Romenu is een blog over gedichten, literatuur en kunst Maar Romenu is ook een professionele freelance vertaler Du-Ne en Ne-Du http://www.roumen-vertalingen.nl/
Georg Trakl werd op 3 februari 1887 in het conducteurshuis aan de Waagplatz 2 in Salzburg geboren. Zijn vader, Tobias Trakl, was een handelaar in ijzerwaren en zijn moeder, die ook psychische problemen had, was Maria Catharina Trakl, (meisjesnaam Halik). Voorts had hij nog drie broers en drie zussen. Margarethe (doorgaans Grethe genoemd) stond hem het naast, zelfs zodanig dat sommigen een incestueuze verhouding vermoeden. Zijn jeugd bracht hij door in Salzburg. Vervolgens bezocht hij van 1897 tot 1905 het humanistische gymnasium. Om toch een academische opleiding te kunnen volgen, werkte hij tot 1908 in de praktijk bij een apotheker. Sommigen vermoedden dat hij dit vooral deed om zichzelf opiaten te kunnen verschaffen. Bij het uitbreken van WO I werd Trakl als medicus naar het front in Galicië (heden ten dage in Oekraïne en Polen) gestuurd. Zijn gemoedsschommelingen leidden tot geregelde uitbraken van depressie, die verergerd werden door de afschuw die hij voelde voor de verzorging van de ernstig verwonde soldaten. De spanning en druk dreven hem ertoe een suïcidepoging te ondernemen, welke zijn kameraden nochtans verhinderden. Hij werd in een militair ziekenhuis opgenomen in Kraków, alwaar hij onder strikt toezicht geplaatst werd.Trakl verzonk daar in nog zwaardere depressies en schreef Ficker om advies. Ficker overtuigde hem ervan dat hij contact moest opnemen met Wittgenstein, die inderdaad op weg ging na Trakls bericht te hebben ontvangen. Op 4 november 1914, drie dagen voordat Wittgenstein aan zou komen, overleed hij echter aan een overdosis cocaïne
Paul Celan
Paul Celan werd onder de naam Paul Antschel op 23 november 1920 geboren in Czernowitz, toentertijd de hoofdstad van de Roemeense Boekovina, nu behorend bij de Oekraïne. Paul Celans ouders waren Duitssprekende joden die hun zoon joods opvoedden en hem naar Duitse christelijke scholen stuurden. In 1942 werden Celans ouders door de Duitse bezetter naar een werkkamp gedeporteerd en daar vermoord. Hijzelf wist aanvankelijk onder te duiken, maar moest vanaf juli 1942 in een werkkamp dwangarbeid verrichten. Celan overleefde de oorlog. Via Boekarest en Wenen vestigde Celan zich in 1948 in Parijs. Daar was hij werkzaam als dichter, vertaler en doceerde hij aan de prestigieuze Ecole Normale Supérieure. Vermoedelijk op 20 april 1970 beëindigde hij zijn leven zelf door in de Seine te springen.
Gerard Reve
Gerard Reve over: Medearbeiders ”God is in de mensen, de dieren, de planten en alle dingen - in de schepping, die verlost moet worden of waaruit God verlost moet worden, door onze arbeid, aangezien wij medearbeiders van God zijn.” Openbaring ”Tja, waar berust elk godsbegrip op, elke vorm van religie? Op een openbaring, dat wil zeggen op een psychische ervaring van zulk een dwingende en onverbiddelijke kracht, dat de betrokkene het gevoel heeft, niet dat hij een gedachte of een visioen heeft, maar dat een gedachte gedachte of visioen hem bezit en overweldigt.”
Simon Vestdijk
Simon Vestdijk (Harlingen, 17 oktober 1898 – Utrecht, 23 maart 1971) was een Nederlands romancier, dichter, essayist en vertaler. Zijn jeugd te Harlingen en Leeuwarden beschreef hij later in de Anton Wachter-cyclus. Van jongs af aan logeerde hij regelmatig bij zijn grootouders in Amsterdam, waar hij zich in 1917 aan de Universiteit van Amsterdam inschrijft als student in de medicijnen. Tijdens zijn studie die van 1917 tot 1927 duurde, leerde hij Jan Slauerhoff kennen.Tot 1932 is hij als arts in praktijken door heel Nederland werkzaam. In 1932 volgt zijn officiële schrijversdebuut met de uitgave van de bundel Verzen in De Vrije Bladen. Doorslaggevend voor Vestdijks uiteindelijke keuze voor de literatuur is zijn ontmoeting in 1932 met Eddy Du Perron en Menno ter Braak. Deze ontmoeting had tot resultaat dat hij redactielid werd van het tijdschrift Forum Kort daarop, in 1933, wordt zijn eerste novelle, De oubliette, uitgegeven. In hetzelfde jaar schrijft hij Kind tussen vier vrouwen, dat, eerst geweigerd door de uitgever, later de basis zal vormen voor de eerste drie delen van de Anton Wachter-romans. In 1951 ontvangt Vestdijk de P.C. Hooftprijs voor zijn in 1947 verschenen roman De vuuraanbidders. In 1957 wordt hij voor het eerst door het PEN-centrum voor Nederland voorgedragen voor de Nobelprijs voor de Literatuur, die hij echter nooit zal krijgen. Op 20 maart 1971 wordt hem de Prijs der Nederlandse Letteren toegekend, maar voor hij deze kan ontvangen overlijdt hij op 23 maart te Utrecht op 72-jarige leeftijd. Vestdijk was auteur van ca. 200 boeken. Vanwege deze enorme productie noemde de dichter Adriaan Roland Holst hem 'de man die sneller schrijft dan God kan lezen'. Andere belangrijke boeken van Simon Vestdijk zijn: "Kind van stad en land" (1936), "Meneer Visser's hellevaart" (1936), "Ierse nachten" (1946), "De toekomst de religie" (1947), "Pastorale 1943" (1948), "De koperen tuin" (1950), "Ivoren wachters" (1951), "Essays in duodecimo" (1952) en "Het genadeschot" (1964).
K.P. Kavafis K.P. Kavafis werd als kind van Griekse ouders, afkomstig uit Konstantinopel, geboren in 1863 in Alexandrië (tot vandaag een Griekse enclave) waar hij ook het grootste deel van zijn leven woonde en werkte. Twee jaar na de dood van zijn vader verhuist het gezin in 1872 naar Engeland om na een verblijf van vijf jaar naar Alexandrië terug te keren. Vanwege ongeregeldheden in Egypte vlucht het gezin in 1882 naar Konstantinopel, om na drie jaar opnieuw naar Alexandrië terug te gaan. In de jaren die volgen maakt Kavafis reizen naar Parijs, Londen en in 1901 zijn eerste reis naar Griekenland, in latere jaren gevolgd door nog enkele bezoeken. Op de dag van zijn zeventigste verjaardag, in 1933 sterft Kavafis in Alexandrië. De roem kwam voor Kavafis pas na zijn dood, dus postuum. Deels is dat toe te schrijven aan zijn eigen handelswijze. Hij was uiterst terughoudend met de publicatie van zijn gedichten, liet af en toe een enkel gedicht afdrukken in een literair tijdschrift, gaf in eigen beheer enkele bundels met een stuk of twintig gedichten uit en het merendeel van zijn poëzie schonk hij op losse bladen aan zijn beste vrienden.
Thomas Mann
Thomas Mann, de jongere broer van Heinrich Mann, werd geboren op 6 juni 1875 in Lübeck. Hij was de tweede zoon van de graankoopman Thomas Johann Heinrich Mann welke later één van de senatoren van Lübreck werd. Zijn moeder Julia (geboren da Silva-Bruhns) was Duits-Braziliaans van Portugees Kreoolse afkomst. In 1894 debuteerde Thomas Mann met de novelle "Gefallen". Toen Thomas Mann met 21 jaar eindelijk volwassen was en hem dus geld van zijn vaders erfenis toestond - hij kreeg ongeveer 160 tot 180 goldmark per jaar - besloot hij dat hij genoeg had van al die scholen en instituties en werd onafhankelijk schrijver. Kenmerkend voor zijn stijl zijn de ironie, de fenomenale taalbeheersing en de minutieuze detailschildering. Manns reputatie in Duitsland was sterk wisselend. Met zijn eerste roman, Buddenbrooks (1901), had hij een enorm succes, maar door zijn sceptische houding tegenover Duitsland na de Eerste Wereldoorlog veranderde dit volledig. Stelde hij zich tot aan de jaren twintig apolitiek op (Betrachtungen eines Unpolitischen, 1918), meer en meer raakte hij bij het Politiek gebeuren betrokken. Zijn afkeer van het nationaal socialisme groeide, zijn waarschuwingen werden veelvuldiger en heftiger. In 1944 accepteerde hij het Amerikaanse staatsburgerschap. Tussen 1943 en 1947 schreef Mann Doktor Faustus (zie Faust), de roman van de 'Duitse ziel' in de gecamoufleerd geschilderde omstandigheden van de 20ste eeuw. In 1947 bezocht hij voor het eerst sinds de Oorlog Europa, twee jaar later pas Duitsland. In 1952 vertrok hij naar Zwitserland. Op 12 augustus 1955 stierf hij in Zürich. Twintig jaar na zijn dood, in aug. 1975, is zijn literaire nalatenschap geopend: dagboekaantekeningen van 15 maart 1933 tot 29 juli 1955, alsmede notities uit de jaren 1918 tot en met 1921.Belangrijke werken zijn: Der Zauberberg, Der Tod in Venedig, Dokter Faustus , Joseph und seine Brüder en Die Bekenntnisse des Hochstaplers Felix Krull.
Rainer Maria Rilke
Rilke werd op 4 december 1875 geboren in Praag. Hij had al naam gemaakt als dichter met zijn bundels Das Stundenbuch en Das Buch der Bilder, toen hij de literaire wereld versteld deed staan en wereldfaam verwierf met de publicatie van zijn twee delen Neue Gedichte in 1907 en 1908. Hij verzamelde daarin het beste werk uit een van zijn vruchtbaarste periodes, die hij grotendeels doorbracht in Parijs. Rilke was daar diep onder de indruk gekomen van Rodin, bij wie hij een tijdlang in dienst was als particulier secretaris. Rodin, zei hij later, had hem leren kijken. Dit kijken kwam neer op intense concentratie, om het mysterie te kunnen zien ‘achter de schijnbare werkelijkheid'. Latere en rijpere werken als Duineser Elegien (1912-1923) en het ronduit schitterende Die Sonette an Orfeus (1924) illustreren Rilkes metafysische visie op het onzegbare, dat haar verwoording vindt in een hermetische muzikale taal. Op 29 december 1926 overlijdt Rilke in het sanatorium in Val-Mont aan de gevolgen van leukemie. Enkele dagen later wordt hij, overeenkomstig zijn wens, begraven op het kerkhof van Raron.
* * * * * * * * * * * * * * * *
Romenu
Over literatuur, gedichten, kunst en cultuur
19-01-2009
Edgar Allen Poe, Julian Barnes, Patricia Highsmith, Edwidge Danticat, Thomas Gsella
Once upon a midnight dreary, while I pondered, weak and weary, Over many a quaint and curious volume of forgotten lore, While I nodded, nearly napping, suddenly there came a tapping, As of someone gently rapping, rapping at my chamber door. Tis some visitor, I muttered, tapping at my chamber door; Only this, and nothing more.
Ah, distinctly I remember, it was in the bleak December, And each separate dying ember wrought its ghost upon the floor. Eagerly I wished the morrow; vainly I had sought to borrow From my books surcease of sorrow, sorrow for the lost Lenore,. For the rare and radiant maiden whom the angels name Lenore, Nameless here forevermore.
And the silken sad uncertain rustling of each purple curtain Thrilled mefilled me with fantastic terrors never felt before; So that now, to still the beating of my heart, I stood repeating, Tis some visitor entreating entrance at my chamber door, Some late visitor entreating entrance at my chamber door. This it is, and nothing more.
Presently my soul grew stronger; hesitating then no longer, Sir, said I, or madam, truly your forgiveness I implore; But the fact is, I was napping, and so gently you came rapping, And so faintly you came tapping, tapping at my chamber door, That I scarce was sure I heard you. Here I opened wide the door; Darkness there, and nothing more.
Deep into the darkness peering, long I stood there, wondering, fearing Doubting, dreaming dreams no mortals ever dared to dream before; But the silence was unbroken, and the stillness gave no token, And the only word there spoken was the whispered word, Lenore?, This I whispered, and an echo murmured back the word, Lenore! Merely this, and nothing more.
Edgar Allen Poe (19 januari 1809 7 oktober 1849)
I don't believe in God, but I miss Him. That's what I say when the question is put. I asked my brother, who has taught philosophy at Oxford, Geneva, and the Sorbonne, what he thought of such a statement, without revealing that it was my own. He replied with a single word: "Soppy." The person to begin with is my maternal grandmother, Nellie Louisa Scoltock, nee Machin. She was a teacher in Shropshire until she married my grandfather, Bert Scoltock. Not Bertram, not Albert, just Bert: so christened, so called, so cremated. He was a headmaster with a certain mechanical dash to him: a motorcycle-and-sidecar man, then owner of a Lanchester, then, in retirement, driver of a rather pompously sporty Triumph Roadster, with a three-person bench seat in front, and two bucket seats when the top was down. By the time I knew them, my grandparents had come south to be near their only child. Grandma went to the Women's Institute; she pickled and bottled; she plucked and roasted the chickens and geese that Grandpa raised. She was petite, outwardly unopinionated, and had the thickened knuckles of old age; she needed soap to get her wedding ring off. Their wardrobe was full of home-knitted cardigans, Grandpa's tending to feature more masculine cable stitch. They had regular appointments with the chiropodist, and were of that generation advised by dentists to have all their teeth out in one go. This was a normal rite of passage then: from being rickety-gnashered to fully porcelained in one leap, to all that buccal sliding and clacking, to social embarrassment and the foaming glass on the bedside table.
Uit: Der talentierte Mr Ripley (Vertaald door Melanie Walz)
Das erste Risiko und das Schlimmste, was ihm passieren konnte, war die Möglichkeit, dass er unter Freddies Gewicht zusammenbrach, bevor er den Wagen erreichte. Er hatte sich vorgenommen, auf der Treppe nicht innezuhalten, und er tat es nicht. Niemand kam aus einer der Wohnungen, niemand kam zur Haustür herein. Während der Stunden des Wartens hatte Tom Folterqualen gelitten bei der Vorstellung, was alles geschehen könnte dass Signora Buffi oder ihr Ehemann aus ihrer Wohnung kamen, während er gerade das Erdgeschoß erreichte, oder dass er ohnmächtig wurde und man ihn und Freddie nebeneinander reglos auf der Treppe fand oder dass er Freddie nicht wieder hochzustemmen vermochte, nachdem er ihn abgesetzt hatte, um zu verschnaufen , und er hatte sich all das so lebhaft ausgemalt und sich dabei vor Entsetzen gewunden, dass er nun, als er die Treppe bewältigt hatte, ohne eine einzige seiner Befürchtungen wahr werden zu sehen, den Eindruck gewann, er stehe unter einem überirdischen Schutz und bewege sich deshalb trotz des enormen Gewichts auf seinen Schultern mit verblüffender Leichtigkeit.
Patricia Highsmith (19 januari 1921 - 4 februari 1995)
De Amerikaanse schrijfster Edwidge Danticat werd geboren in Port-au-Prince op Haïti op 19 januari 1969. Zij verhuisde op twaalfjarige leeftijd naar de Verenigde Staten. Haar debuutroman Adem, ogen, herinnering werd direct een bestseller, en daarna publiceerde zij onder andere de roman De dauwbreker. Danticat werd door Granta uitverkoren tot een van de twintig beste jonge Amerikaanse schrijvers. In 1999 ontving ze de American Book Award. Vaarwel, broer werd door de National Book Critics Circle Critics bekroond als de beste autobiografie van 2007. Danticat woont in Miami met haar man en dochter.
Uit: The Dew Breaker
My father is gone. Im slouched in a cast-aluminum chair across from two men, one the manager of the hotel where were staying and the other a policeman. Theyre both waiting for me to explain whats become of him, my father. The hotel managermr. flavio salinas, the plaque on his office door readshas the most striking pair of chartreuse eyes Ive ever seen on a man with an island Spanish lilt to his voice. The police officer, Officer Bo, is a baby-faced, short, white Floridian with a potbelly. "Where are you and your daddy from, Ms. Bienaimé?" Officer Bo asks, doing the best he can with my last name. He does such a lousy job that, even though he and I and Salinas are the only people in Salinas office, at first I think hes talking to someone else. I was born and raised in East Flatbush, Brooklyn, and have never even been to my parents birthplace. Still, I answer "Haiti" because it is one more thing Ive always longed to have in common with my parents. Officer Bo plows forward with, "You all the way down here in Lakeland from Haiti?" "We live in New York," I say. "We were on our way to Tampa." "To do what?" Officer Bo continues. "Visit?" "To deliver a sculpture," I say. "Im an artist, a sculptor." Im really not an artist, not in the way Id like to be. Im more of an obsessive wood-carver with a single subject thus farmy father.
Edwidge Danticat (Port-au-Prince, 19 januari 1969)
De Duitse dichter en satiricus Thomas Gsella werd geboren op 19 januari 1958 in Essen. Van 1992 tot 2008 werkte hij als redacteur en hoofdredacteur voor het datirische tijdschrift Titanic. Daarnaast schreef en schrijft hij voor verschillende kranten en tijdschriften.Hij staat vooral bekend als schrijver van komische gedichten. In 2004 kreeg hij de Joachim-Ringelnatz-Preis.
Paul-Eerik Rummo, Eugénio de Andrade, Marie Koenen, Gustav Meyrink
De Estlandse dichter, schrijver en politicus Paul-Eerik Rummo werd geboren op 19 januari 1942 in Tallinn. Van 1959 tot 1965 studeerde hij literatuurwetenschap aan de universiteit van Tartu, waarna hij bij verschillende theaters werkte. Tegenwoordig is hij zelfstandig schrijver en vertaler. Daarnaast werkt hij als politicus en zit hij in het parlement van Estland. Hij was ook al tweemaal minister.
Crooning
I am so fleeting sighed the girl to the sea oh, what can I do you are eternal
I am transparent like you sighed the girl to the window oh, what can I do my hearts in full view
I open like you sighed the girl to the door oh, what can I do the sun steps in
I am so small sighed the girl to the sun oh, what can I do you are so large
I am so foolish sighed the girl to the wise man of, what can I do everyone is so wise
***
The world did not invade my soul, it seeped into it it did not break into my heart, it ate into it. It spent long wakeful nights in the corner of my room, a radiance round its head like a halo. Did it want to comfort or torment me, deliberately trimming the wick of my sleep-lamp? Lull me? Rile me? Soothe me? Upset me? Bind me in any way? Did it even want anything at all? Perhaps at an hour when my pupils shrank to pinpoints, it entered like a passer-by in search of shelter, rested a while, then sensing it was time to go, braced itself and left without further ado as simply as it had come. It left me to breathe its uncloying kindness, its unbiting freshness¸ a steady flame a fire that does not destroy; a colourful sobriety; a voice that is everywhere a brother, a sister; a vivid indifference; wholeness is indeed one only one oneness.
Paul-Eerik Rummo (Tallinn, 19 januari 1942)
De Portugese dichter Eugénio de Andrade (eig. José Fontinhas) werd geboren op 19 januari 1923 in Póvoa de Atalaia. Toen hij in de jaren dertig in Lissabon woonde begon hij gedichten te schrijven en de eerste bundel verscheen in 1942. In 1946 kwam de doorbraak met As Mãos e os Frutos. Daarna volgden er nog meer gedichten, proza en vertalingen van Federico García Lorca. In 2001 ontving hij de hoogste literaire prijs, de Prémio Camões.
Penniless Lovers
They had faces open to whoever passed.
They had legends and myths
and a chill in the heart.
They had gardens where the moon strolled
hand in hand with the water.
They had an angel of stone for a brother.
They had like everyone
the miracle of every day
dripping from the roofs;
and golden eyes
glowing with a wilderness of dreams.
They were hungry and thirsty like animals,
and there was silence
around their steps.
But at every gesture they made,
a bird was born from their fingers
and, dazzled, vanished into space.
Animals
Far off I see my docile animals.
They are tall and their manes are burning.
They run, searching for a spring,
and sniff the purple among broken rushes.
Slowly they drink the very shade.
Now and then they lift their heads.
They gaze in profile, happy almost
at the lightness of the air.
They place their muzzles close beside your loins,
where the bodys grass is most confused,
and like a creature basking in the sun,
slowly they breathe, soothed and calm.
Vertaald door Alexis Levitin
Eugénio de Andrade (Póvoa de Atalaia, 19 januari 1923)
Uit: Een eenvoudige ziel van Gustave Flaubert, vertaald door Marie Koenen
Mevrouw Aubain had een knappen jongen getrouwd zonder geld, die in 't begin van 1809 stierf, haar twee heel jonge kinderen nalatend en veel schulden. Ze verkocht toen haar vaste goederen, op de hoeve van Toucques en de hoeve van Geffosses na, die hoogstens 5,000 franken rente opbrachten, en ze verliet haar huis te Saint-Melaine voor een voordeeliger, dat had toebehoord aan haar familie en gelegen was achter de hallen. Dit huis, met zijn leien dak, lag tusschen een open gang en een steegje, uitloopend op de rivier. Binnen struikelde men er over het hoog-en-laag der ongelijke vloeren. Een enge vestibuul scheidde de keuken van de zaal, waar mevrouw Aubain den dag lang
in een rieten fauteuil bij het openslaand raam zat. Tegen het wit geverfde beschot stonden in een rij acht mahoniehouten stoelen.
Een oude piano torste, onder een barometer, een pyramide van opeengestapelde bussen en kartonnen doozen. Twee trijpen armzetels stonden ter weerszijden van den geel marmeren schoorsteen in stijl Louis XV. De pendule, in het midden, stelde een vestaalschen tempel voor,--en heel het vertrek rook wat duf, daar de plankenvloer lager lag dan de tuin.
Marie Koenen (19 januari 1879 - 11 juli 1959)
De Oostenrijkse schrijver Gustav Meyrink werd op 19 januari 1868 te Wenen geboren als Gustav Meyer, onwettige zoon van de jonge actrice Maria Meyer en baron Varnbüler von und zu Hemmingen, toentertijd een reeds op leeftijd zijnde, gehuwde minister te Würtemberg. Tot aan zijn dood in 1932 bestond zijn leven uit een aaneenschakeling van opvallende, mysterieuze en soms zelfs turbulente gebeurtenissen. Hij was bankier in Praag, werkte tevens als vertaler van werken van Rudyard Kipling en Charles Dickens en verhuisde in 1911 naar Starnberg, waar hij ook stierf. In 1927 bekeerde hij zich van het christendom naar het Boeddhisme. Meyrink schreef fantastische of magisch realistische vertellingen over buitenzintuiglijke fenomenen en de metafysische zin van het leven (Der Golem, Das Grüne Gesicht, Der weiße Dominikaner).
Uit: Der Golem
Die Hände gefesselt, hinter mir ein Gendarm mit aufgepflanztem Bajonett, mußte ich durch die abendlich beleuchteten Straßen gehen.
Gassenjungen zogen in Scharen johlend links und rechts mit, Weiber rissen die Fenster auf, drohten mit Kochlöffeln herunter und schimpften hinter mir drein.
Schon von weitem sah ich den massigen Steinwürfel des Gerichtsgebäudes mit der Inschrift auf dem Giebel herannahen:
»Die strafende Gerechtigkeit ist die Beschirmung aller Braven.«
Dann nahm mich ein riesiges Tor auf und ein Flurzimmer, in dem es nach Küche stank.
Ein vollbärtiger Mann mit Säbel, Beamtenrock und -mütze, barfuß und die Beine in langen, um die Knöchel zusammengebundenen Unterhosen, stand auf, stellte die Kaffeemühle, die er zwischen den Knien hielt, weg und befahl mir, mich auszuziehen.
Dann visitierte er meine Taschen, nahm alles heraus, was er darin fand, und fragte mich, ob ich - Wanzen hätte.
Als ich verneinte, zog er mir die Ringe von den Fingern und sagte, es sei gut, ich könnte mich wieder ankleiden.
Man führte mich mehrere Stockwerke hinauf und durch Gänge, in denen vereinzelt große, graue, verschließbare Kisten in den Fensternischen standen.
Eiserne Türen mit Riegelstangen und kleinen, vergitterten Ausschnitten, über jedem eine Gasflamme, zogen sich in ununterbrochener Reihe die Wand entlang.
Ein hünenhafter, soldatisch aussehender Gefangenwärter das erste ehrliche Gesicht seit Stunden - sperrte eine der Türen auf, schob mich in eine dunkle, schrankartige, pestilenzialisch stinkende Öffnung und schloß hinter mir ab.
Ich stand in vollkommener Finsternis und tappte mich zurecht.
Mein Knie stieß an einen Blechkübel.
Endlich erwischte ich - der Raum war so eng, daß ich mich kaum umdrehen konnte - eine Klinke, und stand in - einer Zelle.
