Romenu is een blog over gedichten, literatuur en kunst Maar Romenu is ook een professionele freelance vertaler Du-Ne en Ne-Du http://www.roumen-vertalingen.nl/
Georg Trakl werd op 3 februari 1887 in het conducteurshuis aan de Waagplatz 2 in Salzburg geboren. Zijn vader, Tobias Trakl, was een handelaar in ijzerwaren en zijn moeder, die ook psychische problemen had, was Maria Catharina Trakl, (meisjesnaam Halik). Voorts had hij nog drie broers en drie zussen. Margarethe (doorgaans Grethe genoemd) stond hem het naast, zelfs zodanig dat sommigen een incestueuze verhouding vermoeden. Zijn jeugd bracht hij door in Salzburg. Vervolgens bezocht hij van 1897 tot 1905 het humanistische gymnasium. Om toch een academische opleiding te kunnen volgen, werkte hij tot 1908 in de praktijk bij een apotheker. Sommigen vermoedden dat hij dit vooral deed om zichzelf opiaten te kunnen verschaffen. Bij het uitbreken van WO I werd Trakl als medicus naar het front in Galicië (heden ten dage in Oekraïne en Polen) gestuurd. Zijn gemoedsschommelingen leidden tot geregelde uitbraken van depressie, die verergerd werden door de afschuw die hij voelde voor de verzorging van de ernstig verwonde soldaten. De spanning en druk dreven hem ertoe een suïcidepoging te ondernemen, welke zijn kameraden nochtans verhinderden. Hij werd in een militair ziekenhuis opgenomen in Kraków, alwaar hij onder strikt toezicht geplaatst werd.Trakl verzonk daar in nog zwaardere depressies en schreef Ficker om advies. Ficker overtuigde hem ervan dat hij contact moest opnemen met Wittgenstein, die inderdaad op weg ging na Trakls bericht te hebben ontvangen. Op 4 november 1914, drie dagen voordat Wittgenstein aan zou komen, overleed hij echter aan een overdosis cocaïne
Paul Celan
Paul Celan werd onder de naam Paul Antschel op 23 november 1920 geboren in Czernowitz, toentertijd de hoofdstad van de Roemeense Boekovina, nu behorend bij de Oekraïne. Paul Celans ouders waren Duitssprekende joden die hun zoon joods opvoedden en hem naar Duitse christelijke scholen stuurden. In 1942 werden Celans ouders door de Duitse bezetter naar een werkkamp gedeporteerd en daar vermoord. Hijzelf wist aanvankelijk onder te duiken, maar moest vanaf juli 1942 in een werkkamp dwangarbeid verrichten. Celan overleefde de oorlog. Via Boekarest en Wenen vestigde Celan zich in 1948 in Parijs. Daar was hij werkzaam als dichter, vertaler en doceerde hij aan de prestigieuze Ecole Normale Supérieure. Vermoedelijk op 20 april 1970 beëindigde hij zijn leven zelf door in de Seine te springen.
Gerard Reve
Gerard Reve over: Medearbeiders ”God is in de mensen, de dieren, de planten en alle dingen - in de schepping, die verlost moet worden of waaruit God verlost moet worden, door onze arbeid, aangezien wij medearbeiders van God zijn.” Openbaring ”Tja, waar berust elk godsbegrip op, elke vorm van religie? Op een openbaring, dat wil zeggen op een psychische ervaring van zulk een dwingende en onverbiddelijke kracht, dat de betrokkene het gevoel heeft, niet dat hij een gedachte of een visioen heeft, maar dat een gedachte gedachte of visioen hem bezit en overweldigt.”
