Romenu is een blog over gedichten, literatuur en kunst Maar Romenu is ook een professionele freelance vertaler Du-Ne en Ne-Du http://www.roumen-vertalingen.nl/
Georg Trakl werd op 3 februari 1887 in het conducteurshuis aan de Waagplatz 2 in Salzburg geboren. Zijn vader, Tobias Trakl, was een handelaar in ijzerwaren en zijn moeder, die ook psychische problemen had, was Maria Catharina Trakl, (meisjesnaam Halik). Voorts had hij nog drie broers en drie zussen. Margarethe (doorgaans Grethe genoemd) stond hem het naast, zelfs zodanig dat sommigen een incestueuze verhouding vermoeden. Zijn jeugd bracht hij door in Salzburg. Vervolgens bezocht hij van 1897 tot 1905 het humanistische gymnasium. Om toch een academische opleiding te kunnen volgen, werkte hij tot 1908 in de praktijk bij een apotheker. Sommigen vermoedden dat hij dit vooral deed om zichzelf opiaten te kunnen verschaffen. Bij het uitbreken van WO I werd Trakl als medicus naar het front in Galicië (heden ten dage in Oekraïne en Polen) gestuurd. Zijn gemoedsschommelingen leidden tot geregelde uitbraken van depressie, die verergerd werden door de afschuw die hij voelde voor de verzorging van de ernstig verwonde soldaten. De spanning en druk dreven hem ertoe een suïcidepoging te ondernemen, welke zijn kameraden nochtans verhinderden. Hij werd in een militair ziekenhuis opgenomen in Kraków, alwaar hij onder strikt toezicht geplaatst werd.Trakl verzonk daar in nog zwaardere depressies en schreef Ficker om advies. Ficker overtuigde hem ervan dat hij contact moest opnemen met Wittgenstein, die inderdaad op weg ging na Trakls bericht te hebben ontvangen. Op 4 november 1914, drie dagen voordat Wittgenstein aan zou komen, overleed hij echter aan een overdosis cocaïne
Paul Celan
Paul Celan werd onder de naam Paul Antschel op 23 november 1920 geboren in Czernowitz, toentertijd de hoofdstad van de Roemeense Boekovina, nu behorend bij de Oekraïne. Paul Celans ouders waren Duitssprekende joden die hun zoon joods opvoedden en hem naar Duitse christelijke scholen stuurden. In 1942 werden Celans ouders door de Duitse bezetter naar een werkkamp gedeporteerd en daar vermoord. Hijzelf wist aanvankelijk onder te duiken, maar moest vanaf juli 1942 in een werkkamp dwangarbeid verrichten. Celan overleefde de oorlog. Via Boekarest en Wenen vestigde Celan zich in 1948 in Parijs. Daar was hij werkzaam als dichter, vertaler en doceerde hij aan de prestigieuze Ecole Normale Supérieure. Vermoedelijk op 20 april 1970 beëindigde hij zijn leven zelf door in de Seine te springen.
Gerard Reve
Gerard Reve over: Medearbeiders ”God is in de mensen, de dieren, de planten en alle dingen - in de schepping, die verlost moet worden of waaruit God verlost moet worden, door onze arbeid, aangezien wij medearbeiders van God zijn.” Openbaring ”Tja, waar berust elk godsbegrip op, elke vorm van religie? Op een openbaring, dat wil zeggen op een psychische ervaring van zulk een dwingende en onverbiddelijke kracht, dat de betrokkene het gevoel heeft, niet dat hij een gedachte of een visioen heeft, maar dat een gedachte gedachte of visioen hem bezit en overweldigt.”
Simon Vestdijk
Simon Vestdijk (Harlingen, 17 oktober 1898 – Utrecht, 23 maart 1971) was een Nederlands romancier, dichter, essayist en vertaler. Zijn jeugd te Harlingen en Leeuwarden beschreef hij later in de Anton Wachter-cyclus. Van jongs af aan logeerde hij regelmatig bij zijn grootouders in Amsterdam, waar hij zich in 1917 aan de Universiteit van Amsterdam inschrijft als student in de medicijnen. Tijdens zijn studie die van 1917 tot 1927 duurde, leerde hij Jan Slauerhoff kennen.Tot 1932 is hij als arts in praktijken door heel Nederland werkzaam. In 1932 volgt zijn officiële schrijversdebuut met de uitgave van de bundel Verzen in De Vrije Bladen. Doorslaggevend voor Vestdijks uiteindelijke keuze voor de literatuur is zijn ontmoeting in 1932 met Eddy Du Perron en Menno ter Braak. Deze ontmoeting had tot resultaat dat hij redactielid werd van het tijdschrift Forum Kort daarop, in 1933, wordt zijn eerste novelle, De oubliette, uitgegeven. In hetzelfde jaar schrijft hij Kind tussen vier vrouwen, dat, eerst geweigerd door de uitgever, later de basis zal vormen voor de eerste drie delen van de Anton Wachter-romans. In 1951 ontvangt Vestdijk de P.C. Hooftprijs voor zijn in 1947 verschenen roman De vuuraanbidders. In 1957 wordt hij voor het eerst door het PEN-centrum voor Nederland voorgedragen voor de Nobelprijs voor de Literatuur, die hij echter nooit zal krijgen. Op 20 maart 1971 wordt hem de Prijs der Nederlandse Letteren toegekend, maar voor hij deze kan ontvangen overlijdt hij op 23 maart te Utrecht op 72-jarige leeftijd. Vestdijk was auteur van ca. 200 boeken. Vanwege deze enorme productie noemde de dichter Adriaan Roland Holst hem 'de man die sneller schrijft dan God kan lezen'. Andere belangrijke boeken van Simon Vestdijk zijn: "Kind van stad en land" (1936), "Meneer Visser's hellevaart" (1936), "Ierse nachten" (1946), "De toekomst de religie" (1947), "Pastorale 1943" (1948), "De koperen tuin" (1950), "Ivoren wachters" (1951), "Essays in duodecimo" (1952) en "Het genadeschot" (1964).
K.P. Kavafis K.P. Kavafis werd als kind van Griekse ouders, afkomstig uit Konstantinopel, geboren in 1863 in Alexandrië (tot vandaag een Griekse enclave) waar hij ook het grootste deel van zijn leven woonde en werkte. Twee jaar na de dood van zijn vader verhuist het gezin in 1872 naar Engeland om na een verblijf van vijf jaar naar Alexandrië terug te keren. Vanwege ongeregeldheden in Egypte vlucht het gezin in 1882 naar Konstantinopel, om na drie jaar opnieuw naar Alexandrië terug te gaan. In de jaren die volgen maakt Kavafis reizen naar Parijs, Londen en in 1901 zijn eerste reis naar Griekenland, in latere jaren gevolgd door nog enkele bezoeken. Op de dag van zijn zeventigste verjaardag, in 1933 sterft Kavafis in Alexandrië. De roem kwam voor Kavafis pas na zijn dood, dus postuum. Deels is dat toe te schrijven aan zijn eigen handelswijze. Hij was uiterst terughoudend met de publicatie van zijn gedichten, liet af en toe een enkel gedicht afdrukken in een literair tijdschrift, gaf in eigen beheer enkele bundels met een stuk of twintig gedichten uit en het merendeel van zijn poëzie schonk hij op losse bladen aan zijn beste vrienden.
Thomas Mann
Thomas Mann, de jongere broer van Heinrich Mann, werd geboren op 6 juni 1875 in Lübeck. Hij was de tweede zoon van de graankoopman Thomas Johann Heinrich Mann welke later één van de senatoren van Lübreck werd. Zijn moeder Julia (geboren da Silva-Bruhns) was Duits-Braziliaans van Portugees Kreoolse afkomst. In 1894 debuteerde Thomas Mann met de novelle "Gefallen". Toen Thomas Mann met 21 jaar eindelijk volwassen was en hem dus geld van zijn vaders erfenis toestond - hij kreeg ongeveer 160 tot 180 goldmark per jaar - besloot hij dat hij genoeg had van al die scholen en instituties en werd onafhankelijk schrijver. Kenmerkend voor zijn stijl zijn de ironie, de fenomenale taalbeheersing en de minutieuze detailschildering. Manns reputatie in Duitsland was sterk wisselend. Met zijn eerste roman, Buddenbrooks (1901), had hij een enorm succes, maar door zijn sceptische houding tegenover Duitsland na de Eerste Wereldoorlog veranderde dit volledig. Stelde hij zich tot aan de jaren twintig apolitiek op (Betrachtungen eines Unpolitischen, 1918), meer en meer raakte hij bij het Politiek gebeuren betrokken. Zijn afkeer van het nationaal socialisme groeide, zijn waarschuwingen werden veelvuldiger en heftiger. In 1944 accepteerde hij het Amerikaanse staatsburgerschap. Tussen 1943 en 1947 schreef Mann Doktor Faustus (zie Faust), de roman van de 'Duitse ziel' in de gecamoufleerd geschilderde omstandigheden van de 20ste eeuw. In 1947 bezocht hij voor het eerst sinds de Oorlog Europa, twee jaar later pas Duitsland. In 1952 vertrok hij naar Zwitserland. Op 12 augustus 1955 stierf hij in Zürich. Twintig jaar na zijn dood, in aug. 1975, is zijn literaire nalatenschap geopend: dagboekaantekeningen van 15 maart 1933 tot 29 juli 1955, alsmede notities uit de jaren 1918 tot en met 1921.Belangrijke werken zijn: Der Zauberberg, Der Tod in Venedig, Dokter Faustus , Joseph und seine Brüder en Die Bekenntnisse des Hochstaplers Felix Krull.
Rainer Maria Rilke
Rilke werd op 4 december 1875 geboren in Praag. Hij had al naam gemaakt als dichter met zijn bundels Das Stundenbuch en Das Buch der Bilder, toen hij de literaire wereld versteld deed staan en wereldfaam verwierf met de publicatie van zijn twee delen Neue Gedichte in 1907 en 1908. Hij verzamelde daarin het beste werk uit een van zijn vruchtbaarste periodes, die hij grotendeels doorbracht in Parijs. Rilke was daar diep onder de indruk gekomen van Rodin, bij wie hij een tijdlang in dienst was als particulier secretaris. Rodin, zei hij later, had hem leren kijken. Dit kijken kwam neer op intense concentratie, om het mysterie te kunnen zien ‘achter de schijnbare werkelijkheid'. Latere en rijpere werken als Duineser Elegien (1912-1923) en het ronduit schitterende Die Sonette an Orfeus (1924) illustreren Rilkes metafysische visie op het onzegbare, dat haar verwoording vindt in een hermetische muzikale taal. Op 29 december 1926 overlijdt Rilke in het sanatorium in Val-Mont aan de gevolgen van leukemie. Enkele dagen later wordt hij, overeenkomstig zijn wens, begraven op het kerkhof van Raron.
* * * * * * * * * * * * * * * *
Romenu
Over literatuur, gedichten, kunst en cultuur
03-06-2009
Kathleen E. Woodiwiss, Gerhard Zwerenz, Pedro Mir, Detlev von Liliencron, Friederike Brun
De Amerikaanse schrijfster Kathleen E. Woodiwiss werd geboren op 3 juni 1939 in Alexandria, Louisiana. In 1972 verscheen haar historische liefdesroman The Flame and the Flower, waarvan meteen meer dan 2.3 miljoen exemplaren werden verkocht. Er volgden nog 12 bestsellers met een oplage van boven de 36 miljoen.
Uit: The Flame and the Flower
As they entered the captain' s cabin, a man rose from the desk where he had been sitting and, had it not been for her bruised state of mind, Heather would have noticed his tall, muscular build and piercing green eyes. Fawn-colored breeches were fitted snug about his narrow hips and a white ruffled shirt, opened to the waist, revealed a chest wide and firmly muscled beneath a mat of crisp black hair. He had the look of a pirate about him, or even Satan himself, with his dark, curly hair and long sideburns that accentuated the lean, handsome features of his face. His nose was thin and straight except for a slight hook in its profile just below the bridge. His hair was raven black and his skin darkly tanned. White teeth flashed in contrast as he smiled and came forward, sweeping her with a bold gaze from top to toe. "Aye, you've done a handsome night's work with this one, George. You must have searched hard and wide for her." "Nay, cap'n," the old man returned. "We found her walking the streets of the waterfront. She came most willingly, cap'n."
Ernst Bloch fühlte sich in Leipzig dem Dänen besonders verbunden in Vitalität, widerspenstigem Elan und den Reflexionen über Erotik, bei der es Bloch allerdings, anders als Kierkegaard, nicht an Praxis mangelte. Ich nahm mir damals vor, das Karl-May-Land Sachsen Richtung Ernst-Bloch-Land voranzutreiben. Bloch mochte May. Ich mochte May und Bloch. Also galt es, die individuelle Revolte zur humoristischen Revolution an beiden Ufern der Pleiße reifen zu lassen. Zu fragen ist, wie Bloch als gleichsam wiedergeborener Existentialist Kierkegaard in der pseudomarxistischen DDR-Diktatur des Proletariats, alias Politbüro, sich zwölf Jahre lang halten konnte. Ich selbst als verkappter Trotzkist unter Hitler, Stalin, Ulbricht, später Adenauer und anschließenden Obrigkeiten schaffte das mit Hilfe meiner realen wie taktischen Harmlosigkeit als Humorist unter Assistenz von Gert Gablenz sowie weiteren Pseudonymen, die zu enthüllen ich mich hütete. Sein outing muss jeder selbst betreiben, das ist wie bei den Schwulen, nur riskanter. Jedes Pseudonym besitzt ein Menschenrecht auf Anonymität. Was aber ist mit Blochs Verhältnis zu Kierkegaard? Im Werk ist einige Male von ihm die Rede, ohne jene Bedenken aus dem Jahr 1954, die er offenbar schon 1956 wegließ, wie Ingrids Nachschrift nahelegt. Nun spielte der dänische Denker bei den Linksintellektuellen in Weimarer Zeiten eine bedeutende Rolle. Durfte er in Leipzig zumindest in Andeutungen den dekadenten Provokateur spielen? Bloch schien das anzunehmen, erhielt jedoch 1957 die Quittung für derlei gewagte Experimente: Von der Universität verwiesen.
Gerhard Zwerenz (Crimmitschau, 3 juni 1925)
De Domicaanse dichter en schrijver Pedro Mir werd geboren op 3 juni 1913. Zijn vader was naar de Dominicaanse Republiek gekomen om voor de Cristóbal Colón Sugar Refinery te werken. In de vroege jaren dertig begon Mir te schrijven en te publiceren in kranten en tijdschriften. Hij behaalde ook zijn doctorstitel in de rechten aan de Santo Domingo State University in 1941. Door zijn sociale engagement kwam hij in moeilijkheden met het regime van dictator Trujillo en in 1947 vluchtte hij naar Cuba. Zijn ballingschap zou duren tot 1961. Op Cuba schreef hij zijn beroemde gedicht Hay un país en el mundo (There is a country in the world). In 1952, publiceerde Mir in Guatemala zijn Contracanto a Walt Whitman (canto a nosotros mismos) (Countersong to Walt Whitman (Song of Ourselves)), dat in talrijke talen werd vertaald.
Uit: Countersong to Walt Whitman (Vertaald door Jonathan Cohen)
1
There once was a virgin wilderness.
Trees and land without deeds or fences.
There once was a perfect wilderness.
Many years ago. Long before the ancestors of our ancestors.
The plains would play with galloping buffalo.
The endless coastlines would play with pearls.
The rocks let loose diamonds from their wombs.
And the hills played with goats and gazelles . . .
The breeze would swirl through clearings in the woods
heavy with the bold play of deer and birch trees
filling the pores of evening with seed.
And it was a virgin land filled with surprises.
Wherever a clod of earth touched a seed
all of a sudden there grew a sweet-smelling forest.
At times it was assaulted by a frenzy of pollen
squeezing out the poplars, the pines, the fir trees,
and pouring out the night and landscapes in clusters.
And there were caverns and woods and prairies
teeming with brooks and clouds and animals.
6
O Walt Whitman, your sensitive beard
was a net in the wind!
It throbbed and filled with ardent figures
of sweethearts and youths, of brave souls and farmers,
of country boys walking to creeks,
of rowdies wearing spurs and maidens wearing smiles,
of the hurried marches of numberless beings,
of tresses or hats . . .
And you went on listening
road after road,
striking their heartstrings
word after word.
O Walt Whitman of guileless beard,
I have come through the years to your red blaze of fire!
De dichter, filosoof en schilder Carlo Michelstaedter werd geboren op 3 juni 1887 in Gorizia. Hij groeide op in een geletterde joodse familie in een klein dorp vlakbij Triëst, in die tijd deel van het Oostenrijks-Hongaarse keizerrijk. Zijn overgrootvader van moeders kant was de eminente rabbi en geleerde Isacco Samuele Reggio. De moeder van Carlo Michelstaedter en zijn zusje Elda werden in de Tweede Wereldoorlog naar Auschwitz gedeporteerd en overleden aldaar. Na het gymnasium studeerde hij korte tijd aan de universiteit van Wenen (wiskunde en natuurwetenschap) maar niet veel later ging hij naar Florence om er kunstgeschiedenis te studeren. Na zijn overlijden werden zijn gedichten, brieven, filosofische werken en tekeningen gepubliceerd (Poesie, Il dialogo della salute e altri dialoghi, Opera grafica e pittorica, Epistolario en La persuasione e la rettorica). De novelle Un altro mare (Nederlandse vertaling Een andere zee) van de Italiaanse schrijver Claudio Magris is gebaseerd op het leven van Carlo Michelstaedter.
Uit: Persuasion and Rhetoric (Vertaald dsoor Russell Scott Valentino)
I know I want and do not have what I want. A weight hangs suspended from a hook; being suspended, it suffers because it cannot fall: it cannot get off the hook, for insofar as it is weight it suspends, and as long as it suspends it depends.
We want to satisfy it: we free it from its dependence, letting it go so that it might satisfy its hunger for what lies below, and it falls independently for as long as it is content to fall. But at none of the points attained is it content to stop; it still wants to fall, for the next point below continually overtakes in lowness that which the weight has just attained. Nor will any future point
be such as to render it content, being necessary to the weights life insofar, όφρα μένη αυτόν, as it awaits below; but every time a point is made present, it will be emptied of all attraction, no longer being below; thus does it want at every point the points below it, and those attract it more and more. It is always drawn by an equal hunger for what is lower, and the will to fall remains infinite with it always.
If at some point its will were finished and it could possess in one point the infinite
descent of the infinite future, at that point it would no longer be what it is a weight.
Its life is this want of life. If it no longer wanted but were finished, perfect, if it possessed its own self, it would have ended its existence. At that point, as its own impediment to possessing life, the weight would not depend on what is external as much as on its own self, in that it is not given the means to be satisfied. The weight can never be persuaded.
Carlo Michelstaedter (3 juni 1887- 17 oktober 1910)
De Duitse dichter en schrijver Otto Erich Hartleben werd geboren op 3 juni 1864 in Clausthal. Vanaf 1886 studeerde hij in Berlijn en Leipzig rechten. Lang oefende hij zijn beroep als jurist niet uit. Vanaf 1890 leefde hij als zelfstandig schrijver, eerst in Berlijn, vanaf 1903 in Salò aan het Gardameer. Een doorslaand succes was in 1900 zijn officiersdrama Rosenmontag. Van de opbrengsten kocht hij de Villa Halkyone. Daar stichtte hij de Halkyonische Akademie voor niettoepaste wetenschappen, waar o.a. Peter Behrens, Otto Julius Bierbaum, Franz Blei, Gerhart Hauptmann, Alfred Kubin en Emil Orlik lid van waren.
Uit: Die Serényi
1. August 1886.
Warum fange ich erst jetzt an, ein Tagebuch zu schreiben?