Gustav Meyrink (19 januari 1868 4 december 1932)
I know there are those who ask: Why does he not sing with the same wild harmonies as before? But they have not seen the labors of an hour the work of a minute, the prodigies of a year.
I am an aged tree that, when I was growing. uttered a vague, sweet sound when the breeze caressed me. The time for youthful smiles has now passed by: now, let the hurricane swirl my heart to song!
Nocturne
You that have heard the heartbeat of the night, you that have heard, in the long, sleepless hours, a closing door, the rumble of distant wheels, a vague echo, a wandering sound from somewhere:
you, in the moments of mysterious silence, when the forgotten ones issue from their prison-- in the hour of the dead, In the hour of repose-- will know how to read the bitterness in my verses. I fill them, as one would fill a glass, with all my grief for remote memories and black misfortunes, the nostalgia of my flower-intoxicated soul and the pain of a heart grown sorrowful with fêtes;
with the burden of not being what I might have been, the loss of the kingdom that was awaiting me, the thought of the instant when I might not have been born and the dream my life has been ever since I was!
All this has come in the midst of that boundless silence in which the night develops earthly illusions, and I feel as if an echo of the world's heart had penetrated and disturbed my own.
Andreas liebte die Leere des Morgens, wenn er am Fenster stand, eine Tasse Kaffee in der einen, eine Zigarette in der anderen Hand, und auf den Hof hinausschaute, den kleinen, aufgeräumten Hinterhof, und an nichts dachte als an das, was er sah. In der Mitte des Hofes ein mit Efeu bepflanztes, viereckiges Beet, darin ein Baum, aus dem in der Mitte und oben ein paar dünne Äste wuchsen, zurechtgestutzt nachdem wenigen Raum, der zur Verfügung stand. Die leuchtend grünen Container, Glas, Verpackungen, Restmüll, das regelmäßige Muster der Zementplatten, von denen einige etwas heller waren, vor Jahren ersetzt aus irgendeinem Grund. Die Geräusche der Stadt waren nur leise zu hören, ein homogenes Rauschen, dazwischen entfernte Vogelrufe und sehr deutlich
das Geråusch eines sich öffnenden und wieder schließenden Fensters.
Dieser besinnungslose Zustand hielt nur wenige Minuten lang an. Noch bevor Andreas die Zigarette zu Ende geraucht hatte, fiel ihm der gestrige Abend ein.
Was er denn unter Leere verstehe, hatte Nadja gefragt. Für sie bedeutete Leere einen Mangel an Beachtung, an Liebe, die Abwesenheit von Menschen, die sie verloren hatte oder die sich nicht genug um sie kümmerten. Die Leere war ein Raum, der einmal ausgefüllt gewesen war, oder von dem sie glaubte, er könnte ausgefüllt sein, das Fehlen von etwas, das sie wohl selbst nicht genau hätte bezeichnen können.
Peter Stamm (Weinfelden, 18 januari 1963)
De Franse schrijver en beeldhouwer Roger Bésus werd geboren op 18 januari 1915 in Bayeux en groeide op in Le Havre. Tussen 1947 en 1977 publiceerde hij achttien romans, waarvan de stijl wel vergeleken werd met die van Bernanos en William Faulkner. Vanaf 1977 wijdde hij zich hoofdzakelijk aan de kunst van het beeldhouwen. Wel hield hij dagboeken bij die na zijn dood in 1994 werden uitgegeven.
Uit: Journal 1970 - 1972
16 juin 1970 · Je songe à ce qui fait un des intérêts les plus grands du journal intime, et d·ailleurs aussi bien pour le lecteur que pour son rédacteur, qui, plus tard, se relit : c·est l·inattendu. Rien qui nécessairement s·enchaîne. Et cela me fait songer que, dans cet ordre, un journal doit être d·autant plus intéressant, parce que plus inattendu en ses notes, que l·auteur vibre en davantage de cantons de la vie. Lui, est le risque unique de monotonie, non le monde qui offre tout. Que le scripteur soit divers, autrement dit : riche, et le journal est sauvé.
20 août 1970 - Le soir. Je viens de relire les pages qui terminent la scène où Bourgain et le libraire Simon se rencontrent, où Bourgain s·en va sans vouloir entendre son secret, où Despérant survient, si fade, si dérisoire... C·est atroce, mais d·une grandeur désespérée. Le pouvoir, quand même, des mots, quand on sent ! J·en suis tellement remué que je m·arrête, je reporte à demain ma seconde lecture.
5 mars 1971 - Un silence de murmure, qui tout à coup, appelé comme du fond d·un abîme, emplit les minutes des apparences de la vie. On le voudrait sans fin. Car au-delà, on retombera. On le sait. Cette peur de la chute vertigineuse ! Et qui nécessairement va venir, qu·on reporte, accroché à la paroi des hauteurs, s·y tassant, la pensée tassée avec le corps, capable enfin de confondre précarité et éternité, fragment et tout, chair et monde. Délivrance panique de la pesanteur par elle-même ! Puis l·inexorable précipitation, au fond de la nuit, reins brisés·
From the greatest horrors irony is seldom entirely absent, as if to remind us that there is in truth no such thing as motiveless or mindless malignity. Thus, the crack in John Kerrys mirror inspired him, subtly and indirectly, to begin to accomodate himself somewhat to the twenty-first century, but at the same time the hellish terrors of earlier centuriesVietnam, Nicaragua, the Reagan weapons buildup in Europe, Vietnam, Vietnammore insidiously gathered around him. The crack was only moderately disquieting at firstalthough he could not look into it without imagining he saw, in the distorted image of himself created by the jagged glass, some depressing and menacing symbol of the dark side of the Vril force, made immediate in his too-easy embrace of crowd-pleasing populism, which had attacked him through the weak spot opened up by the susceptibility to the voluptuous yearnings aroused, perhaps deliberately, by the enigmatic Ms. Teresa and her brazenly casual allusions to the rhythm of the act of copulation and the red menace of desire. He was haunted by an uncomfortable idea, although he tried to shake it off; it would be foolish certainly to accept it, on no better evidence than the coincidence of a bad dream, some dubious polls, and an earth tremoryet the disturbing concept continued to grow in his mind: he had perhaps encountered a real witch, and the political world he had so long studied was seemingly coming to life around him.
Robert Anton Wilson (18 januari 1932 11 januari 2007)
Er sah in das spärliche Feuer, in dem sich ein längliches Brikett aus einen stumpfschwarzen bedruckten Ziegel still in ein Anderes verwandelte. Feine rote Risse drangen von allen Seiten in ihn hinein, und darüber am Außenrand lag schön eine blättrige weiße Aschenschicht, aus der sich zuweilen noch lautlos winzige bläuliche Flämmchen mit hellgelber Spitze blähten, wenn aus dem dunklen unbekannten Berginnern des Steines die feinen Gasfäden strömten. Für einen Augenblick konnte man am Fuße der felshohen Wand stehen und tief in die wilden stumm glühenden Klüfte hineinschauen; (auch in roten felsigen Hochländern und funkelnden Sandwüsten wandern; oder behutsam Papierschiffchen auf ein noch schwarzes Stück Kohle setzten und mit vergehendem Herzen warten, bis das rote Meer lautlos an die verkohlenden Planken schlug, wehe der Zaubermannschaft).
Nun sitzt Mistreß Cook am Fenster in dem kleinen Hause von Gateshead und häkelt in ein endloses Zeug die Tage hinein, die sie zählt, und die Wochen und die Monate. Ganz voll ist das Zimmer von fremdem Getier und den wilden Blüten und den Frauen, die sich ins Meer werfen und dem großen Schiff entgegenschwimmen ... Es ist lange her, daß er zum ersten Male sagte: "Elisabeth!" - und gleich darauf ging er in den Krieg. Und dann nach den fremden Ländern. Und dann wieder ... Da knarrt die Gartentür. Er! Er! Sie kann ihm nicht entgegen, hält sich am Stuhl. Er kommt den schmalen Kiesweg herauf, und hinter ihm bringen Leute Papageien und Affen. Sein Gesicht sei noch dunkler und fremder geworden und sie spürt den Seegeruch, wie sie ihm an die Brust fällt: "Ich habe so lange gewartet ..." - Der König schickte dem Kapitän das Kreuz. Und des Abends war der alte Jack Cook von Redcar herübergekommen und die Schwestern sind da, die Brüder und alle Kinder Cooks. Und er erzählt stolz und lieb und gibt Antwort allen Fragern, den kleinen und den alten. Mistreß Cook ist hilflos vor Glück. Er erzählt von den Freundschaftsinseln, von den Neuhebriden, vom Feuerland, und erzählt rechte Räubergeschichten von Völkern, die den Honig mit samt den Bienen essen, von den Palmbäumen, die Milch geben wie Vetters Ziegen, und wie sie auf Juan Fernandez Schafe gefunden haben, mit Robinson Eisen gebrannt ... Mistreß Cook denkt an den kleinen armseligen Vorgarten. - Die Tage vergehen. James Cook wird schweigsamer. Er führt des Sonntags seine Kinder zur Kirche, besucht Freunde in London und sitzt mit der frohen Elisabeth unter dem Kirschbaum. Keiner merkte, wie viel diese lächelnde Frau geweint hat. Eines Tages zeigt sie ihm rosafarbene Blüten in einem Beet, dem größten im Garten.
Franz Blei (18 januari 1871 10 juli 1942)
De Franse schrijver Paul Léautaud werd geboren op 18 januari 1872 in Parijs. Léautaud hield een dagboek bij van 3 november 1893 tot 17 februari 1956 vijf dagen voor zijn overlijden. De dagboeken vallen in twee afzonderlijke dagboeken uiteen: Journal littéraire en Journal particulier. De eerste bevat een weergave van zijn dagelijkse literaire leven, onder andere bij de uitgeverij Le Mercure de France, die ook de meeste van zijn publicaties uitgeven, terwijl in de laatste het meer intieme leven van de schrijver wordt vastgelegd. Het betreft dan met name zijn relaties met vrouwen, waarin vooral Le Fléau (de gesel) , een hoofdrol vervult.
Uit: Journal littéraire
J'ai raconté à Vallette, tantôt, avec intention, la petite scène de ce Gorgouloff avec son drapeau. "Vous savez, lui ai-je dit, ce n'est pas loin des gens qui saluent drapeau dans la rue." Il s'est tout de suite cabré : "C'est un symbole. On a fait de grandes choses avec les symboles. On a amené les hommes à se sacrifier à une idée. C'est tout de même beau de se sacrifier à une idée." Je ne me suis pas laissé faire : "C'est de l'aliénation mentale. Comme les premiers chrétiens qui se laissaient dévorer pour démontrer leur foi. Des aliénés. Tout ce qui est sentiment religieux est aliénation mentale à un degré ou un autre. L'homme sur le champ de bataille qui court avec entrain à la mort : un aliéné provisoire. L'être qui prête un pouvoir magique, surnaturel, à un objet quelconque : croix, statuette, etc., etc., un aliéné partiel. Tout ce qui est superstition, croyance aveugle, est un degré de folie."
Paul Léautaud (18 januari 1872 22 februari 1956)
Montesquieu, Jon Stallworthy, Henry A. Dobson, Alan A. Milne, Ioan Slavici, Saint-Martin, Madame de Lafayette
De Franse schrijver en filosoof Charles Louis de Secondat, baron de La Brède et de Montesquieu werd geboren op 18 januari 1689 op het kasteel La Brède bij Bordeaux. Zie ook mijn blog van 18 januari 2007.
Uit: De lEsprit des lois
Si javais à soutenir le droit que nous avons eu de rendre les nègres esclaves, voici ce que je dirais : Les peuples dEurope ayant exterminé ceux de lAmérique, ils ont dû mettre en esclavage ceux de lAfrique pour sen servir à défricher tant de terres. Le sucre serait trop cher, si lon ne faisait travailler la plante qui le produit par des esclaves. Ceux dont il sagit sont noirs depuis les pieds jusquà la tête ; et ils ont le nez si écrasé quil est presque impossible de les plaindre. On ne peut se mettre dans lesprit que Dieu, qui est un être très sage, ait mis une âme, surtout bonne, dans un corps tout noir. Il est si naturel de penser que cest la couleur qui constitue lessence de lhumanité, que les peuples dAsie qui font des eunuques, privent toujours les noirs du rapport quils ont avec nous dune façon plus marquée. On peut juger de la couleur de la peau par celle des cheveux, qui, chez les Égyptiens, les meilleurs philosophes du monde, étaient dune si grande conséquence quils faisaient mourir tous les hommes roux qui leur tombaient entre les mains. Une preuve que les nègres nont pas le sens commun, cest quils font plus de cas dun collier de verre que de lor, qui, chez des nations policées est dune si grande conséquence. Il est impossible que nous supposions que ces gens-là soient des hommes ; parce que, si nous les supposions des hommes, on commencerait à croire que nous ne sommes pas nous-mêmes chrétiens.
Montesquieu (18 januari 1689 10 februari 1755)
De Engelse dichter en letterkundige Jon Stallworthy werd geboren op 18 januari 1935 in Londen. Zijn ouders kwamen in 1934 vanuit Nieuw Zeeland naar Engeland. Stallworthy studeerde in Oxford. Op zijn zevende was hij al begonnen met het schrijven van gedichten. Behalve zeven eigen dichtbundels publiceerde hij ook een biografie over Wilfred Owen en een over Louis MacNeice. Daarnaast is hij bekend door zijn publicaties over oorlogspoëzie en door zijn bloemlezingen.
The Postman
Satchel on hip the postman goes from doorstep to doorstep and stooping sows
each letterbox with seed. His right hand all the morning makes, the same half circle. White
seed he scatters, a fistful of featureless letters pregnant with ruin or love.
I watch him zig- zag down the street dipping his hand in that big bag, sowing the cool, neat
envelopes which make twenty-one unaccountably rich, twenty-two an orphan.
I cannot see them but I know others are watching. We stoop in a row
(as, he turns away), straighten and stand weighing and delaying the future in one hand.
Jon Stallworthy (Londen,18 januari 1935)
De engelse dichter en essayist Henry Austin Dobson werd geboren op 18 januari 1840 in Plymouth. In 1873 publiceerde hij zijn eerste bundel Vignettes in Rhyme, die al snel drie drukken beleefde. Onder andere George Eliot waarde zijn wer. In 1883 publiceerde Dobson Old-World Idylls, waarin enkele van zijn meest karakteristieke gedichten te vinden zijn.
In After Days
In after days when grasses high
Oer-top the stone where I shall lie,
Though ill or well the world adjust
My slender claim to honourd dust,
I shall not question nor reply.
I shall not see the morning sky;
I shall not hear the night-wind sigh;
I shall be mute, as all men must
In after days!
But yet, now living, fain would I
That some one then should testify,
SayingHe held his pen in trust
To Art, not serving shame or lust.
Will none?Then let my memory die
In after days!
Henry Austin Dobson (18 januari 1840 2 september 1921)
De Britse schrijver Alan Alexander Milne werd geboren op 18 januari 1882 in Londen. Zijn eerste onderwijs kreeg hij van zijn leermeester H.G. Wells op de Henley House School, waarna hij naar de Westminster School en het Trinity College in Cambridge ging. Vanaf zijn vierentwintigste werkte hij voor het humoristische tijdschrift Punch. Toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak diende hij in Frankrijk. In de oorlog schreef hij enkele toneelstukken en verzen. In 1913 trouwde Milne met Dorothy Daphne de Selincourt waarna zij op 21 augustus 1920 hun eerste en enige zoon Christopher Robin kregen. In deze periode begon Milne serieus te schrijven. Hij schreef een detectiveverhaal The red house mystery, enkele korte verhalen, 25 toneelstukken, enkele romans, een autobiografie It's Too Late Now en veel kinderverzen. De beroemdste van deze verzen is Vespers, een gedicht dat hij schreef als cadeau voor zijn vrouw. Op 6 november 1924 kwam zijn eerste boek uit: When we were very young, een verzameling verzen waarvan er al enkele in Punch gestaan hadden. Milne heeft veel gedaan maar werd vooral bekend van Winnie-The-Pooh dat in 25 talen vertaald is en vele boekenplanken siert. In 1925 was het debuut van Winnie the Pooh.
Uit: The Sunny Side
Dear Myra, wrote Simpson at the beginning of the yearI have an important suggestion to make to you both, and I am coming round tomorrow night after dinner about nine oclock. As time is so short I have asked Dahlia and Archie to meet me there, and if by any chance you have gone out we shall wait till you come back. Yours ever, SAMUEL P.S.I have asked Thomas too. Well? said Myra eagerly, as I gave her back the letter. In deep thought I buttered a piece of toast. We could stop Thomas, I said. We might ring up the Admiralty and ask them to give him something to do this evening. I dont know about Archie. Is he Oh, what do you think it is? Arent you excited? She sighed and added, Of course I know what Samuel is. Yes. Probably he wants us all to go to the Zoo together... or hes discovered a new way of putting, orI say, I didnt know Archie and Dahlia were in town. They arent. But I expect Samuel telegraphed to them to meet him under the clock at Charing Cross disguised, when they would hear of something to their advantage. Oh, I wonder what it is. It must be something real this time. Since the day when Simpson woke me up at six oclock in the morning to show me his stance-for-a-full-wooden-club shot, I have distrusted his enthusiasms; but Myra loves him as a mother; and II couldnt do without him; and when a man like that invites a whole crowd of people to come to your flat just about the time when you are wondering what has happened to the sardines on toastwell, it isnt polite to put the chain on the door and explain through the letter-box that you have gone away for a week. Wed better have dinner a bit earlier to be on the safe side, I said, as Myra gave me a parting brush down in the hall.
Alan Alexander Milne (18 januari 1882 - 31 januari 1956)
De Roemeense schrijver en journalistIoan Slavici werd geboren op 18 januari 1848 in Siria. In 1871 ging hij i.v.m. zijn dienstplicht naar Wenen. Dat was een belangrijk moment in zijn ontwikkeling omdat hij daar in contact kwam met de belangrijkste Roemeense dichter Mihai Eminescu, die er aan de universiteit studeerde. Eminescu stimuleerde Slavici bij het schrijven en zij raakten goed bevriend. Slavicis eerste boek, "Dinpopor Nuvele", een bundel verhalen werd in 1881 gepubliceerd. In 1890 trok Slavici naar Boekarest, waar hij in 1894 begon met het publiceren van de eerste delen van zijn beroemdste roman "Mara".
Uit: Mill OLuck
As he arrived at Mill OLuck on Easter Sunday, around breakfast time, together with Raut and Paun, another fellow of theirs, all three of them on horseback, Lica was rather crossat finding Ghita not alone, as they had agreed. Still he said nothing, just tossed in a corner a bag of tools that he had brought along.
I couldnt rid myself of her! spoke Ghita.
You couldnt!? Youve got to rid yourself, Lica answered harshly. You mean to say I am to come or go as you please. I brought money, gold and silverware and I cant carryem along with me. Have her go away.
How can I do that?
What do I care!? Make her and thats that. How? Thats your business.
To Ghita it seemed he could see again the waggon forsaken in the gutter with the dead child beside.
God save you from people who have a soft spot for some woman! Lica went on hotly.
Soft spot I have not, spoke the innkeeper.
So youve not! said the swineherd again. All right! Get it into that head of yours that weve got to get this over with once and for all. Never mind, Ill get it over with. Its all the better that she stayed. Ive got this bad yearning inside of me today, he added as to himself and with his foot shoved the bag behind a crate that lay nearby.
Having done this he went out through the pub, where Uta was leaning against the door frame, pinched her thigh so hard that it made her scream and went on towards Ana, who was sitting on the porch pondering what might be going on inside.
Ill wager, he said, that before half an hours over the gypsies will get here. Theyve got a nose keener than a hound. And then well fix up a day for ourselves the likes of which there hasnt been any. Ive got an itching of the worst kind and you should know that Im hard to quench when the itching takes me.
Im in the mood, too, Ana answered rather loathingly.
Lica slunk even closer to her and spoke in her ear, in jest seemingly:
Ill come up with some excuse for Ghita to go away and leave us alone.
Anas breath stopped. It was a joke, all right; but even as a joke it was pretty cheeky and touched her where she was most sensitive.
Ioan Slavici (18 januari 1848 17 augustus 1925)
De Franse schrijver en filosoof Louis-Claude de Saint-Martin werd geboren op 18 januari 1743 te Amboise (Indre-et-Loire) als telg van een adellijke familie. Hij deed rechtenstudies en werd advocaat. Dat beroep beviel hem echter niet en dankzij de steun van een invloedrijke vriend, behaalde hij in 1765 het diploma van onderluitenant bij het regiment van Foix. Tijdens zijn militaire carrière stortte hij zich ook vol overgave op de studie van het esoterische. In Lyon schreef Saint-Martin zijn eerste werk: Des erreurs et de la vérité, ou les Hommes rappelés aux principes de la science. Toen dit werk in 1775 verscheen, verbleef Saint-Martin in Parijs en verwierf hij de benaming Le philosophe inconnu. Zijn tweede werk Tableau naturel des rapports qui unissent Dieu, lHomme et lunivers (1782) zette de gedachtegang van zijn eerste werk verder.
Uit: Pensées
J'ai dit souvent que c'était en vain que nous prétendrions atteindre à la vérité complète par le raisonnement. Cette voie ne nous mène qu'aux vérités rationnelles, et néanmoins elle est infiniment précieuse et offre de grandes ressources contre les attaques philosophiques ; c'est même la seule qui soit remise aux lumières naturelles de tout homme de désir, et comme telle, elle peut être d'un usage presque universel ; mais elle ne peut donner le sentiment et le tact de la vérité active et radicale où notre être doit puiser sa vie et son existence. Cette espèce de vérité ne peut se donner que par elle-même. Faisons-nous simples et petits, notre fidèle guide nous fera sentir sa douceur. Mettons ces premiers dons à profit, nous goûterons bientôt ceux du l'esprit pur, puis ceux de l'esprit saint, puis ceux du verbe, puis ceux de la sainteté suprême, et alors nous verrons que tout est dans l'homme intérieur.
Louis-Claude de Saint-Martin (18 januari 1743 13 oktober 1803)
De Franse schrijfster Madame de Lafayette werd geboren op 18 januari 1634 in Parijs als Marie-Madeleine Pioche de la Vergne en verkeerde daar in de hogere kringen, bestaande uit hoge adel, geestelijkheid, dichters en schrijvers. Dit gezelschap ontmoette elkaar in het fameuze Hôtel de Rambouillet. Madame de Lafayette vestigde zich in 1659 definitief in Parijs. Daar hervatte ze haar mondaine leven. De vriendschap en de gesprekken met Segrais, La Rochefoucauld en anderen namen jarenlang een essentiële plaats in haar leven in.Haar eerste werken verschenen onder de naam van Segrais. Na voltooiing van romans als La Princesse de Montpensier en Zaïde schreef ze La Princesse de Clèves, de roman die een groot succes werd in Parijs en waarvoor ze zowel uit historische bronnen putte als uit haar eigen leven. Dit werk, waar zij samen met Segrais en La Rochefoucauld aan had gewerkt en dat wel beschouwd wordt als de eerste psychologische roman, werd anoniem gepubliceerd en tot het einde van haar leven ontkende Madame de Lafayette haar auteurschap.
Uit: La princesse de Clèves
La magnificence et la galanterie n'ont jamais paru en France avec tant d'éclat que dans les dernières années du règne de Henri second. Ce prince était galant, bien fait et amoureux ; quoique sa passion pour Diane de Poitiers, duchesse de Valentinois, eût commencé il y avait plus de vingt ans, elle n'en était pas moins violente, et il n'en donnait pas des témoignages moins éclatants.
Comme il réussissait admirablement dans tous les exercices du corps, il en faisait une de ses plus grandes occupations. C'étaient tous les jours des parties de chasse et de paume, des ballets, des courses de bagues, ou de semblables divertissements ; les couleurs et les chiffres de madame de Valentinois paraissaient partout, et elle paraissait elle-même avec tous les ajustements que pouvait avoir mademoiselle de La Marck, sa petite-fille, qui était alors à marier.
La présence de la reine autorisait la sienne. Cette princesse était belle, quoiqu'elle eût passé la première jeunesse ; elle aimait la grandeur, la magnificence et les plaisirs. Le roi l'avait épousée lorsqu'il était encore duc d'Orléans, et qu'il avait pour aîné le dauphin, qui mourut à Tournon, prince que sa naissance et ses grandes qualités destinaient à remplir dignement la place du roi François premier, son père. »
Madame de Lafayette (18 januari 1634 26 juni 1893)
Lukas Moodysson, Jörg Bernig, Ib Michael, Frank Geerk, Anne Brontë, Raoul Schrott,
De Zweedse dichter, schrijver en regisseur Lukas Moodysson werd geboren op 17 januari 1969 in Malmö. Nadat hij zijn schoolopleiding had afgebroken richtte hij zich eerst op het schrijven. Voor zijn 23e jaar had hij al vijf dichtbundels en een roman op zijn naam staan. Vervolgens volgde hij een opleiding tot regisseur in Stockholm. In 2003 ontving hij de Stig Dagerman prijs.