Simon Vestdijk
Simon Vestdijk (Harlingen, 17 oktober 1898 – Utrecht, 23 maart 1971) was een Nederlands romancier, dichter, essayist en vertaler. Zijn jeugd te Harlingen en Leeuwarden beschreef hij later in de Anton Wachter-cyclus. Van jongs af aan logeerde hij regelmatig bij zijn grootouders in Amsterdam, waar hij zich in 1917 aan de Universiteit van Amsterdam inschrijft als student in de medicijnen. Tijdens zijn studie die van 1917 tot 1927 duurde, leerde hij Jan Slauerhoff kennen.Tot 1932 is hij als arts in praktijken door heel Nederland werkzaam. In 1932 volgt zijn officiële schrijversdebuut met de uitgave van de bundel Verzen in De Vrije Bladen. Doorslaggevend voor Vestdijks uiteindelijke keuze voor de literatuur is zijn ontmoeting in 1932 met Eddy Du Perron en Menno ter Braak. Deze ontmoeting had tot resultaat dat hij redactielid werd van het tijdschrift Forum Kort daarop, in 1933, wordt zijn eerste novelle, De oubliette, uitgegeven. In hetzelfde jaar schrijft hij Kind tussen vier vrouwen, dat, eerst geweigerd door de uitgever, later de basis zal vormen voor de eerste drie delen van de Anton Wachter-romans. In 1951 ontvangt Vestdijk de P.C. Hooftprijs voor zijn in 1947 verschenen roman De vuuraanbidders. In 1957 wordt hij voor het eerst door het PEN-centrum voor Nederland voorgedragen voor de Nobelprijs voor de Literatuur, die hij echter nooit zal krijgen. Op 20 maart 1971 wordt hem de Prijs der Nederlandse Letteren toegekend, maar voor hij deze kan ontvangen overlijdt hij op 23 maart te Utrecht op 72-jarige leeftijd. Vestdijk was auteur van ca. 200 boeken. Vanwege deze enorme productie noemde de dichter Adriaan Roland Holst hem 'de man die sneller schrijft dan God kan lezen'. Andere belangrijke boeken van Simon Vestdijk zijn: "Kind van stad en land" (1936), "Meneer Visser's hellevaart" (1936), "Ierse nachten" (1946), "De toekomst de religie" (1947), "Pastorale 1943" (1948), "De koperen tuin" (1950), "Ivoren wachters" (1951), "Essays in duodecimo" (1952) en "Het genadeschot" (1964).
K.P. Kavafis K.P. Kavafis werd als kind van Griekse ouders, afkomstig uit Konstantinopel, geboren in 1863 in Alexandrië (tot vandaag een Griekse enclave) waar hij ook het grootste deel van zijn leven woonde en werkte. Twee jaar na de dood van zijn vader verhuist het gezin in 1872 naar Engeland om na een verblijf van vijf jaar naar Alexandrië terug te keren. Vanwege ongeregeldheden in Egypte vlucht het gezin in 1882 naar Konstantinopel, om na drie jaar opnieuw naar Alexandrië terug te gaan. In de jaren die volgen maakt Kavafis reizen naar Parijs, Londen en in 1901 zijn eerste reis naar Griekenland, in latere jaren gevolgd door nog enkele bezoeken. Op de dag van zijn zeventigste verjaardag, in 1933 sterft Kavafis in Alexandrië. De roem kwam voor Kavafis pas na zijn dood, dus postuum. Deels is dat toe te schrijven aan zijn eigen handelswijze. Hij was uiterst terughoudend met de publicatie van zijn gedichten, liet af en toe een enkel gedicht afdrukken in een literair tijdschrift, gaf in eigen beheer enkele bundels met een stuk of twintig gedichten uit en het merendeel van zijn poëzie schonk hij op losse bladen aan zijn beste vrienden.
Thomas Mann
Thomas Mann, de jongere broer van Heinrich Mann, werd geboren op 6 juni 1875 in Lübeck. Hij was de tweede zoon van de graankoopman Thomas Johann Heinrich Mann welke later één van de senatoren van Lübreck werd. Zijn moeder Julia (geboren da Silva-Bruhns) was Duits-Braziliaans van Portugees Kreoolse afkomst. In 1894 debuteerde Thomas Mann met de novelle "Gefallen". Toen Thomas Mann met 21 jaar eindelijk volwassen was en hem dus geld van zijn vaders erfenis toestond - hij kreeg ongeveer 160 tot 180 goldmark per jaar - besloot hij dat hij genoeg had van al die scholen en instituties en werd onafhankelijk schrijver. Kenmerkend voor zijn stijl zijn de ironie, de fenomenale taalbeheersing en de minutieuze detailschildering. Manns reputatie in Duitsland was sterk wisselend. Met zijn eerste roman, Buddenbrooks (1901), had hij een enorm succes, maar door zijn sceptische houding tegenover Duitsland na de Eerste Wereldoorlog veranderde dit volledig. Stelde hij zich tot aan de jaren twintig apolitiek op (Betrachtungen eines Unpolitischen, 1918), meer en meer raakte hij bij het Politiek gebeuren betrokken. Zijn afkeer van het nationaal socialisme groeide, zijn waarschuwingen werden veelvuldiger en heftiger. In 1944 accepteerde hij het Amerikaanse staatsburgerschap. Tussen 1943 en 1947 schreef Mann Doktor Faustus (zie Faust), de roman van de 'Duitse ziel' in de gecamoufleerd geschilderde omstandigheden van de 20ste eeuw. In 1947 bezocht hij voor het eerst sinds de Oorlog Europa, twee jaar later pas Duitsland. In 1952 vertrok hij naar Zwitserland. Op 12 augustus 1955 stierf hij in Zürich. Twintig jaar na zijn dood, in aug. 1975, is zijn literaire nalatenschap geopend: dagboekaantekeningen van 15 maart 1933 tot 29 juli 1955, alsmede notities uit de jaren 1918 tot en met 1921.Belangrijke werken zijn: Der Zauberberg, Der Tod in Venedig, Dokter Faustus , Joseph und seine Brüder en Die Bekenntnisse des Hochstaplers Felix Krull.