Ich habe so viel erlebt: so viel Trauriges, so viel Buntes, und nie hatte ich das Bedürfnis, es für mich niederzuschreiben.
Erst heute!
Heute ist mein fünfundzwanzigster Geburtstag. Aber das ist es nicht. Diese runde Summe von einem Vierteljahrhundert sie imponiert mir gar nicht. Nein, es ist etwas anderes.
Mein Gatte o Gott! mein Gatte soll diese Blätter einst lesen.
Ich habe mich heute verlobt verlobt
Mein Herz ist voller und reicher denn je. Mit der Mutter hab ich bis jetzt geplaudert: wir haben uns geküßt und immer wieder geküßt. So froh sind wir selbst damals nicht gewesen, als ich meine ersten Triumphe feierte, meine ersten Kränze aufnahm ...
Aber nun bin ich allein. Und mein Herz ist noch immer nicht still: es muß noch immer jubeln und von seinem Glücke reden.
O meine liebe, gute Mutter! Was bist du mir gewesen, wie hast du mich geschirmt, wie hast du mich geliebt ...
Schlafe, mein Kind! Wache nicht mehr in deinem Zimmer: Dein Glück gehört dir auch noch morgen, so sagtest du zuletzt.
Ja, Mutter, ich will dir folgen. Ich lege mich nieder mein Glück gehört mir auch noch morgen!
Otto Erich Hartleben (3 juni 1864 11 februari 1905)
De Franse dichter, schrijver en librettist Philippe Quinault werd geboren in Parijs op 3 juni 1635. Quinault schreef een groot aantal toneelwerken en vanaf 1670 opera-libretto's voor Lully, met wie hij nauw samenwerkte. Quinault's opera-libretto's voor Lully werden het model voor de Franse tragédie lyrique. Quinauilt schreef o.a. libretto's naar teksten uit Ovidius' Metamorphoses, Euripides, Torquato Tasso's Gerusalemme liberata en Ludovico Ariosto's Orlando furioso.Zijn werk werd behalve door Lully o.a. op muziek gezet door Tommaso Traetta, Christoph Willibald Gluck, François Joseph Gossec, Niccolo Piccinni en Giovanni Paisiello.
Uit: Proserpine
La Paix
Héros, dont la valeur étonne l'univers,
Ah ! Quand briserez-vous nos fers ?
La discorde nous tient ici sous sa puissance ;
La barbare se plaît à voir couler nos pleurs ;
Soyez touché de nos malheurs,
Vous êtes dans nos maux notre unique espérance ;
Héros, dont la valeur étonne l'univers,
Ah quand briserez-vous nos fers !
La suite de la Paix repète ces deux derniers vers. La haine, la Rage, les Chagrins, la Jalousie, le Dépit, le Désespoir, et toute la suite de la Discorde, témoignent les douceurs qu'ils trouvent dans l'esclavage où ils ont reduit la Paix.
La Discorde
Soupirez, triste paix, malheureuse captive,
Gémissez, et n'espérez-pas
Qu'un héros que j'engage en de nouveaux combats
Écoute votre voix plaintive.
Plus il moissonne de lauriers,
Plus j'offre de matière à ses travaux guerriers.
J'anime les vaincus d'une nouvelle audace ;
J'oppose à la vive chaleur
De son indomptable valeur
Mille fleuves profonds, cent montagnes de glace.
La victoire empressée à conduire ses pas
Se prépare à voler aux plus lointains climats ;
Plus il la suit, plus il la trouve belle ;
Il oublie aisément pour elle
La paix et ses plus doux appas.
Philippe Quinault (3 juni 1635 - 26 november 1688)
There was a helidrone thumping in wide, slow circles high overhead. Apart from that, the neighborhood was silent.
Wally Philco pulled the front door closed behind him with a scrape and heavy click. It sounded final in the still morning air. From the top of the brownstone stoop he surveyed the sidewalk below. He knew he should've done this before stepping outside, but it was too late now. He was exposed. His eyes scanned the empty concrete to his right, then his left. It seemed clear.
As he slowly began to descend the steps he saw them a full block away, silhouettes in the dim grainy light. Three of them were gathered at the corner, talking among themselves in voices far too low to hear at this distance. They were spread out across the sidewalk, making any easy passage difficult, if not impossible. Of course, trying to walk around or between them wasn't even an issue.
Wally dropped into a crouch, knees be damned, trying to hide behind the skeletal iron banister. It was useless. Hardly any cover at all. If they saw him he was doomed. His only hope was that they were too preoccupied to notice.
The trick, he' d learned through painful experience, was to get across the street before they caught a whiff of him. If he could just get across the street things should be okay.
Still crouching, briefcase in hand, he checked the road. There were no cars approaching from either direction. That was both a blessing and a curse. It meant he wouldn't have to do any risky dodging through hostile traffic (at a mildly battered and soft forty-three, he no longer dodged the way he used to), but it also meant he wouldn't be able to use the noise and moving cars for cover.
Die Einsamkeit beginnt, wo wir anfangen und nicht mehr ein Teil unserer Mutter sind. Kindheit heißt die Zeit, da Hirn und Gefühl sich nicht recht verständigen. Die finden vielleicht in der Pubertät wieder zusammen. In der Zeit, in der die meisten die erste Liebe erleben. Die die romantischste in unserem Leben ist, weil sie nur aus Illusionen besteht. Die nichts will außer Auflösung. Ein Mädchen, ein Junge, egal, und wir wollten ihn/sie und wussten gar nicht, was wir mit ihm/ihr wollten außer: nie mehr alleine sein. Standen an offenen Fenstern, draußen Frühling und an den Wänden Pferdeposter, und was wir über Liebe wussten, das ging so: mit ihm auf einer Insel sein und ansehen, Tag und Nacht, und die kleinen Härchen am Arm berühren. Tag und Nacht. So ein Traum wie damals, als wir noch nicht wussten, was Liebe ist, wird Liebe nie mehr. Nie mehr werden wir so unendlich sein. Die erste Liebe zerbricht, und der erste Liebeskummer kommt. Ach, wären wir doch gestorben, damals. Wir hätten uns die Wiederholungen erspart.
Wir haben unsere Unschuld verloren und statt ihrer Ideen entwickelt, wie Liebe sein müsste, die richtige Liebe. Denken wir, es muss sein wie fliegen und sich die Sachen vom Leib reißen und sich nie mehr trennen und nicht mehr essen und nicht mehr schlafen und nachts tanzen im Regen und tausend Kilometer fahren nur für einen Kuss, der nie endet. Das ist die Idee, und sie
meint: Eigentlich wollen wir zurück zu der Zeit, als wir eins mit der Mutter waren. Bedingungslosigkeit wollen wir, danach suchen wir und werden immer enttäuscht werden.
Sibylle Berg (Weimar, 2 juni 1962)
De Canadese schrijfster Carol Shields werd op 2 juni 1935 in Oak Park, Chicago, geboren als Carol Warner. Zij groeide ook op in Oak Park, een van de oude buitenwijken van Chicago. Haar moeder woonde er in haar jonge jaren op kamers bij de ouders van Ernest Hemingway. Shields moeder, van origine een Zweedse, was lerares en haar vader snoepjesfabrikant. Carol Shields trouwde toen ze 22 was met Donald Hugh Shields en emigreerde in 1957 naar Canada.Haar eerste roman, Small Ceremonies, verscheen in het midden van de jaren zeventig. Tegen het einde van de jaren tachtig breekt Shields in Engeland en de Verenigde Staten door. Met De republiek der Liefde kreeg ze internationale bekendheid en voor De stenen dagboeken ontving ze diverse literaire prijzen, waaronder de Pullitzer Prize. Diverse romans van Shields zijn of worden verfilmd.
Uit: The Stone Diaries
My mother's name was Mercy Stone Goodwill. She was only thirty years old when she took sick, a boiling hot day, standing there in her back kitchen, making a Malvern pudding for her husband's supper. A cookery book lay open on the table: "Take some slices of stale bread," the recipe said, "and one pint of currants; half a pint of raspberries; four ounces of sugar; some sweet cream if available." Of course she's divided the recipe in half, there being just the two of them, and what with the scarcity of currants, and Cuyler (my father) being a dainty eater. A pick-and-nibble fellow, she calls him, able to take his food or leave it.
It shames her how little the man eats, diddling his spoon around in his dish, perhaps raising his eyes once or twice to send her one of his shy, appreciative glances across the table, but never taking a second helping, just leaving it all for her to finish up -- pulling his hand through the air with that dreamy gesture of his that urges her on. And smiling all the while, his daft tender-faced look. What did food mean to a working man like himself? A bother, a distraction, perhaps even a kind of price that had to be paid in order to remain upright and breathing.
Well, it was a different story for her, for my mother. Eating was as close to heaven as my mother ever came. (In our day we have a name for a passion as disordered as hers.)
And almost as heavenly as eating was the making -- how she gloried in it! Every last body on this earth has a particular notion of paradise, and this was hers, standing in the murderously hot back kitchen of her own house, concocting and contriving, leaning forward and squinting at the fine print of the cookery book, a clean wooden spoon in hand.
Carol Shields (Chicago, 2 juni 1935)
De Duitse schrijver en liteatuurcriticus Marcel Reich-Ranicki werd geboren op 2 juni 1920 in Włocławek, Polen, en emigreerde in 1958 naar West-Duitsland. Hij was aanvankelijk werkzaam als literatuurcriticus voor de Frankfurter Allgemeine Zeitung, Die Welt en Die Zeit. In 1987 initieerde hij het beroemde Literarisches Quartett. Door dit televisieprogramma maakten miljoenen kijkers kennis met eigentijdse literatuur. Verder stond Reich-Ranicki bekend om zijn zeer levendige en vruchtbare polemiserende kritiek.
Uit:Mein Leben
Es ist der 12. März 1999, Tosias Geburtstag, der Tag, an dem ihr achtzigstes Lebensjahr beginnt. Wir sind allein, es ist sehr still, ein später Nachmittag. Sie sitzt, wie immer, auf dem schwarzen Sofa vor einer unserer Bilderwände, hinter ihr die Porträts von Goethe, Kleist, Heine und Fontane, von Thomas Mann, Kafka und Brecht. Auf dem Schränkchen neben dem Sofa stehen einige Fotos: Andrew, mein Sohn, jetzt fünfzig Jahre alt, nach wie vor Professor der Mathematik an der Universität von Edinburgh, und Carla, seine Tochter, bald zwanzig Jahre alt, Studentin der Anglistik an der Universität von London. Ich sitze Tosia gegenüber und tue nichts anderes als das, womit ich einen beträchtlichen Teil meines Lebens verbracht habe: Ich lese einen deutschen Roman. Aber ich kann mich nicht recht konzentrieren und lege das Buch auf den niedrigen Tisch. Für einen Augenblick trete ich auf unseren großen, viel zu selten benutzten Balkon. Das Wetter ist freundlich und angenehm, die Sonne geht unter, es ist ein schönes, vielleicht, wie üblich, ein etwas zu schönes, ein gar zu feierliches Schauspiel. Ich kann mich nicht erinnern, von diesem Balkon aus, obwohl wir hier schon über 24 Jahre wohnen, einen Sonnenuntergang gesehen zu haben. Ist mir Natur etwa gleichgültig? Nein, gewiß nicht. Aber mir ergeht es wie manch einem deutschen Schriftsteller - sie langweilt mich rasch. Auch jetzt werde ich etwas unruhig und kehre unschlüssig ins Wohnzimmer zurück. Tosia liest ein polnisches Buch, es sind Gedichte von Julian Tuwim. Ganz leise setze ich mich hin, ich will sie nicht stören. Sucht sie in der Lyrik ihre, unsere Jugend? Bald werden es sechzig Jahre sein, daß wir zusammen sind.
Uit: Nichts geht mehr (Viver de las Aguas, vertaald door Albrecht Buschmann en Stefanie Gerhold)
Fünf nach zehn: Ein Raunen geht durch die Menge, die Mutigen recken die Köpfe aus den Öffnungen der Palisadenwand. Vor den benachbarten Häusern des Notars und des Arztes flanieren und promenieren die beifallheischenden Gecken und schielen nach den Töchtern im heiratsfähigen Alter, die auf den Balkonen der Honoratioren beisammenstehen, vor sich ihre Mitgift und hinter sich den Künftigen, die Lanze gereckt, unsichtbare Hände frönen den Freuden der Nacht. Vor den Wänden die Schatten der sonnengegerbten Alten in ihren schwarzen Bauernhemden, die sich trotz ihrer Jahre noch immer nicht geschlagen geben wollen. Plötzlich erstirbt der lärmende Trubel, ein Murmeln hat ihn erstickt.
So weit Rafael López Serrador auch zurückdenkt, in seiner Erinnerung findet er kein älteres Bild. Aus seiner Kindheit ist dies der ursprünglichste Eindruck: Dieser Augenblick, bevor bei der September-Fiesta der Feuerstier losgelassen wird. Dies und das Plätschern des fließenden Wassers über die Erde: Brunnen, Quellen, Bewässerungsgräben.
Der Feuerstier hat noch jedesmal fünf oder sechs Männer getötet; ein wildes und gewaltiges Tier, mit noch mächtigeren Hörnern als Favila, der '89 in Rubielos de Mora acht Mann tötete. Sein Besitzer, in den Augen der Kinder ein reicher und geheimnisumwitterter Mann, führt den Basilisken von Fiesta zu Fiesta. Irgendwann, wenn es vom Pech fast erblindet ist, setzen sie das Ungetüm einigen jungen Toreros vor, damit sie ihm den Garaus machen. Selbst das schaffen sie nur mit Mühe und Not, seine Hörner sind höllisch gefährlich, denn das Vieh hat es faustdick hinter den Ohren. Der Züchter trinkt seinen Kaffee im Kreis der Mauristen. In sicherer Entfernung sind die Buben immer um ihn herum: »Das ist er, das ist er.«
Die Jungstiere rennen durch die Straßen, angetrieben und aufgestachelt von den Burschen. Die Leute, Männer und Frauen, kommen heraus und gehen ihnen auf der Landstraße entgegen, sie suchen den Schrecken (oh wie schrecklich! ) und die Furcht (oh wie fürchterlich! ), wollen vor den Hieben der Hörner herlaufen und an Fenstergittern hochklettern, möglichst an einem vorab und mit Bedacht ausgesuchten Haus von Freunden, oder sich hinter Einfriedungen, auf Wällen und Steinmauern am Wegesrand in Sicherheit bringen. Die Männer haben Stöcke dabei und tragen ihre schwarze Tracht, die Sommerfrischler Hemden mit kurzen Ärmeln.
'It was only my whim,' he said; and, after a moment's hesitation: 'It was on account of a discovery I made some little time ago, whilst I was hunting up pedigrees for the new county history. I am Parson Tringham, the antiquary, of Stagfoot Lane. Don't you really know, Durbeyfield, that you are the lineal representative of the ancient and knightly family of the d'Urbervilles, who derive their descent from Sir Pagan d'Urberville, that renowned knight who came from Normandy with William the Conqueror, as appears by Battle Abbey Roll?'
'Never heard it before, sir?'
'Well it's true. Throw up your chin a moment, so that I may catch the profile of your face better. Yes, that's the d'Urberville nose and china little debased. Your ancestor was one of the twelve knights who assisted the Lord of Estremavilla in Normandy in his conquest of Glamorganshire. Branches of your family held manors over all this part of England; their names appear in the Pipe Rolls in the time of King Stephen. In the reign of King John one of them was rich enough to give a manor to the Knights Hospitallers; and in Edward the Second's time your forefather Brian was summoned to Westminster to attend the great Council there. You declined a little in Oliver Cromwell's time, but to no serious extent, and in Charles the Second's reign you were made Knights of the Royal Oak for your loyalty. Aye, there have been generations of Sir Johns among you, and if knighthood were hereditary, like a baronetcy, as it practically was in old times, when men were knighted from father to son, you would be Sir John now.'
'Ye don't say so!'
'In short,' concluded the parson, decisively smacking his leg with his switch, 'there's hardly such another family in England.'
Le prêtre - Où vous entraînent vos erreurs, où vous conduisent vos sophismes! Vous prêtez à la chose créée toute la puissance du créateur, et ces malheureux penchants vous ont égaré - vous ne voyez pas qu'ils ne sont que des effets de cette nature corrompue, à laquelle vous attribuez la toute-puissance.
Le moribond - Ami - il me paraît que ta dialectique est aussi fausse que ton esprit. Je voudrais que tu raisonnasses plus juste, ou que tu ne me laissasses mourir en paix. Qu'entends-tu par créateur, et qu'entends-tu par nature corrompue?
Le prêtre - Le créateur est le maître de l'univers, c'est lui qui a tout fait, tout créé, et qui conserve tout par un simple effet de sa toute-puissance.
Le moribond - Voilà un grand homme assurément. Eh bien, dis-moi pourquoi cet homme-là qui est si puissant a pourtant fait selon toi une nature si corrompue.
Le prêtre - Quel mérite eussent eu les hommes, si Dieu ne leur eût pas laissé leur libre arbitre, et quel mérite eussent-ils à en jouir s'il n'y eût sur la terre la possibilité de faire le bien et celle d'éviter le mal?
Le moribond - Ainsi ton dieu a voulu faire tout de travers pour tenter, ou pour éprouver sa créature; il ne la connaissait donc pas, il ne se doutait donc pas du résultat?
Le prêtre - Il la connaissait sans doute, mais encore un coup il voulait lui laisser le mérite du choix.
Le moribond - A quoi bon, dès qu'il savait le parti qu'elle prendrait et qu'il ne tenait qu'à lui, puisque tu le dis tout-puissant, qu'il ne tenait qu'à lui, dis-je, de lui faire prendre le bon.
Le prêtre - Qui peut comprendre les vues immenses et infinies de Dieu sur l'homme et qui peut comprendre tout ce que nous voyons?
Uit: The Pilgrim Kamanita (Vertaald door John E. Logie)
Such was the state of affairs in my home when, one morning, I sat in a large room which lay on the shady side of the house and which was set apart for the transaction of all business matters. For that reason it overlooked the courtyard, an arrangement which enabled me to keep under my own eye everything relating to the administration of my affairs.
Before me stood a trusted servant, who had for a number of years accompanied me on all my journeys and to whom I was giving exact instructions with regard to the taking of a caravan to a somewhat distant spot. Along with these directions I was, of course, describing to him the best mode of disposing of his wares when he got there, the produce he had to bring back with him, the business connections he was to form and other similar matters, for it was my intention to give him full charge of the expedition.
To be sure, my house was less home-like than ever, and one might suppose that I myself would have been glad to embrace every opportunity of roaming about in distant lands. But I was beginning to be somewhat self-indulgent and dainty, and I shunned very distant journeys-not only because of the fatigues to be faced on the way but, above all, on account of the sparing diet to be put up with when actually on the road. Yet even supposing the journey's end reached, with the possibility of making up for lost time and of having the best of everything, there were numerous disappointments to be reckoned with and I, at least, was never able to dine abroad as well as I did at home. As a result, I had begun to send out my caravans under trusty leaders while I remained behind in Ujjeni.
Jane moved quietly about the church, reading inscriptions on wall and floor, noticing, without realising its significance, the well-cleaned brass. She was just standing in front of the lectern, almost dazzled by the fine brilliance of the birds head, when she heard footsteps behind her and the sound of womens voices, talking in rather low, reverent tones, but nonetheless with the authority of those who have the right to talk in church. One voice seemed louder than the other indeed, when she had listened for a minute or two, Jane decided that the owner of the louder voice was somehow in a superior position to that of the softer one.
Harvest Thanksgiving, we call it, said the louder voice.
Harvest Festival has a rather different connotation, I feel.
There is almost a pagan sound about it.
Oh, yes. The softer voice sounded very demure. Festival is altogether more pagan I could almost see Mr Mortlake in a leopard skin with vine leaves in his hair.