Uit: Raus aus Amal (Vertaald door Hansjörg Betschart)
(Jessica sitzt am Küchentisch und bereitet ein Glas Schokomilch zu. Jessica trägt ein
T-Shirt und enganliegende Leggings. Sie wendet sich an das Publikum.) Meine
Schwester ist ein Jahr jünger. Ich bin ihr also ein Jahr voraus. Wenn in der Schule so
eine Misswahl stattfinden würde, würde meine Schwester vielleicht den ersten Platz
belegen. Mir egal. Ich bin ihr trotzdem in allem ein Jahr voraus. Ich werde dieses
Jahr Vorsprung immer behalten. Auch wenn sie rumnervt: Es bleibt dabei: Sie muss
noch ein Jahr länger zur Schule als ich. Und ein Jahr kann viel heißen. Ich habe zum
Beispiel in einem einzigen Jahr gelernt, wie man ...
Elin
(Schreit.) Was machst du da?
Jessica
Ich frühstücke. Und du hast verschlafen. Mehr als ein Jahr ...
Elin
Verdammte Scheiße. (Sie packt die Schokomilch-Packung, stellt fest, dass sie leer
ist und wirft sie nach Jessica.) Das darf doch nicht wahr sein.
Jessica
Jetzt reiß dich zusammen.
Elin
Du bist eine egoistische Sau! Ich hasse dich! (Packt Jessicas Glas und überschüttet
sie mit Schokomilch.)
Jessica
Sag mal, bist du jetzt voll bescheuert? (Wirft sich über Elin. Sie rangeln. Fallen
übereinander her zu Boden. Ringen. Schreien.) Du blöde Kuh.
Elin
Aua!
(Die Mutter der beiden, Birgitta, steht unvermittelt in der Tür. Sie trägt T-Shirt und
Slip. Sie kommt eben erst aus dem Bett.)
Birgitta
Was soll der Lärm? Aufhören. Kann ich hier nicht ein einziges Mal in Ruhe schlafen?
Lukas Moodysson (Malmö, 17 januari 1969)
De Duitse dichter en schrijver Jörg Bernig werd geboren op 17 januari 1964 in Wurzen. Van 1985 tot 1990 studeerde hij Duits en Engels aan de Karl-Marx-Universität in Leipzig. Daarna ging hij als assistentleraar werken in Dunfermline in Schotland en als lector aan de University of Wales in Swansea. Terug in Duitsland werkte hij o.a voor het literaire tijdschrift Ostra-Gehege in Dresden en was hij in dezelfde plaats ook betrokken bij universitaire onderzoeksprojecten op cultuurwetenschappelijk gebied. In 1998 debuteerde hij met de dichtbundel Winterkinder.
Uit: Weder Ebbe noch Flut
Nachdem Dorothee das Krankenhaus verlassen hatte, nur um herauszufinden, daß Albert gegangen war, wartete sie einige Tage auf seine Rückkehr, ging ihrer Arbeit nach, sagte nichts, saß abends im dunklen Zimmer und schaute aus dem Fenster in den Garten, in die Wildnis, die noch immer da wucherte und die einzudämmen sie sich nun nicht mehr aufraffen konnte. Sie betrachtete eine Fotografie Alberts, die sie immer bei sich trug. Ja, er hatte von einer Trennung gesprochen, aber das war doch nicht so gemeint! Das konnte er doch nicht ernst gemeint haben?! Man verschwindet doch nicht einfach so?! Sie steckte das Foto zurück in den Kalender, den sie in ihrer Tasche hatte. Warf die Tasche in die Zimmerecke. Aber daß Albert zurückkommen würde, dessen war sie sich am vierten Tag ihres Wartens noch sicher, und mit diesem Gefühl schlief sie auch ein. Mitten in der Nacht wachte sie jedoch auf. Der Schlaf hatte ihr die Gewißheit gegeben, daß Albert für immer gegangen war. Dorothee lag wach, bis es dämmerte, fand von da an keine Ruhe mehr. Wenn sie fortan schlief, dann wie ein Tier, stets auf dem Sprung. Sie hörte Geräusche, die sie nie zuvor gehört hatte und von denen sie nicht wußte, daß es sie jede Nacht gab. Sie entdeckte die Nacht, entdeckte eine Welt, die sie ihr ganzes Leben lang verschlafen hatte.
Jörg Bernig (Wurzen, 17 januari 1964)
De Deense schrijver Ib Michael (eig. Ib Michael Rasmussen) werd geboren op 17 januari 1945 in Roskilde.Hij studeerde Indiannse taal en cultuur en debuteerde in 1970 met de roman En hidtil uset drøm om skibe (Duits: Ein bisher ungesehener Traum von Schiffen). Zijn themas vindt hij hoofdzakelijk in overzeese gebieden als Zuid-Amerika (bv. Paven af Indien ) en Oceanië (bv. In Kilroy, Kilroy).
Uit: Der Papst von Indien (Vertaald door Sigrid Engeler)
Ein Teil von Don Felipes Vermögen wurde ausgegeben, um eine große Menge Foliobogen von hervorragender Qualität zu kaufen.
Über gewundene Bergpfade reisten die Packen mit den handgeschöpften unbeschriebenen Blättern von der Provinzhauptstadt bis an diesen Ort, wo die Welt kehrtmacht. Die Bogen, die zuunterst gelegen haben, riechen noch immer nach Maultierschweiß, die übrigen nach Satteltasche. Er hat die ersten Bogen ausgebreitet, hat sie mit der Hand geglättet, indem er wieder und wieder über die Unebenheiten streicht. Er faltet sie zu Vierteln, die er sorgfältig mit dem Papiermesser aufschneidet, so daß er auf beiden Seiten schreiben kann. Er macht sich gleich einen kleinen Stapel fertig und stößt den Block auf, so daß die Schnittflächen exakt übereinander liegen. Er hat das Schreibgerät vorbereitet und die Feder eingetaucht. Das Tintenfaß ist aus Horn. Don Felipe hat sich entschieden. Es muß aufgeräumt werden, das Ganze muß ans Licht, der Gerechtigkeit muß Genüge getan werden. Er wird dem König, Philipp III. von Spanien, einen Brief schreiben. Einen Brief, der auch über die Verhältnisse in den überseeischen Vizekönigtümern berichten muß, wo die ursprüngliche Bevölkerung zugrunde geht und die neuen Geschlechter trotz aller Reformversuche der Regierung nicht gedeihen. Der alte König ist tot, im Leben hatte er sich den Klagen gegenüber blind und taub gestellt; dem neuen eilt der Ruf voraus, friedliebend zu sein. Er schreibt die einleitenden Worte in leicht geneigten Versalien. Um den König nicht gegen sich aufzubringen, nennt er seine Bittschrift Die Neue Chronik, denn nie zuvor war die Geschichte mit indianischen Augen betrachtet worden.
Ib Michael (Roskilde, 17 januari 1945)
De Duitse dichter, schrijver en schilder Frank Geerk werd geboren op 17 januari 1946 in Kiel. Sinds 1966 werkte hij in Basel. Al tijdens zijn studie filosofie en psychologie publiceerde hij literair werk. Hij werkte langere tijd als docent voor Duitse literatuur in Texas. Zijn ervaringen daarmee verwerkte hij in zijn boek Herz der Überlebenden dat in 1984 verscheen.
Uit: Das Liebesleben des Papstes
Er schloss das Fenster und drehte sich um. Zufrieden glitt sein Blick über die schlichten weissen Wände, den Schrank, den Reliquienschrein. Ein friedlicher, segensreicher Raum! Er genoss das milde rötliche Licht der Öllampe und der Kerze vor dem Marienbild. Fast eine Mönchszelle! So aber sollte es sein. Was brauchte er mehr als Vater der Christenheit? Sollte man nur berichten, wie bescheiden er lebte! Aber dann, als sein Blick auf das Bett fiel, war es vorbei mit dem Frieden. Da kroch eine Frau unter den Decken hervor! Eine Frau! Einen junge Frau in einem weissen Leinenkleid! Empört ging Pius zur Tür. Wer hatte sich diesen üblen Scherz erlaubt, dem Papst ein Weib ins Schlafgemach zu schmuggeln? Wie war das überhaupt möglich? Wozu hatte er seine Wachen? Pius dachte sofort an Rodrigo Borgia, den lebenslustigen Vizekanzler, dem alles zuzutrauen war! Aber das war zuviel! Er würde ihn züchtigen müssen! Wache! schrie er.
You must go back with me to the autumn of 1827. My father, as you know, was a sort of gentleman farmer in ----shire; and I, by his express desire, succeeded him in the same quiet occupation, not very willingly, for ambition urged me to higher aims, and self-conceit assured me that, in disregarding its voice, I was burying my talent in the earth, and hiding my light under a bushel. My mother had done her utmost to persuade me that I was capable of great achievements; but my father, who thought ambition was the surest road to ruin, and change but another word for destruction, would listen to no scheme for bettering either my own condition or that of my fellow mortals. He assured me it was all rubbish, and exhorted me, with his dying breath, to continue in the good old way, to follow his steps, and those of his father before him, and let my highest ambition be, to walk honestly through the world, looking neither to the right hand nor to the left, and to transmit the paternal acres to my children in, at least, as flourishing a condition as he left them to me. 'Well!--an honest and industrious farmer is one of the most useful members of society; and if I devote my talents to the cultivation of my farm, and the improvement of agriculture in general, I shall thereby benefit, not only my own immediate connections and dependants, but, in some degree, mankind at large: hence I shall not have lived in vain.'
Anne Brontë (17 januari 1820 28 mei 1849)
Portret, geschilderd door haar broer Patrick Branwell Brontë
Ik ben Europas laatste kniezer Ik ben tegen argelozen met een hoofd Die simpel koppig waaien die licht Zinnig alsof het vanzelf spreekt Van handjeklap met de waarheid weten Daarentegen ben ik niet van de lucht Want zwaarte is mijn kracht
Cynisch wordt vitaliteit mijn schimmig rijk uitgeblaft In drievoud wordt eenvoud de deur gewezen
En de woordspugers die spugen op words words words Van oordeel dat roos roos is klimmers op de ladder Manusjes die van alles praktisch de prijs benutten Die vruchten plukken zonder bladeren Drinken zonder te dichten Dergelijken Kan ik met mijn gewicht niet dulden Ze maken me verboos En de snel gebekten, de humane vissers naar recht en onrecht Worden humanistisch gekaakt en gezouten de vaart in gekieperd Dat ze nooit meer iets weten
Daarentegen ben ik de cerebrale letharch met drievoudige migraine Voorbij vergeten jankt mijn habitat Ik ben bezoldigd zeurkous der hesperide achterdocht Een ergerend man met een woordenschat
Ik ben andersoortig denkelijk En ik schud mijn neekop neekop en nog eens neekop Teneinde sic te schrijven in de marge
Ilja Leonard Pfeijffer (Rijswijk,17 janauari 1968)
De Duitse schrijfster Hella Eckert werd geboren op 17 januari 1948 in Bremen. Zij studeerde Duits en Engels in Heidelberg. Vervolgens woonde zij in Nairobi, in het Zuidfranse Les Mazes, Berlijn en Córdoba, Argentinië. Tegenwoordig woont zij weer in Bremen. In 1993 debuteerde zij met de roman Big John. In 1998 ontving zij de Rheingau Literatur Preis.
Uit: Da hängt mein Kleid
Schöner würde der Himmel nicht werden, das war deutlich zu sehen. Hoch und klar, tiefblau, mit Schleierwolken, die in Richtung Osten segelten. Der Juli hatte sich vermutlich schon wochenlang auf diesen Tag gefreut und strengte sich mächtig an, um der Stadt zu zeigen, was er konnte. Es waren über dreißig Grad, und die Luft war feucht wie am Meer. Doch das Meer war an diesem Ort noch ein kleiner Fluß, der ermattet dalag und einen mit schläfrigen Augen ansah. Nichts bewegte sich. Nicht einmal ein Frosch sprang ins Wasser. Keine Libellen flogen über die Steine. Und die Fische träumten in der Tiefe und fächelten den Sand auf, dann glitten sie in dunklere Regionen und gaben sich geheime Zeichen. So war der Sommer, als ich durch die Straßen ging. Es war der heißeste Juli, den die Leute hier je erlebt hatten. Die Häuser schliefen. Die Fensterläden waren zugeklappt. Über die verschlossenen Türen wanderte die Sonne. Ein Ziegeldach schob sich vor, um ein bißchen Schatten zu spenden, ein Erker machte es ihm nach, eine Mauer beugte sich hinunter.
Hella Eckert (Bremen,17 januari 1948)
De Duitse schrijver en regisseur Einar Schleef werd in 1944 geboren in Sangershausen, Thüringen (vlakbij Weimar), dat vijf jaar later opeens in de socialistische eenheidsstaat DDR lag. In 1976 vertrok hij naar West-Duitsland en ontwikkelde er zich tot een even beroemde als omstreden theatermaker. Als schrijver debuteerde hij in 1980 met Gertrud.
Uit: Tagebuch 1953-1963
Kasperpuppen contra Marionetten. Die Kinder krochen durch die Bombenlücken, inmitten der Trümmer spielte ich Kaspertheater, was mein Vater verbot, da sich die Nachbarn über die Vorgänge in den verschütteten Kellern beschwerten. Sobald er außer Reichweite war, krochen die Kinder aus den Löchern. Es gab noch keine Zäune oder Mauern um die Nachbarhäuser, zu sehr war unsere Straße getroffen. Meine Mutter jammerte über diese Zustände, sah ihr Obst gefährdet. Nachts lauerte sie mit einer Tasse Muckefuck am Fenster, eine Decke um, daneben ihre Schwester, schielend auf unseren Hof, die anschließenden Gärten, ob sich da wieder wer anschleicht. Die Kinder hockten zur Vorstellung auf Bruchstein, jeder brauchbare Ziegel war inzwischen vermauert. Kaputte Kohlensäcke dienten zur Unterlage. Eine Bühne gab es nicht, nur einen Stock mit einer Decke, die braun umrandete Löcher hatte. Mutter oder ihre Schwester vergaß das Bügeleisen. Der Brandgeruch war nicht wegzukriegen. Als die Decke längst im Keller schimmelte, roch sie frisch verbrannt. Der Eintrittspreis stieg mit dem Kinopreis. 25 Pfennige waren für Sonntag, für die Kindervorstellung zu verdienen. Der Kinderfilm war die Welt, in der man leben wollte, das Kaspertheater die, in der man leben musste. Ich blieb bei den Stereotypen: Hans, Teufel, Krokodil, Gretel, Kasper, König, Polizist, Hexe, Bauer, die ich mit Pappe, Wasserfarbe, Buntpapier, Stoffresten, Perlenborten und Mutters Knöpfen ergänzte.
Einar Schleef (17 januari 1944 21 juli 2001)
De Duitse dichter Klaus M. Rarisch werd geboren op 17 januari 1936 in Berlijn. Hij werkte als wetenschappelijk archivaris. Hij publiceert gedichten, essays en vertalingen uit het Engels en het Italiaans. Vanwege zorgen om de wapenwedloop begon hij samen met Dieter Volkmann de lieteraire stroming van het Ultimisme.
MEMENTO MORI
Platen zu Ehren
Die grünen Hüpfer zahlen Alimente, und sind sie pleite, na, dann zahlt der Staat. Sie denken allenfalls: Ich bin auf Draht. Es stimmt schon, daß ich früher mit ihr pennte,
doch gut nur, daß ich mich beizeiten trennte. Den Löffel habe ich schon längst parat ich geb ihn ab, wird alles mir zu fad. Und stetig schrumpft die kümmerliche Rente.
Die Älteren, von Wichtigkeit durchdrungen, sie bleiben Futter für den finstren Feldherrn. Die besten Taten sind noch stets mißlungen.
Zwei Sensenstreiche galten alten Eltern, der dritte hat die junge Frau bezwungen. Schwarz schäumt der Wein auf, den wir barfuß keltern.
Klaus M. Rarisch (Berlijn, 17 januari 1936)
De Amerikaanse dichter William Edgar Stafford werd geboren op 17 januari 1914 in Hutchinson, Kansas. Hij studeerde aan de universiteit van Kansas en Iowa en doceerde aan verschillende colleges. Hij debuteerde pas op zijn 48e als dichter met de bundel Traveling Through the Dark. Het titelgedicht is een van zijn bekendste werken. In het jaar 1963 kreeg hij voor deze bundel deNational Book Award. In 1970 werd Stafford benoemd tot Consultant in Poetry to the Library of Congress, tegenwoordig is deze functie bekend als Poet Laureate.
For My Young Friends Who Are Afraid
There is a country to cross you will
find in the corner of your eye, in
the quick slip of your foot--air far
down, a snap that might have caught.
And maybe for you, for me, a high, passing
voice that finds its way by being
afraid. That country is there, for us,
carried as it is crossed. What you fear
will not go away: it will take you into
yourself and bless you and keep you.
That's the world, and we all live there.
Remembering Mountain Men
I put my foot in cold water
and hold it there: early mornings
they had to wade through broken ice
to find the traps in the deep channel
with their hands, drag up the chains and
the drowned beaver. The slow current
of the life below tugs at me all day.
When I dream at night, they save a place for me,
no matter how small, somewhere by the fire.
William Stafford (17 januari 1914 28 augustus 1993)
Jan Van Droogenbroeck, Dorothee Wong Loi Sing, Nevil Shute, Mrs Henry Wood, George Lyttelton
De 17e januari is (net als de 17e december) een erg vruchtbare geboortedag gebleken voor schrijvers. Vandaar dat er na deze posting nog een paar volgen. Kom gerust nog eens kijken later vandaag.
Jan Van Droogenbroeck (17 januari 1835 - 27 mei 1902)
De Surinaamse schrijfster en beeldend kunstenares Dorothee Wong Loi Sing werd geboren in Paramaribo op 17 januari 1954.Dorothee Wong Loi Sing werkte als schrijfster bij het Project Volwassenenalfabetisering van het Surinaamse ministerie van Onderwijs. Ze bracht meer dan vijftien werken in eigen beheer uit, gestencild, gefotokopieerd, in ringbandjes of geniet: poëzie, proza, toneel, zowel voor de jeugd als voor volwassenen. Grootste verspreiding vond haar bundel Zwarte muze, witte creoolse (1983) met gedichten in het Sranan, Engels en Nederlands. In 1984 won ze met drie gedichten een prijs in The Black Youth Annual Penmanships Awards te Londen. Na 1991 stopte ze met schrijven. Zij is ook schilderes en gebruikt daarbij verschillende technieken.
Uit: Witmans hel
"De hèl breekt los. Of de hemel, het hangt ervan af vanuit wiens standpunt je het bekijkt. De hèl breekt los, daar zorg ik, Mamaisa, eigenmachtig voor. De gefolterde zielen van de zwarte slaven van weleer laat ik vrij, met geen ander doel, dan dat zij de vreugde mogen smaken van zich te mogen wreken op hun stiefbroeder Kain. Uit de tot as verbrande beenderen van Codjo, Mentor en Present, de gemartelde botten van de slavin Séry en haar talloze vertrapte lotgenoten, roep ik de wachtende kra's en dyoyo's op, en bekleed ze met nieuw vlees en een ontzagwekkende hoeveelheid psikrachten en intellectueel/artistieke talenten. Ik vervul de vroegere slaven en slavinnen van mijn reeds eeuwen zinderende drang tot vergelding, laat hen kiezen uit verschillende instructies met een scala aan mogelijke resultaten, variërend van nachtmerries veroorzaken, jaloezie opwekken, imitatiedrang vestigen, beschaamd maken, op schuldgevoelens inwerken, tot en met bittere genadeloze moordaanslagen die in angstpsychosen dienen uit te monden bij de Witman en de Witvrouw, in effect gelijk aan de angst die een Ku-Klux-Klan oproept in Noord-Amerika op de planeet OerAarde, waarvan vele parallelwerelden afstammen. En dan laat ik ze lòs, allen op het door henzelf gekozen tijdstip."
Dorothee Wong Loi Sing (Paramaribo, 17 januari 1954)
Paramaribo (Geen portret beschikbaar)
De Engelse schrijver Nevil Shute werd geboren op 17 januari 1899 in Ealing. Een groot aantal van zijn boeken is in meer talen uitgegeven en een aantal is verfilmd, met onder anderen bekende sterren als Gregory Peck en Marlene Dietrich. Het bekendste werk is wel zijn On the Beach. In WO II was hij nauw betrokken bij het ontwikkelen van diverse bewapeningssystemen voor de luchtmacht, wat hij beschreef in zijn werk Most Secret.
Uit: The Far Country
The last exhibition that they visited that morning was of paintings and sculpture by the same artist; at the door a newspaper cutting informed them that the artist was a genius at the interpretation of Australia. The centre of the floor was occupied by a large block of polished mulga wood with a hole in it, of no recognizable shape or form, poised at eye level on a stand that you might admire it better. Beneath it was the title, Design for Life.
"Like that one to take home?" asked Jack. He glanced at the catalogue. "It's only seventy-five guineas . . ."
The paintings were a little odd, because this artist was a Primitive, unable to paint or to draw, and hailed as a genius by people who ought to have known better. Purple houses that might have been drawn by a five-year-old child straggled drunkenly across vermilion streets that led to nowhere and meant nothing; men with green faces struggled mysteriously and perhaps discreditably with ladies who had square blue breasts.
"That's a nice one . . ." said Jack thoughtfully.
Jane said, "Let's get out of here. People must be mad if they like things like that."
Out in the street he said, "There's another gallery in Bourke Street, up by William Street or somewhere."
Jane said, "I want a cup of tea."
They turned into a cafe; over the tea she said that she was through with picture galleries. "I know what I want," she said, "but it's not here. I want a picture that an ordinary person can enjoy, not someone who's half-mad. I'll find it someday."
He said tentatively, "There might be time to go down and pick up the Ford before dinner.......
"Let's do that," she said. "Take the taste of those foul paintings out of our mouths."
Nevil Shute (17 januari 1899 12 januari 1960)
De Engelse schrijfster Mrs Henry Wood werd geboren in Worcester op 17 januari 1814 als Ellen Price. Ellen Price leed aan een rugkwaal, waardoor zij in haar jeugd een beschermd leven leidde, met veel tijd voor studie. Zij trouwde met de bankier Henry Wood, en woonde in Zuid-Frankrijk, waar zij haar schrijverscarrière begon. Zij bereikte bekendheid met haar tweede roman, East Lynne, en publiceerde in totaal bijna 50 romans en verhalenbundels. In 1867 kocht zij het tijdschrift Argosy, waarvan zij de redactie voerde en waaraan ze ook zelf bijdroeg. In 1880 keerde zij terug naar Engeland.
Uit: East Lynne
In an easy-chair of the spacious and handsome library of his town-house, sat William, Earl of Mount Severn. His hair was gray, the smoothness of his expansive brow was defaced by premature wrinkles, and his once attractive face bore the pale, unmistakable look of dissipation. One of his feet was cased in folds of linen, as it rested on the soft velvet ottoman, speaking of gout as plainly as any foot ever spoke yet. It would seemto look at the man as he sat therethat he had grown old before his time. And so he had. His years were barely nine and forty, yet in all save years, he was an aged man.
A noted character had been the Earl of Mount Severn. Not that he had been a renowned politician, or a great general, or an eminent statesman, or even an active member in the Upper House; not for any of these had the earl's name been in the mouths of men. But for the most reckless among the reckless, for the spendthrift among spendthrifts, for the gamester above all gamesters, and for a gay man outstripping the gayby these characteristics did the world know Lord Mount Severn. It was said his faults were those of his head; that a better heart or a more generous spirit never beat in human form; and there was much truth in this. It had been well for him had he lived and died plain William Vane.
Mrs Henry Wood (17 januari 1814 10 februari 1887)
De Engelse schrijver, politicus en staatsman George Lyttelton, 1e Baron Lyttelton werd geboren in Hagley, Worcestershire op 17 januari 1709. Hij bezocht Eton College en de Universiteit van Oxford. Aansluitend ondernam hij de grand tour, waarna hij in de politiek ging. Hij werd gekozen in het Lagerhuis, waar hij deel uitmaakte van de oppositie ten tijde van Robert Walpole. In 1737 werd hij secretaris van Frederik, prins van Wales en in 1755 Chancellor of the Exchequer. In 1756 werd hij in de adelstand verheven. Lyttelton was een vriend en begunstiger van Alexander Pope en van Henry Fielding, die zijn roman Tom Jones aan hem opdroeg. Ook steunde hij de Schotse dichter James Thomson, die zijn werk The Seasons aan hem opdroeg. Zijn literaire werk omvat Monody (gedichten, 1747, ter nagedachtenis aan zijn vrouw), Dialogues of the Dead, een verzameling dodengesprekken, en The History of the Life of Henry the Second.
Uit: Dialogues of the Dead
Lord Falkland.Are not you surprised to see me in Elysium, Mr. Hampden?
Mr. Hampden.I was going to put the same question to your lordship, for doubtless you thought me a rebel.
Lord Falkland.And certainly you thought me an apostate from the Commonwealth, and a supporter of tyranny.
Mr. Hampden.I own I did, and I dont wonder at the severity of your thoughts about me. The heat of the times deprived us both of our natural candour. Yet I will confess to you here, that, before I died, I began to see in our party enough to justify your apprehensions that the civil war, which we had entered into from generous motives, from a laudable desire to preserve our free constitution, would end very unhappily, and perhaps, in the issue, destroy that constitution, even by the arms of those who pretended to be most zealous for it.
