sie, immer sie anriefst, sie, die ein Weltgesicht aller hat, da kroch er uns namentlich über den Weg.
Teredo Navalis – ein Name, der Schrecken verbreitet, Frauen und Kinder fürchten macht, aber viel mehr noch: den Käpt’n.
Teredo Navalis – ein Bewohner der Wasa, ein Gefangener des Elements, eine Stufe des Seins, das noch nicht abgeschlossen.
Teredo Navalis – Schiffsbohrwurm von bis zu 60 Zentimetern Länge.
Während wir durch das Museum streiften, um ein gesunkenes Großunternehmen herum, sank mein parasitär besetztes Herz mit allen Organen der Flotte.
Hatte nicht einer Steine mir in den Bauch genäht, als ich offen klaffte vor Eifersucht?
Teredo Navalis – du Seemannsspulwurm, es steckt in dir wie in allem seither das brackwasserfaule
Warum
Nora Gomringer (Neunkirchen an der Saar, 26 januari 1980)
De Amerikaanse schrijver Jonathan Carroll werd geboren op 26 januari 1949 in New York. Zie ook alle tags voor Jonathan Carroll op dit blog.
Uit:White Apples
“Patience never wants Wonder to enter the house: because Wonder is a wretched guest. It uses all of you but is not careful with what is most fragile or irreplaceable. If it breaks you, it shrugs and moves on. Without asking, Wonder often brings along dubious friends: doubt, jealousy, greed. Together they take over; rearrange the furniture in every one of your rooms for their own comfort. They speak odd languages but make no attempt to translate for you. They cook strange meals in your heart that leave odd tastes and smells. When they finally go are you happy or miserable? Patience is always left holding the broom. * * * She liked candles in the bedroom. As far as Ettrich was concerned, candles were for churches, power outages, and the tops of birthday cakes. But he never said that to her, not even as a joke. She was very sensitive—she took whatever he said seriously. Soon after they met he realized he could hurt her easily, too easily. One nasty word or sarcastic phrase was enough to knock her flat. She confessed she had only recently gone beyond the point of feeling she had to please the whole world. She said things like that. "I did drugs even though I hate them. But I wanted my boyfriend to love me so I took drugs with him. I was a terrible coward." She admitted to mistakes. Early on, she was willing to tell him some of her most revealing secrets. It was thrilling and disconcerting at the same time. He loved her a little. One day while walking through town he passed the store. When it came to women, Vincent Ettrich's eyes were the most voracious part of his body. Even when he wasn't fully aware of it, his eyes saw everything that had to do with women: what they wore, how they smoked, the size of their feet, the way they pushed their hair, the shape of their purses, the color of their fingernails. Sometimes it took a second for him to realize something had already registered in his mind—a detail, a sound, a wisp. Then he would look again. Invariably his unconscious sensors had been correct—the sheen of sunlight off a green silk blouse pulled taut over a great pair of breasts. Or a hand on a table, a rough stubby hand, surprisingly connected to a chic woman. Or unusual almond-shaped eyes reading a French sport newspaper. Or just the radiance of a plain woman's smile that transformed her face completely.”
Jonathan Carroll (New York, 26 januari 1949) Cover
De Roemeense schrijver, criticus, letterkundige en vertaler Florin Irimia werd geboren in Iași op 26 januari 1976.Zie ook alle tags voor Florin Irimia op dit blog.
Uit: A Few Things about You (Vertaald door Alistair Ian Blyth)
“But which holds, which works, as long as nobody throws you out of the window. As long as you do not think too much about how it is only an illusion. The clock on the mobile ‘phone shows 2:56 in large figures. Almost three in the morning. My mouth is dry and heavy, as if it were lined with a thousand pebbles. I ought to go to the toilet. No! To spit, rinse my mouth out. No. Don’t go! Why? It doesn’t matter. Why doesn’t it matter? It’s better this way. I don’t want you to go there. I swallow. I sense something coming towards me, like an evil spirit, like a spy sent up from Hell, it stalks me, sniffing my heart, which starts to beat faster. A cold, malign sweat oozes through my skin and as it does so I remember what I dreamed... The light in the bathroom. The tap running. Signs of somebody having been in there. The scene left behind, the painting of a demented artist. But dreams are dreams, an intense, somehow necessary cerebral activity, but nothing more. They are not premonitions, they do not reveal to us what we are afraid to discover for ourselves. We dream in order to forget, some say, not to remember. Perhaps this is just what happened to me: I dreamed too much during all this time, and now... now the telephone is ringing. Not the mobile. It is the landline. From somewhere far away. And the buzzing is not from this century. It sounds ceremonious and lugubrious, with long pauses between each buzz, and it is coming... Where is it coming from? It is as if it were from another room. From another room, but still one occupied by me. It looks like I am staying in a suite. I didn’t remember that. Neither that nor all the other things. A feeling of helplessness, of being abandoned, as if I had woken up to find myself bound to a chair and was now about to be tortured. A feeling of inadequacy, of incompatibility with the world. Bewilderment in the face of destiny’s parsimoniousness. Consternation. Angst. The foregoing crowd together now, trying to find room in my head, like beggars in front of a table laid with alms. I don’t want to answer it. Who could be ‘phoning me at three in the morning? But maybe it is something important. Something vital, something crucial, perhaps at the other end of the line is a voice that wants to come to my aid. As if such voices existed... “Hello?” “Hello, good morning, I’m calling from reception. It’s three a.m. You asked for a wake-up call.”