Hush, Jessie, said the louder voice on a reproving note. We must not forget that we are in church. Ah, here are Mrs Crampton and Mrs Mayhew. Perhaps we had better start.
The speakers had now come into view and Jane saw a large woman who gave the impression of being dressed in purple hung about with gold chains, and a smaller younger one in brown with a vase of dead flowers in her hands.
They were greeting two middle-aged ladies in tweed suits carrying bunches of dahlias.
An English scene, thought Jane, and a precious thing.
When Cleo was twenty, their sex battle began. It was not a savage fight. She did not struggle against his superior strength. She found a weapon that would cut him down quickly and cleanly. She was ice. Neither her mouth nor her body moved to meet his. The open eyes were wide with mocking at the busyness below. There was no moment when everything in her was wrenched and she was one with the man who could submerge her in himself.
(...)
Here in the market was all the maleness of men. This was their world in which they moved without the command of women....Cleo...was jealous of all the free-striding life around her. She had nothing with which to match it but her wits. Her despotic nature found Mr. Judson a rival. He ruled a store and all the people in it. Her sphere was one troublesome child, who gave insufficient scope for her tremendous vitality.
Maintenant, Srdjan et Gavroche déambulaient dans Belgrade, n'ayant même pas pris le temps de changer de vêtements ni de faire leur toilette. Le Serbe montrait au petit Parisien les endroits où il avait joué avec son frère aîné Milos quand ils étaient enfants. Il racontait comment Milos et lui se bousculaient dans les escaliers, chatouillaient le cul des poules, apostrophaient les marchands turcs. Srdjan avait demandé à Gavroche, une fois qu'il serait à Belgrade, de ne plus rien voler.
« _De toute façon, dit-il, tu vis maintenant au milieu d'une famille serbe et tu disposeras de tout ce qui est aécessaire à un garçon de ton âge.
_ Moi, j'ai une morale : chaque homme doit gagner son pain.
_ Tu n'es pas un homme, mais un garçon, et à Paris ton pain tu ne le gagnais pas, tu le volais. »
Srdjan apprenait quelques mots serbes à Gavroche, que l'autre retenait facilement, car dans cette tête bien faite on n'avait jamais rien mis et il y avait donc beaucoup de place. Gavroche devint en quelques heures un fanatique de la cuisine des rues belgradoises, avalant force burek et cevapcici avec le même appétit qu'il avait, à Paris, pour les glaces et les gâteaux. Même l'oignon cru ne le rebuta pas et il eut bientôt l'haleine matinale du vrai Serbe. En revenant vers la maison, il ne put s'empêcher de dire à Srdjan qu'à côté de Paris, Belgrade était une ville minuscule et qu'il allait s'y amuser beaucoup moins, surtout si on ne lui permettait pas d'y voler les gens.
« Ce n'est plus le moment de t'amuser, dit Srdjan, mais de travailler. Milena et moi, nous tenons à ce que tu fasses des études.
- Aïe, aïe, aïe, mais pourquoi diable suis-je allé me fourrer dans cette rue de la Chanvrerie, moi !...
- Tu n'as pas envie de devenir le premier médecin serbe ?
Es sei in seinen jungen Jahren gewesen, als er (Thomas Mann..) mit seinem Bruder die Sommerwochen in Palestrina verbrachte, und dort habe er im steinernen Saal in der Nachmittagshitze urplötzlich, auf dem schwarzen Sofa sitzend, einen Fremdling erblickt, von dem er gewußt habe, daß er kein anderer als der Teufel gewesen sei.
Peter de Mendelssohn (1 juni 1908 10 augustus 1982)
Every head save Richard Morgan's lifted and turned toward the door, where a bulky figure stood brandishing a sheet of flimsy. For a moment a pin might have been heard dropping, then a confused babble of exclamations erupted at every table in the tavern except for Richard Morgan's. Richard had paid the stirring announcement scant heed: what did war with the thirteen American colonies matter, compared to the fate of the child he held on his lap? Cousin James-the-druggist had inoculated the little fellow against the smallpox four days ago, and now Richard Morgan waited, agonized, to see if the inoculation would take.
"Come in, Jem, read it to us," said Dick Morgan, Mine Host and Richard's father, from behind his counter.
Though the noonday sun shone outside and light did diffuse through the bullioned panes of Crown glass in the windows of the Cooper's Arms, the large room was dim. So Mr. James Thistlethwaite strolled over to the counter and the rays of an oil lamp, the butt of a horse pistol protruding from each greatcoat pocket. Spectacles perched upon the end of his nose, he started to read aloud, voice rising and falling in dramatic cadences.
Some of what he said did penetrate the fog of Richard Morgan's worry -- snatches, phrases only: "'in open and avowed rebellion...the utmost endeavors to suppress such rebellion, and bring the traitors to justice...'
Macedonio Fernández, Dennis Gaens, Jeroen Theunissen
De Argentijnse schrijver Macedonio Fernández werd geboren op 1 juni 1874 in Buenos Aires. Daar studeerde hij in 1897 af in de rechten en werd hij eerst advocaat. Hij trouwde en kreeg vier kinderen. Toen zijn vrouw in 1920 stierf gaf hij zijn baan als advocaat op en werden zijn kinderen verder door hun grootouders opgevoed. In 1928 verscheen No toda es vigilia la de los ojos abiertos. Zijn beroemde roman Museo de la Novela de la Eterna, waaraan hij kort daarna al begon te schrijven, verscheen pas na zijn dood. Fernández schreef behalve romans ook verhalen, essays, gedichten en teksten die niet goed te kwalificeren zijn.
Uit:From The Museum of Eternas Novel (Vertaald door Margaret Schwartz)
The genre of there-never-was, so frequently invoked, but without precedents, will make its debut here, since it has never existed itself, there never has been a there-never-was, yet there will be in the current year, and, as is only fair, in Buenos Aires, the first city of the world to present itself in this category, the only city that is equally good for the conclusion of a trip around the world as for the start of one, a city that serves this purpose for trips started wherever else, as various and continual world navigators have successively discovered, with any around the world tripswhether they start in Berlin or Rio de Janeirobeing consumed, without regard for its future plans, in Buenos Aires, where it lingers, whispering its disdain for the other legs of the trip, instead going off into the streets, tramways and public works of Buenos Aires, buying a little house, getting married, and producing offspring, all of which has the fullness and heroism of the fulminous completion of the whole trip.
With this genre, humanity will finally lay eyes upon the never-before-seen, a display of there-never-was; it wont be a bridge thats always dry, a conjugal frigidity, a religious war between peoples without religion, or other things that havent been seen. The never-before-seen will really be seen; this isnt fantasy, its something else: the first example in this genre will be a novel. Im just about to publish it, as the manuscript critics have already mentioned, admiringly, its a novel that has never been written before. And it hasnt been written yet, but theres only a little ways to go.
Such a collection of events is contained in the novel that theres practically nothing left over to happen in the streets, houses, and plazas; the papers, confronted with this lack of current events, will have to content themselves with citing the novel: the following exchange took place in the middle of the afternoon yesterday in the novel of Eterna; this morning the Sweetheart is smiling; the President of the Novel, responding in person to the rumors circulating among his numerous readers, told us that today he will positively launch his plan for the hystericization of Buenos Aires and the conquest, in the name of aesthetic salvation, of our population by humor.
Macedonio Fernández (1 juni 1874 10 februari 1952)
Onafhankelijk van geboortedata:
De Nederlandse dichter Dennis Gaens werd geboren in Susteren in 1982. Hij woont en werkt in Nijmegen en is lid van de literaire broederschap De Mugwumps, dat in 2006 debuteerde met de bundel Gootlanding. Daarnaast is hij werkzaam in de redactie van literair tijdschrift Op Ruwe Planken en tot voor kort als columnist voor Club Propaganda. Sinds kort werkt hij ook bij de Wintertuin, een literair productiehuis. In 2005 won hij de Nijmeegse voorronde van de door Passionate georganiseerde schrijfwedstrijd 'Write Now!' Hij trad op bij: Bunkerfestival, Wintertuin, Cafestival, Write Now, Onbederf'lijk vers, Lava Live, ViRi en Lowlands en de theatershows van de Mugwumps.
veertig graden
als we de kou hierbinnen de ruimte geven en onze koorts buiten op straat laten spelen
ons zweet tussen de groeven van klinkers en door blaren in het asfalt omhoog laten komen de straat overstromen
lantaarnpalen laten smelten dwars over de weg alleen de stoep begaanbaar houden
met onze ruggengraat door drempels breken het bestemmingsplan laten getuigen van de onrust in onze botten
als we onze koorts in straten laten razen zijn we 38, 39, 40 dichterbij de zon
Dennis Gaens (Susteren, 1982)
De Vlaamse dichter en schrijver Jeroen Theunissen werd geboren in Gent in 1977. Hij studeerde Germaanse taal - en letterkunde. Naast leerkracht Nederlands en Engels is hij dichter en prozaschrijver, recenseert hij voor "De Tijd" en publiceert hij essays. Hij was ook writer-in-residence van het tijdschrift Yang, een voorrecht dat eerder onder andere Louis Paul Boon en Pol Hoste ten deel viel. Jeroen Theunissen publiceerde reeds gedichten in de tijdschriften "Deus ex machina" en "Dietsche Warande & Belfort". In 2004 verscheen zijn debuutroman De onzichtbare. Een jaar later debuteerde hij als dichter met zijn bundel Thuisverlangen. In 2006 verscheen Het einde.
Vergelijking met de dood
Met de dood is het als met een toerist die het mooiste meest authentieke plekje niet vond en aan de rotonde rondjes bleef draaien omdat hij de plaatselijke taal niet verstond en
hoewel hij de weg in gebroken Engels kon vragen aan een beleefde local die het nut voor commercie wel inzag bleef de dood op een afstand rondjes draaiend binnensmonds vloeken om zijn eigen inertie.
I ate with you and slept with you, your body has become
not yours only nor left my body mine only,
You give me the pleasure of your eyes,
face, flesh as we pass,
You take of my beard, breast, hands,
in return,
I am not to speak to you, I am to think of you
when I sit alone or wake at night, alone
I am to wait, I do not doubt I am to meet you again
I am to see to it that I do not lose you.
Calamus Poems
8
Long I thought that knowledge alone would suffice me -- O if I could but obtain knowledge!
Then my lands engrossed me -- Lands of the prairies, Ohio's land, the southern savannas, engrossed me -- For them I would live -- I would be their orator;
Then I met the examples of the old and new heroes -- I heard of warriors, sailors, and all dauntless persons -- And it seemed to me that I too had it in me to be as dauntless as any -- and would be so;
And then, to enclose all, it came to me to strike up the songs of the New World -- And then I believed my life must be spent singing;
But now take notice, land of the prairies, land of the south savannas, Ohio's land,
Take notice, you Kanuck woods -- and you Lake Huron -- and all that with you roll toward Niagra -- and you Niagra also,
And you, California mountains -- That you each and all find somebody else to be your singer of songs,
For I can be your singer of songs no longer -- One who loves me is jealous of me, and withdraws me from all but love,
With the rest I dispense -- I sever from what I thought would suffice me, for it does not -- it is now empty and tasteless to me,
I heed knowledge, and the grandeur of The States, and the example of heroes, no more,
I am indifferent to my own songs -- I will go with him I love,
It is to be enough for us that we are together -- We never separate again.
9
Hours continuing long, sore and heavy-hearted,
Hours of the duck, when I withdrew to a lonesome and unfrequented spot, seating myself, leaning my face in my hands;
Hours sleepless, deep in the night, when I go forth, speeding swiftly the country roads, or through the city streets, or pacing miles and miles, stifiling plaintive cries;
Hours discouraged, distracted -- for the one I cannot content myself without, soon I saw him content himself without me;
Hours when I am forgotten, (O weeks and months are passing, but I believe I am never to forget!)
Sullen and suffering hours! (I am ashamed -- but it is useless -- I am what I am;)
Hours of my torment -- I wonder if other men ever have the like, out of the like feelings?
Is there even one other like me -- distracted -- his friend, his lover, lost to him?
Is he too as I am now? Does he still rise in the morning, dejected, thinking who is lost to him? and at night, awaking, think who is lost?
Does he too harbor his friendship silent and endless? harbor his anguish and passion?
Does some stray reminder, or the casual mention of a name, bring the fit back upon him, taciturn and deprest?
Does he see himself reflected in me? In these hours, does he see the face of his hours reflected?
Als sich dann Jahre später herausstellte, dass unser Freund Hans Jürgen Spülberger, genannt "Spüli", tatsächlich lieber auf der anderen Seite des Hügels graste, sah Mücke sich nachträglich bestätigt: "Wundert mich nicht! Wenn der am Ball war, hat der Ball geweint!" Irgendwann wechselten wir auf die Wiese vor der Schule am Springerplatz. Die Mannschaften wurden zusammengestellt, indem die beiden Jungs mit der größten Klappe ¿ also ich und ein anderer ¿ immer einen Fuß vor den anderen setzend aufeinander zugingen, wobei die Hacke die Spitze berühren musste. Der, dessen Fuß am Ende gerade noch in die Lücke passte, durfte den ersten Spieler auswählen. Das hieß "Pisspott", und zwar, weil der eine bei jedem Schritt "Piss" sagte und der andere "Pott" antwortete. Bei der Aufstellung bevorzugt wurden technisch versierte "Fummler", die zwar oft sehr eigensinnig, also wenig mannschaftsdienlich spielten, dafür aber Erfolg versprachen. Und da wir deutsche Jungs beim Fußball waren, stand Erfolg bei uns immer höher im Kurs als so etwas Mädchenhaftes wie "Spaß". Am Ende blieben immer ein oder zwei Jungs übrig, mit denen schon auf dem Schulhof keiner spielen wollte. Solche Typen, die auch noch den obersten Hemdknopf zumachten und selbst im Sommer Pullunder trugen. Dummerweise gehörte meistens einem von denen der Ball.
Gefährlich wird es dann, wenn die Menschen in diesen Momenten dem Teufel die Türe öffnen. Es kann geschehen, dass die gewohnten Reize keine Wirkung mehr haben. Es ist ein ritualisiertes Spiel der Geschlechter, dass der Sex eine Form der spielerischen Gewaltanwendung ist. Das ist auch in Ordnung so, wenn es keinen Schaden anrichtet. Sowohl am Körper als auch an der Seele. Der Teufel bietet uns in dem Moment einen zweiten Weg an. Er zeigt uns die Abgründe der schwarzen Lust. Er lässt uns vor Erregung vibrieren, wenn aus dem Spiel des erotischen Kampfes ein Zustand des tatsächlichen Verwundens wird. Die Abartigkeit, den anderen Körper zu beschädigen, ist Teufelswerk. Darüber hinaus verlangt er auch noch in diesen Perversionen eine Steigerung, weil ein einfacher Schmerz bald nicht mehr genügt. Die Schmerzen müssen vielfältiger, erfindungsreicher und grausamer werden. Sonst erstirbt diese Variante der sexuellen Lust. Darüber hinaus bekommt eine zweite Dimension gefährliche Macht. Die Dimension der seelischen Demütigung bis hin zur seelischen Zerstörung. Das ist die wahre Absicht des Teufels. Das ist das Böse an der Abartigkeit von Sexualität. Den Menschen zu verwunden, abhängig zu machen und letzten Endes zu zerstören ist eine Möglichkeit der Sexualität. Diese Möglichkeit ist teuflisch.
Gabriel Barylli (Wenen, 31 mei 1957)
De Duitse dichter en schrijver Gerd Hergen Lübbenwerd geboren op 31 mei 1937 in Sillenstede. Hij studeerde in Göttingen en Bonn filosofie, literatuur-en muziekwetenschap, dramaturgie, vergelijkende godsdienstwetenschap en antropologie. Gewerkt heeft hij o.a. als journalist en regisseur en in het onderwijs. In Bonn richtte hij in 1961 de "bühne für sinnliche wahrnehmung - KONZIL" op. Hij organiseerde en nam zelf deel aan verschillende literaire congressen, zoals b.v. KULTUR '90" in Essen.
VOM ROLANDSYSTEM(Fragment)
1
wo sind sie gefallen
und unter welchen
umständen fielen sie
wurden sie begraben
wir erreichen die
brain desert galaxy
sohle der schlucht asche
produktionsreif
industrie roland das
euromissile lenk
waffensystem sei
zu steuern optisch wie
durch radar wasserstoff
atom neutronen
im sprengkopf dröhnt der ruf
wider wieder wie der
hilferuf davon
singen lieder chansons
Gerd Hergen Lübben (Sillenstede, 31 mei 1937)
De Franse schrijver Serge Brussolo werd geboren op 31 mei 1951 in Parijs. Na een moeilijke heigd studeerde hij psychologie. Ook begon hij al vroeg met schrijven. Uitgevers wezen hem vaak af, maar hij hield vol omdat hij zich een lev zonder schrijven niet voor kon stellen. Hij vond zijn weg via tijdschriften. In 1972 verscheen zijn eerste boek L'Evadé. Hij begon met science fiction, maar ruilde het genre later in voor thrillers en historische romans.
Uit: Crache béton
Sarah regardait s'approcher la serveuse déguisée en soubrette de comédie : robe noire, tablier blanc, coiffe amidonnée. C'était une fille jeune, probablement une débutante et qu'intimidaient encore un peu les clientes de ce quartier réputé «chic». Elle posa la théière sur la table et dit doucement : «lapsang-souchong...» quêtant une approbation de la part de Sarah. La jeune femme sourit. Elle aimait le rituel pompeux et niais des salons de thé, leurs chuchotis de confessionnal. Ces faux secrets qu'on échange entre deux bouchées de tarte à la myrtille, les roucoulements des dames aux cheveux teints. Il y avait dans tout cela une banalité qui la rassurait. C'était un monde doux et calme où ne se produisait jamais le moindre coup d'éclat, une enclave de paix sur le trajet du boulevard. »
Konstantin Paustovski, Saint-John Perse, Georg Herwegh, Ludwig Tieck
De Russische schrijver Konstantin Paustovskiwerd geboren op 31 mei 1892 in Moskou. Paustovski's bekendste werk (1945-1963) is een autobiografie in zes delen: Verre Jaren, Onrustige Jeugd, Begin van een onbekend tijdperk, De tijd van grote verwachtingen, De sprong naar het Zuiden, Boek der omzwervingen en De gouden roos. Daarnaast schreef hij onder meer de verhalenbundel Afscheid van de zomer, de roman De Romantici en enkele sprookjes en toneelstukken. In 1965 werd Paustovski genomineerd voor de Nobelprijs voor de Literatuur. Paustovski zette zich in voor de publicatie van het werk van onderdrukte schrijvers tijdens Stalins regime en was één van de 125 vooraanstaande figuren die een brief stuurde naar het drieëntwintigste Partijcongres tegen de her-Stalinisering'
Uit: Verre Jaren (Vertaald door Wim Hartog)
's Winters nam men mij mee naar het theater. (...) Ik begon te houden van het Solovtsov-theater met zijn blauwfluwelen wandbekleding en kleine loges. Na afloop van het stuk was ik de zaal niet uit te branden voordat alle lichten gedoofd waren. En zelfs de duisternis in de grote zaal met zijn waas van parfum, vermengd met de geur van sinaasappelschillen, deed zo verlokkend aan dat ik ervan droomde mij onder een fauteuil te verstoppen en de hele nacht in het lege theater te blijven. Als kind was ik niet in staat de toneelwereld los te zien van de werkelijkheid en na iedere voorstelling was ik zo onder de indruk dat ik er soms ziek van was. Door het toneel werd mijn leeshonger nog groter. Ik hoefde bijvoorbeeld maar Madame sans Gêne' te zien of ik begon al mijn boeken over Napoleon nog eens te verslinden. De personages en tijdperken die ik op het toneel had gezien, kwamen als bij toverslag tot leven en werden buitengewoon interessant en aantrekkelijk voor mij. Ik hield niet alleen van de voorstelling zelf maar ook van de wandelgangen in het theater met de spiegels in hun matgouden lijsten, van de donkere garderobes waar het naar bontjassen rook, van de parelmoeren toneelkijkers, van het getrappel van de ongeduldig wordende paarden voor de theateringang.