Lord Falkland.And I will as frankly own to you that I saw, in the court and camp of the king, so much to alarm me for the liberty of my country, if our arms were successful, that I dreaded a victory little less than I did a defeat, and had nothing in my mouth but the word peace, which I constantly repeated with passionate fondness, in every council at which I was called to assist.
George Lyttelton (17 januari 1709 24 augustus 1773)
John Mortimer werd geboren in Londen op 21 april 1923. Hij studeerde aan de Universiteit van Oxford. Tijdens de Tweede Wereldoorlog schreef hij scenario's en draaiboeken voor propagandafilms. In 1948 begon hij te werken als advocaat en ongeveer tegelijkertijd begon hij zijn carrière als schrijver. Hij schreef talrijke romans, korte verhalen, theaterstukken en scenario's. Mortimers bekendste schepping is de figuur van de excentrieke advocaat Horace Rumpole, die in 1975 voor het eerst verscheen in Rumpole of the Bailey. Rumpoles avonturen werden ongeveer gelijktijdig uitgebracht als kort verhaal en als televisieserie, met de Australische acteur Leo McKern in de titelrol. Na McKerns dood in 2002, kwam er een vervolg met Timothy West. Mortimer bewerkte ook de roman Brideshead Revisitedvan Evelyn Waugh voor de gelijknamige televisieserie.
Uit: Rumpole Misbehaves
'The North Pole is melting, Rumpole. The seas are rising all over the world. The Thames will probably overflow the Embankment and there is a real possibility of the ground-floor rooms in our chambers being submerged. And you occupy a downstairs room, Rumpole.' He added the final sentence with, I thought, a sort of morbid glee.
'What am I expected to do about it?' I felt I had to ask. 'Stand in the Temple car park and order the tide to turn back? My name's not Canute, you know.'
'We know exactly what your name is, Rumpole.' Sam Ballard was giving me one of his least pleasant looks. 'And we have identified you as a source of pollution.'
'Well,' I said, adopting the reply sarcastic, 'that's nice of you.'
'You pollute the atmosphere, Rumpole, with those dreadful little brown things you smoke.'
'Cigarillos,' I told him. 'Available from the tobacconist just outside the Temple gate. Can I offer you one?'
'No, Rumpole, you certainly cannot. And I would ask you to consider your position with regard to the environment very carefully. That is all I have to say. For the moment.'
With that, our Head of Chambers gave a final sniff to the atmosphere surrounding me and then withdrew, closing the door carefully behind him. In a moment of exaggerated concern, I wondered if he was chalking a fatal cross on the other side of my door to warn visitors and prospective clients of the source of plague and pollution to be found within.
Dismissing such thoughts, I lit another small cigar and wondered if, as I struck the match, I could hear the distant sound of an iceberg melting, or at least the Thames lapping at the door. All was quiet, however. But then the telephone rang with news that put the environment firmly back into second place among my immediate concerns.
'There you are, Bonny Bernard, and it's good to hear from you,' I said, giving my favourite and most faithful solicitor a polite welcome. 'What are you bringing me? A sensational murder?'
Inger Christensen, Susan Sontag, Reinhard Jirgl, Brian Castro, José Soares, Anthony Hecht
De Deense dichteres, schrijfster en essayiste Inger Christensen werd geboren op 16 januari 1935 in de stad Vejle aan de oostkust van Jutland. Inger Christensen overleed op 2 januari jongstleden. Zie ook mijn blog van 16 januari 2008.
Up they soar
Up they soar, the planet's butterflies,
pigments from the warm body of the earth,
cinnabar, ochre, phosphor yellow, gold
a swarm of basic elements aloft.
Is this flickering of wings only a shoal
of light particles, a quirk of perception?
Is it the dreamed summer hour of my childhood
shattered as by lightning lost in time?
No, this is the angel of light, who can paint
himself as dark mnemosyne Apollo,
as copper, hawkmoth, swallowtail.
I see them with my blurred understanding
as feathers in the coverlet of haze
in Brajcino Valley's noon-hot air.
Uit: Alphabet (fragment)
7
given limits exist, streets, oblivion
and grass and gourds and goats and gorse,
eagerness exists, given limits
branches exist, wind lifting them exists,
and the lone drawing made by the branches
of the tree called an oak tree exists,
of the tree called an ash tree, a birch tree,
a cedar tree, the drawing repeated
in the gravel garden path; weeping
exists as well, fireweed and mugwort,
hostages, greylag geese, greylags and their young;
and guns exist, an enigmatic back yard;
overgrown, sere, gemmed just with red currants,
guns exist; in the midst of the lit-up
chemical ghetto guns exist
with their old-fashioned, peaceable precision
guns and wailing women, full as
greedy owls exist; the scene of the crime exists;
the scene of the crime, drowsy, normal, abstract,
bathed in a whitewashed, godforsaken light,
this poisonous, white, crumbling poem
Vertaald door Susanna Nied
Inger Christensen (16 januari 1935 2 januari 2009)
It felt like, an escapade; like leaving home; like telling lies -- and she would tell many lies. She was beginning again; she was rejoining her destiny, which conferred on her the rich sensation that she had never gone astray.
Maryna arrived in the city in late June. Her skin had forgotten San Francisco's brisk maritime climate, she had let slip from her mind the noble bay and ocean views, fog permitting, from the top of the steep streets in the heart of the insouciantly planned city, but she recalled every detail of the wide, pillared entrance to the building below Nob Hill on which all her desires were trained.
Bogdan had arranged for Maryna to stay with old Captain Znaniecki and his wife. A respectable woman temporarily severed from her family would hardly want to live on her own. The Znanieckis had been chosen because they were kindly and protective, and because the Captain had married an American, so Maryna would not be speaking Polish all the time. Further, Znaniecki, a senior surveyor and title searcher with the Land Office, apparently knew everybody from members of the Bohemian Club to the governor of the state - and it would take concerted lobbying to secure an audition with the formidable Angus Barton, the California Theatre's manager in charge of the stage. The morning after her arrival, Maryna had walked over to Bush Street and slipped into the theatre. Like a gladiator whom bravado and fear have lured to the last row of the empty stadium the day before the game, high above the arena's neatly raked, un-bloodied sand, Maryna entered one of the boxes for a view of the red velvet curtain and the width of the peacefully darkened stage. But the stage was not dark: a rehearsal was under way. A tall, stooped man dressed in black had bounded from his seat in the tenth row and was rushing down the aisle: she wondered if he could be Barton. "Don't tell me you'll be 'all right' this evening," he shouted at one of the actors. "If there's anything I hate, it's that. If you're ever going to be 'all right,' you can be 'all right' now." Yes, that must be Barton.
Als diese Dörfler nicht abließen, sondern in ihrem Gefuchtel & Gebrüll eher noch sich steigerten - wollten sie uns ?warnen -, stellte ein Fahrer nach dem andern schließlich den Motor seines Fahrzeugs ab, stieg aus & ging langsam auf den wirren Haufen Leute zu, die, schien es, nichts anderes zu tun hatten, als in dieser 1öde aufgeregt durcheinander zu laufen, die Stille mit ihrem Geschrei zu vergiften & dazu mit Armen & Händen zu fuchteln wie ein riesiges auf den Rücken gefallenes Insekt. -:?Warnung, doch Warnung ?wovor: ?Was soll denn sein mit der Hand voll Ruinen, ehemaliger Stallungen Schuppen Wohnhäuser, viele schon Damals bei der Zwangsevakuierung dieser Ortschaft bis zur Unkenntlichkeit geschliffen, 1 Ort, wie es hieß, den sowohl der Dreißigjährige, der napoleonische Krieg wie auch die Rote Armee nur aus dem 1fachen Grund verschonten, weil all=die Armeen ihn, diesen Ort, eingesunken schon damals in Buschwerk & von Wald wie von großen Armen schützend umhegt, nicht gefunden hatten - , und erst mit dem Aufrücken von Heerscharen östlicher Bürokratie, die 2 Mal ihr Grenzgebiet Deutschland gegen Deutschland neu gezogen - Aktionen von Ungeziefer bis Kornblume -, hatten schließlich auch diesen Ort & besser als in acht Jahrhunderten jeder Söldnerhaufen, innerhalb von 8 Jahren zum Verschwinden gebracht; Ruinen, zu Ruinen verfallen -, Restegemäuer von einem vor Jahrzehnten evakuierten Dorf inmitten der 1öde, von Schlingpflanzen Baumwerk Weinranken & Büschen im Griff wie unter einer unendlich langsam sich schließenden Faust, Holunderblüten im Dunkel, fahle Nägel & Krallen an den Klauen pflanzlicher Wesen, die mit der unfassbaren Geduld aller Pflanzen auf das Verschwinden von Zeit lauern, Zeit, die sie, die Pflanzen, seit Anbeginn in Bann geschlagen hält, um dann im Augenblick des Lösens von dieser Fessel in 1 Explosion von Wachstum vorschnellend über die schäbigen Gemäuerreste u die gesamte Landschaft herzufallen, der Menschen u der übrigen Albträume sich bemächtigend, dies=Alles wie Knüllpapier von-sich schleudern würden, um an anderer Stelle, wo solcherart Leben dann hingeworfen wäre, Alles schon Getilgte, Weggeworfne & Zerstörte mit der den Pflanzen eigenen, chlorophyllhaften Geduld noch 1 Mal von-vorn beginne zu lassen - :?
Reinhard Jirgl (Oost-Berlijn, 16 januari 1953)
De Australische schrijver en essayist Brian Castro werd geboren op 16 januari 1950 in Hongkong. Hij is van gemengde Portugese, Chinese en Engelse komaf.Van 1968 tot 1976 studeerde hij aan de universiteit van Sydney, waar hij in 1970 een prijs won in een verhalenwedstrijd. Castro werkte in Hongkong, Australië en Frankrijk als leraar en schreef enkele jaren voor Asiaweek. Hij debuteerde in 1982 met Birds of Passage.
Uit: Shanghai Dancing
So my father looks out across the Whangpoo and the Soochow and it is already midday, 1932. He bathes in tepid water, rinsing and wincing at a pain in his genitals and donning his cream linen suit and knitted tie, repairs for brunch in the hotel restaurant. He plans his trip next season, on the President Line, to Vancouver, maybe the Great Lakes and home via Japan. Calls for the candlestick telephone and rings his friends. Waves for a car and he's on his way to the Cercle Sportif where he meets Joao and Meme and Carlinho da Silva and two French girls and they play tennis and swim for an hour or so. Tiffin at three at the American Club and then a few rounds of ten-pin along polished alleys tingling with wax and the layered air of ripe cigars. Then a siesta in the Reading Room with the day's paper upon his face, stuttered breath calibrating the hard canons of perfect billiard shots until the Boy wakes him at six for a shave, massage and then back to the Cathay to change for a tea-dance the Sassoons are holding; a casual slow-waltzing affair before cocktails out on dappled verandahs marking dates for future business. By nine it's drinks on board his launch, jokes rippling across the water while they snack on crisp Peking duck folded into crepes, Meme tossing his Moet over the transom on account of his cirrhosis. But death, too, passes by ten when the cabarets are starting to jump. So onto the Ambassador, then the Canidrome, or perhaps the Venus Cafe and then by rickshaw convoy to back-street speak-easies, the high class, low class and no class at all, each boasting of hostesses at a dollar a dance for taxi-dancing. The wheedling voice of the Maitre'D: Take your choice; that wide-eyed one, Small-bird, her name, she pines for you. So he lavished upon her ten books of tickets. Early next morning, he rolls home to the Cathay smelling of perfume and women and orders from the lingerie shop a boxed set of silken underwear and a bouquet of roses to be sent up to the Avenue Joffre. Then it all begins again. Midday; the opera glasses; all this work. Shanghai-dancing.
Brian Castro (Hongkong, 16 januari 1950)
De Braziliaanse schrijver, theaterproducent, talk show host, acteur, schilder en musicus Jô Soares werd geboren op 16 januari 1938 in Rio de Janeiro. Hij kreeg zijn opleiding in Zwitserland en in de VS en ging daarna terug naar Brazilië waar hij voor Rio TV ging werken. Van 1988 tot 1999 had hij een talkshow bij SBT. In 2000 nam hij zijn format (te vergelijken met David Letterman) mee naar Rede Globo. Zijn eerste roman O Xangô de Baker Street schreef hij in 1995. In 2000 werd hij verfilmd.
Uit: Twelve Fingers: Biography of an Anarchist
Dimitri senses that the two are nervous. Parts of the conversation among the trio were later written down by Mohammed and extracted from his Notebook of a Muslim Anarchist, discovered in a drawer upon his death, in 1940, in the house where he worked as a gardener:
"So, where've you been keeping yourself?" asked Cubrilovic, sitting down beside him.
I noticed immediately that the youth was bothered by our presence. He was almost a boy. He couldn't be any older than Vaso, who was seventeen.
"Oh, around," he answered, changing the subject.
I felt a certain apprehension in him. I pulled up a chair and sat down directly opposite him. Vaso introduced me:
"This is Mohammed Mehmedbasic. Mohammed, I'd like you to meet my friend Dimitri Borja Korozec. We're both students at the Gymnasium, and I can guarantee you he's the clumsiest person in the
world," said Cubrilovic, laughing nervously, without hiding his agitation over what was about to happen.
Every few minutes he would glance at the door and check his watch. He wouldn't be able to keep the plan secret much longer. I tried to get him away from there, but it was too late. He told everything, looking Dimitri in the eye.
José Soares (Rio de Janeiro, 16 januari 1938)
De Amerikaanse dichter Anthony Hecht werd geboren op 16 januari 1923 in New York. Hecht studeerde Engels maar moest zijn studie onderbreken toen hij in 1944 werd opgeroepen om te dienen in het leger. Een van zijn opdrachten was om in 1945, bij de bevrijding van het kamp Flossenbürg, gevangenen te interviewen. Deze opdracht heeft veel invloed gehad op zijn werk, mede doordat hij zelf joods was. Dichter Hecht debuteerde in 1954 met de bundel 'A Summoning of Stones'. In de loop van zijn leven ontving hij vele prijzen waaronder de Pulitzer Prize voor poezie in 1968 voor zijn bundel 'The Hard Hours'.
Curriculum Vitae
As though it were reluctant to be day,
.......Morning deploys a scale
.......Of rarities in gray,
And winter settles down in its chain-mail,
Victorious over legions of gold and red.
......The smokey souls of stones,
......Blunt pencillings of lead,
Pare down the world to glintless monotones
Of graveyard weather, vapors of a fen
.......We reckon through our pores.
.......Save for the garbage men,
Our children are the first ones out of doors.
Book-bagged and padded out, at mouth and nose
.......They manufacture ghosts,
.......George Washington's and Poe's,
Banquo's, the Union and Confederate hosts',
And are themselves the ghosts, file cabinet gray,
.......Of some departed us,
.......Signing our lives away
On ferned and parslied windows of a bus.
Saul And David
It was a villainous spirit, snub-nosed, foul
Of breath, thick-taloned and malevolent,
That squatted within him wheresoever he went
.......And possessed the soul of Saul.
There was no peace on pillow or on throne.
In dreams the toothless, dwarfed, and squinny-eyed
Aleksandar Tišma, Franz Tumler, Jules Supervielle, Robert W. Service, Kálmán Mikszáth, Saint-Simon, Nel Benschop
De Servische schrijver Aleksandar Tima werd op 16 januari 1924 geboren in Vojvodina. Na zijn eindexamen in 1942 vestigde Aleksandar Tima zich in Boedapest. Toen de Duitsers in 1944 Hongarije binnentrokken en begonnen met de uitroeiing van de joden werd Aleksandar Tima opgepakt en te werk gesteld als dwangarbeider. Hij vluchtte aan het einde van de oorlog en sloot zich aan bij de verzetsbeweging van Tito. Na de Tweede Wereldoorlog studeerde Aleksandar Tima Duits, Frans en Engels in Belgrado. Na zijn studietijd werkte hij bij een uitgever. In 1974 werd Tima journalist. Hij woonde en werkte zijn hele verdere leven in Novi Sad. De enige uitzondering hierop was zijn verblijf in Parijs tijdens de burgeroorlog (1991-1995). Zijn eerste gedichtenbundel "De bewoonde wereld" verscheen in 1956. Vanaf de jaren zestig verschenen enkele verhalenbundels en romans. De vaste thema's van hem waren de Tweede Wereldoorlog en de jodenvervolging.
Uit: Ohne einen Schrei (Vertaald door Barbara Antkowiak)
Die Wirtin erwachte von einem ungewohnten, gedehnten Ton; als sie lauschte, brach er ab, dann zerriß er wieder die schläfrige Stille des morgendlich dämmerigen Zimmers. Sie wußte, daß ihr Mann bereits zur Arbeit gegangen war - sie erinnerte sich, ihn über die Waschschüssel gebeugt und später mit der Mütze auf dem Kopf an der Tür gesehen zu haben - und daß das Kind neben ihr lag, sie spürte sein Gewicht und seinen Atem. In der Wohnung war also niemand sonst; dennoch wollte dieser gedehnte Ton, der wie ein Wimmern klang, nicht verstummen. In der Sekunde, als ihr bewußt wurde, daß es wirklich ein Wimmern war - vermutlich von einem Menschen -, war sie wach genug, um zu begreifen, daß es aus dem Mädchenzimmer kam, wo die Untermieterin wohnte. Sie richtete sich im Bett auf, zog vorsichtig den Arm unter dem Kopf des Kleinen hervor, setzte die Füße auf den Boden und ging im Unterkleid, wie sie immer schlief - ohne in die Schuhe zu schlüpfen, die sie im Dunkeln nicht finden konnte -, auf Zehenspitzen zwischen Bett und Tisch hindurch zur Küche, in die das Licht des kalten Wintermorgens drang. Vor der Tür des Mädchenzimmers blieb sie stehen. Es war still gewesen, als sie über den kalten glatten Betonboden tapste, und für einen Moment hatte sie gedacht, das Geräusch zuvor sei ein Irrtum gewesen; nun machte sie zögernd an der Tür halt und hörte einen Schmerzenslaut, viel deutlicher als das schwer bestimmbare Wimmern, das sie im Zimmer vernommen hatte. Ohne Bedenken öffnete sie die Tür. Das Mädchenzimmer war hell wie die Küche, denn die Gardine war nicht zugezogen; die Wirtin erblickte mitten im Raum wie auf einer Bühne ihre Untermieterin Branka. Sie stand weit vorgebeugt, die Schuhe hatte sie von den Füßen gestreift, hielt die Knie gebeugt, der Kopf mit dem langen blonden Haar war kraftlos herabgesunken. Sie klammerte sich mit den Händen ans Bettgestell, als fürchte sie, jeden Augenblick zusammenzubrechen. Als die Tür knarrte, wandte sie erschrocken den Kopf und sah die Wirtin aus großen, grünen, weitstehenden Augen an; sie erkannte sie und begann zu weinen.
Aleksandar Tima (16 januari 1924 16 februari 2003)
De Oostenrijkse schrijver Franz Tumler werd geboren op 16 januari 1912 in Gries bij Bozen. Tot 1938 werkte hij als leraar. Tot 1944 was hij met zijn tradionele manier van schrijven (hij werd vergeleken met Adelbert Stifter) een van de succesvolste schrijvers van zijn generatie. Na WO II richtte hij zich meer het autobiografische en psychologische vertellen. In nog latere teksten problematiseerde hij de mogelijkheden van het vertellen ("Aufschreibung aus Trient", 1965). Vanaf 1950 tot aan zijn dood leefde hij in Berlijn.
Uit: Der Mantel
Die Geschichte von dem Mantel, der ihm verlorengegangen ist, habe ich Herrn Huemer in unserer Gesellschaft ein paar Mal erzählen hören, und merkwürdigerweise hat sie uns jedesmal Eindruck gemacht, darüber war er selber erstaunt. Für ihn sei die Geschichte nurärgerlich gewesen, sagte er beim ersten Mal; ein reiner Verlust,wenn er ihn auch nicht so empfunden habe,weil etwas dabei ihn sorgloser, freier, großzügiger gemacht habe,was früher nicht seine Stärke gewesen sei. Wir alle
kannten Huemer ganz gut. Eine gewisse Kleinlichkeit und Ängstlichkeit gehörte zu seinen Eigenschaften. Offenbar wollte er sagen, daß er sie damals verloren habe, ähnlich wie de nMantel. Manchmal schien er uns mit seiner Erzählung bedeuten zu wollen, der Verlust des Mantels, und was damit zusammenhing, habe in ihm noch viel mehr bewirkt; es hörte sich an, als ziele er auf die
Behauptung, er habe sich damals geändert.Aber dann wieder, ein andermal, zog er aus der Erzählung entschieden das Gegenteil: niemand könne sich ändern, und das wisse er seither! Bei einem dritten Mal sagte er, die Sache wäre ihm als ein Zeichen begegnet. Jedesmal, wenn
er die Geschichte von dem Mantel erzählte, erwähnte er etwas dergleichen, worauf einmal einer der Zuhörer sagte: Aber Sie wollen doch nicht behaupten, daß dies einewahre Geschichte ist, das haben Sie doch nicht wirklich erlebt, so etwas erlebt man doch nicht! Huemer erwiderte: So geht es mir, ich erzähle alles getreu, aber die Leute sagen, es sei eine erfundene Geschichte. Einmal
sagte jemand: Das ist ja ein Traum, solche Dinge können einem in der Wirklichkeit nicht begegnen, die träumt man bloß!
Franz Tumler (16 januari 1912 20 oktober 1998)
De Franstalige dichter en schrijver Jules Supervielle werd geboren op 16 januari 1884 in Montevideo, Uruguay, waar zijn Baskische ouders naartoe waren geëmigreerd. Zij stierven allebei door een opgelopen vergiftiging acht maanden na zijn geboorte. Een eerste bundel "Comme des voiliers" verscheen al in 1910, maar de eerste echt belangrijke bundel Débarcadères. publiceerde hij in 1922. Jules Supervielle correspondeerde o.a. met Rainer Maria Rilke en maakte ook kennis met de gebroeders Mann. Paul Celan heeft 36 van zijn gedichten vertaald. In Frankrijk werd hij goed ontvangen door schrijvers als von André Gide und Paul Valéry en Jacques Rivière.
Soyez bon pour le Poète
Soyez bon pour le Poète, Le plus doux des animaux. Nous prêtant son coeur, sa tête, Incorporant tous nos maux, Il se fait notre jumeau; Au désert de l'épithète, Il précède les prophètes Sur son douloureux chameau; Il fréquente très honnête, La misère et ses tombeaux, Donnant pour nous, bonne bête, Son pauvre corps aux corbeaux; Il traduit en langue nette Nos infinitésimaux. Ah! donnons-lui, pour sa fête, La casquette d'interprète !
Nocturne en plein jour
Quand dorment les soleils sous nos humbles manteaux Dans lunivers obscur qui forme notre corps, Les nerfs qui voient en nous ce que nos yeux ignorent Nous précèdent au fond de notre chair plus lente, Ils peuplent nos lointains de leurs herbes luisantes Arrachant à la chair de tremblantes aurores.
Cest le monde où lespace est fait de notre sang. Des oiseaux teints de rouge et toujours renaissants Ont du mal à voler près du coeur qui les mène Et ne peuvent sen éloigner quen périssant Car cest en nous que sont les plus cruelles plaines Où lon périt de soif près de fausses fontaines.
Et nous allons ainsi, parmi les autres hommes, Les uns parlant parfois à loreille des autres.
Jules Supervielle (16 januari 1884 17 mei 1960)
De Canadese dichter en schrijver Robert William Service werd geboren op 16 januari 1874 in Preston, Engeland. Zijn opleiding voltooide hij aan de universiteit van Glasgow. In 1897 emigreerde hij naar Canada en leefde hij enige tijd van gelegenheidsbaantjes in Whitehorse en in het Yukon territorium. In 1907 verscheen zijn beroemde ballade The Shooting of Dan McGrew. In dat jaar verscheen ook de bundel The Spell of the Yukon and Other Verses die in Engeland verscheen als The Songs of a Sourdough. Service werd niet alleen beroemd, maar ook rijk. Hij kwam te boek te staan als de Canades Kipling en kon zijn baan bij een bank binnen twee jaar opzeggen. De rest van zijn leven bracht hij door in Parijs, Zuid-Frankrijk en Monte Carlo.
The Men that Don't Fit In
There's a race of men that don't fit in, A race that can't stay still; So they break the hearts of kith and kin, And they roam the world at will. They range the field and they rove the flood, And they climb the mountain's crest; Theirs is the curse of the gypsy blood, And they don't know how to rest.
If they just went straight they might go far, They are strong and brave and true; But they're always tired of the things that are, And they want the strange and new. They say: "Could I find my proper groove, What a deep mark I would make!" So they chop and change, and each fresh move Is only a fresh mistake.
And each forgets, as he strips and runs With a brilliant, fitful pace, It's the steady, quiet, plodding ones Who win in the lifelong race. And each forgets that his youth has fled, Forgets that his prime is past, Till he stands one day, with a hope that's dead, In the glare of the truth at last.