Rainer Maria Rilke
Rilke werd op 4 december 1875 geboren in Praag. Hij had al naam gemaakt als dichter met zijn bundels Das Stundenbuch en Das Buch der Bilder, toen hij de literaire wereld versteld deed staan en wereldfaam verwierf met de publicatie van zijn twee delen Neue Gedichte in 1907 en 1908. Hij verzamelde daarin het beste werk uit een van zijn vruchtbaarste periodes, die hij grotendeels doorbracht in Parijs. Rilke was daar diep onder de indruk gekomen van Rodin, bij wie hij een tijdlang in dienst was als particulier secretaris. Rodin, zei hij later, had hem leren kijken. Dit kijken kwam neer op intense concentratie, om het mysterie te kunnen zien ‘achter de schijnbare werkelijkheid'. Latere en rijpere werken als Duineser Elegien (1912-1923) en het ronduit schitterende Die Sonette an Orfeus (1924) illustreren Rilkes metafysische visie op het onzegbare, dat haar verwoording vindt in een hermetische muzikale taal. Op 29 december 1926 overlijdt Rilke in het sanatorium in Val-Mont aan de gevolgen van leukemie. Enkele dagen later wordt hij, overeenkomstig zijn wens, begraven op het kerkhof van Raron.
* * * * * * * * * * * * * * * *
Romenu
Over literatuur, gedichten, kunst en cultuur
06-06-2009
Adolf Heyduk, Annie Fields, Ignaz Vinzenz Zingerle, Louis Sébastien Mercier, Pierre Corneille
De Tsjechische dichter Adolf Heyduk werd geboren op 6 juni 1836 in Rychmburk. Hij bezocht de school in Praag en studeerde daarna techniek in Brünn en Praag. In 1860 werd hij docent tekenen en bouw in Písek. Hij schreef ongeveer zestig dichtbundels, waarvan er maar weinig bekend zijn. Wel werden veel van zijn gedichten op muziek gezet, met name door Antonin Dvořák.
Mein Lied ertönt, ein Liebespsalm
Mein Lied ertönt, ein Liebespsalm,
beginnt der Tag zu sinken,
und wenn das Moos, der welke Halm
Tauperlen heimlich trinken.
Mein Lied ertönt voll Wanderlust,
wenn wir die Welt durchwallen,
nur auf der Puszta weitem Plan
kann froh mein Sang erschallen.
Mein Lied ertönt voll Liebe auch,
wenn Heidestürme toben;
wenn sich befreit zum letzten Hauch
des Bruders Brust gehoben!
Adolf Heyduk (6 juni 1835 6 februari 1923)
De Amerikaanse schrijfster Annie Adams Fields werd geboren op 6 juni 1834 in Boston. Zij was getrouwd met de schrijver en uitgever James Thomas Fields. Samen met hem stimuleerde zij schrijvers als Sarah Orne Jewett, Mary Freeman en Emma Lazarus. Zij was bevriend met belangrijke personen uit het literaire leven. Hoewel zij ook gedichten publiceerde is zij vooral door haar levensbeschrijvingen bekend geworden.