Konstantin Paustovski (31 mei 1892 14 juli 1968)
Elizabeth Alexander, Countee Cullen, Pita Amor, Emmanuel Hiel, Eddy Bruma
De Amerikaanse dichteres en schrijfster Elizabeth Alexander werd geboren op 30 mei 1962 in New York. In januari van dit jaar had zij de eer een gedicht te mogen voorlezen bij de inauguratie van de nieuwe VS-president Barack Obama.Zie ook mijn blog van 30 mei 2008
De Mexicaanse dichteres Pita Amor (pseudoniem van Guadalupe Teresa Amor Schmidtlein) werd geboren op 30 mei 1918 in Mexico-Stad. Zie ook mijn blog van 30 mei 2007.
Haar lied is lang verzwonden; Mijn hart is ongerust, Maar van zijn leed bewust Gevoelt het bittre wonden Haar lied is lang verzwonden, Mijn hart is ongerust.
Het gloeit nog, als de vlamme, Voor haar, die mij verliet; O, kon haar spottend lied Mijn hijgend hart verlammen Maar t gloeit nog als de vlamme, Voor haar, die mij verliet.
Wat blijft er mij nu over, De wanhoop of t plezier? Plezier door schuimend bier! Of smart door mingetover!... Wat blijft er mij nu over, De wanhoop of t plezier?
Well, you see, the song that you've heard here is ningi ningi ba busara. It's not only nowadays that women run off from their husbands. Long ago there was an overseer called Basja Pataka. The now dilapidated plantation is somewhere in the lower Commewijne. Now, there was a police outpost at Kunofru.10 Well, there you had the most fear-inspiring place, where slaves were sent to be broken in. If you were an evil slave, then they sent you to Kunofru to be tamed. They put a bridle in your mouth so that you could pull the pontoon filled with cane. The overseer at that place was called Basja Pataka. Well, Basja Pataka! Ho! Pataka! That is something! When he is alive and you joke with him, then he bites you in a terrible manner. When he is dead, he still bites you. For if you have a dried pataka and your hand should accidentally come near the teeth, then he's at you at once. Even if you eat him up, still he bites you. Therefore a pataka is a terrible thing, and that man was a terrible negro. Therefore he assumed the name Pataka, and when he became overseer, all the people called him Basja Pataka.
In den fraaien, wel onderhouden tuin, met sierlijke schulppaden doorsneden, groeide een groote verscheidenheid vanschoone en welriekende planten, van Cayenne en elders aangevoerd. Nu echter geven slechts de ruïnen getuigenis van de vroegere grootheid en pracht.
Aan den grooten Combè-weg, waarheen een door dicht overhangend geboomte tamelijk donkere weg langs den gouverneurstuin leidde, stonden eenige huizen, hier en daar verspreid, waarin de majoor-commandant, officieren of voorname particulieren woonden.
In de straat achter de smederij, waarvan wij hierboven gewaagden, lag halverwege tusschen wild opgroeiende manjaboomen en struikgewassen een onoogelijk huisje als verloren. Hier woonde een lange, magere neger met een korten baard, een gebogen neus en een gunstig, regelmatig uiterlijk.
Algemeen beweerde men, dat hij een Arabier was, ofschoon het bijna zeker is dat hij tot de Tiamba-negers moest behooren, die ver uit het binnenland van Afrika als slaven naar Suriname overgebracht waren. Om zijn eerbiedwaardig uiterlijk werd hij algemeen in de wandeling Ta (vader) Tiamba genoemd. Hij was in het bezit van ezel en kar en kocht van zijn, door vlijt en zuinigheid bespaarde penningen, bij voorkeur de Tiamba-slaven, voor wie hij veel liefde en medelijden scheen te hebben, om hun vervolgens de vrijheid te schenken. Doch Ta Tiamba was niet alleen karreman; - hij gold ook als priester bij zijn landgenooten, onder wie hij een kleine gemeente gevormd had.
Henri François Rikken (30 mei 1863 - 17 mei 1908)
De Duitse dichter en schrijver Georg Schaumberg werd geboren op 30 mei 1855 in Ansbach. Hij werkte een tijd als redacteur bij de Neuruppiner Zeitung. Vanaf 1889 leefde hij in München waar hij de leiding had over de Illustrierte Münchener Stadtzeitung. Samen met Michael Georg Conrad, Otto Julius Bierbaum en Oskar Panizza was hij medeoprichter van de Gesellschaft für modernes Leben. Behalve gedichten schreef hij ook voor het theater.
Der Dichter spricht
Nun kommt, ich will euch führen
Ein Zeichen von meiner Hand:
Es öffnen sich die Türen
Zu dem verborgenen Land
Wo unter dunklen Bäumen
Gar seltsame Blümen blüh´n,
Der Sehnsucht blassen Träumen
Gleich, die schlanken Schwäne zieh´n.
Dort Strahlen lichte Sonnen
An Himmeln, die ewig klar,
An kühlen Marmorbronnen
Harrt dort der Seligen Schar
Viel schöne, weiße Frauen
Mit Rosen umkränzt das Haupt,
Und Wunder sollt ihr schauen
Die ihr Wunder nie geglaubt.
Georg Schaumberg (30 mei 1855 2 maart 1931)
Ansbach (Geen portret beschikbaar)
De Duitse dichter en schrijver Robert Eduard Prutz werd geboren op 30 mei 1816 in Stettin. Van 1834 tot 1838 studeerde hij filologie in Berlijn, Breslau en Halle. Met Adelbert von Chamisso werkte hij samen aan de Musenalmanach en bij de Rheinischen Zeitung. Wegens zijn radikale politieke opvattingen trok hij in 1841 van Halle naar Jena. Wegens kritiek op de censuur moest hij ook die stad verlaten. In 1845 kreeg hij vanwege zijn stuk Die politische Wochenstube een aanklacht wegens majesteitsschennis. Van 1849 tot 1859 was hij bijzonder hoogleraar literatuur in Halle. Prutz was een van de markantste figuren van de Vormärz.
Noch ist die Freiheit nicht verloren
Noch ist die Freiheit nicht verloren,
Noch sind wir nicht, nicht ganz besiegt:
In jedem Lied wird sie geboren,
das aus der Brust der Lerche fliegt;
sie rauscht uns zu im jungen Laube,
im Strom, der sich durch Felsen drängt,
sie glüht im Purpursaft der Traube,
der brausend seine Bande sprengt.
Der sei kein rechter Mann geachtet,
dem lohne nie der Jungfrau Kuß,
der nicht aus tiefster Seele trachtet
wie er der Freiheit dienen muß.
Das Eisen wächst im Schoß der Erden,
es ruht das Feuer in dem Stein
Und wir allein solln Knechte werden?
Ja, Knechte bleiben, wir allein?
Laßt euch die Kette nicht bekümmern,
die noch an eurem Arme klirrt:
Zwing-Uri liegt in Schutt und Trümmern,
sobald ein Tell geboren wird!
Die blanke Kette ist für Toren,
für freie Männer ist das Schwert:
Noch ist die Freiheit nicht verloren,
solang ein Herz sie noch begehrt.
Robert Prutz (30 mei 1816 21 juni 1872)
Onafhankelijk van geboortedata:
De Vlaamse dichter Kris Pint werd geboren in Halle in 1981. Zijn gedichten werden sinds 1995 vaak bekroond in de gerenommeerde Soetendaellewedstrijd en de Hoofdstedelijke Poëziewedstrijd. Met Finaal Credo won hij in 1997 de kortverhalenwedstrijd voor jongeren van het tijdschrift Zulma. Sinds 1998 is hij redacteur bij de Jeugdpoëziekrant. Gedichten van hem werden gepubliceerd in de bloemlezing Kruimels op de vloer. Met zijn debuutbundel Ozymandias. XXIII gedichten van voorbijgaande aard won hij de KBC Jongerenpoëziewedstrijd De Tijd in Vers (1999).
Doornroosje
Rondom mij woekerden de rozen toen hij kwam sloegen ze als donkere sprookjes in mijn gevouwen handen dicht
ik was gelukkig maar zonder schaamte bracht hij het lichaam waarin ik droomde als een diefstal aan het licht
zijn schanddaad werd ontdekt en hij moest vluchten: buiten blafte een hond
ik deed of ik sliep nog even streelden zijn lippen mijn mond
Kris Pint (Halle, 1981)
De Vlaamse dichter, schrijver en wetenschapper en schrijver David Van Reybrouckwerd geboren in Brugge in 1971. Hij studeerde archeologie en filosofie in Leuven, behaalde een Master in World Archaeology in Cambridge en promoveerde in 2000 aan de universiteit van Leiden.Van Reybrouck is freelance-medewerker van de krant De Morgen waar hij essays, reportages en recensies schrijft voor het zaterdagsupplement Zeno en de wekelijkse bijlage Boeken. Hij schrijft ook gedichten: in het eerste nummer van Het liegend konijn, het poëzietijdschrift van Jozef Deleu, verschenen er reeds enkele. In oktober 2001 verscheen De Plaag, Het stille knagen van schrijvers, termieten en Zuid-Afrika, een mengeling van biografie, autobiografie en reportage. De Plaag werd genomineerd voor de Gouden Uil Literatuurprijs 2002 en bekroond met de Debuutprijs 2002. 2004 gaat de toneelbewerking die Van Reybrouck met Josse De Pauw maakte, Die Siel van die Mier, in première.Eind 2006 was Van Reybrouck writer in residence aan de Universiteit van Amsterdam. Kort erna, in 2007, verscheen zijn eerste roman, Slagschaduw.
There is no one at the reception desk to welcome him. This suits him perfectly. One can only assess the standard of care-giving in an old-age home if they arent alerted to your coming. Even more important is that he wants to surprise her. He has something to tell her, something he has spent a lifetime looking for and which he must share with her. It is now almost two years since his last visit. One doesnt feel good about these long intervals, but what else can one do? Princeton is not exactly round the corner from Cape Town. And, anyway, his sister Jolene is living right here in the city, close by, in Claremont, and since her husbands death she hasnt had much to occupy her. In any case, it isnt as if Mum is really aware of what is going on around her. For at least three years now, since the last stroke, she has just been lying here. Waiting. For ‐ well. Still has some lucid moments, says Jolene, but fewer and further between. Hardly ever recognises anybody.
He goes through the reception area to the corridor, where he quickly makes sure that nobody is approaching from either end. Then, following Jolenes instructions, he turns right. The last time he visited her was with his family, just before they left the country. Her room was to the left then, three doors down. But the home likes to shift them around. A change of scenery? Hardly. His own feeling is that the old people ‐ Mum, undoubtedly ‐ find these shifts deeply distressing. Every time it becomes a radical displacement. As bad as those moves in his youth, from one town to the next, as the bank authorities in their wisdom transferred them across the map of the country. Every time a new school, new friends, new teachers, new everything.
Between the silver ribbon of morning and the green glittering ribbon of sea, the boat touched Harwich and let loose a swarm of folk like flies, among whom the man we must follow was by no means conspicuousnor wished to be. There was nothing notable about him, except a slight contrast between the holiday gaiety of his clothes and the official gravity of his face. His clothes included a slight, pale grey jacket, a white waistcoat, and a silver straw hat with a grey-blue ribbon. His lean face was dark by contrast, and ended in a curt black beard that looked Spanish and suggested an Elizabethan ruff. He was smoking a cigarette with the seriousness of an idler. There was nothing about him to indicate the fact that the grey jacket covered a loaded revolver, that the white waistcoat covered a police card, or that the straw hat covered one of the most powerful intellects in Europe. For this was Valentin himself, the head of the Paris police and the most famous investigator of the world; and he was coming from Brussels to London to make the greatest arrest of the century. Flambeau was in England. The police of three countries had tracked the great criminal at last from Ghent to Brussels, from Brussels to the Hook of Holland; and it was conjectured that he would take some advantage of the unfamiliarity and confusion of the Eucharistic Congress, then taking place in London. Probably he would travel as some minor clerk or secretary connected with it; but, of course, Valentin could not be certain; nobody could be certain about Flambeau.
It is many years now since this colossus of crime suddenly ceased, keeping the world in a turmoil; and when he ceased, as they said after the death of Roland, there was a great quiet upon the earth. But in his best days (I mean, of course, his worst) Flambeau was a figure as statuesque and international as the Kaiser. Almost every morning the daily paper announced that he had escaped the consequences of one extraordinary crime by committing another. He was a Gascon of gigantic stature and bodily daring; and the wildest tales were told of his outbursts of athletic humour; how he turned the juge dinstruction upside down and stood him on his head, to clear his mind; how he ran down the Rue de Rivoli with a policeman under each arm.
He who carried my golden autumn, Swept away my blood with the leaf fall, He who shall see my spring when it returns To him with the turning of the year.
My brother, the river, who is forever lost, New each day and different and one, My brother the stream between his two shores Who flows as I do between spring and fall.
For I am the bud and I am the fruit, I am my future and I am my past, I am the solitary tree trunk, And you you are my time and my song.
THE GIRL SINGS TO THE RIVER
To where will the stream carry my small face? Why is he tearing my eyes? My home is far away in a pine grove, Sad is the swishing of my pines.
The river seduced me with a joyous song Caroled and called me by my name, I went to him, following the sound, I abandoned my mother's house.
I am her only child, tender in years And a cruel river is before me To where is he carrying my small face? Why is he tearing my eyes?
w o h i n sich die wortlosen wenden weiß auch die nacht nicht die sie verliert
denn diese nacht reicht für ihr dunkel nicht aus auch ist kein morgen welcher sie ruft
fliehend erhellt von der gegenwart schein stürzen sie durch die zeit
Till Mairhofer (Steyr, 29 mei 1958)
De Oostenrijkse schrijver en theatercriticus Hans Weigelwerd geboren op 29 mei 1908 in Wenen. De jaren tussen 1938 en 1945 bracht hij door in ballingschap in Zwitserland. Samen met Friedrich Torberg was hij jarenlang verantwoordelijk voor een boycot van Bertold Brecht in de Oostenrijkse theaters omdat hij diens communistische wereldbeschouwing afwees. Tussen 1951 en 1954 gaf hij een serie bloemlezingen uit, waarin hij jonge schrijvers als Ingeborg Bachmann en Gerhard Fritsch introduceerde.
Uit: Niemandsland
Österreich nimmt den Untergang Österreichs nicht zur Kenntnis. Man hört hier auch schon das verhängnisvolle Wort vom "kleineren Übel", das in Deutschland geprägt worden ist, so lange, bis die Betonung von dem "kleiner" unerheblich immer mehr auf "Übel" gewechselt hatte, so lange, bis das Übel unversehens immer grösser und schliesslich das ganz grosse geworden war. Peter versucht vergeblich darzutun, dass man jedes Übel bekämpfen müsse, ob es nun kleiner oder grösser sei.
Peter kann solche Gespräche nicht mehr hören. Es ist gespenstisch, höllisch, dass man hier das selbe erleben muss wie draussen, einen Staat auf dem selben Weg in den Untergang sehen und ein Volk die selben selbstbetrügerischen Phrasen dazu sagen hören muss, ohne dass man helfen kann, ja ohne dass der dokumentarische Hinweis dieser Gleichartigkeit auch nur zur Kenntnis genommen wird.
Peter fühlt sich erschöpft und völlig leer. Alles, was er, seit er denken kann, erlebt hat, alle Enttäuschung, alle Fragwürdigkeit seiner Existenz und der letzten Tage zumal, alles steigt auf, wächst unerträglich in ihm an und höhlt ihn aus. Kein Erlebnis kann ihn aus dieser Hoffnungslosigkeit reissen, was immer geschieht, wird sie nur bestätigen, falls es unerfreulich, wird sie doppelt grausam machen, wenn es erfreulich ist.
T. H. White, Bernard Clavel, Anne d'Orléans de Montpensier, Reinout Verbeke
De Engelse schrijver Terence Hanbury (Tim) White werd geboren op 29 mei 1906 in Bombay (Mombai). Hij studeerde in Cheltenham en Cambridge. Hij is bekend geworden met zijn verhalenepos rond Koning Arthur, The Once and Future King, voor het eerst gepubliceerd in 1958. Het is in het Nederlands vertaald door Max Schuchart onder de titel "Arthur, Koning voor eens en altijd". Een ander boek van White is "The Goshawk" (1951), een roman over het temmen en trainen van een havik voor de valkenjacht, gebaseerd op echte gebeurtenissen.
Uit: The Once and Future King
When God had manufactured all the eggs out of which the fishes and the serpents and the birds and the mammals and even the duck-billed platypus would eventually emerge, He called the embryos before him, and saw that they were good.
Perhaps I ought to explain,' added the badger, lowering his papers nervously and looking at Wart over the top of them, 'that all embryos look very much the same. They are what you are before you are born - and, whether you are going to be a tadpole or a peacock or a cameleopard or a man, when you are an embryo you just look like a peculiarly repulsive and helpless human being. I continue as follows:
The embryos stood in front of God, with their feeble hands clasped politely over their stomachs and their heavy heads hanging down respectfully, and God addressed them.
T. H. White (29 mei 1906 17 januari 1964)
De Franse schrijver Bernard Charles Henri Clavelwerd geboren op 29 mei 1923 in Lons-le-Saunier. Clavel is een autodidact die diverse baantjes had totdat hij in de jaren vijftig als journalist begon te werken. Na de oorlog werkte hij voor een verzekering en pas in 1964 kon hij zich geheel wijden aan het schrijven. Zijn eerste roman L'Ouvrier de la nuit verscheen in 1956.
Uit:Les roses de Verdun
« Ce soir-là, j'ai senti qu'il serait plus convenable de ma part de laisser mes patrons en famille. Vers sept heures, j'ai demandé si je pouvais disposer.
- Mais il faut que vous mangiez, Laubier, a tonné Monsieur. Vous n'allez pas me laisser tomber. C'est indigne d'un poilu!
- Je n'ai pas faim, Monsieur, et j'aimerais aller au cinéma. J'ai vu qu'on donne Les gueux au paradis. J'aime bien Fernandel et Raimu.
Monsieur m'a lancé:
- C'est parfait, mon petit. Mais n'allez pas courir la gueuse. Ça ne mène pas au paradis et je veux vous avoir en forme demain matin.
Je crois qu'ils ont compris que je me retirais par discrétion et apprécié mon attitude.
Il ne pleuvait plus. Il faisait beaucoup plus froid. Une bise aigre prenait la rue en enfilade. Le cinéma n'était pas loin, mais j'étais très en avance. Je suis entré dans un café où j'ai bu un canon de rouge en mangeant une curieuse petite tarte salée achetée dans la charcuterie voisine. Il n'y avait pas grand monde dans ce bistro. Seulement des habitués. Ils parlaient au patron, gros homme rouge qui boitait bas. Quatre vieux jouaient aux cartes en se chamaillant. Quand le patron m'a servi, il a regardé ma boutonnière.
- Alors, on vient revoir les anciens?
Il m'a demandé dans quel régiment j'avais servi, j'ai répondu, et deux hommes sont entrés, qu'il a rejoints. J'étais soulagé qu'il me laisse tranquille. Il ne pouvait pas mieux dire quand il parlait de revoir les anciens. Depuis que j'avais quitté l'hôtel, ils étaient tous après moi, mes copains. Surtout les morts. C'était curieux, car ils ne faisaient pratiquement rien. Ils se contentaient d'être des visages sous des képis ou des casques. Et sous pas mal de boue brune aussi. »
Le commencement du malheur de ma maison arriva peu après ma naissance (29 mai 1627), puisqu'elle fut suivie de la mort de ma mère 1 : ce qui a bien diminué de la bonne fortune que le rang que je tiens me devoit faire attendre. Les grands biens que ma mère a laissés à sa mort, et dont je suis seule héritière, pouvoient bien, dans l'opinion de la plupart du monde, me consoler de l'avoir perdue. Pour moi, qui conçois aujourd'hui de quel avantage m'auroient été ses soins dans mon éducation, et son crédit, joint à sa tendresse, dans mon établissement, je ne saurois assez regretter sa perte.