He has failed, he has failed; he has missed his chance; He has just done things by half. Life's been a jolly good joke on him, And now is the time to laugh. Ha, ha! He is one of the Legion Lost; He was never meant to win; He's a rolling stone, and it's bred in the bone; He's a man who won't fit in.
Robert W. Service (16 januari 1874 11 september 1958)
De Hongaarse schrijver en journalist Kálmán Mikszáth werd op 16 januari 1847 in Szklabonya (tegenwoordig Slowakije) geboren in een familie van kleine grondbezitters. Tussen 1857 en 1863 bezocht hij het lagere gymnasium in Rimaszombat (tegenwoordig Slowakije), tussen 1863 en 1866 ging hij naar het lyceum in Selmecbánya (tegenwoordig Slowakije). Na zijn middelbare eindexamen studeerde hij een paar semesters rechten in Győr. Begin jaren 1870 legde hij zijn eed af en liep stage bij de hoofdrechter in Balassagyarmat. In 1869 begon hij te publiceren. In 1873-1874 werkte hij in Boedapest als journalist en redacteur, in 1874 verscheen zijn eerste bundel met de titel Elbeszélések. (De stoker). In 1875 en 1876 leefde hij onder zeer arme omstandigheden in Boedapest. Omdat ze zo arm waren, liet hij zich van zijn vrouw scheiden, maar na zijn eerste succes trouwden ze in 1882 weer. Vanaf augustus 1878 was hij tweeënhalf jaar lang journalist in Szeged. Deze tijd was een van de rijkste periodes van zijn leven. Hij was actief in het openbaar leven van de stad, hij verzamelde belevenissen, zijn horizon verruimde. In 1881 en 1882 verschenen twee novellenbundels van hem (A tót atyafiak, A jó palócok, Engels: The Slovak Relations, The Good People of Palóc) en vrij snel werd zijn naam bekend in literaire kringen.
Uit: The most dreadful night of all
"A sea which was swelling so fast that in a split second an enormous mass of water flooded the town, arriving furtively like an assassin but so swiftly that it was there before anyone could have become aware of the danger. And it was coming from all sides at once, all of a sudden. And it was impossible to escape from it. And as one was observing the houses from above, looking out of the open window, as they were becoming smaller and smaller as if they were shrinking, there could no longer be any doubt about what was down below, it was the water. And the houses were not only shrinking, but also cricks and cracks could be heard here and there, time and again, they were not louder than a cracking sound set against a raging storm or when a nut is cracked, and after each crack a white house disappeared under the water for ever, a white house where earlier in the evening perhaps fair-haired children looked out of the windows smiling sweetly and happily... The bullying elements seemed to exchange significant glances laughing and enjoying how efficiently they can join their forces to provoke this unfortunate town. And not one of them wanted to rest idle and stay away from the work of devastation. They seemed to say defiantly: "Well, which of us is the stronger?"
Kálmán Mikszáth (16 januari 1847 28 mei 1910)
De Franse schrijver Louis de Rouvroy, hertog van Saint-Simon werd geboren op 16 januari 1675 in Versailles. Hij was een Frans hoveling en auteur van een omvangrijk autobiografisch werk, genaamd de Mémoires: een onovertroffen beschrijving van gebeurtenissen en personages tijdens de laatste regeringsjaren van de Zonnekoning. Saint-Simon begon met schrijven in 1694, toen Lodewijk XIV aan de macht was, en beschreef uitvoerig de periode tot 1723, toen de enige opvolger, Lodewijk XV, op dertienjarige leeftijd tot koning werd gekroond.
Uit: Mémoires de Saint-Simon
Je portais le nom de vidame de Chartres, et je fus élevé avec un grand soin et une grande application. Ma mère, qui avait beaucoup de vertu et infiniment d'esprit de suite et de sens, se donna des soins continuels à me former le corps et l'esprit. Elle craignit pour moi le sort des jeunes gens qui se croient leur fortune faite et qui se trouvent leurs maîtres de bonne heure. Mon père, né en 1606, ne pouvait vivre assez pour me parer ce malheur, et ma mère me répétait sans cesse la nécessité pressante où se trouverait de valoir, quelque chose un jeune homme entrant seul dans le monde, de son chef, fils d'un favori de Louis XIII, dont tous les amis étaient morts ou hors d'état de l'aider, et d'une mère qui, dès sa jeunesse, élevée chez la vieille duchesse d'Angoulême, sa parente, grand'mère maternelle du duc de Guise, et mariée à un vieillard, n'avait jamais vu que leurs vieux amis et amies, et n'avait pu s'en faire de son âge. Elle ajoutait le défaut de tous proches, oncles, tantes, cousins germains, qui me laissaient comme dans l'abandon à moi-même, et augmentait le besoin de savoir en faire un bon usage, sans secours et sans appui; ses deux frères obscurs, et l'aîné ruiné et plaideur de sa famille, et le seul frère de mon père sans enfants et son aîné de huit ans.
Er komt een tijd, dat ieder mens alleen moet staan - en oog in oog met God; Dan is geen enkle vriend meer om hem heen en geen geliefde deelt zijn lot. Er komt een tijd, dat God wat hij bezat (gebeurt het vroeg? gebeurt het laat?) hem afneemt als een waardeloze schat die door de mot en roest vergaat. Maar wie met God blijft worst'len als een man, en Hem niet eerder heen laat gaan dan nadat Hij hem zegent - laat hij dan als kreup'le in het leven staan, hij krijgt van God een nieuwe, witte naam; zijn zwart verleden is voorbij. Hij is nooit meer alleen, want met God saam gaat hij zijn weg, verlost en vrij.
Terwille van de luidruchtige faam van toekomstige eeuwen, Terwille van het verheven mensdom Ben ik beroofd van mijn beker aan de dis der vaderen, Van mijn levensvreugde en mijn eer.
Ik word besprongen door een wolfshond - mijn tijd, Maar ik heb niet het bloed van een wolf; Stop mij maar liever als een bontmuts in een mouw Van de warme bontjas van de Siberische steppen,
Zodat ik geen lafaards hoef te zien, geen weke vuiligheid En geen bloederige botten in het rad, Maar lichtblauwe poolvossen, die de hele nacht Schitteren in hun ongerepte schoonheid.
Voer mij weg naar de nacht waar de Enisej stroomt En de sparren tot de sterren reiken, Omdat ik niet het bloed van een wolf heb En alleen een gelijke mij zal doden.
What shall I do with this body they gave me
What shall I do with this body they gave me,
so much my own, so intimate with me?
For being alive, for the joy of calm breath,
tell me, who should I bless?
I am the flower, and the gardener as well,
and am not solitary, in earths cell.
My living warmth, exhaled, you can see,
on the clear glass of eternity.
A pattern set down,
until now, unknown.
Breath evaporates without trace,
but form no one can deface.
Rome
Rome is but nature's twin, which has reflected Rome.
We see its civic might, the signs of its decorum
In the transparent air, the firmament's blue dome,
The colonnades of groves and in the meadow's forum.
Osip Mandelstam (15 januari 1891 27 december 1938)
Es herbstet schon. Die welken Blaetter wehen, Und schwere Tropfen prallen an die Scheiben; Du liest in alten, laengst vergilbten Schreiben Und suchst den Sinn des Lebens zu verstehen.
Mit teuerem Kleinkram sich die Zeit vertreiben Und klopft es an die Tuer, nicht oeffnen gehen; Liegt dann auch schon Morast auf den Allen, Ist's schoener noch, am Offen traeumen bleiben.
So sitz auch ich, und die Gedanken schweifen Zur schoenen Fee ins alte Land Legende, Und Nebel wachsen um mich, Reif um Reifen;
Auf einmal ist's als teilten sich die Waende, Ich hoere einen Saum den Boden streifen... Und meine Augen schliessen kuehle Haende.
Vertaald door Dieter Roth
Mihai Eminescu (15 januari 1850 - 15 juni 1889)
Brons, door Lazar Dubinovschi
De Duitse dichter, schrijver, vertaler en schilder Johannes Beilharz werd geboren op 15 januari 1956 in Oberndorf am Neckar. Hij studeerde Engels en Romaanse talen in Regensburg en vanaf 1977 Engelse literatuur en Creative Writing aan de University of Colorado in Boulder, Colorado. Tot 1985 woonde hij in de VS.Sinds 1978 publiceert hij gedichten en verhalen. Daarnaast vertaalde hij gedichten van o.a John Ashbery, Barbara Guest, Derek Walcott, Christine Lavant, Ingeborg Bachmann, Hugo von Hofmannsthal en Erwin Einzinger.
Tiefgekühlt
Mit derartigen Augen, ausdruckslos wie ein irdener Topf, einer dieser grauen mit grober Haut, werde ich immer angeschaut.
Ein runder schwarzer Punkt, unbewegt, sicher mit meinem Spiegelbild drin, aber so nahe komme ich nicht.
"Man tut sich immer alles selbst an," hast du mir einmal gesagt, doch dann gleich wieder negiert: "man kennt nur die eigene Grube, bei anderen
vermutet man meist die falsche Tiefe." Aufgelöst und dann doch auch wieder konzentriert habe ich diesen Abend mit dir verbracht.
Johannes Beilharz (Oberndorf am Neckar, 15 januari 1956)
Erster Diener. Ach Herr, mein Herr! Sie werfen Sand und Steine nach dem Fenster!
Bancbanus. So mach es auf; die Scheiben kosten Geld; Sind sie geöffnet, schaden keine Würfe. Den Kalpak reiche du, ich muß aufs Schloß. Der König will mit Tagesanbruch fort. Was ist die Glocke?
Zweiter Diener. Vier Uhr!
Bancbanus. Hohe Zeit. Sieh du nach meiner Frau.
Erster Diener(am Fenster). Dort stehen sie!
Bancbanus. Laß stehn! laß stehn!
Erster Diener. Der Prinz inmitten drin.
Bancbanus. Was Prinz?
Erster Diener. Ich hab's gesehn!
Bancbanus(mit halb gezücktem Säbel). Gesehen, Schuft? Hätt' ich's gesehn mit diesen meinen Augen, Weit eher glaubt' ich, daß ich wachend träume, Als Übles von dem Schwager meines Herrn! Geh fort! - Muß ich hier toben wie ein Fant, Scheltwort' ausstoßen - und - bei toll und unklug! - Ein Rat des Königs! - Nu, ein feiner Rat! Ei wollt' ich doch, du wärst auf Farkahegy. Zwölf Steine über dir! - Ei, dies und das! Geh sag ich, geh! Ich will nicht weiter sprechen.
(Dienerin kommt mit einem Becher.)
Was bringst nun du?
Dienerin. Den Frühtrunk, gnäd'ger Herr!
Franz Grillparzer (15 januari 1791 - 21 januari 1872)
Willem de Clercq, Louis Guilloux, Franz Fühmann, Martha Saalfeld, Xu Zhimo
De Nederlandse dicher en (dagboek)schrijver Willem de Clercq werd geboren in Amsterdam op 15 januari 1795. Hij was secretaris en later directeur (vanaf 1831) van de in 1824 opgerichte Nederlandsche Handel-Maatschappij (NHM), de voorganger in rechte lijn van de Algemene Bank Nederland. Daarnaast is hij bekend als voorman van het protestantse Réveil in Nederland. Reeds in 1801 begon hij aantekeningen te maken die resulteren in een dagboek van 36.000 bladzijden dichtbeschreven papier. Aanvankelijk was het de bedoeling dat hij tot predikant zou worden opgeleid, maar hij werd opgenomen in de zaak, en leerde daarvoor Duits, Frans en Grieks.In 1816 reisde hij per koets naar Sint-Petersburg en deed verslag van het landschap en het sociale en culturele leven in de Noord-Duitse en Baltische havensteden, enkele jaren nadat Napoleon was verslagen en verre reizen weer mogelijk waren geworden. Na het plotselinge overlijden van zijn vader Gerrit de Clercq kwam hij in 1817 aan de leiding te staan van het familiebedrijf. Juist in die tijd kwam De Clercq in contact met de tot het christendom bekeerde joodse dichter Isaäc da Costa. Er groeide tussen hen een innige vriendschap en onder invloed van Da Costa bekeerde De Clercq zich tot het orthodoxe calvinisme.
Uit: Naar zijn dagboek
9 october 1833
Tegen den avond met Laatsman bij Karel Westendorp had ik ontzettend opgezien, en zie ook hier werden de bergen vlak gemaakt. Toen ik om acht uur kwam, vond ik Laatsman reeds met da Costa in gesprek.... Ik vond het eerst zooals gewoonlijk bij dergelijke vereenigingen, vrij stijf. Een woord over den zegen, dat Bilderlijks laatste geschriften door velen gelezen werden, bracht da Costa op eens op zijn paardje, dat nu ten volle draafde, ten voordeele van land en Oranje, en tegen hetgeen dat Laatsman gisteren bij hem had gezegd, dat de vromen niet meer voor het land konden bidden. Da Costa sprak zoo krachtig, zoo welsprekend, dat Laatsman, hoe knap hij is, er maar geen woord tegen in kon brengen, en maar zeggen moest, dat het eene partikuliere overtuiging van da Costa was, waarvoor hij eerbied had. Nu werd Laatsman verzocht eene preek voor te lezen. Hij las die van Ruth, die recht goed was, en waarop geen aasje aan te merken viel, zoodat da Costa hem met de grootste innigheid de hand drukte. Alles werd nu meer en meer open en de hand Gods was met ons, want ik gevoelde hoe innig lief ik hen had. Mochten wij elkander dragen in de liefde. Da Costa deed het gebed, waarin ik zoodanig mocht medegaan als dit in geen tijd het geval was geweest. En nu mocht ik ook nog improviseeren over Ruth met een overvloeiend harte. Gods werk was het, dat wij allen zoo mochten gevoelen op denzelfden grond te staan.... Zoo was ik in geen tijden ter ruste gegaan. 's Middags gevoelde ik mij nog zwak, en zie, het geestelijke had ons genezen. Ik zag nu in Laatsman niet meer den reus van Rheede, gewapend met een zwaard om al hetgeen hier geestelijk door ons genoten wordt weg te maaien en af te kappen, maar den broeder in Kristus, die, al denken wij dan ook over de eene of andere zaak verschillend, in de eenigheid des geloofs met ons staat.... Gezegend is ook weder de afloop der koffijveiling geweest. Er zijn nu 10 millioen pond in 5 dagen verkocht, hetgeen inderdaad bij ons niet gehoord is. De Heer bevestige aan ons zijne zegeningen.
Willem de Clercq (15 januari 1795 - 4 februari 1844)
De Franse schrijver Louis Guilloux werd geboren op 15 januari 1899 in Saint-Brieuc. In de jaren dertig maakte hij furore als een proletarisch auteur die bevriend was met Gide (wiens metgezel hij was op zijn reis door de Sovjet Unie) en Malraux en zich afzette tegen de kleinburgers. In 1967 kreeg hij de le Grand Prix National des Lettres voor zijn hele uvre. Van zijn roman Le sang noir verscheen in 2000 nog een Nederlandse vertaling door Mirjam de Veth.
Uit: Coco perdu
Faut pas y penser "C'est comme les fêtes. J'y pense jamais. Ca m'a valu des histoires avec Fafa, mais je m'en fous. Tiens ! Elle est peut être déjà arrivée à Paris ou pas loin d'arriver. Faut pas y penser. L'almanach ! Je serais même pas foutu de dire ce que représente l'image. C'est vrai que j'ai pas mis longtemps à le choisir. J'ai pris le premier venu et je lui ai donné ses mille balles, à Charlot. J'avais surtout envie qu'il soit plus là. Je l'aime pas c'gars-là. Il a une façon, ce salaud-là, quand il voit que je guette son passage devant ma porte de me crier : - Zéro la barre! Ceinture, quoi ! Moi, je trouve pas ça drôle du tout. Mais c'est ma faute, aussi. Pourquoi je le guette ? Je reçois jamais de lettres. Ou bien c'est des prospectus. La publicité, quoi ! Une fois il m'a dit en partant : -On veut pas d'vous! Je sais bien."
Louis Guilloux (15 januari 1899 14 oktober 1980)
De Duitse dichter en schrijver Franz Fühmann werd geboren op 15 januari 1922 in Rochlitz (in het huidige Tsjechië) als zoon van een apotheker. Hij diende in de Wehrmacht, als krijgsgevangene bezocht hij een antifascistische school in Rusland en hij keerde als marxist naar Duitsland terug. In zijn gedichten uit de jaren vijftig verwerkte hij zijn ervaringen uit de oorlog en met het nationaalsocialisme. In de jaren zestig richtte hij zich meer op kinder- en jeugdboeken.Na het neerslaan van de Praagse lente in 1968 begon hij, net als vele andere DDR schrijvers kritischer om te gaan met het reële socialisme.
Die Richtung der Märchen
Die Richtung der Märchen: tiefer, immer zum Grund zu, irdischer, näher der Wurzel der Dinge, ins Wesen.
Wenn die Quelle im Brunnen nicht springt und ratlos die Bürger sich stauen: Held Hans hebt den Stein, der im Wasser liegt, da hockt eine Kröte darunter, die Kröte muß man töten, dann springt der Quell wieder rein.
Die Spindel fiel in den Brunnen, das Mädchen sprang in die Tiefe, unten tat sich ein Pfad auf, der führte zur weisen Frau, die lohnte gerecht mit Gold und Pech im Lande tief unter dem Brunnen.
Als er gegen den Drachen zog, mußte der Held den Schacht hinab, den Drachen in der Höhle zu treffen.
Er sagte: "Laßt mich hinunter, und wenn ich vor Angst an den Strängen zerre, und je mehr ich zerr, desto tiefer laßt mich hinunter." Und sie ließen ihn hinunter, und er zerrte, und sie ließen ihn tiefer hinab, und er kam, zerrend, in die Höhle, und er besiegte den Drachen.
Dem Grund zu, die Richtung der Märchen, dem Grund zu, wir zerrn an den Strängen, dem Grund zu, wir zerrn an den Strängen, dem Grund zu: Wir zerrn an den Strängen...
Franz Fühmann (15 januari 1922 8 juli 1984)
De Duitse dichteres en schrijfster Martha Saalfeld werd geboren op 15 januari 1898 in Landau. Tijdens WO I werkte zij als verpleegster in een veldhospitaal. In 1921 kon zij het gymnasium voltooien. Vervolgens studeerde zij filosofie en kunstgeschiedenis in Heidelberg. In 1931 publiceerde zij haar eerste dichtbundel. Een jaar later volgde de eerste opvoering van haar tragikomedie Beweis für Kleber.Tijdens WO II kreeg zij een publicatieverbod. In 1948 verhuisde zij naar Bad Bergzabern. Daar volgde een zeer productieve tijd, waarin zij in rap tempo gedichten, verhalen en romans schreef. In 1994 stelde het landRheinland-Pfalz de Martha-Saalfeld-Förderpreises in.
O traurig ist der Sterbende...
O traurig ist der Sterbende und hart
Ist ihm das Blaue aufzugeben und
Die sanfte Birne, nahe seinem Mund,
Und ach den kleinen Schatz den er verscharrt. -
Doch Gott der wartet schon; er braucht den Platz,
Er braucht die Leichen, denn sein Feld ist arm,
Sein Herz ist kalt und wird erst wieder warm
Wenn dieses innehält und ein Ersatz
Sich willig bietet: Gott ist überaus
Geschickt die Schmerzen zu begründen die
Er einem schafft, doch es gelingt ihm nie
Die Ärmsten zu getrösten bis nach Haus.
Sie sagen es ihm alle ins Gesicht -
Da aber ist er tot und hört sie nicht.....
Martha Saalfeld (15 januari 1898 14 maart 1976)
De Chinese dichter Xu Zhimo werd geboren op 15 januari 1897 in de provincie Zhejiang. Xu Zhimois een van de belangrijkste Chinese dichters van deze eeuw. Tijdens zijn studies in Amerika en Engeland werd hij zwaar beïnvloed door de Europese romantiek. Bekendst is hij voor zijn korte liefdesgedichten.
A Snowflake's Happiness
If I were a snowflake, Drifting suavely in mid-air, I would recognize my direction --- Soaring, soaring, soaring --- The ground below holds my direction.
Avert the cold lonely valleys, Evade the dreary mountains, Elude the melancholic streets --- Soaring, soaring, soaring --- My destiny it shall be!
Dancing gracefully in mid-air, Perceiving the enchanting dwelling. Waiting for her arrival in the garden --- Soaring, soaring, soaring --- Sigh, her pleasant aroma fills the air!
Quietly, my buoyant body floats, Landing on her with gentle care, Sensing her love and passion --- Fading, fading, fading --- I fade into the warmth of her heart
Walter Serner, Alexander Moszkowski, Aleksandr Gribojedov, Sidonia Zäunemann, Peter Christen Asbjør
De Duitse schrijver Walter Serner werd op 15 januari 1886 als Walter Seligmann uit geassimileerde Joodse ouders geboren in de Tsjechische plaats Karlsbad(Bohemen) Zijn vader, eigenaar van een plaatselijk krant, stuurde hem naar de beste scholen van de stad. Met steun van zijn ouders ging hij daarna studeren in Wenen. Na een aantal semesters onderbrak hij zijn studie om door Duitsland te reizen. Zo leerde hij onder andere het nachtleven en de casino's in München en Berlijn kennen en vond hij in de laatste stad aansluiting bij een groep jonge linkse intellectuelen. In het blad "Die Aktion" probeerde deze groep (waartoe o.a. Heinrich en Thomas Mann behoorden) alternatieven te bieden voor de in hun ogen "verpeste" gevestigde kunst die zich slechts bezighield met het bevestigen van de heersende status quo. Na het uitbreken van WO I trok hij naar Zürich, waar hij in contact kwam met de dada beweging rond Tristan Tzara. In 1918 schreef hij het dadaistische manifest Letzte Lockerung, maar toen het in 1920 werd gepubliceerd betitelde Tzara hem als een grootheidswaanzinnige buitenstaander en Serner keerde zich al snel van dada af.
Uit: Letzte Lockerung
Andernfalls suche man sich eine stille Ecke in einem Café oder einer Bar und bestelle außerdem gleichzeitig einen Grand Marnier, Ruban rouge, und Cerises jubilé, die man so lange unberührt stehenlasse, bis das Zeichen zum Konsum gegeben wird. Hierauf entzünde man sich sein Lieblingsrauchwerk und beginne mit der Lektüre. Nach jedem Fragment pausiere man drei Minuten, trinke ein wenig und rauche. Nach jedem der sechs Abschnitte lege man das Buch fünf Minuten aus der Hand und blicke auf den Plafond. Die Lektüre des ersten Teils dürfte nicht mehr als eine Stunde beanspruchen und einen Zustand außerordentlicher Unternehmungslust verursachen. Man folge dieser nur insoweit, als man das Lokal wechsle, und warte mit der Verwendung ihres wichtigeren Restes (Dame), bis das Zeichen dazu gegeben wird. Jeder, der durch Eltern, Fibel, Bibel und Bonzen mühselig ist und mit Minusgefühlen beladen, deshalb nicht nur in hitzigen Nachtstunden davon träumt, jenes tyrannische Pack zu stäupen, sondern auch voll grimmiger Phantasien darin schwelgt, Glücksritter seines Leibes zu werden und des Lebens, spare monatelang, wenn es anderswie nicht zu erreichen sein sollte, um vor der Lektüre jenes Diner sich servieren lassen und, falls er über keine Dame gebietet, sich eine kaufen zu können. Wer dieser vorgeschriebenen Vorbereitung zuwiderhandelt, wird die Wirkung dieses Buches sich so schmälern, daß dessen Zweck, ihn für immer aufzulockern und zu dem zu machen, was er im Grunde ist, verfehlt werden dürfte.
Walter Serner (15 januari 1886 augustus 1942)
De Duitse schrijver en satiricus Alexander Moszkowski werd geboren in Pilica, Polen, op 15 januari 1851. Hij groeide op in Breslau (toen tot Pruisen behorend). Later trok hij naar Berlijn, waar hij van 1877 tot 1886 werkte voor het satirische tijdschrift Berliner Wespen van Julius Stettenheim. Na onenigheid met Stettenheim begon hij zijn eigen tijdschrift Lustige Blätter, dat in de republiek van Weimar een hoge oplage bereikte.
Der Lyriker und die Umsatzsteuer: 1 1/2 Prozent
Vorausgesetzt, er findet einen Verleger,
Vorausgesetzt, der Mann ist ganz integer,
Vorausgesetzt, besagter Lyrikus
Erhält ein Honorar beim Rechnungsschluß;
Vorausgesetzt, daß ihn die Muse heiligt
Mit lyrischem Gefühl, das in ihm brennt, -- --
So ist der Fiskus auch daran beteiligt,
Und zwar genau mit 1 1/2 %.
Es stieg empor aus seiner Seelen Grüften
Ein Ahnen in beseligtem Moment,
Er sang von Rosen und von Frühlingsdüften,
Vom Duften zahlt er 1 1/2 %;
Er sah der Liebsten in die keusche Seele,
Die Nachtigall bewies ihr Tontalent,
Und die besagte holde Philomele
Wird eingeschätzt mit 1 1/2 %.