Florin Irimia (Iași, 26 januari 1976)
De Nederlandse schrijver Menno ter Braak werd geboren op 26 januari 1902 in Eibergen. Zie ook alle tags voor Menno ter Braak op dit blog.
Uit:Het lezen van poëzie
“Hoe men dan poëzie leest? Ik geloof, op de rand van de slaap en de droom. Poëziebundels koopt men om ze in de boekenkast te zetten, en er van tijd tot tijd met diepe genegenheid naar te kijken en ze dan in een onbewaakt ogenblik uit de kast te nemen, ze verstrooid door te bladeren, in een stoel te gaan zitten, twee, drie, acht gedichten ‘op te nemen’ en ze dan weer weg te zetten. Daarvan behoudt men het verrukkelijke, maar daarom nog niet met dwaze theorieën te idealiseren gevoel, dat men in zijn kast een verzameling taalbeelden bewaart, die een geheel andere waarde hebben dan etsen en aquarellen, omdat zij door het woord op een bijzondere wijze verzwagerd zijn met het redelijk argument, zonder zich, als de logica, te verliezen in de techniek dier redelijkheid zelf. Alle geur der beeldende kunst verbindt zich met alle aangeduide mogelijkheden van het denken; ziedaar voor mij één van de voornaamste bekoringen der poëzie. De poëzie van Slauerhoff is mij daarom zo dierbaar, omdat zij dit karakter van bindstof tussen logica en beeld zo volkomen en oprecht bezit. Ik herinner mij altijd nog, hoe zijn prachtig gedicht Chlotarius (opgenomen in de bundel Saturnus) mij betoverde, en wel vooral door de volgende regels, waarin de uitzonderingspositie van de knaap Chlotarius wordt getekend: 't Hoogst steeg de prille prinselijke haat Tegen de norsche noordlijke vazallen, Wier baarden op hun harnas dalen, hard en Ruig als vuilzwartbevroren watervallen. Zij leken op de oude Longobarden Die hangen, sluw en somber afgeschilderd, In 'n zaal waar 't zonlicht vleermuisschuw verwildert, Waar de avond daalt als nauw de noen begonnen.
Hoe vaak ik deze bundel ook uit de kast neem en in een verloren ogenblik die regels overlees, altijd weer ril ik even om de feilloze ‘juistheid’, waarmee Slauerhoff het beeld van die vazallen en Longobarden weet op te roepen; zonder één woord te veel, zonder de uitvoerigheid van een schilderij, met een zuiverheid van taalnuance, die alleen voort kan komen uit een onbedorven beeldende intuïtie, in bedwang gehouden door de even natuurlijke distinctie van de ontdekker van mensenzielen, wiens hartstocht niet uitgaat naar het alleen-maar-pittoreske, maar in de eerste plaats naar het voor de mens kenmerkende detail.”
Menno ter Braak (26 januari 1902 – 14 mei 1940) Portret door Paul Citroen, 1939
De Duitse dichter en schrijver Achim von Arnim werd geboren in Berlijn op 26 januari 1781. Zie ook alle tags voor Achim von Arnim op dit blog.
In Frankfurt am Main
Zuweilen that mir das Herz so weh, Als ob es wär gesprungen, Und wenn ich dann recht in mich geh′, So hat mir das Ohr geklungen. Was klingt das Ohr, was schlägt das Herz, So laut an die großen Glocken? Es treibt der Himmel im Herzen Scherz, Da ist der Verstand erschrocken, Und schiebt es wohl auf die Witterung Und auf die vergangnen Zeiten, Wer liebt, der ist noch im Himmel jung Und schauet die Erden von Weitem.
Bienenlied (Fliegendes Blat)
Ein Liedlein will ich singen, Vom Honigvögelein, Die hin und her sich schwingen, Wo bunte Blumen seyn. Das Völklein in dem Grünen, Es schmauset auf der Weid, Ich singe von den Bienen, Auf dieser freien Haid.
Der Winter hält gefangen Das zarte Jungfernvolk, Bis daß der Schnee vergangen, Frost, Schauer, Nebelwolk. Und wann die Weste stimmen, Nach linder Lenzen Art, So machen sich die Immen Auf ihre Blumenfahrt.