Bientôt après qu'elle fut morte, on fit ma maison, et l'on me donna un équipage bien plus grand que n'en a jamais eu aucune fille de France, même pas une de mes tantes, les reines d'Espagne2 et d'Angleterre3 et la duchesse de Savoie4, avant que d'être mariées. La reine, ma grand'mère5, me donna pour gouvernant madame la marquise de Saint-Georges6, de qui le mari étoit de la maison de Clermont d'Amboise ; elle étoit fille de madame la marquise de Montglat, qui avoit été gouvernant du feu roi, de Monsieur, de feu mon oncle7 le duc d'Orléans, et de toutes mes tantes ; et c'étoit une personne de beaucoup de vertu, d'esprit et de mérite, qui connoissoit parfaitement bien la cour. »
Anne d'Orléans de Montpensier (29 mei 1627 5 april 1693)
Onafhankelijk van geboortedata:
De Vlaamse dichter Reinout Verbekewerd geboren in 1981. Hijwon al heel jong de Anton Van Wilderodeprijs en daarna nog diverse prijzen. Gedichten van hem werden opgenomen in tijdschriften alsDietsche Warande en Belfort, Gierik, De Brakke Hond, KFV-Mededelingen, Ambrozijnen in de bloemlezing " Op het oog. 21 dichters voor de 21e eeuw ".Hij is de organisator van het poëziefestival Literaire Living en treedt sinds 2007 onder de naam Reinout met Nevenwerking op met muziek en poëzie.Professioneel werkt hij bij het maandblad EOS, waarvan hij enkele jaren eindredacteur is geweest en nu ' Nieuwscoördinator on line'
En wie gaat er nu mijn doodsprentje schrijven? Zoudt gij dat niet doen? Nee? En waarom niet? Gij hebt toch altijd de pen nogal kunnen vasthouden, gij! Gij kunt dat dan toch best zou ik denken? Waarom zoudt gij dat dan niet doen? Ik zou liefst hebben dat gij dat doet. Voor uw eigen moeder kunt ge toch wel eens iets op papier zetten zeker? En daarbij: zo lang moet dat niet zijn. Een paar regels is genoeg. Maar wat is t nu met u? Aan wie moet ik het dan vragen? Is dat nu zoveel gevraagd om eens iets op papier te zetten voor mijn doodsprentje? Nu valt ge me maar tegen hoor! Amai! Dat dat niet gaat, zegt ge. Waarom zou dat niet gaan? Gaat er dan zo eens op uw gemak bij zitten thuis aan tafel, dan zal dat toch wel gaan zeker! Zo moeilijk kan dat toch niet zijn! Een paar regels is genoeg. Nu ja, we zullen dan wel zien. En ge hebt nog wel wat tijd om na te denken. En zoniet moet iemand anders het maar doen. Gaat gij nu ook maar naar huis onderhand. Ge zult ook wel moe zijn na zon dag. En morgen nog van alles te regelen. Ge zult de volgende dagen heel wat geloop hebben met mij. En doe het raam nu maar terug dicht zeker? En de lichten uit. En vergeet ook niet de voordeur op slot te doen. De sleutel neemt ge maar mee. En blijf morgenvroeg niet te lang weg. Maar nee! Wat zou het! Wat zou ik daar nu ineens wel iets mee inzitten! Ik heb hier al zo dikwijls alleen gelegen in huis. Wat zou ik dat nu niet meer kunnen? Bang ben ik toch nooit geweest. Gaat gij maar rap slapen nu. Ge zult uw rust vannacht wel kunnen gebruiken. Er zal nu toch niemand meer komen zeker? Anders waren ze al wel geweest, die van plan waren om vandaag nog te komen groeten. De rest zal dan morgen wel komen zeker? Of anders overmorgen? Nog tijd genoeg. Al maar goed ook dat ze niet allemaal tegelijk zijn gekomen. Want allemaal tegelijk, dat had hier toch niet binnen gekund vanavond. Zoveel volk ineens, zon drukte in huis, dat had niet gegaan. En het zal er nog niet op beteren de volgende dagen. Dat zal niet. Dat zal hier nog een hele begankenis worden. Ga maar slapen nu. Gij zult uw rust vannacht wel kunnen gebruiken.
Andreas thought he saw the fire down in the bay before anyone else did. He peered and shook his head in disbelief. This sort of thing didnt happen. Not here in Aghia Anna, not to the Olga, the little red and white boat that took visitors out to the bay. Not to Manos, foolish headstrong Manos whom he had known since he was a boy. This was some kind of dream, some trick of the light. That could not be smoke and flames coming from the Olga.
Perhaps he was not feeling well.
Some of the older people in the village said that they imagined things. If the day was hot, if there had been too much raki the night before. But he had gone to bed early. There had been no raki or dancing or singing in his hillside restaurant.
Andreas put his hand up to shade his eyes and, at the same time, a cloud passed overhead. It wasnt as clear as it had been before. He must indeed have been mistaken. But now he must pull himself together. He had a restaurant to run. If people came all the way up the hilly path, they would not want to find a mad man, someone crazed by the sun fancying disasters in a peaceful Greek village.
He continued fixing the red and green plastic-covered cloths with little clips to the long wooden tables on the terrace outside his taverna. This would be a hot day, with plenty of visitors at lunch time. He had laboriously written the menu on the blackboard. He often wondered why he did it... it was the same food every day. But the visitors liked it; and he would put Welcome in six languages. They liked that too.
"Der Wolf stand auf der Anhöhe und fixierte den goldbeschienenen Ring der großen Mauer. Sein Atem ging gleichmäßig. Die mächtigen Flanken zitterten leicht. Er war den ganzen Tag gelaufen, von der Gegend um Jülichs Burgen herab über das Hügelland bis hierher, wo das Dickicht endete und den Blick freigab auf die entfernt liegende Stadt. Trotzdem fühlte er sich weder erschöpft noch müde. Während der Feuerball der Sonne hinter ihm den Horizont berührte, warf er den Kopf in den Nacken und erkundete witternd seine Umgebung. Die Eindrücke waren übermächtig. Er roch das Wasser vom Fluss, den Schlamm an den Ufern, das faulige Holz der Schiffsrümpfe. Er sog die Melange der Ausdünstungen in sich hinein, in der sich Tierisches mit Menschlichem und Menschgemachtem mischte, parfümierte Weine und Fäkalien, Weihrauch, Torf und Fleisch, das Salz verschwitzter Leiber und der Duft teurer Pelze, Blut, Honig, Kräuter, reifes Obst, Aussatz und Schimmel. Er roch Liebe und Angst, Furcht, Schwäche, Hass und Macht. Alles dort unten sprach eine eigene, duftende Sprache, erzählte ihm vom Leben hinter den steinernen Wällen und vom Tod.
Frank Schätzing (Keulen, 28 mei 1957)
De Indiaase dichter, vertaler en literatuurwetenschapper K. Satchidanandan werd geboren op 28 mei 1946 in centraal Kerala. Hij doceerde Engels en gaf tien jaar lang leiding aan Indis Nationale Academie voor Literatuur. K. Satchidanandan publiceerde 22 dichtbundels, vele verzamelbundels, vertalingen en 19 essaybundels over literatuur.
Beeld van Dennis B. Sheahan in Central Park, New York
De Nederlandse schrijver en dichter Sjoerd Leiker werd geboren in Drachten op 28 mei 1914. Leiker volgde een onderwijzersopleiding. Hij heeft gewerkt bij een uitgeverij, in de journalistiek en bij de radio. Zijn literaire debuut maakte hij met een aantal gedichten in De Vrije Bladen. Zijn meest bekende werk is de roman Drie getuigen, die verscheen onder het pseudoniem Menno Haarsma bij de mede door hem opgerichte uitgeverij De Bezige Bij. Veel van zijn werk gaat over de Tweede Wereldoorlog. Hij schreef ook hoorspelen zoals Daar was de vrede, hier is de pijn. In 1992 werd door zijn weduwe de Sjoerd Leikerprijs ingesteld.
Uit: J.B. Charles 1910-1983
Ik heb in de oorlog tot mijn ontsteltenis gemerkt dat veel intellectuelen zich op gemakkelijke wijze lieten overtuigen van de vijandelijke en landverraderspropaganda, die zei dat de oorlog voorbij was en verzet tegen de bezetter niet alleen formeel illegaal, maar ook ethisch ongelegitimeerd was. Dat schreef J.B. Charles (pseudoniem van W.H. Nagel) in Volg het spoor terug (1953). Charles, jurist, verzetsman en ook kunstenaar, begon al in de jaren veertig met de geschiedschrijving van het verzet. Ik wil iets onderzoeken, zo luidt zijn verantwoording. En ik wil enige geschiedvervalsers een stok tussen de benen steken. Hij maakte duidelijk dat verzet wèl gelegitimeerd, dat wil zeggen gewettigd was. Eén van de kernpunten in zijn betoog, dat hij voortzet in Van het kleine koude front (1962), is dat niet Nederland op 14 mei 1940 heeft gecapituleerd, maar ons leger in de vesting Holland. De onvoorwaardelijke overgave van de rest van onze strijdkrachten, in Zeeland, volgde op 19 mei. De Duitse bezettingsmacht hield zich niet aan het ook door Duitsland geratificeerde Landoorlogsreglement. Die overeenkomst hield onder meer in dat de vijand van de Nederlanders geen persoonlijke diensten kon vorderen voor zijn oorlogsvoering en dat hij niet zou mogen ingrijpen in de binnenlandse politiek van het door hem bezette land.
Walker Percy, Patrick White, Fritz Hochwälder, Ian Fleming, Maria Müller-Gögler, Henri-Pierre Roché
De Amerikaanse schrijver Walker Percy werd geboren op 28 mei 1916 in Birmingham, Alabama. Na de suïcide van zijn vader in 1929 verhuisde zijn familie naar Athens, Georgia. Zijn moeder stierf twee jaar later in een auto-ongeluk. Percy en zijn twee broers werden daarna opgevoed in Greenville, Mississippi door hun oom William Alexander Percy, een prominente advocaat en dichter. Percy bezocht de Universiteit van North Carolina in Chapel Hill en studeerde in 1937 af in chemie. Vier jaar later, in 1941, behaalde hij een bul in geneeskunde aan Columbia University. Zijn medische carrière kwam echter tot stilstand nadat tuberculose bij hem werd geconstateerd, waarvoor hij de komende drie jaar in een sanatorium verbleef. Hij trouwde met Mary Bernice Townsend in 1946 en verhuisde naar Covington, Louisiana. Ook bekeerde de van huis uit protestantse Percy zich in deze periode tot het katholicisme. Vanaf het begin van de jaren '50 ging Percy zich richten op het schrijverschap. Zijn eerste publicaties waren essays op het gebied van semiotiek en filosofie, en in 1961 publiceerde Percy zijn eerste roman, The Moviegoer. De boek kreeg een jaar later een National Book Award voor fictie toegekend. In 1998 werd The Moviegoer opgenomen in de lijst van de honderd beste Engelstalige boeken van de 20ste eeuw, opgesteld door de Amerikaanse uitgever Modern Library. Percy heeft vijf andere romans en verschillende non-fictiewerken op zijn naam staan.
Uit: The Second Coming
Well then, does anything really change in a lifetime, he asked the sly sidelong-looking Andrea del Sarto in the Mercedes mirror? No, you are the same person with whom I struck the pact roaring out old U.S. 66 through the lonesome towns and empty desert. You don't ever really learn anything you didn't know when you were thirteen.
And what was that?
All I knew for sure then and now was that after what happened to me nothing could ever defeat me, no matter what else happened in this bloody century. If you didn't defeat me, old mole, loving father and death-dealer, nothing can, not wars, not this century, not the Germans. We beat the Germans, nutty as we are, and now drive perfect German cars, we somewhat frazzled it is true, and shaky, but victorious nevertheless.
Ah, but what if the death is not in the century but in your own genes, that you of all men are a child of the century because you are as death-bound by your own hand as the century is you and you of all men should be most at home now, as bred for death as surely as a pointer bitch to point, that death your own death is what you really love and won't be happy till you have, what then?
Then we'll know, won't we?
Grinning and shivering on the back seat thirty years later, teeth clacking, this raddled middle-aged American sat in his German car in the mountains of North Carolina hugging himself and making shoulder movements like a man giving body English to a pinball machine except that he was thinking about J. E. B. Stuart and Baron von Richthofen and World War II and fighting the Germans, which he had not done. Instead, he took two quick drinks from the gold-lined silver jigger and waited until the warmth bloomed under his ribs and the shaking stopped.
Walker Percy (28 mei 1916 10 mei 1990)
De Australische schrijver Patrick Victor Martindale White werd geboren in Londen op 28 mei 1912. Van 1932 tot 1935 studeerde hij aan de universiteit van Cambridge in Engeland Franse en Duitse literatuur. Zijn eerste gedichten verschenen nog tijdens zijn studie in The London Mercury: Na zijn studie kon hij zich, gesteund door zijn vader, in Londen vestigen. Toen zijn vader overleed kon hij door de erfenis zijn werk als schrijver zonder geldelijke nood voortzetten. In 1939 vond hij een uitgever voor zijn eerste roman Happy Valley. Tijdens WO II leerde hij als officier in de RAF in Alexandria de Griekse officier Manoly Lascaris kennen die zijn levenspartner zou worden. Na de oorlog kochten zij een huis niet ver van Sydney. In 1957 brak hij met de roman Voss ook in Australië door. In 1973 kreeg hij de Nobelprijs voor de Literatuur voor een episch en psychologisch verhalende kunst die een nieuw continent geïntroduceerd heeft in de literatuur"
Uit: The Eye Of The Storm
In the mountains the weatherboard and fibro townships were minding their own business. Chummier shops displaying pragmatic goods had nothing to hide. But doubts set in among the stragglers, towards the fringes, where houses built for permanence had reached the lurching stage, above the rich humus spread by their shrubberies to soften the logical collapse. The shrubberies themselves, planted by their owners as a sober duty, were touched with a cold apocalyptic fire. Here and there at the foot of a tree, old, broken, black umbrellas arranged singly or in clumps, were seen to stir at times, then to move, slowly, sideways asymmetrically. Some of the old umbrella-forms were trundling through an undergrowth of rhododendrons and azaleas assisted by what appeared to be part of their own aluminium frames, which had become conveniently unstuck, and could be used as crutches.
Basil was stopping the car in front of a shop. On a blind wall a square of faded bluebag was advertising some illegible commodity. Without explaining why, Basil was getting out. Nor did Dorothy ask for explanations: she was frantically searching for some face or object with which to identify herself. As Basil was closing the car door, a boy in jeans followed by a high-stepping spotted dog, came jaunting past. Dorothy tried smiling at the boy, but her smile must have looked directionless, or old; anyway the boy was plainly ignoring foreigners. When Basil had gone inside the shop, Dorothy was left with gooseflesh on her arms.
Patrick White (28 mei 1912 - 30 september 1990)
Portret doorRoy de Maistre, 1939
De Oostenrijkse schrijver Fritz Hochwälder werd geboren op 28 mei 1911 in Wenen. Hij werd opgeleid tot behanger, maar schoolde zich zelf als autodidact op historisch en politiek gebied bij. Zijn eerste drama werd opgevoerd tijdens de Wiener Kammerspielen in 1932. In 1938, na de aansluiting van Oostenrijk bij Duitsland vluchtte hij over de Rijn, zwemmend, naar Zwitserland. Zijn drama Das Heilige Experiment", over het mislukken van de Jezuietenstaat in Paragay werd voor het eerst in 1943 opgevoerd in Biel-Solothurn, Oostenrijk volgde in 1947. Het stuk bezorgde de schrijver zijn internationale doorbraak, uitgaande van Parijs, in 1952.
Uit: Das heilige Experiment
"Was habt ihr aufgerichtet da draußen (er zeigt auf die Landkarte) in Steppe und Urwald ...! - Ein Reich der Liebe und Gerechtigkeit. ... - die Indios singen Euer Loblied - und laufen unsern Grundbesitzern davon! Eure Produkte gehen in die Welt hinaus - unsere Händler verarmen. ... Wir dehnen uns durch unsere Kriege aus - ihr durch euren Frieden. Wir bröckeln ab. Ihr sammelt an. ... Wie lange dauert es noch - und euch gehört der ganze Kontinent! - - - Und wir, wir sollten dem zusehen, wir sollten euch nicht hindern? Narren wären wir, wenn wir euch nicht verjagten, solange es noch Zeit ist! ... Schluss mit diesem Experiment, das uns gefährlich wird! Schluss!"
Punctually at six o'clock the sun set with a last yellow flash behind the Blue Mountains, a wave of violet shadow poured down Richmond Road, and the crickets and tree frogs in the fine gardens began to zing and tinkle.
Apart from the background noise of the insects, the wide empty street was quiet. The wealthy owners of the big, withdrawn housesthe bank managers, company directors and top civil servantshad been home since five o'clock and they would be discussing the day with their wives or taking a shower and changing their clothes. In half an hour the street would come to life again with the cocktail traffic, but now this very superior half mile of' Rich Road', as it was known to the tradesmen of Kingston, held nothing but the suspense of an empty stage and the heavy perfume of night-scented jasmine.
Richmond Road is the 'best' road in all Jamaica. It is Jamaica's Park Avenue, its Kensington Palace Gardens, its Avenue D'lena. The 'best' people live in its big old-fashioned houses, each in an acre or two of beautiful lawn set, too trimly, with the finest trees and flowers from the Botanical Gardens at Hope. The long, straight road is cool and quiet and withdrawn from the hot, vulgar sprawl of Kingston where its residents earn their money, and, on the other side of the T-intersection at its top, lie the grounds of King's House, where the Governor and Commander-in-Chief of Jamaica lives with his family. In Jamaica, no road could have a finer ending.
Ian Fleming (28 mei 1908 12 augustus 1964)
De Duitse schrijfster Maria Müller-Gögler werd geboren op 28 mei 1900 in Leutkirch im Allgäu. Zij volgde een docentenopleiding en werkte als lerares tot zij van 1924 tot 1929 in München en Tübingen germanistiek, filosofie en pedagogie ging studeren. In 1935 verscheen haar al in de jaren twintig geschreven roman Die Magd Juditha. In 1942 volgde de roman over de koningsdochter Beatrix von Schwaben die al zeer jong trouwde met keizer Otto IV. Naast romanspubliceerde Müller-Gögler talrijke verhalen en gedichten en in drie delen, verschenen tussen 1970 en 1977, haar memoires.
Uit: Erinnerungen - Hinter blinden Fenstern
Der Tanzlehrer war ein nicht mehr ganz junger dunkelhaariger, dunkeläugiger, überschlanker Mann mit geschmeidigen Bewegungen und galanten Allüren, wie ich sie nur aus Schilderungen in Romanen kannte - in einem Kino war ich noch nie gewesen. Wenn einige von uns im stillen gehofft hatten, zu dem Kurs würden junge Männer, vielleicht Sekundaner und Primaner des Ravensburger Gymnasiums, eingeladen, so wurden sie in ihren Hoffnungen enttäuscht. Die Hälfte der Tanzschülerinnen wurde ausersehen, die Herren zu markieren. Ich gehörte dazu, vermutlich auf Grund meiner Körpergröße und meiner Führereigenschaften. Die Rolle war insofern begehrenswert, als der Tanzlehrer sich aus der Herrengarde seine Partnerinnen wählte, damit diese Gelegenheit bekamen, sich wenigstens vorübergehend in der weiblichen Pose zu üben.