Er singt vom Zephyr und vom Sturmeswüten,
Vom Lotoskelch im fernen Orient,
Der Fiskus ist bei seinen Lotosblüten
Sein Sozius mit 1 1/2 %.
Er jauchzt, er weint, er schwelget in Genüssen,
Ein Freudenkuß hebt ihn zum Firmament,
Und jeder einzelne von den Küssen
Stellt dar pro fisco 1 1/2 %.
Wie schön, daß so die ganze deutsche Lyrik
Sich einheitlich zu dem Tarif bekennt;
Ist auch die Rechnung manchmal etwas schwierig,
Das Grundmaß bleibt doch 1 1/2 %;
Und ist trotz aller Kunst des Silbenfalles
Der lyrische Poet meist insolvent,
Der Staat beteiligt sich an seinem Dalles
Unweigerlich mit 1 1/2 %.
Alexander Moszkowski (15 januari 1851 26 september 1934)
De Russische schrijver Aleksandr Sergejevitsj Gribojedov werd geboren in Moskou op 15 januari 1795. Gribojedov studeerde aan de Staatsuniversiteit van Moskou van 1810 tot 1812, toen hij werd opgenomen in een huzarenregiment. Hij verliet de dienst in 1816 om diplomaat te worden en hij werd in 1818 benoemd tot secretaris van de Russische ambassade in Perzië, die hem vervolgens een standplaats in Georgië gaf. In 1823 keerde Gribojedov terug naar Sint-Petersburg om zijn meesterwerk Lijden door Verstand aan de censuur te onderwerpen. Toen zijn werk echter afgekeurd werd, keerde Gribojedov verbitterd terug naar Georgië. Gribojedov begon al vroeg met schrijven. Reeds in 1816 werd een toneelstuk (Jonge echtgenotes) opgevoerd in Moskou. Zijn meesterwerk is echter zonder twijfel Lijden door Verstand (Горе от ума), waarin Gribojedov via zijn hoofdpersoon Tsjatski een aanklacht laat horen tegen de Russische maatschappij. Het toneelstuk, dat volledig op rijm is gesteld, wordt nog regelmatig opgevoerd, en is het meest opgevoerde toneelstuk aller tijden in Rusland. Veel van de uitspraken zijn inmiddels een soort spreekwoord geworden in de Russische taal.
Uit: WOE FROM WIT (Lijden door verstand,vertaald door A.S.Vagapov)
A sitting room with a big clock in it, to the right is Sofia's bedroom door, the sound of a piano and a flute come from Sofia's room, and then the music ceases. Lizzie is asleep hanging down from the armchair (It is morning. The day is just about to break)
L i z i e (wakes up suddenly, raises from the chair, looks around)
It's dawning ! . .. Oh! How fast
The night has passed !
They didn't let me go to bed
'In expectation of a friend'.
I had to be on the alert,
It's only now that I could doze
Sitting like this, in such a pose !
I could have fallen from the chair !
It's dawn . . . They must be unaware . . .
(knocks at Sofia's door)
Sir ! Madame ! What a plight !
You have been chattering all night,
Sir, are you deaf ? Ma'am, do you hear ?
No, they do not seem to fear.
(walks away from the door)
Look out, uninvited guest !
The father may appear ! I serve a loving woman, yes !
( moves to the door again)
It's time to part. Stop that conversation !
( S o f i a ' s v o i c e )
What time is it ?
L i z i e
The house is all in agitation.
S o f i a (from her room)
What is the time ?
L i z i e
It is about seven, eight or nine . . .
S o f i a (from the same place)
It isn't true.
Aleksandr Gribojedov (15 januari 1795 11 februari 1829)
De Duitse dichteres Sidonia Hedwig Zäunemann werd geboren op 15 januari 1714 in Erfurt. Zij toonde al vroeg de neiging uit de toen gangbare rol voor vrouwen uit te breken. Zij leerde zich zelf Frans en Latijn en was een van de eerste vrouwen die ooit een mijn bezochten. In 1838 verleende de universiteit van Göttingen haar de titel kaiserlich gekrönte Dichterin.
Wer ruhig schlafen will, der muß die Sorgen meiden
Wer ruhig schlafen will, der muß die Sorgen meiden;
Wer frölich sterben will, der geb den eitlen Freuden
Und Sorgen dieser Welt bei Zeiten gute Nacht;
So schläft er sanfte ein, und einsten froh erwacht.
Sidonia Zäunemann (15 januari 1714 11 december 1740)
Pouvait-on imaginer un paysage aussi élégant qui fût à ce point chargé de mélancolie? On n'apercevait ça et là rien que des bosquets de pins et d'arbustes. D'innombrables petits reliefs transformaient cette montée en suite de lacets, et il aurait été impossible de dire le nombre de villas qu'on entrevoyait entre les bois et les rochers [...] Ce secret d'une subtile configuration semblait conférer à ce magnifique paysage du promontoire encore plus de mystérieuse et érémitique beauté. L'habitant d'une des villas devait finir par croire qu'il n'y avait ni maison ni âme qui vive à plusieurs lieues à la ronde, jusqu'au jour où, au détour d'une promenade, il tomberait, tout près de chez lui, sur une roseraie d'un charme enchanteur, devant une petite maison, et il ne voudrait pas en croire ses yeux; s'il touchait une fleur, aussi bien le diapré de la couleur rose et moite, que l'ombre nette se découpant sur les feuilles vertes prouverait la réalité des roses, et, dans sa stupeur, il verrait des volets s'ouvrir, avec un grincement de loquet, et leurs ombres courir, puis, apparaissant à la fenêtre, l'habitant des lieux lui adresser un salut amical... la sensation d'étrangeté atteindrait alors à son comble. Sur ce promontoire, dix ou vingt minutes de promenade suffisaient pour pénétrer dans un univers de conte de fées et pour en ressortir.
Yukio Mishima (14 januari 1925 - 25 november 1970)
The company stood at attention, each man looking straight before him at the empty parade ground, where the cinder piles showed purple with evening. On the wind that smelt of barracks and disinfectant there was a faint greasiness of food cooking. At the other side of the wide field long lines of men shuffled slowly into the narrow wooden shanty that was the mess hall. Chins down, chests out, legs twitching and tired from the afternoons drilling, the company stood at attention. Each man stared straight in front of him, some vacantly with resignation, some trying to amuse themselves by noting minutely every object in their field of vision,the cinder piles, the long shadows of the barracks and mess halls where they could see men standing about, spitting, smoking, leaning against clapboard walls. Some of the men in line could hear their watches ticking in their pockets. Someone moved, his feet making a crunching noise in the cinders. The sergeants voice snarled out: You men are at attention. Quit yer wrigglin there, you! The men nearest the offender looked at him out of the corners of their eyes. Two officers, far out on the parade ground, were coming towards them. By their gestures and the way they walked, the men at attention could see that they were chatting about something that amused them. One of the officers laughed boyishly, turned away and walkedslowly back across the parade ground. The other, who was the lieutenant, came towards them smiling. As he approached his company, the smile left his lips and he advanced his chin, walking with heavy precise steps.
John Dos Passos (14 januari 1896 28 september 1970)
De Britse schrijver en journalist Edward St Aubyn werd geboren op 14 januari 1960 in Cornwall in een adelijke familie. Door zijn vader werd hij jarenlang mishandeld en sexueel misbruikt. Opgegroeid is hij in St Aubyn in Engeland en in het zuiden van Frankrijk. Hij bezocht de Westminster School en de universiteit van Oxford, Beroemd werd St Aubyn door de autobiografischeromantrilogie Some Hope. Zijn zesde roman Mother's Milk kwam in 2006 op de shortlist van de Booker Prize.
Uit: Mother's Milk
Why had they pretended to kill him when he was born? Keeping him awake for days, banging his head again and again against a closed cervix; twisting the cord around his throat and throttling him; chomping through his mothers abdomen with cold shears; clamping his head and wrenching his neck from side to side; dragging him out of his home and hitting him; shining lights in his eyes and doing experiments; taking him away from his mother while she lay on the table, half-dead. Maybe the idea was to destroy his nostalgia for the old world. First the confinement to make him hungry for space, then pretending to kill him so that he would be grateful for the space when he got it, even this loud desert, with only the bandages of his mothers arms to wrap around him, never the whole thing again, the whole warm thing all around him, being everything. The curtains were breathing light into their hospital room. Swelling from the hot afternoon, and then flopping back against the French windows, easing the glare outside. Someone opened the door and the curtains leaped up and rippled their edges; loose paper rustled, the room whitened, and the shudder of the road works grew a little louder. Then the door clunked and the curtains sighed and the room dimmed. Oh, no, not more flowers, said his mother. He could see everything through the transparent walls of his fish tank crib. He was looked over by the sticky eye of a splayed lily. Sometimes the breeze blew the peppery smell of freesias over him and he wanted to sneeze it away. On his mothers nightgown spots of blood mingled with streaks of dark-orange pollen. Its so nice of people she was laughing from weakness and frustration. I mean, is there any room in the bath? Not really, youve got the roses in there already and the other things. Oh, God, I cant bear it. Hundreds of flowers have been cut down and squeezed into these white vases, just to make us happy. She couldnt stop laughing. There were tears running down her face. They should have been left where they were, in a garden somewhere.
The nurse looked at the chart.
Edward St Aubyn (Cornwall, 14 januari 1960)
De Chinese schrijfster Anchee Min werd geboren in Shanghai op 14 januari 1957. In 1976 werd Anchee Min gerekruteerd om in een propagandafilm van de Shanghai Film Studio de rol van mevrouw Mao te spelen. Anchee Min woont sinds 1984 in de Verenigde Staten. Van Rode Azalea -het autobiografische relaas van haar jeugd in communistisch China- werden de rechten verkocht aan twintig landen. Daarna verschenen haar succesvolle romans Mevrouw Mao en Wilde Gember.
Uit: Becoming Madame Mao
Can't you lift a finger? the mother yells. It's my last wish, for heaven's sake!
Save me, Nah. Any day a bullet will be put into my head. Can you picture it? Don't you see that there has been a conspiracy against me? Do you remember the morning when Deng Xiao-ping came to your father's funeral and what he did? He just brushed fingers with me - didn't even bother to shake my hand. It was as if he questioned that I was Mao's widow. He was aware of the cameras - he purposely let the journalists catch the scene. And the other one, Marshal Ye Jian-ying. He walked past me wearing an expression as if I had murdered the Chairman myself!
Your father warned me about his comrades. But he didn't do anything to protect me. He could be heartless. His face had a vindictive glow when he made that prediction. He was jealous that I got to go on living. He would have liked to see me buried with him, like the old emperors did with their concubines. One should never have delusions about your father. It took me thirty-eight years to figure out that sly fox. He could never keep his hands away from deception. He couldn't survive a day without trickery. I had seen ghosts in his eyes stretching out their claws. A living god. The omniscient Mao. Full-of-mice-shit.
Anchee Min (Shanghai, 14 januari 1957)
De Amerikaanse schrijfster Mary Robison werd geboren op 14 januari 1949 in Washington D.C. Zij studeerde aan de Johns Hopkins University. Zij publiceerde al vier verhalenbundels en drie romans, waaronder Why Did I Ever waarvoor zij in 2001 de Los Angeles Times Book Prize for fiction kreeg.
Uit:Why Did I Ever?
10
The name I use is an annoying problem. Everyone wonders about it. No one doesn't ask.
My name is Money. I picked it up and kept it and now it's what I'm called.
I say I'm tired of telling how I got the name. Or that the story isn't all that great.
Still Something Missing
"I need plywood," said my son, Paulie, in his sleep. Or I heard wrong. I know it was "need" something.
That was my first day there, at his flat on St. Anne, before NYPD began hiding him.
He looked like this: in white cotton socks and frayed blue jeans, a cowhide belt and a petal-green sweater. His hands in their horrible bandage gloves must've been on his lap and I couldn't see them because he was bent over, with his plate pushed aside and his face on the dining table, and he was all-the-way asleep, with a tiny chip of emerald glinting there in the lobe of his ear.
12
Days went by and he still kept ignoring all the stuff I'd brought for him. Fine stuff, but Paulie couldn't get in the mood. And he was in something like pain when I finally set each thing out and presented it as though it were for sale. What, could've been wrong with me? Handkerchiefs! I told him about the quality. "Just wait'll you go to use one of these." He was three weeks out of the hospital. I should have ground the things up into bits and shreds in the garbage disposal.
A World of Love
I'm a script doctor, as far as I know this afternoon at three o'clock central time. And I'm due back at the studio according to Belinda who's the development producer or whatever is her job.
She has some hair shirt or other laid out for me.
Belinda is not warm. She's small-minded, mean, picky-petty.
Someday I will learn kickboxing and I will show up at Mercury Brothers and kickbox the stuffings out of her
Mary Robison (Washington, 14 januari 1949)
De Oostenrijkse dichter en schrijver, musicus en cabaretier Martin Auer werd geboren op 14 januari 1951 in Wenen. Van 1971 toto 1977 werkte hij als dramaturg, acteur en musicus aan het Theater im Künstlerhaus in Wenen. Daarna werd hij zelfstandig schrijver en songwriter. Bovendien was hij enige tiijd werkzaam als journalist en in de reclamebranche.
Ich bin eine Nixe, sagt sie
o Mann, o Mann!
Ich bin eine Nixe, sagt sie, ich kann nicht ertrinken. Aber immer, wenn ich Goldfische seh, wird mir ganz furchtbar schlecht. Und vielleicht bricht morgen der Frieden aus, dann gehn wir ganz groß einen saufen. Und vielleicht bricht er nicht aus, aber das erfahrn wir dann schon.
Ich bin eine Nixe, sagt sie, ich komm durch die Wasserleitung. Meine Familie zog aus dem Süden herauf in die Stadt. Meine Familie wohnt in einem Aufzug im achtzehnten Postbezirk. wenn sie beim Frühstück sitzen, tunkt immer der Zahnarzt aus dem zwölften Stock seinen Mantel in ihren Kaffee. Und sie sagt: O Mann, o Mann, o Mann, wie ich dich liebe! Und sie sagt: o Mann, o Mann, o Mann, o Mann, o Mann!
Und im Stadtpark ist es so hell heut, die Luft ist wie Silber. Und Baby kriegt Eiskrem und bekommt einen Erstickungsanfall. Und eine kleine fliegende Kamera macht Fotos von uns mit rosa Schleifchen. Und der Brezelmann geht Pleite vor unsern Augen. Und sie sagt: O Mann, o Mann, o Mann, wie ich dich liebe! Und sie sagt: o Mann, o Mann, o Mann, o Mann, o Mann!
Das sind vielleicht herrliche Zeiten, sagt sie, für alles gibt es Gratisgutscheine. Und gestern hab ich mich versichern lassen gegen Todesangst und Melancholie. Und alle haben jetzt Telefon im Auto, eine Kreditkarte und eine Versicherungsnummer. Und sogar die Polizisten tragen Lebkuchenherzen im Haar. Und sie sagt: O Mann, o Mann, o Mann, wie ich dich liebe! Und sie sagt: o Mann, o Mann, o Mann,
Marek Hlasko, Tillie Olsen, Rudolf Hagelstange, Anatoli Rybakov, Werner Helwig, Zacharias Topelius, Isaäc da Costa, Ida Dehmel
De Poolse schrijver Marek Hlasko werd geboren op 14 januari 1934 in Warschau. Hij had allerlei baantjes tot hij in 1955 groot opzien baarde met zijn eerste verhalen. Zijn schokkende taalgebruik maakte van hem de woordvoerder van een hele generatie. Van 1955 tot 1957 was hij redacteur van het weekblad "Po Prostu" , waarin de toonaangevende intelligentia publiceerde. In 1958 reisde hij naar Westeuropa. Toen zijn visum niet verlengd werd keerde hij niet naar Polen terug.Hij stierf al op 35-jarige leeftijd aan een overdosis tabletten en alcohol in Wiesbaden.
Uit: Piekni dwudziestoletni / The Beautiful Twenty-Year Olds (1966)
"I have come to know many cunning people in my life: I have known those who sold sugar for morphine, the sellers of Persian carpets which were made two hours earlier in Tel-Aviv's Ben-Jehuda Street; during the occupation I knew a guy who loaded himself with diamonds by selling flour to Jews and telling them it was poison that would save them from suffering when there was no way out but I have never met a man as faultlessly cunning as Ford. I think I can write so with confidence, for I know how many people, ideas and films this man has wasted, being most cunning and foxy opportunist who pretended to be most embittered and infuriated by the stupidity of the authorities. 'Osmy dzien' was a bad story, yet could have been turned into a good film. But you need to be able to make good films. Ford, who knows Warsaw only through his car windows, moved the plot to the Old Town; Agnieszka wanders along sugary-sweet streets; those streets are filled with extras dressed in T shirts and pretending to be lumpenproletariat elements who accost her. The point of the story, which I unfortunately bungled, though I like its idea, was as follows: the girl who can see the grime and sleaze of it all wants only one thing for herself and her boyfriend - a beautiful start to their love. The idea of Ford's film is that people have nowhere to fuck, which is obviously untrue, for you can fuck anywhere The film was to win him a Cannes award, recognition by the Marxist critics [who had made a spectacular, adaptive conversion after the "breakthrough"] and subtle criticism from party authorities. It turned out a piece of shit - unluckily for Ford, but luckily for myself.
Marek Hlasko (14 januari 1934 14 juni 1969)
De Joods-Amerikaanse schrijfster, dichteres en feministe Tillie Lerner Olsen werd geboren in Omaha (Nebraska) op 14 januari 1912. Olsen die een zeer linkse politieke overtuiging was toegedaan en onder meer allerlei vakbondsactiviteiten ondernam (ze kwam er zelfs een tijdje voor in de gevangenis), schreef over de beslommeringen van 'gewone' vrouwen en andere alledaagse sociale onderwerpen. Haar literaire werk diende tot inspiratie van diverse feministische schrijfsters. Alhoewel ze slechts weinig boeken heeft geschreven, worden het feministische "Tell Me a Riddle" uit 1961 (een bundel van vier korte verhalen) en het niet afgemaakte "Yonnondio: From the Thirties" uit 1974 (laatste gaat over de Grote Depressie) als klassieke meesterwerken beschouwd. Voor de eerste won ze de O. Henry Award.
i want you women up north to know
i want you women up north to know how those dainty children's dresses you buy at macy's, wannamakers, gimbels, marshall fields, are dyed in blood, are stitched in wasting flesh, down in San Antonio, "where sunshine spends the winter."
I want you women up north to see the obsequious smile, the salesladies trill "exquisite work, madame, exquisite pleats" vanish into a bloated face, ordering more dresses, gouging the wages down, dissolve into maria, ambrosa, catalina, stitching these dresses from dawn to night, in blood, in wasting flesh.
Tillie Olsen (14 januari 1912 1 januari 2007)
De Duitse dichter en schrijver Rudolf Hagelstange werd geboren op 14 januari 1912 in Nordhausen. Van 1931 tot 1933 studeerde hij filologie in Berlijn. In 1939 bezocht hij de Reichspresseschule. Tijdens WO II diende hij als inlichtingenofficier. In 1944 was hij oorlogsverslaggever in Frankrijk en Italië. Na de oorlog verscheen zijn eerste dichtbundel met 35 sonnetten: Venezianisches Credo. Behalve gedichten schreef hij ook essays en romans en was hij als uitgever werkzaam.
Uit: Venezianisches Credo.
Sonett 11
Wie faß ich ihn, den dreimal Hochgebauten,
den Alterslosen und Unbenennbaren!
Wo ist ein Wort, das seinen Urstand wahren
und seinen Glanz auffangen kann. Wir schauten
die Sterne an und wurden sein nicht inne;
und nicht des Mondes Strahl, der träumerische,
und nicht das Schuppenkleid der Fische
genügen ihm. Und der Gebirge Zinne,
die höchste, und des Adlers kühne Schwinge,
die Wolke und der Blitz - sie sind nur Blicke,
zu ihm gerichtet, ohne ihn zu sehn.
Er atmet aus den Winden, die ihm wehn,
und duftet aus der Rose, die ich pflücke,
Er ist die Melodie, nach der ich singe.
Rudolf Hagelstange (14 januari 1912 5 augustus 1984)
De Russische schrijver Anatoli Rybakov werd geboren op 14 januari 1911 in Tsjernihiv. Rybakov wijdde zich na de oorlog geheel aan de literatuur. De enige roman, die van hem in het Nederlands verscheen was 'Het zware zand' over het antisemitisme. 'De kinderen van de Arbat' betekende in de Sovjetunie een sensatie omdat dit grotendeels autobiografische werk een radicale afrekening met het stalinisme inhield. De Arbat is een bekende hoofdstraat in Moskou, waar enkele van de figuren uit het boek wonen. Het verhaal speelt in 1934 aan de vooravond van de grote politieke processen, waarbij bekende politieke leiders op instigatie van Stalin werden geliquideerd. Rybakov beschrijft het lot van een jonge student, die onschuldig in de gevangenis belandt en later naar Siberië wordt verbannen. Opmerkelijk is, dat in deze roman Stalin zelf als een van de hoofdfiguren optreedt.
Uit: The Children of the Arbat
Stalin put aside his book, got up, and paced around the room clutching his pipe. He stopped at the window and gazed out at the familiar sight of the yellow and white Arsenal building and the bronze cannons lined up along its facade.
The diplomat from Motovilikha! It wasn't an unarmed Germany that posed a threat, it was Japanese troops in Manchuria, in our rear in the Far East. Budyagin knew that perfectly well, however limited his outlook. He hadn't come to talk about Hitler.
He'd come to make it known that there were people in the Party who had their own point of view, and that they were defending their right to their point of view, and that at the proper time they would advance it against his point of view. Budyagin hadn't come on his own initiative, he was too unimportant. He'd come on instructions from the same people who had allegedly helped him, Stalin, to rout his enemies, the same people he was supposed to rely on, and was relying on, because he had to, otherwise they'd get rid of him the way they'd got rid of the others. They thought he was indebted to them for everything.
They were profoundly misguided. The true leader emerges by himself, he owes his power to himself alone. Otherwise he is not a leader, but a puppet. They hadn't chosen him, he had chosen them. They hadn't pushed him to the front, he had pulled them along behind him. It wasn't they who had helped him to consolidate himself, it was he who had raised them to the pinnacles of state power. They had become what they were solely because they had taken their places alongside him.
Anatoli Rybakov (14 januari 1911 23 december 1998)
De Duitse dichter en schrijver Werner Helwig werd op 14 januari 1905 in Berlijn geboren. De toenmalige jeugdbeweging is van grote invloed op zijn werk geweest. Helwig behoorde tot de Nerother Wandervogel en bracht midden jaren twintig lang door op de burcht Waldeck, waar het landelijke centrum van de Wandervogel gevestigd was. Ook maakte hij jarenlang trektochten door Scaninavië, Ijsland, Ierland, Spanje en Griekenland. De oorlogsjaren bracht hij door in Liechtenstein, daarna woonde hij tot aan zijn dood in Genève.Internationaal bekend werd Helwig met het eerste deel van zijn Hellas-trilogie: Raubfischer in Hellas uit 1939.
Uit: Raubfischer in Hellas
Ich gab nicht nach und hielt ihm entgegen, daß der Mensch, der in den Zentralen der Hochzivilisation lebe, sozusagen in der Urzelle seiner selbst bedroht sei. Die Luft sei nicht mehr in Ordnung, an den Nahrungsmitteln wirkten sich schädliche, kaum kontrollierbare Einflüsse aus, wegen der Übervölkerung nehme der Verkehr ständig zu. Man wisse nicht mehr, wohin das führen solle. Es sei keine Zukunft mehr da, der man geruhig und in Erwartung eines vergnüglichen Lebensabends entgegengedeihen könne. Man müsse von Moment zu Moment überleben und freue sich der erfochtenen Siege kaum. Denn schon wäre die nächste Sorge da und würde die Kraft von gestern und morgen zugleich verbrauchen. Er jedoch hätte sich in eine, wie er selbst dargestellt - Räubergesellschaft zurückgezogen, die sich, alles überspringend, an die Spitze des Vernichtungszuges gesetzt hätte, der, man wisse nicht wann, jedenfalls irgendwo im neunzehnten Jahrhundert, aufgebrochen sei, um der Welt die letzte ihrer Stunden aufzuzwingen. Was aber unternähme er, um diese Entwicklung zu stoppen? Während in den Städten Gegenmaßnahmen durchberaten und erprobt würden, hätten seine Freunde nichts Besseres im Sinn, als das Meer, die Lebensweide von einigen hunderttausend Wesen, lahmzulegen und der künftigen Weltverödung die ersten gelungenen Entwürfe zu liefern!