Uit: LIFE AND LETTERS OF HARRIET BEECHER STOWE
Harriet Beecher was born in Litchfield, June 14, 1811. This town was first settled in 1720 in a pleasant high country among hills, lakes, and valleys. Evidently intelligent men founded also this settlement, because they were stirring patriots during the war of the revolution, and were visited by Washington, Lafayette, Rochambeau, and many of the principal officers of the army. One of the chief heroes of that time lived to be a parishioner of Dr. Beecher. Also during his life in Litchfield and helping to make the town famous, were, among others, Governor Oliver Wolcott, Jr., a member of Washington's cabinet, John Pierpont the poet, and Judge Reeve. These men became intimate friends of Dr. Beecher; especially Judge Reeve, who had founded in Litchfield a celebrated law school, to which young men were sent from nearly every State in the union. The Reverend Mr. Huntington, who preceded Dr. Beecher, wrote of Litchfield: "It is a delightful village on a fruitful hill, richly endowed with schools, both professional and scientific, with its remarkable governors and judges, with its learned lawyers and senators, and representatives both in the National and State departments, and with a population enlightened and respectable. Litchfield was now in its glory."
Annie Fields (6 juni 1834 5 januari 1915)
Portret doorJohn Singer Sargent
De Zuidtiroolse schrijver en germanist Ignaz Vinzenz Zingerle werd geboren op 6 juni 1825 in Meran. In 1848 werd hij leraar, in 1858 directeur van de universiteirtsbibliotheek in Innsbruck. Een jaar later werd hij in dezelfde plaats hoogleraar Duitse taal en literatuur. Hij publiceerde gedichten en verzameldesamen met zijn broer Josef Zingerle Tiroolse sprookjes en sagen.
Uit: Sagen aus Tirol (Der Almgeist)
Einst giengen drei Knechte abends in den Wald. Als es anfieng graudunkel zu werden, waren sie nicht mehr weit von der Saubacher Alpe. Weil die Nacht vor der Thüre war, giengen sie hinauf und nahmen in einer Sennhütte Nachtquartier. Sie trugen dürres Reisig zusammen, machten Feuer auf und vertrieben sich mit Jodeln und Spaßen die Zeit. Einer nahm einen hölzernen Block, schnitzte daraus eine plumpe Figur, die er den Almgeist nannte. Dann legten ihr die zwei älteren Knechte unter lautem Gelächter eine alte lumpige Jacke an und setzten ihr einen durchlöcherten Hut auf. Dann hieb der erste ihr Hände und Füße ab, und der Zweite warf sie in's Feuer mit den höhnenden Worten: »Hier brate, damit wir dich fressen können.« Der Jüngste schaute zu, schüttelte aber bedenklich den Kopf und meinte, sie sollten nicht so thun, der Almgeist könnte kommen und sich rächen.
Ignaz Vinzenz Zingerle (6 juni 1825 17 september 1892)
J'arrive, je cherche des yeux ce palais superbe d'où partaient les destinées de plusieurs nations. Quelle surprise! je n'aperçus que des débris, des murs entrouverts, des statues mutilées; quelques portiques, à moitié renversés, laissaient entrevoir une idée confuse de son antique magnificence. Je marchais sur ces ruines, lorsque je fis rencontre d'un étrange vieillard assis sur le chapiteau d'une colonne. "Oh ! Lui dis-je, qu'est devenu ce vaste palais ? - Il est tombé ! - Comment ? - Il s'est écroulé sur lui-même. Un homme, dans son orgueil impatient a voulu forcer ici la nature; il a précipité édifices sur édifices; avide de jouir dans sa volonté capricieuse, il a fatigué ses sujets. Ici est venu s'engloutir tout l'argent du royaume. Ici a coulé un fleuve de larmes pour composer ces bassins dont il ne reste aucun vestige. Voilà ce qui subsiste de ce colosse qu'un million de mains ont élevé avec tant d'efforts douloureux. Ce palais péchait par ses fondements; il était l'image de la grandeur de celui qui l'a bâti. Les rois, ses successeurs, ont été obligés de fuir, de peur d'être écrasés. Puissent ces ruines crier à tous les souverains que ceux qui abusent d'une puissance momentanée ne font que dévoiler leur faiblesse à la génération suivante...
Louis Sébastien Mercier ( 6 juni 1740 - 25 april 1814)
... Je sais ce que je vaux, et crois ce qu'on m'en dit. Pour me faire admirer je ne fais point de ligue : J'ai peu de voix pour moi, mais je les ai sans brigue ; Et mon ambition, pour faire plus de bruit, Ne les va point quêter de réduit en réduit ; Mon travail sans appui monte sur le théâtre ; Chacun en liberté l'y blâme ou l'idolâtre. Là, sans que mes amis prêchent leurs sentiments, J'arrache quelquefois trop d'applaudissements ; Là, content du succès que le mérite donne, Par d'illustres avis je n'éblouis personne ; Je satisfais ensemble et Peuple et Courtisans ; Et mes vers en tous lieux sont mes seuls partisans ; Par leur seule beauté ma plume est estimée ; Je ne dois qu'à moi seul toute ma renommée, Et pense, toutefois, n'avoir point de rival A qui je fasse tort en le traitant d'égal...