Der Augenblick, in dem Herr Geiger sich vor einer verneigte und um einen Tanz bat, wurde von deren Herren täglich ersehnt. Die Spannung war umso größer, als der Kavalier nicht nach einer bestimmten Ordnung verfuhr. Es kam ihm nicht darauf an, eine Tänzerin zwei- oder dreimal hintereinander zu wählen und andere zu übersehen. Am meisten fieberte die blonde Friedel aus Freiburg nach seinem Tanzarm.
Maria Müller-Gögler (28 mei 1900 23 september 1987)
Leutkirch im Allgäu (Geen portret beschikbaar)
De Franse schrijver, journalist en verzamelaar Henri-Pierre Roché werd op 28 mei 1879 geboren te Parijs. Zijn vader, die apotheker was, pleegde zelfmoord door van het balkon van hun woning op de Boulevard Arago te springen. Tot zijn vijftigste zou Roché daar met zijn moeder blijven wonen. Zijn liefdesleven rond 1910 beschreef hij in 1943. Hij schreef toen zijn eerste novelle, getiteld Jules et Jim en uitgegeven in 1953. In 1961 werd de novelle verfilmd door François Truffaut, die het boek in 1956 in een tweedehandsboekenwinkel kocht, met in de hoofdrol Jeanne Moreau. Roché, onder de naam Jim, en zijn Duitse vriend Franz Hessel, onder de naam Jules, dongen beiden om de hand van Heleen Grund. In 1906 ontmoette Roché de schrijver Franz Hessel, waarschijnlijk in het café La Closerie des Lilas, de verzamelplaats van Duitstalige kunstenaars in Montparnasse. Samen maakten zij reizen naar Duitsland en Griekenland. In Parijs ontmoetten zij de Duitse Helen Grund. In 1913 trouwde Franz met Helen in Berlijn en na een kort verblijf in Parijs keerden zij in verband met WO I terug naar Duitsland. Franz vocht in het Duitse leger aan het Oostfront. In 1956 verscheen van Roché zijn tweede novelle Les deux anglaises et le continent.Ook deze novelle, die ging over Roché en Violet en Margaret Hart, werd door François Truffaut verfilmd.
Uit: Victor
PIERRE est seul dans sa chambre du sous-sol, carrée, très bien chauffée. C'est plutôt une cave qui lui sert de chambre. Près du plafond, une fenêtre en largeur permet de voir les jambes des passants. De vieux meubles impossibles, mais un bon grand lit de fer à deux.
Des pas crissent dans la neige. On frappe sec. Il est minuit. Entrent en coup de vent Victor, François et une girl brune et maline, qu'ils tiennent solidement chacun par un bras. Ses grands yeux noirs sont pleins de colère.
Victor - Nous te présentons Patricia, une amie. Au Café Brevoort elle a fait un scandale idiot. Et nous avions à causer, François et moi.
François - Nous lui avons donné à choisir entre deux punitions. Un peu d'huile de ricin (on en vend au café) ou toi. Nous t'avons dépeint. Elle t'a préféré.
Pierre était d'abord ennuyé de l'irruption. Il allait dormir et se levait tôt. Lui et Patricia se considéraient.
Victor - On ne te l'amène pas à la légère. Il y a des raisons.
Patricia - Je vous connais tous deux. Vous ne faites jamais rien à la légère, malgré vos airs de Pégase. Vous êtes comme deux papes. J'aurais dû vous arroser avec le siphon, au café. Soit, allez vous-en. Laissez-moi.
Pierre - OK. Je garde Patricia.
Les deux sortirent en vitesse sans dire au revoir et Pierre entendit le son du moteur de course de François. Patricia se promenait dans la pièce.
Maximilian Voloshin, B. S. Ingemann, J. D. Wyss, C. H. von Ayrenhoff, Xin Qiji
De Russische dichter, schrijver en schilder Maximilian Voloshin werd geboren op 28 mei 1877 in Kiev. Rond 1890 begon hij gedichten te schrijven en te vertalen. In 1897 ging hij naar Moskou om rechten te studeren. Vanaf 1900 maakte hij verschillende reizen. In 1901 vestigde hij zich in Parijs waar hij bij Jelisaweta Kruglikova schilderlessen volgde en lezingen aan de Sorbonne bijwoonde. In 1910 verscheen met de verzamelbundel Gedichten 1900 1910 zijn eerste boek in druk. Al in 1907 had hij een huis gekocht in Koktebel, waar hij zijn jeugd had doorgebracht. In de jaren van WO I trok hij zich daar steeds vaker terug. Meer en meer wijdde hij zich aan het schilderen van landschappen.
Along Cains Ways, Tragedy of Materialistic Culture (Fragment)
Machine has won over man:
It needed a slave to take away its sweet,
To comfort its insides with pure oil,
To feed it coal and take away its excrements,
And then it started asking for itself,
The swarming bundle of muscles and of wills
Brought up in hungry discipline
And greedy rude who cheapened his spirit
For joys of mediocrity and comforts.
Machine has taught man to think appropriately
And logically discuss the findings.
It visually proved to him
That there is no spirit, only substance,
That man is nothing but a machine himself,
That the starry cosmos is merely a mechanism
To manufacture time, that thought
Is just a simple product of the brain digestion,
That mere sustenance defines the spirit,
That genius is a degeneration,
That culture means an increase in the number
Of the consumer needs,
That the ideal is general well-being
And stomach satisfaction,
That there is One Universal Worldly Stomach
And there is no other Gods beside it....
Vertaald door Natasha Levitan
Maximilian Voloshin (28 mei 1877 11 augustus 1932)
Portret doorBoris Kustodiev, 1924
De Deense dichter en schrijver Bernhard Severin Ingemann werd geboren op 28 mei 1789 in Thorkildstrup op het eiland Falster. Onder invloed van de romantiek ontstonden zijn eerste gedichten. Vanaf 1825 begon hij verhalen te publiceren. Met het epos Valdemar den Store og hans Maend" uit 1824 begon hij aan een srie historische werken, waarin hij volgens eigen zeggen naar het voorbeeld van Sir Walter Scott de vele facetten van de geschiedenis van zijn eigen land beschreef.
Uit: The Sealed Room
For many years there stood in a side street in Kiel an unpretentious old frame house which had a forbidding, almost sinister appearance, with its old-fashioned balcony and its overhanging upper stories.For the last twenty years the house had been occupied by a greatly respected widow, Madame Wolff, to whom the dwelling had come by inheritance.She lived there quietly with her one daughter, in somewhat straitened circumstances.
What gave the house a mysterious notoriety, augmenting the sinister quality in its appearance, was the fact that one of its rooms, a corner room on the main floor, had not been opened for generations. The door was firmly fastened and sealed with plaster, as well as the window looking out upon the street.Above the door was an old inscription, dated 1603, which threatened sudden death and eternal damnation to any human being who dared to open the door or efface the inscription.Neither door nor window had been opened in the two hundred years that had passed since the inscription was put up. But for a generation back or more, the partition wall and the sealed door had been covered with wall paper, and the inscription had been almost forgotten.
The room adjoining the sealed chamber was a large hall, utilized only for rare important events.Such an occasion arose with the wedding of the only daughter of the house.For that evening the great hall, as it was called, was brilliantly decorated and illuminated for a ball.The building had deep cellars and the old floors were elastic.
Bernhard Severin Ingemann (28 mei 1789 24 februari 1862)
De Zwitserse schrijver Johann David Wyss werd geboren op 28 mei 1743 in Bern. Hij studeerde theologie en filosofie in Bern en Lausanne. Grote bekendheid kreeg zijn boek over de Zwitserse familie Robinson. Oorspronkelijk geschreven voor zijn kinderen tussen 1794 en 1798 en zonder bedoelin het uit te geven. Dat deed pas zijn zoon in 1812. Het werd het meest vertaalde Zwitserse boek aller tijden en een bestseller.
Uit: The Swiss Family Robinson
The tempest had raged for six days, and on the seventh seemed to increase. The ship had been so far driven from its course, that no one on board knew where we were. Every one was exhausted with fatigue and watching. The shattered vessel began to leak in many places, the oaths of the sailors were changed to prayers, and each thought only how to save his own life. "Children," said I, to my terrified boys, who were clinging round me, "God can save us if he will. To him nothing is impossible; but if he thinks it good to call us to him, let us not murmur; we shall not be separated." My excellent wife dried her tears, and from that moment became more tranquil. We knelt down to pray for the help of our Heavenly Father; and the fervour and emotion of my innocent boys proved to me that even children can pray, and find in prayer consolation and peace.
We rose from our knees strengthened to bear the afflictions that hung over us. Suddenly we heard amid the roaring of the waves the cry of "Land! land!" At that moment the ship [pg 002] struck on a rock; the concussion threw us down. We heard a loud cracking, as if the vessel was parting asunder; we felt that we were aground, and heard the captain cry, in a tone of despair, "We are lost! Launch the boats!" These words were a dagger to my heart, and the lamentations of my children were louder than ever. I then recollected myself, and said, "Courage, my darlings, we are still, above water, and the land is near. God helps those who trust in him. Remain here, and I will endeavour to save us."
Johann David Wyss (28 mei 1743 11 januari 1818)
De Oostenrijkse schrijver Cornelius Hermann von Ayrenhoff werd geboren op 28 mei 1733 in Wenen. Hij schreef classisistische dramas in de stijl van Racine en Corneille die door de oplomst van de romantiek echter al tijdens zijn leven in vergetelheid raakten. Meer succes had hij met zijn blijspelen zoals Der Postzug oder die noblen Passionen (1769), dat een lievelingsstuk was van Frederik II van Pruisen.
Uit: Der Postzug oder die noblen Passionen
DER VERWALTER. Sie wissen also nicht, Jungfer Lisette, in welcher Absicht mich die Baroninn schon wieder rufen läßt?
LISETTE. Das sagte sie mir nicht, und es wäre Kunst es zu errathen. Sie hat heut so vielerley Dinge im Kopfe, daß sie selbst nicht weiß, was sie will und nicht will. Wenn wir doch diese Festivität schon überstanden hätten!
DER VERWALTER. Ja wohl und Ich von meinem Interims-Haushofmeister-Amte wieder los wäre! Das ist nun diesen Morgen das zwölftemal, daß ich gerufen werde; achtmal bloß des Stalles wegen.
LISETTE. Wundert Sie das, Herr Verwalter? Sie kennen doch den Grafen von Reitbahn?
DER VERWALTER. Nein! ich hatte eben den Tag, da er hier war, in den herrschaftlichen Weingärten zu thun.
LISETTE. So muß ich Ihnen also sagen, daß dieser Herr Bräutigam von unserm Fräulein, der größte, der berühmteste Pferdenarr im ganzen Lande ist ein Mensch, der nichts anders thut und denkt, als reiten, fahren, und halsbrechen. Darum ist unsre Frau in Sorgen, es möchte wohl gar die ganze Heyrath in Trümmer gehen, wenn dem Grafen bey seiner Ankunft, von ungefähr unsre Stallordnung mißfiele.
Cornelius Hermann von Ayrenhoff (28 mei 1733 15 augustus 1819)
Illustratie bij de Postzug door Georg Melchior Krauss (Geen portret beschikbaar)
De Chinese dichter Xin Qijiwerd geboren op 28 mei 1140 in Jinan, in de provicie Shandong.Behalve dichter was hij ook een militaire leider tijdens de Zuidelijke Song-dynastie. Tijdens zijn militaire loopbaan behaalde hij vele overwinningen. In 1194 trok hij zich terug op het platteland en wijdde hij zich aan de vervolmaking van zijn dichtkunst.
In days when I was young
In days when I was young and didn't know the taste of sorrow I like to climb the storied tower, I like to climb the storied tower; To write the latest odes I forced myself to tell of sorrow.
Now that I understand the taste of sorrow altogether I would like to tell, but stop, I would like to tell, but stop; Instead I say, 'What a cool day! Such lovely autumn weather!'
"Je vais me tuer!" qu'il me prévenait quand sa peine lui semblait trop grande. Et puis il parvenait tout de même à la porter sa peine un peu plus loin comme un poids bien trop lourd pour lui, infiniment inutile, peine sur une route où il ne trouvait personne à qui en parler, tellement qu'elle était énorme et multiple. Il n'aurait pas su l'expliquer, c'était une peine qui dépassait son instruction. Lâche qu'il était, je le savais, et lui aussi, de nature espérant toujours qu'on allait le sauver de la vérité, mais je commençais cependant, d'autre part, à me demander s'il existait quelque part, des gens vraiment lâches... On dirait qu'on peut toujours trouver pour n'importe quel homme une sorte de chose pour laquelle il est prêt à mourir tout de suite et bien content encore. Seulement son occasion ne se présente pas toujours de mourir joliment, l'occasion qui lui plairait. Alors il s'en va mourir comme il peut, quelque part... Il reste là l'homme sur la terre avec l'air d'un couillon en plus et d'un lâche pour tout le monde, pas convaincu seulement, voilà tout. C'est seulement en apparence la lâcheté. Robinson n'était pas prêt à mourir dans l'occasion qu'on lui présentait. Peut-être que présenté autrement, ça lui aurait beaucoup plu. En somme, la mort c'est un peu comme un mariage. Cette mort-là elle ne lui plaisait pas du tout et puis voilà. Rien a dire. Il faudrait qu'il se résigne à accepter son croupissement et sa détresse. Mais pour le moment il était encore tout occupé, tout passionné à s'en barbouiller l'âme d'une façon dégoûtante de son malheur et de sa détresse. Plus tard, il mettrait de l'ordre dans son malheur et alors une vraie vie nouvelle recommencerait. Faudrait bien. Il n'y a de terrible en nous et sur la terre et dans le ciel peut-être que ce qui n'a pas encore été dit. On ne sera tranquille que lorsque tout aura été dit, une bonne fois pour toutes, alors enfin on fera silence et on aura plus peur de se taire. Ça y sera.
Louis-Ferdinand Céline (27 mei 1894 - 1 juli 1961)
Uit: Enkele aspecten van de Nederlandse samenleving
Ik had eerlijk gezegd niet meteen verwacht dat ik iets soortgelijks zou beleven op onze familiepelgrimage langs de heiligdommen van de Tachtigjarige Oorlog, want natuurlijk kende ik zo'n beetje onze tradities. Shakespeare heeft van ongeveer alle Engelse vorsten die hij kende een koningsdrama gemaakt - Vondel is nooit verder gekomen dan Gysbreght van Aemstel. Velazquez schilderde Spinola's beleg van Breda - Rembrandt heeft er zelfs nooit over gedácht de Slag bij Heiligerlee te vereeuwigen. Allerlei Franse, Italiaanse en Duitse componisten hebben voor hun muziektheater inspiratie gezocht bij de eigen geschiedenis - maar ik zie Peter Schat nog geen opera maken over het Ontzet van Leiden.
Maar ik had óók niet verwacht dat ik mijn naar aanschouwelijk onderwijs dorstende kinderen bijna helemaal niets kon laten zien van al die dingen waarvan ze de moeilijke namen en de lastige jaartallen zo geduldig uit hun hoofd hadden geleerd. Geen pijltje langs het Winschoterdiep om de reiziger attent te maken op dat éne (overigens buitensporig lelijke) monument ter nagedachtenis van graaf Adolf die in Friesland in de slag bleef. Geen merkteken op de plek waar Zeeuwse roeiers de meest merkwaardige gevechten zijn aangegaan met reusachtige Spaanse oorlogsbodems. Geen ANWB-route door het slotenlandschap waarin de huurlegertjes van Willem de Zwijger door de modder kropen om Alva ergens in de rug aan te vallen. Bijna niks. Een pas in 1960 gemaakt beeld getiteld Kenau en de Vrouwen, staat in Haarlem niet op de Grote Markt naast Laurens Janszoon Coster, maar weggestopt op een treurig pleintje achter de Amsterdamse Poort, tegenover een eethuis dat vijf jaar geleden nog Zorba de Griek heette.
Het heeft iets vreemds.
Jan Blokker (Amsterdam, 27 mei 1927)
De Estse schrijver Kaur Kender werd geboren op 27 mei 1971 in Estland. Na als reclamemaker gewerkt te hebben debuteerde hij in 1998 met zijn roman "Independence Day" ("Iseseisvuspäev"). Sindsdien geniet hij in zijn vaderland een grote populariteit.
Uit: Through Peaceful Eyes (Vertaald door Jurgen Kaljuvee)
Today I will call that little repulsive office where my sister works her last days. The office is located in the middle of a ghastly desert, and it can be accessed only through an iron gate or under the controlling eyes of a security guard. What is more, I have noticed that the greater the debasement, the more vigilantly it is being guarded, the stronger is the security.
The buildings within the iron gate are revolting with no shape that would please the eye, there are some cars, and corpses of cars earned with sweat and blood standing in the courtyard. In the apartment next to the office live some architects who, unable to tolerate this depressing atmosphere, spend their energy trying to fight their neigborsâ smoking. In the next apartment lives an artist who organizes little parties with a little money collection box. Each guest must give a little money to the DJ who plays bad music. And right next to the office is a small room belonging to an unrecognized inventor where he, like a lost 19th-century person, creates the next revolutionary vacuum pump. It is the kind of office where only godforsaken women sadly enjoying their little gruesome joys work now. I also worked there for almost a year, imagine!
Kaur Kender (Estland, 27 mei 1971)
De Nederlandse schrijver, journalist, blogger en gamedeskundige Niels 't Hooft werd geboren in Leiderdorp op 27 mei 1980. Hij is voornamelijk bekend geworden door zijn inmiddels weer ter ziele gegane Nintendo-magazine n3 en gamewebsite GameSen.nl, maar had ook enig succes met zijn boeken sinds zijn debuut in 2003. In februari 2003 startte hij een weblog, Controllerboy.com geheten, om zijn debuut, de novelle Toiletten, onder de aandacht te brengen. De site begon met enkele literaire stukken, maar kreeg later de vorm van een echt weblog, waarin de auteur de lezer op de hoogte houdt van zijn dagelijkse belevenissen. Toiletten werd gemengd ontvangen. Het boek verscheen ook in Duitsland. In 2005 werd 't Hoofts tweede boek, Sneeuwdorp, uitgebracht.
Uit: Sneeuwdorp
Mensen vragen mij wel eens: Kever, waar was je toen Pim Fortuyn werd doodgeschoten?
Ik zeg dan: ik lag te vrijen met Mia. Schokkend. Je zou me zomaar kunnen verwarren met een sociaal iemand, die niet alleen spelletjes speelt op de momenten die het heersende wereldbeeld bepalen.
Nou ja, vrijen. We lagen op bed in haar slaapkamer en haar vader was niet thuis. Zij wilde thee zetten, maar ik wilde kusjes geven. Ik kroop tegen haar aan en gleed met mijn vingers door de donkere lokken van dr haar, maar ze zei het nog een keer: Ik denk dat ik thee ga zetten.
Mias kamer was best groot, maar donker. Ze had dikke blauwe gordijnen die altijd dicht waren, meerdere kleden op de grond die iedere keer anders lagen en een oversized bed met allerlei kussens. Ook de muren waren blauw, er hingen filmposters. Voor de klerenkast zat een halfopen gordijn. Er hingen jurkjes en rokjes. Weinig broeken.
Ik heb nooit met Mia geneukt, maar ik was er wel een keer bijna, met mijn hand. Ze had een maillot aan en zei: Gelukkig ben ik beschermd. Er komen wel eens van die onderzoeken voorbij waaruit blijkt dat de helft van de kinderen het op zijn veertiende voor het eerst heeft gedaan. Toen ik veertien was speelde ik, geen idee, Mario Tennis, Pokémon, Zelda? Ik was met heel andere dingen bezig.