Werner Helwig (14 januari 1905 4 februari 1985)
De Finse dichter en schrijver Zacharias Topelius werd geboren in Nykarleby op 14 januari 1818. Topelius was zweedstalig, zoals destijds zovelen in de hogere maatschappelijke klassen, en hij schreef dan ook in het Zweeds. Wel zeer bijzonder in die tijd was dat hij het Fins ook goed beheerste. In 1831, op dertienjarige leeftijd, ging hij naar Helsinki, waar hij al snel in contact kwam met Johan Ludvig Runeberg, de belangrijkste Finse dichter van de 19e eeuw. Hij woonde zelfs enige tijd bij Runeberg thuis. Topelius haalde zijn eerste graad in 1840, en zijn licentiaat in 1844. In 1848 werd hij doctor in de filosofie. In 1854 werd hij benoemd tot rector de Universiteit van Helsinki. Ook gaf hij Geschiedenis, Zweeds en Statistiek op het lyceum van Helsinki. Van 1841 tot 1860 was hij tevens hoofdredacteur van de krant Helsingfors Gazette. Parallel aan zijn universitaire carrière hield Topelius zich bezig met literatuur. Hij was tamelijk veelzijdig; zo schreef hij honderden gedichten, sprookjes en liederen. Ook schreef hij het libretto voor de eerste Finse opera Kung Karls jakt (De jacht van koning Karel), alsmede de eerste Finse historische roman Hertiginnan af Finland (De Hertogin van Finland). Vandaag de dag worden vooral zijn sprookjes nog het meest gelezen.
Uit: The Birch and The Star
I still know an old story about a boy and a girl who throughout their life only wanted to reach one single goal. How many of us could say the same? Nearly two hundred years ago there was a big distress in Finland. The war raged around the country, towns and houses were burnt, the fields were trod and hundreds of thousands of people died of sword, of hunger, in exile and of frightening diseases. Then neither seen nor heard nothing else but sighs and tears, moans, sorrow, pain and blood; and those who had any hope remaining, could no longer know what to wish for, as the plague of God crossed our country disciplining it strictly; those memories are never forgotten. During this big distress many families were also divided so that a few were taken to the enemies' country, others fled into the forests and woods or to far-away Sweden; the wife knew nothing any more about her husband, the brother about his sister and the father and the mother did not know about their children if they were still alive or already dead. That´s why, when peace came at last and those still being alive returned home, only sparse could not miss a relative nor cry. It is told in a story of Knight Bluebeard that he sent his sister to the tower from which one could see far to the road and every little while was asking her: "Anna, my sister, do you see anyone coming ?" Likewise many asked each other when the cottage seemed gloomy and the dear ones did not arrive: "Is anybody coming?" And usually the answer was: "No one !"-But sometimes it happened as in the fairy-tale of Bluebeard that from far away a small dust cloud was seen on the road and at last a group of refugees who were lookig for their close relations was seen...
Zacharias Topelius (14 januari 1818 12 maart 1898)
Verdraagzaamheid is mede een dier tooverwoorden, waarmede men het onnadenkende verstand van menig welmeenende begoochelt, en hem de verschriklijkste misbruiken onder den naam der heiligste deugden weet op te dringen; een dier leuzen, waarmede men een halve wereld te wapen roept, en ten strijde geleidt tegen alles wat aan de heerschzuchtige oogmerken van hen, die niets in den hemel noch op de aarde boven zich verdragen willen, den minsten tegenstand durft bieden. Zekerlijk noemen het de wolven verdraagzaamheid, wanneer de herders en de honden sluimeren, of zich sluimerend houden, en de schapen ten prooi
[p. 19]origineel laten aan het verscheurende gedierte, hetwelk zy verplicht waren van de kudde te weren en te verdrijven: en de bewoners van alle tucht en strafhuizen zouden het ongetwijfeld zeer verdraagzaam vinden, indien de Overheden de banden, waarin zy tot behoud der maatschappy wederhouden worden, goed vonden los te maken, en hun de vrije macht gaven om naar welgevallen te plonderen en te moorden. Zullen wy dit mede verdraagzaamheid heeten? Neen waarlijk! het staat niet in de macht, noch van weinigen, noch van velen, om door eene willekeurige en partydige naamgeving misbruiken en verkeerdheden tot deugden te heiligen.
Cora never thought for a moment that her young husband could die. Other peopleespecially that expensive specialist who'd come down for the day from London and stuck his long nose into every corner of Brede Place and ended up charging her fifty pounds!he'd whispered that Stevie's lungs were so bad and his body so thin and his fever so persistent that he must be close to the end. But then, contradicting himself, he'd said if another hemorrhage could be held off for three weeks he might improve.
It was true that she had had a shock the other day when she'd bathed Stephen from head to foot and looked at his body standing in the tub like a classroom skeleton. She'd had to hold him up with one hand while she washed him with the other. His skin was stretched taut against the kettledrum of his pelvis.
And hothe was always hot and dry. He himself said he was "a dry twig on the edge of the bonfire."
"Get down, Tolstoi, don't bother him," Cora shouted at the tatterdemalion mutt. It slipped off its master's couch and trotted over to her, sporting its feathery tail high like a white standard trooped through the dirty ranks. She unconsciously snuggled her fingers under his silky ears and he blinked at the unexpected pleasure.
The newspapers kept running little items at the bottom of the page headlined, "Stephen Crane, the American Author, Very Ill." The next day they announced that the American author was improving. She'd been the little bird to drop that particular seed about improvement down their gullets.
Poor Stephenshe looked at his head as he gasped on the pillow. She knew that even in sleep his dream was full of deep, beautiful thoughts and not just book-learning! No, what a profound wisdom of the human heart he'd tapped into. And his thoughts were clothed in such beautiful raiments.
Uit: Bright Lights, Big City (Vertaald door A. Visser)
Het is zes uur 's morgens. Weetje waar je bent? Je bent niet het type dat om deze tijd 's morgens in een tent als deze rondhangt. Maar je bent er, en je kunt niet zeggen dat het terrein totaal onbekend is, hoewel de details een beetje wazig zijn. Je zit in een nachtclub te praten met een meid met een kaal hoofd. De club is óf de Heartbreak óf de Lizard Lounge. Alles zou duidelijk worden als je even het toilet kon binnenglippen en nog een beetje Boliviaans Marspoeder kon innemen. Of misschien ook niet. Een stemmetje in je hoofd blijft volhouden dat t epidemisch gebrek aan helderheid het resultaat van een al te rijkelijk gebruik van neusmiddelen. e nacht heeft reeds die niet waarneembare wenteling gemaakt waarin twee uur verandert in zes uur 's morgens. Je weet dat dat moment al voorbij is, maar je hebt geen zin toe te geven dat je over de streep bent gegaan, waarachter alles nodeloze schade is en de verlamming van rafelige zenuweinden. Een tijdje geleden had je het zinkende schip kunnen verlaten, maar in plaats daarvan ben je dat moment gepasseerd op een kometenstaart van wit poeder en pro eer je op de flash daarvan door te jagen. Op moment zijn je hersenen een samenstel van brigades Boliviaanse soldaatjes. Ze zijn moe en zitten onder de modder van hun lange nachtelijke mars. Ze hebben gaten in hun laarzen en honger.
Im September 1828 verließ der größte Mathematiker des Landes zum erstenmal seit Jahren seine Heimatstadt, um am Deutschen Naturforscherkongreß in Berlin teilzunehmen. Selbstverständlich wollte er nicht dorthin. Monatelang hatte er sich geweigert, aber Alexander von Humboldt war hartnäckig geblieben, bis er in einem schwachen Moment und in der Hoffnung, der Tag käme nie, zugesagt hatte. Nun also versteckte sich Professor Gauß im Bett. Als Minna ihn aufforderte aufzustehen, die Kutsche warte und der Weg sei weit, klammerte er sich ans Kissen und versuchte seine Frau zum Verschwinden zu bringen, indem er die Augen schloß. Als er sie wieder öffnete und Minna noch immer da war, nannte er sie lästig, beschränkt und das Unglück seiner späten Jahre. Da auch das nicht half, streifte er die Decke ab und setzte die Füße auf den Boden. Grimmig und notdürftig gewaschen ging er die Treppe hinunter. Im Wohnzimmer wartete sein Sohn Eugen mit gepackter Reisetasche. Als Gauß ihn sah, bekam er einen Wutanfall: Er zerbrach einen auf dem Fensterbrett stehenden Krug, stampfte mit dem Fuß und schlug um sich. Er beruhigte sich nicht einmal, als Eugen von der einen und Minna von der anderen Seite ihre Hände auf seine Schultern legten und beteuerten, man werde gut für ihn sorgen, er werde bald wieder daheim sein, es werde so schnell vorbeigehen wie ein böser Traum. Erst als seine uralte Mutter, aufgestört vom Lärm, aus ihrem Zimmer kam, ihn in die Wange kniff und fragte, wo denn ihr tapferer Junge sei, faßte er sich. Ohne Herzlichkeit verabschiedete er sich von Minna; seiner Tochter und dem jüngsten Sohn strich er geistesabwesend über den Kopf. Dann ließ er sich in die Kutsche helfen. Die Fahrt war qualvoll. Er nannte Eugen einen Versager, nahm ihm den Knotenstock ab und stieß mit aller Kraft nach seinem Fuß. Eine Weile sah er mit gerunzelten Brauen aus dem Fenster, dann fragte er, wann seine Tochter endlich heiraten werde. Warum wolle die denn keiner, wo sei das Problem? Eugen strich sich die langen Haare zurück, knetete mit beiden Händen seine rote Mütze und wollte nicht antworten.
Daniel Kehlmann (München, 13 januari 1975)
De Amerikaanse schrijfster Lorrie Moore werd geboren op 13 januari 1957 in Glens Falls, New York Lorrie Moore schrijft regelmatig voor The New Yorker. Ze heeft vier verhalenbundels op haar naam staan: 'Self help' (1985)'Like life '(1990), Birds of America (1998) en The Collected Stories (2008). Daarnaast schreef ze romans, waaronder 'Anagrams'(1986) en 'Who will run the frog hospital?'(1994)
Uit: Who Will Run the Frog Hospital
IN PARIS we eat brains every night. My husband likes the vaporous, fishy mousse of them. They are a kind of seafood, he thinks, locked tightly in the skull, like shelled creatures in the dark caves of the ocean, sprung suddenly free and killed by light; they've grown clammy with shelter, fortressed vulnerability, dreamy nights. Me, I'm eating for a flashback.
"The grass is always greener on the other side of the fence," says Daniel, my husband, finger raised, as if the thought has just come to him via the cervelles. "Remember the beast you eat. And it will remember you."
I'm hoping for something Proustian, all that forgotten childhood. I mash them against the roof of my mouth, melt them, waiting for something to be triggered in my head, in empathy or chemistry or some other rush of protein. The tempest in the teacup, the typhoon in the trout; there is wine, and we drink lots of it."
Lorrie Moore (Glens Falls,13 januari 1957)
De Litouwse schrijver en vertaler Jurgis Kunčinas werd geboren op 13 januari 1947 in Alytus. Hij studeerde germanistiek aan de universiteit van Vilnius, maar werd in 1968 uitgeschreven toen hij weigerde de verplichte militaire cursus te volgen. Zijn dienstplicht moest hij vervolgens bij de luchtmacht vervullen. Daarna had hij allerlei baantjes. Van vertaler bij kranten tot verpleger, transportarbeider tot reisleider. Vanaf 1977 publiceerde hij zes dichtbundels, zeven bundels met essays en proza en zes romans.Sinds de jaren tachtig werkte hij als zelfstandig schrijver. Zijn roman Tūla werd in 1993 door de Litouwse schrijversbond uitgeroepen tot het beste boek van het jaar.
Uit: Was wir in den Taschen eines Toten fanden (Vertaald door Cornelius Hell)
Schon den dritten Tag glitten wir auf Schiern die Flüsse entlang: Der schmelzende Schnee erstarrte nachts wieder zu einer Eiskruste, und die quellenreichen Uferhänge froren zu. Der Fluss stieg bis zu den Ufern an. Die Wege der Fischer waren überschwemmt, es war schwer durchzukommen. Dafür hielt uns niemand auf, man musste weder eine Berechtigungskarte noch den Pass noch die Geschlechtsorgane herzeigen. Sonst war es die reinste Mühe und eine ständige Spannung.
Schwer entfachte ich ein Lagerfeuer, und als ich es entfacht hatte, war ich trotzdem noch immer unruhig es hatte sich das ernstzunehmende Gerücht verbreitet, dass in der Umgebung aus Weißrussland kommende Kurdenbanden wüteten: Sie würden Menschen ausrauben, Tiere abstechen, Frauen, Männer und sogar Kinder vergewaltigen. Andere sprachen, dass das, hörst du, eine von irgendwo aus dem Ural kommende Gruppe bis zu den Zähnen bewaffneter Verbrecher sei die pfiffen auf jedes Recht und Gesetz. Trotzdem vermieden wir beide offizielle Posten, Siedlungen, öffentliche Wege und Kreuzungen.
Wir gingen zu zweit: Doloresa Lust und ich. Ich war blöd, dass ich einwilligte, sie aus der Stadt hinaus zu bringen. Denn auch dort nährte man sich von Gerüchten. Es verbreitete sich das folgende: Alle, die irgendwann in einem Irrenhaus gastiert oder die in längst vergangenen Zeiten auf der Liste der Vorgemerkten gestanden hatten, beabsichtige die neue Regierung, wieder hinter einen Zaun zu sperren, streng zu kontrollieren und wiederum mit irgendwelchen neuen Medikamenten zu behandeln. Offiziell hieß die Aktion: Schützen wir die Gesellschaft vor psychisch kranken Personen!
Jurgis Kunčinas (13 januari 1947 13 december 2002)
De Amerikaanse dichter, schrijver en beeldhouwer Clark Ashton Smith werd geboren in Long Valley (Californië) op 13 januari 1893. Smith woonde lange tijd bij zijn ouders en volgde alleen de basisschool-onderwijs. Hij leerde zichzelf de Franse en Spaanse taal. Zijn fotografisch geheugen stelde hem in staat veel informatie uit woordenboeken en encyclopedieën te onthouden. Vanaf zijn elfde jaar begon hij sprookjesachtige verhalen te schrijven. Later schreef hij ook gedichten, waardoor hij de aandacht trok van schrijver H.P. Lovecraft, waarmee een vele jaren durende vriendschap en correspondentie begon. Hij verdiende weinig met zijn schrijven en was vaak genoodzaakt bijbaantjes te nemen om zichzelf en zijn ouders te onderhouden. Na de dood van zijn ouders trouwde hij in 1954 met Carol Jones Dorman. Tot 1925 maakte hij vooral gedichten. De volgende tien jaar schreef hij diverse fantasy verhalen, die zich afspeelden in Atlantis, op Mars, in Hyperborië en zijn bekendste werk: de Zothique verhalen. Na 1935 verflauwde zijn belangstelling voor het schrijven en begon hij met beeldhouwen.
After Armageddon
God walks lightly in the gardens of a cold, dark star, Knowing not the dust that gathers in His garments' fold; God signs Him with the clay, marks Him with the mould, Walking in the fields unsunned of a sad, lost war, In a star long cold.
God treads brightly where the bones of unknown things lie, Pale with His splendor as the frost in a moon-bleached place; God sees the tombs by the light of His face, He shudders at the runes writ thereon, and His shadow on the sky Shudders hugely in space.
God talks briefly with His armies of the tomb-born worm, God holds parley with the grey worm and pale, avid moth: Their mouths have eaten all, but the worm is wroth With a dark hunger still, and he murmurs harm With the murmuring moth.
God turns Him heavenward in haste from a death-dark star, But His robes are assoilèd by the dust of unknown things dead; The grey worm follows creeping, and the pale moth has fed Couched in a secret golden fold of His broad-trained cimar Like a doom unsaid.
Clark Ashton Smith (13 januari 1893 14 augustus 1961)
KostÃs Palamás, Jan de Bas, Karl Bleibtreu, Victor de Laprade, Eduard von Bauernfeld, Maler Müller, Mark Alexander Boyd
De Nieuwgriekse dichter Kostís Palamás werd geboren op 13 januari 1859 in Patra in een familie van intellectuelen uit Mesolongi, de stad waar hij ook zijn jeugd heeft doorgebracht. Mesolongi heeft ook zijn gedachtegoed vervuld met herinneringen aan de onafhankelijkheidsoorlog. Hij studeerde rechten in Athene, maar nam nooit deel aan de eindexamens. Hij werd journalist en kreeg een secretariaatsjob aan de Atheense Universiteit. Hij begon zijn literaire loopbaan met satische verzen tegen de toestanden in Griekenland. Hij bestudeerde de principes van de Franse poëtische scholen, o.a. de Parnassiens en de Symbolisten. In 1886 gaf hij een bundel De Gedichten van mijn Vaderland uit, die het begin was van de School van Athene. Palamás zocht zijn inspiratie niet alleen in de volkspoëzie, hij hield zich ook bezig met algemene problemen, zowel in Griekenland als in de rest van de wereld. Palamás schreef ook de tekst voor de Olympische Hymne, gecomponeerd door Spyridon Samaras, en voor het eerst ten gehore gebracht tijdens de zomerspelen van 1896.
On the trip you are taken
On the trip you are taken By the horseman of the night Anhything he offers you You must refuse outright
And if you thirst don't drink From the world below The forgetfulness cursed drink Poor uprooted mistletoe!
Do not drink totally and forget us Leave behind your marks To find the way to get t'us
And as small as you still are And as a swallow light And hero's noisy arms Don't hang on your side
Do your best to fool The sultan of the night Slide quietly, in stealth And fly to the upper light,
And in our broken home, Return, oh darling mine, And become a gentle wind Sweetkissing us one more time.
Athens
Here heaven everywhere, sun shining from all sides, Completely surrounded by something like the honey of Hymettus, Everlasting lilies grow from the marble, The bright marble of Pentelicon they made gods from.
The pickaxe, swung, stumbles upon Beauty, Those are gods, not mortals, in the belly of the Great Mother, The blood of Athens spills, a violet flood, When shes struck by the arrows of the twilight.
Here are the temples and the groves of sacred olive, Here among the crowd, the crowd that stirs itself Slowly as a caterpillar on a whiteflower.
A host of relics lives and rules, thousand-souled, Life-breath bright in the very ground, I feel it it wrestles the darkness within me.
Kostís Palamás (13 januari 1859 - 27 februari 1943)
In de tuin zit een merel op een tak en hij kijkt om zich heen
en hij ziet wat hij denkt en hij denkt wat hij ziet. En de merel
gaat verzitten en hij denkt wat hij ziet en hij ziet wat hij denkt.
Jan de Bas (13 januari 1964)
De Duitse schrijver Karl August Bleibtreu werd geboren op 13 januari 1859 in Berlijn als zoon van de bekende schilder Georg Bleibtreu. Zijn studie filosofie brak hij af om door Europa te gaan reizen. In 1886 verscheen zijn brochure Revolution der Literatur. Het was eenprogram voor het naturalisme en hij werd er beroemd mee. Zelf beschouwde hij zich als opvoerder, leider en zelfs verlosser van de literatuur, maar met zijn geldingsdrang en intolerantie maakte hij ook veel vijanden.
Uit: Größenwahn
»Ja, heut ist in Calais Probeschießen mit den neuen Sprenggeschossen und dem neuen Gewehr!« erläuterte der würdige Hafenoffizial, und indem er ein prüfendes Auge auf Graf Xaver warf, der seinem Gepäckträger soeben ein überflüssig hohes Trinkgeld reichte, fügte er dienstbeflissen hinzu: »Die englischen Herren Offiziere brauchen sich blos beim Herrn Colonel zu melden, dann können sie die Revue in der Nähe besehn.«»So?« brummte Krastinik, während sein gleichgültiger Blick über das vorbeidefilierende reitende Artillerieregiment hinglitt. »Ich bin aber keiner.« Sein zweifelhaftes Englisch bürgte auch dafür. Der Beamte verbeugte sich. Sein Irrthum mochte für die oberflächliche Beobachtung eines Franzosen verzeihlich sein. Denn Graf Xaver Krastinik schien mit peinlicher Sorgfalt möglichst englisch gekleidet, von dem glänzenden breitkrämpigen Cylinder bis zu den hackenlosen knappanschließenden Schnürenschuhen. Aber die untersetzte breitschulterige Gestalt von kaum Mittelgröße, die sonnenverbrannte Hautfarbe, die tiefliegenden scharfen Augen unter hervorstehendem Knochenbau der Stirn, der röthliche Vollbart und das braunrote kurzgeschorene Haar, endlich die markirten Züge verriethen einen sarmatischen Typus. Auch soldatische Haltung konnte man unmöglich verkennen.Die Sonne blinzelte grell auf die Bohlen der Holzbrücke, welche zur Landungsstelle, wo der Dampfer via Calais-Dover seine Opfer erwartet, hinlief. Ohnehin verdrießlich, fühlte sich der Graf peinlich berührt, als ihm der dort lauernde Beamte, ein stämmiger Kerl mit riesigem Knebelbart, die gewöhnliche Frage zuschnarrte: »Êtes vous Français?« Da der Ueberraschte nicht sogleich antwortete, fuhr der Inquisitor eindringlich in einem Athem fort: »Are you English? Votre nom, monsieur? Your name, sir?«
Karl Bleibtreu (13 januari 1859 30 januari 1928)
De Franse dichter en criticus Victor Richard de Laprade werd geboren op 13 januari 1812 in Montbrison. Hij studeerde in Lyon. Bekend werd hij met de bundel Les Parfums de Madeleine uit 1839, een verzameling religieuze gedichten. In 1840 volgde La colère de Jesus, in 1844 Odes et poèmes.In 1847 werd hij benoemd tot hoogleraar Franse literratuur in Lyon.
Les Parfums De Madeleine (fragment)
En ce temps-là, ce fut une joie infinie
Chez tous les habitants du bourg de Béthanie:
Un pasteur avait vu, loin des chemins foulés,
Des voyageurs pensifs venir le long des blés,
Et, courant le premier, à la foule jalouse
Il avait annoncé le Seigneur et les Douze.
Or, comme aux jours anciens, par les vieillards rangé,
Le peuple s'assemblait près d'un puits ombragé;
Et marchant vers Jésus, les enfants et les femmes,
Dont sa voix caressait si doucement les âmes,
Répandaient à ses pieds les palmes d'Amana,
Se pressaient pour l'entendre et criaient: Hosanna!
Et la joie éclatait, plus féconde et plus vive,
Sous le toit où devait s'asseoir un tel convive.
Chez Simon qu'il aimait et qu'il avait guéri,
Les élus attendaient l'hôte illustre et chéri;
Et, mêlant de doux soins au chant des saints cantiques,
Des vases solennels puisaient les vins antiques.
Victor de Laprade (13 januari 1812 13 december 1883)
De Oostenrijkse dichter en schrijver Eduard von Bauernfeld werd geboren op 13 januari 1802 in Wenen. Tot 1848 werkte hij als ambtenaar in staatsdient, daarna als zelfstandig schrijver. Hij werd een van de succesvolste blijspeldichters van Oostenrijk en werd de huisdichter van het Burgtheater, waar zijn stukken toto 1902 zon 1100 opvoeringen beleefden. Enkele van zijn gedichten werden door Schubert op muziek gezet.
Der Vater mit dem Kind
Dem Vater liegt das Kind im Arm,
Es ruht so wohl, es ruht so warm,
Es lächelt süß; lieb' Vater mein!
Und mit dem Lächeln schläft es ein.
Der Vater beugt sich, atmet kaum,
Und lauscht auf seines Kindes Traum;
Er denkt an die entschwund'ne Zeit
Mit wehmutsvoller Seligkeit.
Und eine Trän' aus Herzensgrund
Fällt ihm auf seines Kindes Mund;
Schnell küßt er ihm die Träne ab,
Und wiegt es leise auf und ab.
Um einer ganzen Welt Gewinn
Gäb' er das Herzenskind nicht hin.
Du Seliger schon in der Welt,
Der so sein Glück in Armen hält!
Eduard von Bauernfeld (13 januari 1802 9 augustus 1890)
De Duitse dichter en schilder Maler (Friedrich) Müller werd geboren op 13 januari 1749 in Kreuznach. Hij werd opgeleid tot schilder in Zweibrücken en werd in 1777 benoemd tot hofschilder in Mannheim. In 1778 trok hij naar Italië waar hij bleef wonen. In 1778 werd hij katholiek. Voordat hij Duitsland verliet had hij ook al geschreven, o.a. het fragment Fausts Leben dramatisirt. Müller stond in contact met de groten uit zijn tijd als zu Gotthold Ephraim Lessing, Christoph Martin Wieland und Friedrich Schiller, en Johann Wolfgang von Goethe.