Pierre Corneille (6 juni 1606 1 oktober 1684) Portret door François Sicre
In a broad valley, at the foot of a sloping hillside, beside a clear bubbling stream, Tom was building a house.
The walls were already three feet high and rising fast. The two masons Tom had engaged were working steadily in the sunshine, their trowels going scrape, slap and then tap, tap while their labourer sweated under the weight of the big stone blocks. Tom's son Alfred was mixing mortar, counting aloud as he scooped sand on to a board. There was also a carpenter, working at the bench beside Tom, carefully shaping a length of beech-wood with an adze.
Alfred was fourteen years old, and tall like Tom. Tom was a head higher than most men, and Alfred was only a couple of inches less, and still growing. They looked alike, too: both had light brown hair and greenish eyes with brown flecks. People said they were a handsome pair. The main difference between them was that Tom had a curly brown beard, whereas Alfred had only a fine blond fluff. The hair on Alfred's head had been that colour once, Tom remembered fondly. Now that Alfred was becoming a man, Tom wished he would take a more intelligent interest in his work, for he had a lot to learn if he was to be a mason like his father; but so far Alfred remained bored and baffled by the principles of building.
Ken Follett (Cardiff, 5 juni 1949)
De Amerikaanse schrijfster Kristin Carlson Gore werd geboren op 5 juni 1977 inCarthage, Tennessee. Zij groeide op in Washington. In 1999 studeerde zij af aan de Harvard University, waar zij ook redacteur was geweest van de Harvard Lampoon. Gore schreef twee romans: Sammy's Hill (2004) en Sammy's House (2007). Kristin Gore is een dochter van de politicus Al Gore en diens vrouw Tipper.
Uit: Sammy's House
It was when she started stripping that everyone realized something was wrong. This was an official White House event. A somewhat boring, completely respectable cruise on the Potomac River to thank everyone in the West Wing for the hard work that had won the election. But it was no longer boring.
Until the woman whipped off her tailored black jacket to reveal a star-spangled bra and a surprisingly elaborate dragon tattoo, the only remarkable thing about this cruise was that it was nineteen months late. The celebratory boat ride had been promised long ago, in the first month of our new administration, but no one minded that the business of running the country had continuously delayed its actual launch. Victory was prize enoughwho needed a cruise?
I tore my eyes away from the increasingly explicit show to scan the crowd for RG. He'd gone below deck to take a call from President Wye, and I was relieved that he still seemed to be there, unaware of these antics. He was the vice president, and as a member of the White House staff, one of my duties was to protect him from public embarrassment whenever possible. That job had become significantly harder in the last thirty seconds.
HE STOOD THERE AND WAITED. He was good at that. There was no hurry. There was plenty of time. He always had time. He was a punctual and polite person, and that was why he was standing there, buying a gift for his hostess. Politeness was an emotion- could one call it an emotion, he wondered? that was how he regarded it, certainly-an emotion that he both feared and understood.
There was only one woman in front of him in the off-licence, and she was certainly in no hurry either. She had not even got round to asking for anything yet, because she was too busy telling the man behind the counter about her granddaughter. Two weeks old, this child was, and the lady had just finished knitting her a pram-cover in stripes of white and blue: it didn't matter that it was blue and not pink, the daughter had said, she didn't like pink anyway. The man behind the counter was interested in the story: not merely polite, but interested. One can tell the difference. The woman was short and broad and she was wearing bedroom slippers. What raffish districts of London his friends inhabited: NW1, this was, with all its smart contrasts. They depressed him unbearably, the well-arranged gulfs and divisions of life, the frivolity with which his friends took in these contrasts, the pleasure they took in such abrasions. It appalled him, the complacency with which such friends would describe the advantages of living in a mixed area. As though they licenced seedy old ladies and black men to walk their streets, teaching their children of poverty and despair, as their pet hamsters and guinea pigs taught them of sex and death. He thought of these things, sadly.