Sie ziehen mit der Trummel, Der Stachel weist das Schwerdt; Ihr Brummel und Gehummel Hat niemand noch gefährdt. Sie nehmen sonder Morden Den zarten Blumenraub, Und ihre Beut ist worden Der Baum und Blüthen Laub.
Wie sie die Wachsburg bauen, Aus güldnem Pergament, Kann niemand nicht beschauen, Ja keines Künstlers Händ Hat man so sehr bewundert, Die Zimmerchen so gleich, Sechseckigt ist gesondert Das Honigkönigreich.
Man sieht sie friedlich leben Ohn Eigennutz und Streit, In steter Mühe weben, Zu Lenz und Winterszeit; Sie pflegen einzutragen Der Blumen Saft und Thau, Und führen mit Behagen Gesammt den Zuckerbau.
Achim von Arnim (26 januari 1781 – 21 januari 1831) Cover
De Duitse dichter en schrijver Rudolf Alexander Schröder werd geboren op 26 januari 1878 in Bremen. Zie alle tags voor Rudolf Alexander Schröder op dit blog
Im halben Eis
Blick in die Welt und lerne leben, bedrängt Gemüt; braucht nur ein Tauwind sich zu heben und alles blüht. Die Hasel stäubt, am Weidenreise glänzt seidner Glast, Schneeglöckchen lenzt im halben Eise und Seidelbast. Braucht nur ein Tauwind sich zu heben. - Verzagt Gemüt, blick in die Welt und lerne leben; Der Winter blüht!
Komm, der unsre Fragen schweigt
Komm, der unsre Fragen schweigt, Pilgrim, werter Gast, halte, weil der Tag sich neigt, in der Herberg Rast.
Bleib und mach die Herzen still, der die Herzen schaut: weiß kein Herz doch, was es will, eh sich's dir vertraut.
Weiß nicht eins, was ihm gebricht, oder was ihm frommt, kennt sich in der Fremde nicht, wenn der Abend kommt.
Rede Meister und erklär unserm Fuß die Bahn, lehr uns wandeln auf dem Meer, wie du selbst getan.
Lehr uns werben, wie du warbst, ringen wie du rangst, und wo du in Ängsten starbst, sterben unsrer Angst.
Segn' und brich uns unser Brot, Herr, und lass dich sehn, wo wir zwischen Tod und Tod als die Blinden stehn.
Unser Müh'n und unsre Macht zahlt den Zoll der Welt. Doch du sprangest in die Schlacht und gewannst das Feld.
Und nun wacht und trotzt dem Neid, wer dich hält und hegt, wenn der Feind zu argen Zeit seine Schlingen legt.
Dunkel ward's die Welt schläft ein; gönn uns dein Gesicht: und die Nacht wird Morgen sein und der Abend Licht.
Rudolf Alexander Schröder (26 januari 1878 – 22 augustus 1962)
Onafhankelijk van geboortedata
De Nederlandse dichter en schrijver Michiel van Rooij werd geboren in Eindhoven in 1982. Zie ook alle tags voor Michel van Rooij op dit blog.
Rue du Moulin des Pres
Aan het raam staande. Leunend op smeedwerk. Gitanes tussen de lippen. Geluid van hakken bereikt me galmend. Rue du Moulin des Pres. Ze trekt me mee, weg van Prevert, met haar wapperend haar, op het ritme van Chet Baker. Ik zou hier eigenlijk geen gedicht over kunnen schrijven. Het is te Parijs. Te zoals je het je altijd voor zou stellen. Het is dat ik er zelf bij ben. Anders zou niemand het geloven. Dat ik hier. Dat het hier. precies zo is geweest.
Michiel van Rooij (Eindhoven, 1982)
De Nederlandse dichter en beeldend kunstenaar Martijn den Ouden werd geboren in Nieuw-Lekkerland in 1983.Zie ook alle tags voor Martijn den Ouden op dit blog.
ik slaap veel
ik slaap veel ik heb mijn dromen nodig in juni 1986 nog droomde ik van een schip dat met spinnenpoten over de horizon kroop zijwaarts met gehesen zeilen het was windstil het waait nooit in mijn dromen het is er altijd nacht er zijn vrouwen zonder monden kinderen geruisloos duiken zij op omdat het nacht is zijn mijn dromen blauw blauw dat zich langzaam volzuigt met nattigheid niet dat het regent je ziet de nacht gewoonweg langzaam wakker worden de betonnen maan het lispelend water de asgrauwe duinen het spinnend schip vastgeniet aan de aarde dan weer zijn zij los zij schuiven in de windloze nacht de feesten waar ik niet bij kan zijn drijven op zwart water
Martijn den Ouden (Nieuw-Lekkerland, 1983)
Zie voor nog meer schrijvers van de 26e januari ook mijn blog van 26 januari 2018 en ook mijn blog van 26 jauari 2016 en mijn blog van 26 januari 2014 deel 1 en deel 2 en eveneens deel 3.
|