Naast de streekliteratuur uit eigen land en de Friese literatuur, was er ook een wassende stroom van literatuur uit Duitsland. De komst van de Duitsers zorgde er al snel voor dat het voor de uitgeverijen onmogelijk werd Engelse en, nadat Amerika en Duitsland eind 1941 met elkaar in oorlog waren geraakt, ook Amerikaanse literatuur uit te geven.
De Waag stelde zich al vroeg op het standpunt dat in ieder geval de grote stroom Amerikaanse boeken van de markt diende te verdwijnen. Dat gebeurde ruim voordat Amerika door Pearl Harbor bij de oorlog betrokken zou worden. Na de Duitse inval in Nederland publiceerde De Waag in juni 1940 een artikel, waarin in feite aan de nieuwe overheid werd gevraagd om Amerikaanse literatuur in de toekomst te verbieden. Op het moment dat De Waag hiermee op de proppen kwam was er van de instelling van het dvk nog geen sprake en hadden de nieuwe machthebbers nog geen uitgewerkte plannen voor een nieuw cultuurbeleid in het bezette Nederland. De Waag ging vermoedelijk van het principe uit dat wie het eerst iets te melden heeft, ook het eerst iets wordt gevraagd.
"Het was sinds lang een alleszins gerechtvaardigde klacht, dat ons land overstroomd werd met de vertaalde producten van buitenlandsche veelschrijvers, begon De Waag. Amerikaansch leesvoeder, aan den loopenden band geproduceerd en zonder eenigen geest, maar vol minderwaardige trucjes en speculaties op de lagere instincten van de massa, vulde-en vult nog-het overgroote deel van alles, wat aan ontspanning gewijd is. Dat deze ontspanning een opvoedend karakter zou kunnen en moeten bezitten, daarom bekommerde men zich niet, zelfs niet in de redacties van bladen, die elders in hun kolommen hoog opgaven van de opvoedende taak van de pers."
Adriaan Venema(27 mei 1941 31 oktober 1993)
De Amerikaanse schrijver John Barth werd geboren op 27 mei 1930 in Cambridge, Maryland. Tussen 1953 en 1965 was hij hooglerraar aan de Penn State University, daarna tot 1995 aan de John Hopkins University. Zijn schrijversloopbaan begon hij met de publicatie van The Floating Opera en The End of the Road. Zijn boek The Sot-Weed Factor geldt als een baanbrekend werk in de literatuurgeschiedenis. Het betreft een 800 paginas tellend pseudo-epos over de koloniale tijd van Maryland.
Uit: The End of the Road
One of the things I did not see fit to tell Joe Morgan (for to do so would have been to testify further against myself) is that it was never very much of a chore for me, at various times, to maintain with perfectly equal unenthusiasm contradictory, or at least polarized, opinions at once on a given subject. I did so too easily, perhaps, for my own ultimate mobility. Thus it seemed to me that the Doctor was insane, and that he was profound; that Joe was brilliant and also absurd; that Rennie was strong and weak; and that Jacob Horner--owl, peacock, chameleon, donkey, and popinjay, fugitive from a medieval bestiary--was at the same time giant and dwarf, plenum and vacuum, and admirable and contemptible. Had I explained this to Joe he'd have added it to his store of evidence that I did not exist: my own feeling was that it was and was not such evidence. I explain it now in order to make as clear as I can what I mean when I say that I was shocked and not surprised, disgusted and amused, excited and bored, when, the evening after the conversation just recorded, Rennie came up to my room. I'd had a brilliant day with my students, explaining gerunds, participles, and infinitives, and my eloquence had brought me around to feeling both guilty and nonchalant about the Morgan affair.
"Well, I'll be damned!" I said when I saw her. "Come on in! Have you been excommunicated, or what?"
"I didn't want to come up here," Rennie said tersely. "I didn't want to see you again at all, Jake."
"Oh. But people want to do the things they do."
"Joe drove me in, Jake. He told me to come up here."
This was intended as a bombshell, I believe, but I was not in an explodable mood.
Dashiell Hammett, Max Brod, Georges Eekhoud, Arnold Bennett, Said
De Amerikaanse schrijver Dashiell Samuel Hammett werd geboren in Saint Mary's County (Maryland), op 27 mei 1894. Zijn detectiveverhaal The Maltese Falcon werd een van de eerste echte klassiekers in het Film Noir genre. Hammett tilde eind jaren twintig het misdaadverhaal naar een literair niveau. Zijn humoristische en strak geschreven hardboiled novels over stoere privédetectives in Californië waren van grote invloed op Raymond Chandler; zijn antihelden Sam Spade (The Maltese Falcon, 1930), Nick Charles (The Thin Man, 1934) en 'the Continental Op' (Red Harvest, 1929) vonden talrijke navolgers in de moderne literatuur.
Wraak, bedrog, ontrouw, hebzucht en vriendschap waren de belangrijkste motieven in het werk van Hammett, die in 1923 debuteerde met verhalen. Zijn laatste roman schreef hij al in 1935.
Uit: The Maltese Falcon
Samuel Spade's jaw was long and bony, his chin a jutting v under the more flexible v of his mouth. His nostrils curved back to make another, smaller, v. His yellow-grey eyes were horizontal. The v motif was picked up again by thickish brows rising outward from twin creases above a hooked nose, and his pale brown hair grew down-- from high flat temples--in a point on his forehead. He looked rather pleasantly like a blond satan.
He said to Effie Perine: 'Yes, sweetheart?"
She was a lanky sunburned girl whose tan dress of thin woolen stuff clung to her with an effect of dampness. Her eyes were brown and playful in a shiny boyish face. She finished shutting the door behind her, leaned against it, and said: "There's a girl wants to see you. Her name's Wonderly."
"A customer?"
"I guess so. You'll want to see her anyway: she's a knockout."
"Shoo her in, darling," said Spade. "Shoo her in."
Effie Perine opened the door again, following it back into the outer office, standing with a hand on the knob while saying: "Will you come in, Miss Wonderly?"
A voice said, "Thank you," so softly that only the purest articulation made the words intelligible, and a young woman came through the doorway. She advanced slowly, with tentative steps, looking at Spade with cobalt-blue eyes that were both shy and probing.
Dashiell Hammett (27 mei 1894 10 januari 1961)
De Tsjechisch-Israëlische schrijver, criticus en componist Max Brod werd geboren in Praag op 27 mei 1884. Zie ook mijn blog van 27 mei 2007.
Uit: Über Franz Kafka
Nach diesem Vortrag begleitete mich Kafka, der um ein Jahr Ältere, nach Hause. - Er pflegte an allen Sitzungen teilzunehmen, doch hatten wir einander bis dahin kaum beachtet. Es wäre auch schwer gewesen, ihn zu bemerken, der so selten das Wort ergriff und dessen äußeres Wesen überhaupt eine tiefe Unauffälligkeit war, - sogar seine eleganten, meist dunkelblauen Anzüge waren unauffällig und zurückhaltend wie er. Damals aber scheint ihn etwas an mir angezogen zu haben, er war aufgeschlossener als sonst, allerdings fing das endlose Heim-Begleitgespräch mit starkem Widerspruch gegen meine allzu groben Formulierungen an."
Cependant, à travers la campagne, les charrettes bâchées de toile blanche, aux cerceaux de fleurs, roulent plus lentement. Valets et servantes entendent bruire et sentent courir sur leur nuque comme une énervante brise d'équinoxe. C'est la respiration chaude des couples affalés sur les banquettes derrière eux. Elles soupirent; ils halètent... La petiote finissait par s'endormir, assoupie par cette atmosphère plus capiteuse que les bouffées de la fenaison. Comme personne ne s'offre à la reconduire, il serait temps pour elle de mettre pied à terre et de rebrousser chemin, car les autres ne songent pas encore au retour, et le «pays de roses» est loin de la dernière station de son pèlerinage aux chapelles du boire. Pour la bande luronne le vrai plaisir ne fait même que commencer. Enfin on se décide à réveiller la benjamine. L'un d'eux la mettra sur son chemin et rattrapera le «pays des roses» à l'étape suivante. Mais la petite remercie ce garçon. Inutile qu'il se dérange.
Georges Eekhoud (27 mei 1854 - 29 mei 1927)
De Engelse schrijver Arnold Bennett werd geboren in Hanley, Staffordshire, op 27 mei 1867. Bennetts geboorteplaats Hanley maakte deel uit van de zogeheten 'six towns'. Dit gebied stond bekend als the Potteries, naar de voornaamste industrie van de streek, het pottenbakken.Bennett begon zijn carrière als schrijver met wat klein journalistiek werk en stuurde stukken in naar tijdschriften. In 1889 won hij een schrijfwedstrijd voor het blad Tit-Bits en in 1894 werd hij assistent-redacteur van het tijdschrift Woman.In 1902, het jaar waarin Bennett naar Parijs verhuisde, verscheen de roman Anna of the Five Towns, de eerste van een reeks verhalen over de Potteries. Hij zou 10 jaar in Frankrijk blijven en schreef daar in die periode een groot aantal boeken. The Gates of Wrath, ook oorspronkelijk als feuilleton gepubliceerd, verscheen in 1903. Andere boeken over de Potteries waren Tales of the Five Towns (1905) en The Grim Smile of the Five Towns (1907). In 1908 kwam The Old Wives' Tale uit, waarvan het verhaal zich tegen dezelfde achtergrond afspeelt. Dit werk bezorgde hem internationale faam. Hij reisde naar de Verenigde Staten, waar hij succesvolle lezingen gaf, en keerde in 1912 terug naar Engeland. Hij schreef nog 15 romans, waaronder de trilogie Clayhanger en een aantal bundels met korte verhalen. Verder produceerde hij 14 toneelstukken, waarvan de meeste ook werden uitgevoerd, twee boeken met eenakters en vele essays.
Uit: The Old Wives' Tale
Those two girls, Constance and Sophia Baines, paid no heed to the manifold interest of their situation, of which, indeed, they had never been conscious. They were, for example, established almost precisely on the fifty-third parallel of latitude. A little way to the north of them, in the creases of a hill famous for its religious orgies, rose the river Trent, the calm and characteristic stream of middle England. Somewhat further northwards, in the near neighbourhood of the highest public-house in the realm, rose two lesser rivers, the Dane and the Dove, which, quarrelling in early infancy, turned their backs on each other, and, the one by favour of the Weaver and the other by favour of the Trent, watered between them the whole width of England, and poured themselves respectively into the Irish Sea and the German Ocean. What a county of modest, unnoticed rivers! What a natural, simple county, content to fix its boundaries by these tortuous island brooks, with their comfortable names--Trent, Mease, Dove, Tern, Dane, Mees, Stour, Tame, and even hasty Severn!
Not that the Severn is suitable to the county! In the county excess is deprecated. The county is happy in not exciting remark.
It is content that Shropshire should possess that swollen bump, the Wrekin, and that the exaggerated wildness of the Peak should lie over its border. It does not desire to be a pancake like Cheshire. It has everything that England has, including thirty miles of Watling Street; and England can show nothing more beautiful and nothing uglier than the works of nature and the works of man to be seen within the limits of the county.
Arnold Bennett (27 mei 1867 - 27 maart 1931)
De Duits-Iraanse dichter en schrijver Said werd geboren op 27 mei 1947 in Teheran. Als 17-jarige kwam hij naar München, waar hij politicologie studeerde. Na de val van de sjah ging hij voor korte tijd terug naar Iran. De theocratie daar deed hem besluiten weer naar Duitsland terug te keren. Inmiddels bezit hij de Duitse nationaliteit. Liefde en ballingschap zijn hoofdthemas in zijn werk.
mein wort sucht still
mein wort sucht still derweil das licht dieses hungrige tier schweigt und betrachtet bis die innenwelt sich entblößt wahrheiten liegen gefügig auf der erde rar geworden sind die orte an denen sich das wort mühelos an seine herkunft erinnert
der krieg wird assimiliert
der krieg wird assimiliert
leise ohne stigma
immer mehr metallstücke
extrem laut und nah
berichten von seinem wohlbefinden
bis die synthetische herstellung der schönheit gewährleistet ist
Herman Wouk, John Cheever, Richard Schaukal, M. A. vonThümmel, Ferdynand Ossendowski
De Amerikaanse schrijver Herman Wouk werd geboren op 27 mei 1915 in New York. Hij stamt uit een Russisch-joodse immigrantenfamilie en groeide op in The Bronx. Hij studeerde aan Columbia University en werkte daarna voor de radio. Hij debuteerde in 1941 met de roman The Man in the Trenchcoat. Tijdens WO II diende hij op een mijnenveger en schreef hij daarnaast aan zijn tweede roman Aurora Dawn. Voor zijn roman The Caine Mutiny (1951) kreeg hij de Pulitzer Prize. Het boek werd later verfilmd met Humphrey Bogart in de hoofdrol.
Uit: A Hole In Texas
We all have bad days, and Dr. Guy Carpenter awoke to rain drumming on gray windows, with a qualm in his gut about what this drab day might bring. Late at night an e-mail had come in, summoning him to an urgent morning meeting at the Jet Propulsion Lab with no reason given, an ill omen indeed to a survivor of the abort on the Texas plain. He was in pajamas at the desk in his den, gnawing at a slice of Swiss cheese on sourdough bread as he marked up a gloomy cost estimate of new space telescopes, when his wife burst in, her long black hair hanging in wet tangled ringlets, her soaked nightgown clinging transparently to her slim body. "Sweeney got out," she barked.
"No! How, this time?"
"I took out the trash, that's how. They collect it Wednesday at seven, or have you forgotten? It's raining buckets, I hurried, I left the screen door unlatched, and the bastard slipped out. I tried to catch him and got drenched."
"I'll find him."
"Don't you have that meeting at seven-thirty? I'm wet through and stark naked, as you see, or I'd look for him."
"No problem. Sorry about the trash."
Dr. Carpenter threw on a raincoat and plodded out barefoot on slippery grass. The downpour was helpful. Sweeney hated the wet, so he would be holed up in some dry spot of the backyard instead of hightailing it over the fence for a major chase, and if that failed, a general neighborhood alarm. Penny's obsession for keeping her cat indoors was a given of their marriage. Wonderful wife, Penny, with a human weakness or two such as a slight streak of jealousy and an unarguable dogma that outside cats were short-lived. Sweeney, a resourceful Siamese, ignored her for a doting fool, he knew he would never die, and he lay in wait for any chance to get out.
Herman Wouk (New York, 27 mei 1915)
De Amerikaanse schrijver John Cheever werd geboren op 27 mei 1912 in Quincy, Massachusetts. Hij was de zoon van een directeur van een schoenenfabriek, waardoor hij een welvarende jeugd doorbracht in Massachussetts. Door de beurskrach van 1929 veranderde dat . Zijn vader verliet het gezin. Cheever bezocht de Thayer Academy, maar werd daar vanaf getrapt omdat hij op roken betrapt werd. Over deze gebeurtenis schreef hij een verhaal dat gepubliceerd werd in New Republic. Cheever schreef verhalen die door verschillende tijdschriften werden aangekocht. In 1935 begon een levenslange verbintenis met The New Yorker. Na een reis door Europa ging hij in New York wonen waar hij kennismaakte met schrijvers als John Dos Passos, E.E. Cummings en James Agee.Tijdens de oorlog was hij vier jaar infanterist. Na de oorlog schreef hij over zijn ervaringen tijdens de oorlog en over de levens van New Yorkers in de buitenwijken in The way some people live. Net als John Updike en Richard Yates wist Cheever de achterkant van de Amerikaanse droom te tonen in korte verhalen, die vanaf de jaren '50 in tijdschriften als The New Yorker verschenen. Het grootste deel van zijn verzamelde verhalen zijn gebundeld in The stories of John Cheever, waarvan een selectie in het Nederlands is verschenen als De Verhalen (2008). Een vertaling van zijn dagboeken, The Journals of John Cheever is in Nederland uitgekomen onder de titel Verscheurde Stilte (1993) In 1979 ontving Cheever de Pulitzer Prize.
Uit: The Enormous Radio
Jim and Irene Westcott were the kind of people who seem to strike that satisfactory average of income, endeavor, and respectability that is reached by the statistical reports in college alumni bulletins. They were the parents of two young children, they had been married nine years, they lived on the twelfth floor of an apartment house near Sutton Place, they went to the theatre on an average of 10.3 times a year, and they hoped someday to live in Westchester. Irene Westcott was a pleasant, rather plain girl with soft brown hair and a wide, fine forehead upon which nothing at all had been written, and in the cold weather she wore a coat of fitch skins dyed to resemble mink. You could not say that Jim Westcott looked younger than he was, but you could at least say of him that he seemed to feel younger. He wore his graying hair cut very short, he dressed in the kind of clothes his class had worn at Andover, and his manner was earnest, vehement, and intentionally naïve. The Westcotts differed from their friends, their classmates, and their neighbors only in an interest they shared in serious music. They went to a great many concertsalthough they seldom mentioned this to anyoneand they spent a good deal of time listening to music on the radio.
Their radio was an old instrument, sensitive, unpredictable, and beyond repair. Neither of them understood the mechanics of radioor of any of the other appliances that surrounded themand when the instrument faltered, Jim would strike the side of the cabinet with his hand. This sometimes helped. One Sunday afternoon, in the middle of a Schubert quartet, the musicfaded away altogether. Jim struck the cabinet repeatedly, but there was no response; the Schubert was lost to them forever. He promised to buy Irene a new radio, and on Monday when he came home from work he told her that he had got one. He refused to describe it, and said it would be a surprise for her when it came.
John Cheever (27 mei 1912 18 juni 1982)
De Duitse dichter en schrijver Richard von Schaukal werd geboren op 27 mei 1874 in Brünn. Zoals veel intellectuelen van zijn generatie was hij een enthousiaste voorstander van WO I, iets wat zijn neerslag vond in de Ehernen Sonetten (1915). Ook kon hij zich, gelijk Hugo von Hofmannsthal of Anton Wildgans niet neerleggen bij de ondergang van de Donaumonarchie. Zijn bekendste prozawerk is Leben und Meinungen des Herrn Andreas von Balthesser (1907)
Abend
Weiße Schwäne senken ihre schmalen,
Schlanken Hälse in den schilfdurchragten,
Stillen, grünen Weiher, plätschern leise,
Ziehen weiter ihre stillen Kreise...
An dem Arm des müden, hochbetagten
Schloßherrn, der den schlafgemiednen Qualen
Seiner kalten Nacht entgegenbangt,
Steht in leichten, weißen Spitzen
Die Gemahlin. Spielend langt
Sie nach den gewundnen Rebenranken...
Ihre flügelstarken Flucht-Gedanken
Zittern vor den roten Lebensblitzen.
Richard von Schaukal (27 mei 1874 10 oktober 1942)
De Duitse dichter en schrijver Moritz August von Thümmel werd geboren op 27 mei 1738 in Schönefeld. Hij studeerde in Leipzig en werd later minister in dienst van de erfprins van Coburg. Literaire erkenning kreeg hij voor zijn epos in zes zangen Wilhelmine, zowel door groothden als Goethe als bij het grote publiek. Ook zijn hoofdwerk Die Reise in die mittäglichen Provinzen Frankreichs was een succes. Aan het begin van de 20e eeuw werd zijn werk herontdekt en opnieuw uitgegeven.
Uit: Wilhelmine
Einen seltenen Sieg der Liebe sing ich, den ein armer Dorfprediger über einen vornehmen Hofmarschall erhielt, der ihm seine Geliebte vier lange Jahre entfernte, doch endlich durch das Schicksal gezwungen ward, sie ihm geputzt und artig wieder zurück zu bringen.