Een warme zomeravond, als het meezit Hoort wie goed luistert verre echos klinken: Beschaafde zang, orkestmuziek, gerinkel Van glazen, fluisterstemmen in de nacht
Geen schlagers of de laatste Doris-Day-hit Maar wel weemoedig koper; kijk: ze drinken Champagnewijn waarin het speels getwinkel Van maan en kaarslicht dreigend leed verzacht
Geen tekens van geweld nog, slechts geruis Van zomerjurken, schuldeloos vermaak
Maar dan: je knippert en het is voorbij
Wat rest: het hedendaags verkeersgesuis Een populaire wok- en afhaalzaak
Geen schim meer van de oude schenkerij
Uit: Portretsonnetten
1
Van borst tot buik een strakke rechte lijn Slechts rib of tepel bieden wat reliëf Een lichaam zonder angst of schuldbesef
Ik ben hem zelf, ik ben hem eens geweest Hij is nu zoals ik misschien wel was Beloftevol, maar verder groen als gras Een beetje engel en een beetje beest
Blondborstig zit hij in dezelfde trein Een tors, met haartjes haast onzichtbaar nog Een aaibaar en toch onaanraakbaar joch
Ik kijk naar buiten, quasi onbespied Hij ziet mij aan, hij kijkt, verraadt zich niet Lijkt opgelucht en blij, maar blij het meest: Zo blij dat hij nog mij niet hoeft te zijn
12
Haast niemand die van meer belang voor mij is Die machtiger en krachtiger dan hij is Zo prachtig met zijn lange blonde haren Zijn geest die ongebonden, sterk en vrij is
Ik kan soms uren naar zijn aanblik staren Dan voel ik dat hij meer dan zeer nabij is En zo passeren dagen, maanden, jaren Van hartstocht, passie, niet te evenaren
Ik heb hem vaak naast mij in bed gelegd Hoewel dat volgens velen slecht en fout is
Hoe fel brandt onze liefde, hoe oprecht Terwijl het in de wereld om ons koud is
En hoe betreur ik dat zijn kruis van hout is Maar ja, hij is er nogal aan gehecht
Cees van der Pluijm (Radio Kootwijk, 12 januari 1954)
Eyes mark the shape of the city. Through the eyes of a high-flying night bird, we take in the scene from midair. In our broad sweep, the city looks like a single gigantic creatureor more like a single collective entity created by many intertwining organisms. Countless arteries stretch to the ends of its elusive body, circulating a continuous supply of fresh blood cells, sending out new data and collecting the old, sending out new consumables and collecting the old, sending out new contradictions and collecting the old. To the rhythm of its pulsing, all parts of the body flicker and flare up and squirm. Midnight is approaching, and while the peak of activity has passed, the basal metabolism that maintains life continues undiminished, producing the basso continuo of the citys moan, a monotonous sound that neither rises nor falls but is pregnant with foreboding. Our line of sight chooses an area of concentrated brightness and, focusing there, silently descends to ita sea of neon colors. They call this place an amusement district. The giant digital screens fastened to the sides of buildings fall silent as midnight approaches, but loudspeakers on storefronts keep pumping out exaggerated hip-hop bass lines. A large game center crammed with young people; wild electronic sounds; a group of college students spilling out from a bar; teenage girls with brilliant bleached hair, healthy legs thrusting out from micromini skirts; dark-suited men racing across diagonal crosswalks for the last trains to the suburbs. Even at this hour, the karaoke club pitchmen keep shouting for customers. A flashy black station wagon drifts down the street as if taking stock of the district through its black-tinted windows. The car looks like a deep-sea creature with specialized skin and organs. Two young policemen patrol the street with tense expressions, but no one seems to notice them. The district plays by its own rules at a time like this. The season is late autumn. No wind is blowing, but the air carries a chill. The date is just about to change.
Haruki Murakami (Kioto, 12 januari 1949)
De Nederlandse dichter, schrijver en schilder Alain Teister (eig. Jacob Martinus Boersma werd geboren in Amsterdam op 12 januari 1932. Teister debuteerde in 1964 met de poëziebundel De huisgod spreekt. Daarna volgden nog diverse romans en poëziebundels. Zijn 'Zevenluik met bed en bezoekers', een installatie met bed, paspoppen, stoel, hout en verf' (1973-1974) werd aangekocht door het Centraal Museum Utrecht en de Rijksdienst voor Beeldende Kunsten. Hij was voorts de drijvende kracht achter de oprichting in 1975 van Theater de Engelenbak, een professioneel theater uitsluitend gericht op amateurvoorstellingen.
Toekomst
Als die mij nogal lief zijn - vrouw, bomen, vrienden - van mij heen zijn wil ik een snaterende grijsaard worden, wonend op het Maliebaan-station en in de zon. Gekleed in conducteurscostuum van Engels laken een goede indruk voor de spiegel maken, en zachtjes krijsen op het zoveelste perron: 'honnepon, honnepon ...'
Du kennst mich nicht, Wirst nie mich kennen Wirst nie mich nennen Mit Flammen im Gesicht.
Ich kenne dich Und kann dich missen Ach mein Gewissen Was peinigest du mich?
Dich missen? Nein, Für mich geboren Für mich verloren? Bei Gott es kann nicht sein.
Sei hoch dein Freund Und groß und teuer Doch ist er treuer Als dieser, der hier weint?
Und dir mißfällt O Nachtgedanken!! Kenn ihn, den Kranken, Sein Herz ist eine Welt.
Jakob Michael Reinhold Lenz (12 januari 1751- 24 mei 1792)
De Duitse schrijver, schilder en componist Florian Havemann werd geboren op 12 januari 1952 in Oost-Berlijn. Hij is een zoon van de bekende DDR-criticus Robert Havemann. In 1971 vluchtte hij naar het westen. Wolf Biermann, die zelf toen nog zijn uitburgering probeerde te voorkomen,schreef naar aanleiding daarvan het lied Enfant perdu, waarin hij de vlucht bekritiseert. Havemann studeerde in West-Berlijn vervolgens Scenografie aan de Hochschule der Künste. Hij schreef diverse stukken voor het toneel, o.a. over Albert Speer en Rosa Luxemburg en componeerde ook muziek voor het theater.Sinds 2005 publiceert hij op het internet de Zeitschrift für unfertige Gedanken. Onder de titel Havemann schreef hij een 1100 paginas tekllende, zogenaamde Tatsachenroman over zijn grootvader, zijn vader en zichzelf. Al voor het verschijnen leidde het werk tot controverses, o.a. omdat hij erin suggereerde dat Wolf Biermann sexuele contacten had met Margot Honecker, de vrouw van partijleider Erich Honecker. Het boek werd door de uitgeverij later uit de handel genomen en in een verkorte vorm vorig jaar opnieuw uitgebracht.
Uit: Havemann
Havemann, das beginnt mit einem Saathändler. Für mich beginnt Havemann mit einem Saathändler, aber natürlich weiß ich, daß es vor diesem Saathändler andere Havemänner gegeben haben muß, Havemänner, von denen dieser Saathändler abstammt und mit ihm dann wir, mein Großvater,
mein Vater und ich, und natürlich auch noch die vielen anderen, die zur Sippschaft gehören. Vielleicht waren das Bauern, Saatgüterproduzenten, die sich eines Tages auf den Handel mit Saatgut allein verlegt haben, vielleicht aber waren das lange und immer schon Havemänner, to have Männer, Männer und ihre Familien, die was hatten, Besitz, vielleicht aber auch waren das Hafenmänner, diese Havemänner, und damit schon Händler von alters her, Leute, die im Hafen ankommende Ware kauft en und dann weiterverkauft en, in andere Städte, ins Hinterland.
Hamburger Hafenmänner zum Beispiel, denn die habe ich mir immer als unsere Vorfahren vorgestellt, von denen dann einer auf der halben Strekke zwischen Hamburg und Berlin hängengeblieben ist, in Grabow, der kleinen Stadt Grabow. Besser ein großer Händler sein in Grabow als ein kleiner Hafenmann in Hamburg. Besser ein to-have-Mann in einem kleinen Nest wie Grabow sein, ein Habenmann, ein Habemann dort als von der Hamburger Hafenkonkurrenz erdrückt werden an irgendwelche Bauern, die Saatgut produzierten und dann zu Saatguthändlern wurden, habe ich nie geglaubt, denn das ist für mich nicht Havemann. Havemann, das ist für mich: eine Gelegenheit ergreifen, die sich einem bietet. Den Saatguthandel in einer kleinen Provinzstadt wie Grabow zum Beispiel.
Havemann, das ist: lieber in einem kleinen Nest ein König zu sein als sich in einer Weltstadt, in einer Hafenstadt mit Verbindung in die ganze Welt, der Konkurrenz der ganzen Welt ausgesetzt, abmühen zu müssen.
Havemann, das ist: DDR und im doofen Rest der Klügste sein zu wollen.
Fatos Kongoli, William Nicholson, Ferenc Molnár, Jack London, Charles Perrault
De Albanese schrijver Fatos Kongoli werd geboren op 12 januari 1944 in Elbasan. In zijn kinderjaren verhuisde zijn familie naar Tirana. Hij studeerde wiskunde in Tirana, maar ook in China. Vanaf 1970 werkte hij als cultuurredacteur bij uitgeverijen, tijdschriften en kranten.
Uit: Die albanische Braut (Vertaald door Joachim Roehm)
Natürlich wußte ich, daß Vilma im Labor arbeitete. Ich hatte sie n weißen Leinenhosen und im weißen Arbeitsmantel hinten aus er Fabrik kommen sehen, auf dem Kopf die unvermeidliche nd gleichfalls weiße Haube. Allerdings immer nur von weitem.
In der Hölle, in der ich mich bewegte, bewies mir ihre Erscheinung, aß es irgendwo noch ein anderes Leben gab als das, das ir alltäglich in Gestalt sündiger Teufel entgegentrat. Jemand, er von solch unglückseligen Bevölkerern der Hölle umgeben ar, konnte nicht anders, als ein paradiesisches Wesen in ihr u sehen. Darauf war es wahrscheinlich auch zurückzuführen, aß ich meinte, das Reich der Schatten in Richtung Garten den zu verlassen, als Dori einen ehemaligen Studenten der industriellen
Chemie im dritten Semester für geeignet hielt, den latz der jählings entführten Laborantin zu besetzen. In Wahrheit andelte es sich dabei um einen absolut gewöhnlichen aum mit absolut gewöhnlichen Geräten, in dem Tag und Nacht in ohrenbetäubender Lärm herrschte. Von einem Paradies war
wirklich nichts zu spüren. Die einzige Veränderung in meinem eben war die, daß ich auf meinem Weg ins Labor keine in Zeitungspapier ingewickelte Pausenzehrung bei mir führte. Und aß ich nicht mehr mit Teufeln zu tun hatte, sondern den Tag n Gesellschaft zweier von Kopf bis Fuß in Weiß gehüllter Wesen erbrachte. Eines davon war Vilma.
Das gütige Geschick führte mich in Vilmas Labor auf dem mweg über ein Büro, in dem es weder Staub noch Lärm gab.
Es war darin weder besonders hell noch besonders dunkel, und as einzige Fenster war vergittert. Wollte man hineingelangen, ußte man erst an einer mit emailliertem Blech beschlagenen
Tür anklopfen. Wenn man sie dann öffnete, stand man verdutzt or einem Käfig: von einer Wand zur anderen erstreckte sich in deckenhohes Eisengitter. Es war, als würde man eine Gefängniszelle
betreten. Doch es handelte sich um kein Verlies, ondern um das Kaderbüro. In dem eisernen Käfig saß zwischen egalen und Tresoren ein Mensch.
Fatos Kongoli (Elbasan, 12 januari 1944)
De Britse schrijver William Nicholson werd geboren op 12 januari 1948 in Tunbridge Wells, Kent. Hij bezocht de Downside School, Somerset, enChrist's College, Cambridge. Zijn vrouw Virginia is eveneens schrijfster en kan beroemde voorgangsters als Vanessa Bell en Virginia Woolf tot haar familie rekenen. Nicholson werkte jarenlang voor de BBC en maakte documentaire films. Hij werd bekend als schrijver toen het eerste deel van zijn Wind On Fire trilogie hem de Blue Peter best book award opleverde in 2000.
Uit: The Society of Others
On this random day from all that time ago, longer ago than yesterday, I'msitting alone in my room, the blind down over the window and the door locked.There's music playing to which I am not listening. The television is on, with nosound. I'm not watching. It's just there like the crack of light on thewindowsill and the pressure in my bladder that tells me I need to piss. MaybeI'll go soon. I'm doing nothing in particular. I do nothing most days. You couldsay it's what I do, like it's my occupation. This is not a problem. I don't wantanything. I have the animal needs like you do, to eat and excrete, to mate andto sleep, but as soon as the needs are met they go away, and everything's theway it was before. That stuff is necessary. We're not talking desire. I don't even want money. What's the point? You see something you want to buy,you get excited about having it, you buy it, the excitement fades. Everything'sthe way it was before. I've seen through that game. They make you want things sothey get your money. Then they take your money and then they've got it, and whatdo they do? They use it to buy things someone else has made them want. For a fewmoments they think they're happy, and then it all fades and everything's the wayit was before. How stupid can you get? It's like fish. Fish swim about all dayfinding food to give them energy to swim about all day. It makes me laugh. Thesepeople who hurry about all day making money to sell each other things. Anyonewith eyes to see could tell them their lives are meaningless and they aren'tgetting any happier.
William Nicholson (Tunbridge Wells,12 januari 1948)
De Hongaarse schrijver Ferenc Molnár werd op 12 januari 1878 in een burgerlijk-joods gezin van Duitse afkomst geboren. Tussen 1887 en 1895 bezocht hij het Gereformeerde Gymnasium in Boedapest. In 1895 studeerde hij rechten in Boedapest en Genf en daarna ging hij naar Parijs. In 1896 kwam hij terug naar Boedapest, maar voltooide zijn studie niet. Zijn eerste verhaalbundel is in 1898 verschenen. Zijn eerste roman kwam in 1901 uit en zijn eerste drama werd in 1902 opgevoerd. Zijn hele leven leefde Molnar onder bijzonder goede omstandigheden. Hij werd heel snel de meest populaire Hongaarse (toneel)schrijver. Zijn werken werden in veel talen vertaald en in de hele wereld opgevoerd. Zijn artistieke en persoonlijke beoordeling zijn echter tegenstrijdig, zelfs extreem verschillend. In 1906 werd hij tot mederedacteur van de krant Budapesti Napló gekozen. Zijn snelle succes bracht de klassieke jeugdroman A Pál utcai fiúk(De jongens van de Paulstraat) (1907) die in veertien talen vertaald en in meerdere landen verfilmd werd. Dit boek is ook tegenwoordig bijzonder populair. Het succes werd bekroond door de toneelstukken Liliom en A testõr (1910).
Uit: A Matter Of Husbands(Vertaald door Benjamin Glazer)
FAMOUS ACTRESS: You wished to see me?
EARNEST YOUNG WOMAN: [She gulps emotionally] Yes.
FAMOUS ACTRESS: What can I do for you?
EARNEST YOUNG WOMAN: [Extends her arms in a beseeching gesture] Give me back my husband!
FAMOUS ACTRESS: Give you back your husband!
EARNEST YOUNG WOMAN: Yes. [The FAMOUS ACTRESS only stares at her in speechless bewilderment.] You are wondering which one he is.... He is a blond man, not very tall, wears spectacles. He is a lawyer, your manager's lawyer. Alfred is his first name.
FAMOUS ACTRESS: Oh! I have met him--yes.
EARNEST YOUNG WOMAN: I know you have. I implore you, give him back to me.
[There is a long pause.]
FAMOUS ACTRESS: You mustn't mistake my silence for embarrassment. I am at a loss because--I don't quite see how I can give you back your husband when I haven't got him to give.
EARNEST YOUNG WOMAN: You just admitted that you knew him.
FAMOUS ACTRESS: That scarcely implies that I have taken him from you. Of course I know him. He drew up my last contract. And it seems to me I have seen him once or twice since then--backstage. A rather nice-spoken, fair-haired man. Did you say he wore spectacles?
EARNEST YOUNG WOMAN: Yes.
FAMOUS ACTRESS: I don't remember him with spectacles.
EARNEST YOUNG WOMAN: He probably took them off. He wanted to look his best to you. He is in love with you. He never takes them off when I'm around. He doesn't care how he looks when I'm around. He doesn't love me. I implore you, give him back to me!
Ferenc Molnár (12 januari 1878 1 april 1952)
De Amerikaanse schrijver Jack London (eig. John Griffith Chaney) werd geboren op 12 januari 1876 in San Francisco, Californië. Al vanaf zijn jonge jaren had hij het moeilijk om rond te komen. Hij nam allerlei baantjes aan. In 1893 kreeg hijeen gevangenisstraf voor landloperij. Daarna - hij was toen 17 - besloot hij alsnog een opleiding te volgen. Met succes, in een jaar, rondde hij een programma af dat normaal 6 jaar duurde. Een universiteitsopleiding maakte hij niet af omdat hij deelnam aan de Alaska goldrush. In Alaska begon hij met schrijven. Boeken als 'The Call of the Wild' (Roep van de Wildernis), 'White Fang' (Witte Hoektand) en 'Martin Eden' maaktem hem wereldberoemd.
Uit: The Call of the Wild
But his strength ebbed, his eyes glazed, and he knew nothing when the train was flagged and the two men threw him into the baggage car.
The next he knew, he was dimly aware that his tongue was hurting and that he was being jolted along in some kind of a conveyance. The hoarse shriek of a locomotive whistling a crossing told him where he was. He had travelled too often with the Judge not to know the sensation of riding in a baggage car. He opened his eyes, and into them came the unbridled anger of a kidnapped king. The man sprang for his throat, but Buck was too quick for him. His jaws closed on the hand, nor did they relax till his senses were choked out of him once more.
"Yep, has fits," the man said, hiding his mangled hand from the baggageman, who had been attracted by the sounds of struggle. "I'm takin' 'm up for the boss to 'Frisco. A crack dog-doctor there thinks that he can cure 'm."
Un meunier ne laissa pour tous biens à trois enfants qu'il avait, que son moulin, son âne et son chat. Les partages furent bientôt faits, ni le notaire, ni le procureur n'y furent point appelés. Ils auraient eu bientôt mangé tout le pauvre patrimoine. L'aîné eut le moulin, le second eut l'âne, et le plus jeune n'eut que le chat. Ce dernier ne pouvait se consoler d'avoir un si pauvre lot : -"Mes frères, disait-il, pourront gagner leur vie honnêtement en se mettant ensemble; quant à moi, lorsque j'aurai mangé mon chat, et que je me serai fait un manchon de sa peau, il faudra que je meure de faim."
Le chat qui entendait ce discours, mais qui n'en fit pas semblant, lui dit d'un air posé et sérieux : -"Ne vous affligez point, mon maître, vous n'avez qu'à me donner un sac, et me faire faire une paire de bottes pour aller dans les broussailles, et vous verrez que vous n'êtes pas si mal partagé que vous croyez."
Quoique le maître du chat n'y croyait guère, il lui avait vu faire tant de tours de souplesse, pour prendre des rats et des souris, comme quand il se pendait par les pieds, ou qu'il se cachait dans la farine pour faire le mort, qu'il ne désespéra pas d'en être secouru dans sa misère.
Jasper Fforde, Katharina Hacker, Marc Acito, Nikos Kavvadias, Oswald de Andrade, Eduardo Mendoza
De Britse schrijver en cameraman Jasper Fforde werd geboren op 11 januari 1961 in Londen.
Uit: The Big Over Easy
It was the week following Easter in Reading, and no one could remember the last sunny day. Gray clouds swept across the sky, borne on a chill wind that cut like a knife. It seemed that spring had forsaken the town. The drab winter weather had clung to the town like a heavy smog, refusing to relinquish the season. Even the early bloomers were in denial. Only the bravest crocuses had graced the municipal park, and the daffodils, usually a welcome splash of color after a winter of grayness, had taken one sniff at the cold, damp air and postponed blooming for another year. A police officer was gazing with mixed emotions at the dreary cityscape from the seventh floor of Reading Central Police Station. She was thirty and attractive, dressed up and dated down, worked hard and felt awkward near anyone she didn't know. Her name was Mary. Mary Mary. And she was from Basingstoke, which is nothing to be ashamed of."Mary?" said an officer who was carrying a large potted plant in the manner of someone who thinks it is well outside his job description. "Superintendent Briggs will see you now. How often do you water these things?"
Katharina Hacker (Frankfurt am Main, 11 januari 1967)
De Amerikaanse schrijver en columnist Marc Acito werd geboren op 11 januari 1966 in Bayonne, New Jersey. Zijn humoristische roman How I Paid for College leverde hem in 2005 de Oregon Book Award op. In 2008 verscheen het vervolg Attack of the Theater People. Acito schrijft ook de column The Gospel According to Marc", die vier jaar lang verscheen in negentien verschillende homo-magazines. Zijn humoristische essays verschenen o.a. in The New York Times en Portland Monthly magazine.
Uit: How I Paid for College
The story of how I paid for college begins like life itself--in a pool of water. Not in the primordial ooze from which prehistoric fish first developed arms and crawled onto the shore but in a heavily chlorinated pool of water in the backyard of Gloria D'Angelo's split-level ranch in Camptown, New Jersey. Aunt Glo. She's not my aunt, really, she's my friend Paula's aunt, but everybody calls her Aunt Glo and she calls us kids the LBs, short for Little Bastards. Aunt Glo yells. Always yells. She yells from the basement where she does her son the priest's laundry. She yells from the upstairs bathroom, where she scrubs the tub to calm her nerves. And she yells from her perch behind the kitchen sink, where she stirs her marinara sauce and watches us float in the heavily chlorinated pool of water. Like life itself, the story of how I paid for college begins with a yell. "Heeeeeey! Are you two LBs gonna serenade me or what?" Paula and I mouth to each other, "Ya' can't lie around my pool for nothin', y'know." I roll over on the inflatable raft, giving a tug on my PROPERTY OF WALLINGFORD HIGH SCHOOL ATHLETIC DEPT. shorts so they don't stick to my nuts. (I wear the shorts ironically--a tribute to the one purgatorial semester I spent on the track team.) I reach over to turn down the radio, where Irene Cara is having a Flashdance feeling for like the gazillionth time today, and turn to look at Paula.
Marc Acito (Bayonne, 11 januari 1966)
De Griekse dichter, schrijver en zeeman Nikos Kavvadias werd geboren op 11 januari 1910 inNikolski Ousouriski, een plaatsje bij Harbin, een miljoenenstad in Mantsjoerije, als zoon van veel reizende, Griekse ouders. Zij keerden in 1921 terug naar Pireus. Kavvadias werd uiteindelijk in 1939 radio-officier, maar kon door WO II pas als zodanig gaan varen vanaf 1944. Zijn eerste dichtbundel "Marabou"verscheen in 1933. In 1947 volgde "Pousi" en pas in 1975 "Traverso". Zijn enige roman
(Eng:) Nightshift (De Wacht) verscheen in 1954.
Mal du depart
Always the perfect, unworthy lover
of the endless voyage and azure ocean,
I shall die one evening, like any other,
without having crossed the dim horizon.
For Madras, Singapore, Algeria, Sfax,
the proud ships will still be setting sail,
but I shall bend over a chart-covered desk
and look in the ledger, and make out a bill.
I'll give up talking about long journeys,
My friends will think I've forgotten at last;
my mother will be delighted: she'll say
"A young man's fancy, but now it's passed."
But one night my soul will rise up before me,
and ask, like some grim executioner, "Why?"
This unworthy trembling hand will take arms
and fearlessly strike where the blame must lie.
And I, who longed to be buried one day
in some deep sea of the distant Indies
shall come to a dull and common death;
shall go to a grave like the graves of so many.
Fog
The fog fell with the evening
-- the lightship lost --
and you arrived unexpected
in the pilot-house to see me.
You are wearing all white and you're wet,
I'm plaiting your hair into ropes.
Down in the waters of Port Pegassu
It always rains this season.
The stoker is watching us
with both feet in the chains.
Never look at the antennas
in a storm; you'll get dizzy.
The boatswain curses the weather
and Tokopilla is so far away.
Rather than fearing and waiting
better at the periscope and the torpedo.
Go! You deserve firm land.
You came to see me and yet see me you didn't
I have since midnight drowned
a thousand miles beyond the Hebrides.
Vertaald door Tefkros Symeonides
Nikos Kavvadias (11 januari 1910 10 februari 1975)
Uit: De stad der wonderen (Vertaald door F. Mendelaar, H. Peteri, Harriët Peteri)
Het jaar dat Onofre Bouvila in Barcelona aankwam heerste er een koortsachtige bedrijvigheid in de stad. Barcelona ligt in de vallei tussen Malgrat en Garraf, daar waar het kustgebergte enigszins naar het binnenland terugwijkt en zodoende een soort amfitheater vormt. Het klimaat is er zacht en zonder schommelingen: de lucht is er meestal licht en helder, de weinige wolken die er soms hangen zijn wit; het weer is stabiel; het regent er zelden, maar als het regent is het onverwachts en zeer hevig. Hoewel de meningen hierover uiteenlopen, worden over het algemeen de eerste en tweede stichting van Barcelona aan de Phoeniciërs toegeschreven. In ieder geval weten we dat Barcelona in de geschiedenis voor het eerst genoemd wordt als kolonie van Carthagol bondgenoot van Sidon en Tyrus. Het staat vast dat de olifanten van Hannibal er halt hebben gehouden om te drinken en te baden aan de oevers van de Besós of de Llobregat, op weg naar de Alpen waar de koude en de grilligheid van het terrein hen heeft gedecimeerd. De eerste Barcelonezen waren stomverbaasd bij het zien van die dieren. Moet je die slagtanden zien, die oren, die slurf, zelden ze tegen elkaar. De algehele verbazing en de verhalen die nog jarenlang de ronde deden bezorgden Barcelona het imago van een stad; in de 19de eeuw zouden de Barcelonezen hun uiterste best doen dit imago, dat inmiddels verloren was gegaan, te herstellen. Na de Phoeniciërs kwamen de Grieken en de Layetanen.