Der große Gedanke, der sonst die die deutschen Dichter erhitzt, daß sie die Freuden des Tages- und die Erquickung der Nacht daß sie die Peiniger der menschlichen Natur, Hunger und Durst, und die größern Quaalen der Dichter, den Spott der Satyre und die Faust des Kunstrichters verachten Dieser große Gedanke: Einst wird die Nachwelt mich lesen hat keinen Antheil an meinen Gesängen. Dein belohnendes Lächeln allein, komische Muse! reizt mich an, diesen neuen Sieg der Liebe zu singen; und will ja die Göttin des Ruhms der süßen Bemühung des Dichters noch eine Belohnung hinzuthun, so sey es der theure Beyfall meiner Caroline! Sie lese dieß Lied, das ich, entfernt von Ihr, aus Einsamkeit sang, meinen Geist zu ermuntern! Ihr harmonisches Herz schwell auf; unwillig über den Einfluß des glücklichen Dichters, in Ihr jugendlich wallendes Blut, verschlucke Sie dann eine doppelte Dosin Bezoarpulver, und seufze nach meiner Zurückkunft!
Moritz August von Thümmel (27 mei 1738 26 oktober 1817)
De Poolse schrijver, journalist, ontdekkingsreiziger en globetrotter Ferdynand Ossendowski werd geboren op 27 mei 1876 in Dvina. Hij is het bekendst geworden door zijn romans over Lenin en de Russische burgeroorlog, waar hij zelf aan deelnam. Hij studeerde o.a. in Sint Petersburg en in Parijs (bij Marie Curie). In 1921 verscheen zijn eerste boek in het Engels Beasts, Men and Gods. Het werd een groot succes en maakte hem beroemd.
Uit: Beasts, Men And God
One morning, when I had gone out to see a friend, I suddenly received the news that twenty Red soldiers had surrounded my house to arrest me and that I must escape. I quickly put on one of my friend's old hunting suits, took some money and hurried away on foot along the back ways of the town till I struck the open road, where I engaged a peasant, who in four hours had driven me twenty miles from the town and set me down in the midst of a deeply forested region. On the way I bought a rifle, three hundred cartridges, an ax, a knife, a sheepskin overcoat, tea, salt, dry bread and a kettle. I penetrated into the heart of the wood to an abandoned half-burned hut. From this day I became a genuine trapper but I never dreamed that I should follow this role as long as I did. The next morning I went hunting and had the good fortune to kill two heathcock. I found deer tracks in plenty and felt sure that I should not want for food. However, my sojourn in this place was not for long. Five days later when I returned from hunting I noticed smoke curling up out of the chimney of my hut. I stealthily crept along closer to the cabin and discovered two saddled horses with soldiers' rifles slung to the saddles. Two disarmed men were not dangerous for me with a weapon, so I quickly rushed across the open and entered the hut. From the bench two soldiers started up in fright. They were Bolsheviki. On their big Astrakhan caps I made out the red stars of Bolshevism and on their blouses the dirty red bands. We greeted each other and sat down. The soldiers had already prepared tea and so we drank this ever welcome hot beverage and chatted, suspiciously eyeing one another the while. To disarm this suspicion on their part, I told them that I was a hunter from a distant place and was living there because I found it good country for sables. They announced to me that they were soldiers of a detachment sent from a town into the woods to pursue all suspicious people.
Ferdynand Ossendowski (27 mei 1876 3 januari 1945)
He wondered if the boy had lost the way. They had started out on a driven track half-covered with small noisy stones; but it faded, was found again for half a mile, where it followed the rim of a dry wash, and then died away among the windswept contours and little dusty bushes of the desert. The pick-up roared on across long inclines of grey dirt. The boy kept his foot down and stared straight ahead, as if unable to consider the possibilities that lay to left and right. He was almost smiling -- Robin couldn't decide if from nerves or from the pleasure a local person has in scaring and disorienting a stranger. An empty bottle rolled and clinked against the metal supports of the bench-seat. Robin sat with his forearm braced in the open window, and grunted involuntarily at each bump and drop: academic research had never been so wayward or so physical. He found that he was smiling too, and that he was not only shaken but happy.
They reached a low crest and there beneath them spread thirty or forty miles of silvery waste, crossed by the quick eclipses of windy sunlight; the wide plain was rifted with gulleys and dry riverbeds, and climbed distantly to mountains which were radiant towers in the west and unguessable obscurities in the blackly shadowed south. This was what he wanted to see: it was what had brought a rich man and his architect here half a century ago. It wasn't a terrain that could be ploughed or grazed or humbled by use: nothing could have altered unless by the gradual violence of winds and storm rains. The pick-up slowed, and Robin imagined that even his guide, who had surely seen nothing but this country all his life, was responding to its magic or its admonishment.
`What are those mountains called?' he shouted over the churning of the engine and the racket of stones and grit against the bottom of the vehicle. The boy looked stoopingly across, and out beyond Robin at the morning-bright bluffs to the west. He nodded several times, perhaps he had only understood the word mountains, or was hesitating before so many mountains, with so many names.
Het is een punt dat vordert, oprukt, traag en nauwkeurig.
En zichzelf achterlaat in tweede dimensie.
Over X tijdseenheden zal de tocht voltrokken zijn en hoog en volledig.
M is een rode stip.
Hier eindigt het bewegende punt.
De overgang van het rekkend zwarte punt in het rode stabiele punt is
niet zichtbaar, er is geen grens, geen dooreenvloeiing.
Sterk schuin omhoog loopt de rechte T' X'.
De andere lijnen kruisen mekaar op verschillende afstanden en niveaus.
De boog van het cirkelsegment verdwijnt in het niet aan twee zijden in
de verre schemerverte waar verder niets te zien is.
Er verschijnt een stip.
Een punt ontstaat in de nabijheid van N' en verdwijnt tegelijkertijd
dadelijk opnieuw.
De omgeving is nu als voorheen.
De lijnenruimte verbleekt alsof lichtend ze wordt.
Bij O is er een bol gekomen van niet te schatten grootte.
Hugo Raes(Antwerpen, 26 mei 1929)
De Egyptische schrijfster en literatuurwetenschapster Radwa Ashourwerd geboren op 26 mei 1946 in Caïro. In 1967 studeerde zij af in Engelse literatuurwetenschap. Daarna specialiseerde zij zich in Vergelijkende Literatuurwetenschap. Zij doceert tegenwoordig aan de Ain Shams universiteit in Caïro. Daarnaast schrijft zij romans, korte verhalen en kritieken.
Uit: Siraaj.An Arab Tale(Vertaald door Barbara Romaine)
Amina is afraid of the sea, but to her heart she pretends otherwise: she gets up before the rooster crows, and begins her day by going down to the beach. She stares through the darkness out to sea and whispers a prayer. After that she makes her way to the port and inquires, "Any news?"
"No news."
She walks along the path that leads to the hill, then begins her ascent to the high house. She passes by the dungeon and hears the murmurs and muffled voices. She continues the climb to the women's quarters, which are wrapped in silence and the crash of the waves.
By the time she reaches the kitchen courtyard, the darkness has faded and the sky has burst into the colors of sunrise. "Bismillah al-rahman al-rahim," she says, as she hauls out the sacks of flour and commences opening them one after another. Then she begins the process of sifting. The other women don't arrive until after Amina has finished kneading the dough and left it to rise. The women flock to their tasks, while the slaves carry in the daily provisions of fresh-killed meat, baskets of fish, and crates of fruits and vegetables.
After the call to afternoon prayer, Amina knots her handkerchief around two loaves of breadher day's wagespicks up her bundle, and retraces her steps homeward, grains of flour still clinging to her dress and headscarf. Her body gives off mingled odors of the day's sweat and baked bread. She stops by the port.
"Any news?"
"No news."
She proceeds to the beach, sits down facing the sea . . . and waits.
« Il est lheure ! Allez, au lit ! Je dois tattacher pour la nuit, Monsieur Wanson. »
Quand je suis seul /
Et quil est là
« Et ne fais pas cette tête cest ton dernier jour ici ! Demain tu quittes la Haute Sécurité pour le nouveau Quartier W
ordre du Docteur X. Petit veinard, tu auras même un voisin de chambre. »
Lorsque je sens le monstre hideux penché sur moi
« Fais de beaux rêves, gueule damour. Ne cherche pas à tévader, daccord ? Ha ha ha Hé ! Wanson ? Wanson ! Je
me demande parfois si tu mas jamais écouté. »
Jai peur du noir
Linfi rmière coupe la lumière. Ferme la porte. Tourne la clef. Lécho glacé de ses pas roule et disparaît. Et le vent piquant
de langoisse monte en ma gorge à métouffer.
La lumière séteint : il est là
Démon de mes vies passées
Le monstre immense et immobile
Qui me regarde sans bouger
Il a la couleur de la mort
Il se déplace par magie
Je sens son souffl e dans mon cou
Proie frissonnante aux yeux fermés
Il est dans un coin de la chambre
À me fi xer sans faire de bruit
Il sassoit au bord de mon lit
Sa face frôle mon visage
Je ne dois pas me retourner
Le regarder serait mourir
Je dois menfuir dans le sommeil
ou chanter
Ivan O. Godfroid (Boussu, 26 mei 1971)
De Duitse schrijfster Isabella Nadolny (eig. Isabella Peltzer) werd geboren op 26 mei 1917 in München. Zij werkte als secretaresse op een ministerie in Berlijn. In 1941 trouwde zij met de schrijver Burkhard Nadolny. Zelf begon zij in 1951 met schrijven. Vanaf de jaren zestig legde zij zich meer toe op het vertalen.
Uit: Die Stunden vor Morgengrauen
"Es war Sonnabend, der erste Sonnabend im April, und Louise schien es, als habe der Sommer mit einem einzigen schwindelerregenden Ruck am Thermometer zugeschlagen. Die strahlende Nachmittagssonne sank ihr köstlich in die müden Glieder, als seien, dachte sie wehmütig, die müden Glieder wirklich draußen, in der Sonne, wie bei allen anderen Leuten, statt hier im Werkzeugschrank nach Marks Turnschuhen zu suchen. Als ihr gerade eine Dose halb voll vertrockneter Farbe ärgerlicherweise an den Ellbogen fuhr, fiel ihr ein, dass es für eine Hausfrau beim ersten unerwarteten Sonnenschein des Jahres ja nie anders war. Er trieb einen nicht hinaus, sondern hinein. In lang verschlossenen Schubladen nach den Sommersachen der Kinder suchen. Sie aufbügeln. Fehlende Knöpfe annähen. Und in dunklen Schränken wühlen: nach den Gartenkissen, den Liegestühlen, den Seilen für die Schaukel...."
VÃtězslav Nezval, Maxwell Bodenheim, Edmond De Goncourt, Mary Wortley Montagu, Xavier Roelens
De Tsjechische dichter en vertaler Vítezslav Nezval werd geboren op 26 mei 1900 in Biskoupky. Hij geldt als medegrondlegger van het Poëtisme en als leidende persoonlijkheid van het Tsjechische surrealisme. In 1953 werd hij benoemd tot nationale kunstenaar. Hij studeerde in Brünn en Praag, maar maakte zijn studie rechten niet af. Zijn werk werd gepubliceerd in kranten en tijdschriften als Rudé Právo, Tvorba, Odeon, Nová scéna, Lidové noviny. Hij sloot zich aan bij het antifascistische verzet en werd in 1944 voor korte tijd gevangengezet. Na WO II sllot hij zich aan bij de communisten.
Edison (Fragment)
And now the sky beyond the trees is brightening
electric wires tremble in the snow
now promenades and corsos are aglow
now our souls are viewed on the X-ray screen
like ichthyosauri from the pliocene
now the clock's hand is moving towards six
now we go off together to the flicks
now spectral shades of gamblers and of witches
are put to flight by our electric switches
and now applause and cheers ring through the house
and Thomas Edison now takes his bows
The party's over now your soul is dark
the guests have left and you are back at work
Look at those inventors and at their resources
yet the stars have not deviated from their courses
look at all those people living quietly
no this isn't work nor even energy
this is adventure as on the high seas
locking oneself in one's laboratories
look at all those people living quietly
no this isn't work it's poetry
It's intention and a bit of accident
to become one's country's president
to become a poet who's outstripped you all
to become a songbird holding you in thrall
to be always lucky at roulette
to be the discoverer of a new planet
Vertaald door Ewald Oser
Vítězslav Nezval (26 mei 1900 6 april 1958)
De Amerikaanse dichter en schrijver Maxwell Bodenheim werd geboren op 26 mei 1892 in Hermanville, Mississippi. Zijn vader was in 1888 naar de VS getrokken. Rond 1912 leerde Bodenheim Ben Hecht in Chicago kennen. Ze raakten bevriend en richtten samen een tijdschrift op.Andere leden van de groep waren o.a. Sherwood Anderson en Charles MacArthur. Zijn eerste gedichten publiceerde Bodenheim 1914 in het Poetry Magazine. In de jaren die volgden groeide hij uit tot een belangrijk schrijver. Hij publiceerde 10 dichtbundels en 13 romans. In de jaren twintig en dertig verslechterden zijn levensomstandigheden helaas dramatisch. Hij begon te drinken en werd dakloos. Samen met zijn derde vrouw werd hij door een 25-jarige bordenwasser na een ruzie vermoord.
EAST SIDE MOVING PICTURE THEATRE--SUNDAY
An old woman rubs her eyes
As though she were stroking children back to life.
A slender Jewish boy whose forehead
Is tall, and like a wind-marked wall,
Restlessly waits while leaping prayers
Clash their light-cymbals within his eyes.
And a little hunchbacked girl
Straightens her back with a slow-pulling smile.
(I am afraid to look at her again.)
Then the blurred, tawdry pictures rush across the scene,
And I hear a swishing intake of breath,
As though some band of shy rigid spirits
Were standing before their last heaven.
Factory-girl
Why are your eyes like dry brown flower-pods,
Still, gripped by the memory of lost petals?
I feel that, if I touched them,
They would crumble to falling brown dust,
And you would stand with blindness revealed.
Yet you would not shrink, for your life
Has been long since memorized,
And eyes would only melt out against its high walls.
Eh! dis-je, Sterne avait des pantoufles jaunes! Je passai mon pantalon, disant cela; et en déjeunant : Pour ceux qui ont proposé une statue à Parmentier, ajoutai-je, ceux-là, certes Que Sylvestre ait écrit des traités sur les bêtes à laine, Huzard sur les gros bestiaux et leur vaccination, et qu'Yvart en ait donné sur les assolements... Mais Parmentier! À sa santé!
- Allons! mesdemoiselles! disait-elle sur le pas de la porte. J'avais descendu l'escalier et j'étais au premier.
- Allons! mesdemoiselles, entrez donc! répétait la maîtresse de pension. - «Madame la maîtresse de pension, au moins accoutumez-les à faire leurs lignes droites, à rendre leur caractère net et lisible.»
La petite phalange enfantine montait, montait l'escalier, essoufflée de jouer. - «Madame la maîtresse de pension, il faudrait aussi qu'une fille sût la grammaire pour sa langue naturelle. Il n'est pas question de la lui apprendre par règles, comme les écoliers apprennent le latin en classe : accoutumez-les seulement, ces jolis enfants, à ne point prendre un temps pour un autre.»
Joues rouges, minois poupins, paniers au bras, petits bas blancs, et petites bottines agiles, tout cela grimpait l'escalier, tout d'un leste et d'un frais charmants! Le soleil, passant par les grandes vitres du palier, courait et se posait comme un papillon d'or sur les nattes blondes attachées de rubans noirs, et les chevelures brunes affolées. Elles grignotaient, en s'empressant, ouvrant leurs paniers, se montrant leurs tartines. - «Madame la maîtresse, elles devraient aussi savoir les quatre règles de l'arithmétique ; elles s 'en serviraient utilement pour faire des comptes : c'est une occupation fort épineuse pour beaucoup de gens.
Edmond De Goncourt (26 mei 1822 - 16 juli 1896)
De Engelse schrijfster Lady Mary Wortley Montagu werd geboren in Thoresby Hall, Nottinghamshire, op 26 mei 1689 Londen, 21 augustus 1762) was een Engels schrijfster. Mary was bevriend met Mary Astell, die wordt gezien als de eerste actieve voorvechtster voor vrouwenrechten in Engeland, en met Anne Wortley Montagu en haar broer Edward. Met deze laatste trouwde zij, tegen haar vaders wil, in 1712. Edward Mortley Montagu was op dat moment parlementslid en vervulde na de troonsbestijging van George I diverse functies. Mary en Edward raakten goed bekend in hofkringen. Hij was bevriend met Joseph Addison, waardoor lady Mary ook in aanraking kwam met de literaire kringen. Zij raakte zelf bevriend met Alexander Pope. In 1716 werd Edward benoemd tot Engels ambassadeur in Constantinopel en hoewel hij in 1717 werd teruggeroepen, bleven zij in Turkije tot 1718. Mary leerde zichzelf Turks en schreef vele brieven naar diverse mensen met wie zij correspondeerde. Haar bekendheid berust vooral op de uitgave van deze brieven, waarin een levendig beeld wordt geschetst van het leven in de Oriënt en aan het Ottomaanse hof.
Uit: Letters of the Right Honourable Lady My Wy Me
_Rotterdam, Aug_. 3. O. S. 1716.
I FLATTER, myself, dear sister, that I shall give you some pleasure in letting you know that I have safely passed the sea, though we had the ill fortune of a storm.We were persuaded by the captain of the yacht to set out in a calm, and he pretended there was nothing so easy as to tide it over; but, after two days slowly moving, the wind blew so hard, that none of the sailors could keep their feet, and we were all Sunday night tossed very handsomely.I never saw a man more frighted (sic) than the captain.For my part, I have been so lucky, neither to suffer from fear nor seasickness; though, I confess, I was so impatient to see myself once more upon dry land, that I would not stay till the yacht could get to Rotterdam, but went in the long-boat to Helvoetsluys, where we had voitures to carry us to the Briel.I was charmed with the neatness of that little town; but my arrival at Rotterdam presented me a new scene of pleasure.All the streets are
paved with broad stones, and before many of the meanest artificers doors are placed seats of various coloured marbles, so neatly kept, that, I assure you, I walked almost all over the town yesterday, _incognito_,in my slippers without receiving one spot of dirt; and you may see the Dutch maids washing the pavement of the street, with more application than ours do our bed-chambers.The town seems so full of people, with such busy faces, all in motion, that I can hardly fancy it is not some celebrated fair; but I see it is every day the same.'Tis certain no town can be more advantageously situated for commerce.Here are seven large canals, on which the merchants ships come up to the very doors of their houses.The shops and warehouses are of a surprising neatness and magnificence, filled with an incredible quantity of fine merchandise, and so much cheaper than what we see in England, that I have much ado to persuade myself I am still so near it.
Mary Wortley Montagu (26 mei 1689 21 augustus 1762)
Portret door Charles Jervas
Onafhankelijk van geboortedata:
De Vlaamse dichter Xavier Roelens werd geboren in Rekkem in 1976. Hij was hoofdredacteur van het literaire tijdschrift en er is, stelde met Maarten De Pourcq de bloemlezing Op het oog, 21 dichters voor de 21ste eeuw (Uitgeverij P) samen en organiseerde poëziefestivals als Het Uitzaaiend Kaf - poëziefestival voor jong talent en het eerste Belgisch Kampioenschap poetry slam. Eigen gedichten verschenen in o.a. DW B, NRC Handelsblad, De Revisor, Het liegend konijn en Poëziekrant. Hij stond al op Crossing Border en De Nachten. Hij is redacteur van de poëzienieuwssite in Letterland. Juni 2007 verscheen bij Uitgeverij Contact zijn debuutbundel er is een spookrijder gesignaleerd.
schoon genoeg gelachen
aan de leiband schuifelen ramptoeristen voorbij de rechtgetrokken vrachtwagen, staan even stil de tijd van een behoefte.
goofy bengelt aan de achteruitkijkspiegel het doek valt over de overlevenden. (traag)
een rijvak wordt opengesteld: in de weggesleepte auto verlengt de zon de strepen op de achterbank, maakt zwart of wit wat nu nog getint. (trager, traagzaam) er kwijnen wat bloemen in stof er valt wat te praten als ik alleen ben