längst nicht voller rätischer mond. provinzmond den das bild sich reinzieht; der reindringt in nennenswertn geschwindig- keitn. ++++anweisun` eines stummfilm- regisseurs: knarren im lärchholz, ja- gende dazujagende staffage von nachtwolkndetails. nachtgletscher, hintn, als "spülbrühe" in isabellem cair-obscur. alles in raschester auf- lösun` begriffn! art städteraugn- blende; nichtgewohnt von solcher wildn jagd. ich mein, wilder fuhre, da di handelsstraße, alberbestand der allee verstopft von a bis zett daß di maschine vonnötn ist um den einkauf zu schaffn. in der stadt m. wo kurgast dr. benn sich am glas festhielt (lodener kurstadtmond), vorzeitn.
bläue anläufe; anläufe, es ans laufn zu kriegn; diese blindanläufe für leitmotive, für handzeichn. reanimations- versuche am themen-, am textkadaver wobei di zungnspizze sichtbar wird: di helfer- zungn zungnhelfer beim hantieren; dies handfläche auf handrükkn pumpm pumpm bis di rippm knakkn. helfershelferzungn. was di leistn beim überm herzaas hantiern. ein schaun, ein schaum in di runde; ein zukkn mittn schultern, mit den zungn in stillem, ständig wiederkehrendem licht.
Thomas Kling (5 juni 1957 - 1 april 2005)
De Nederlandse literair criticus Carel Peeters werd geboren in Nijmegen op 5 juni 1944. Peeters groeide op in Nijmegen, tot hij op zijn 14e met zijn ouders naar Amsterdam verhuisde. Na de middelbare school te hebben gevolgd begon hij in 1964 Nederlandse taal en letterkunde te studeren aan de Universiteit van Amsterdam. Tijdens zijn studie schreef hij voor Het Parool zijn eerste literaire kritieken. Peeters studeerde uiteindelijk niet af.Hij werkte vanaf 1970 bij Elsevier Magazine als assistent van Wim Zaal en stapte in 1973 over naar het weekblad Vrij Nederland, waar hij de boekenbijlage opzette. In 1982 kreeg hij voor deze bijlage de CPNB Prijs. In 1997-1998 was Peeters ad interim hoofdredacteur van Vrij Nederland.Daarnaast was Peeters van Van 1987 tot 1992 bijzonder hoogleraar in de literaire kritiek aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Voor zijn kritisch en essayistisch werk, en met name voor zijn essaybundel Houdbare illusies, werd Peeters in 1985 de Dr. Wijnaendts Francken-prijs toegekend. In 2008 ontving hij de vijfjaarlijkse Jacobson-prijs.
Uit: Voor en na Mystiek lichaam
Mystiek lichaam markeert de overgang van spel naar ernst in de literatuur, zonder dat ze er overigens zwaarwichtig door is geworden. De harde en onaangename vragen die Mystiek lichaam opwierp, en de aandacht die Kellendonk vestigde op de klaarblijkelijke levensfeiten, veroorzaakten zo'n schok omdat hij het ondubbelzinnig en met brille deed: stijlvast, onverschrokken en sarcastisch. Het was alsof dat soort vragen in de literatuur niet meer bestond voor hij ze stelde: de mogelijke metafysische dimensie van het leven, het aandeel van het kwaad in de wereld, de beschaving die al geruime tijd de verkeerde richting in zou gaan, schrijven als oprecht veinzen. Niet eens zozeer wát Kellendonk aan de orde stelde veroorzaakte die schok, maar de groteske ernst waarmee hij ermee voor de dag kwam: het was donderende ideeënmuziek die de postmoderne roes van het radicale relativisme en de concentratie op het loutere formalisme doorbrak.
Mystiek lichaam kan de sfeer verklaren die romans als Hoffman's honger van Leon de Winter en De beproeving van Doeschka Meijsing mogelijk heeft gemaakt: allebei romans die het l'art pour l'art definitief de rug toekeren, zo definitief dat Hoffman's honger doorschiet en in al zijn virtuositeit een knieval doet voor het gemakkelijk leesbare verhaal, en zo vol woede dat De beproeving een roman van te veel grote woorden en pathetiek wordt in een poging om vooral het echte leven op te roepen. Dit zijn extreme reacties op het uitgespeelde spel van werkelijkheid
Carel Peeters (Nijmegen, 5 juni 1944)
De Engelse schrijfster Ivy Compton-Burnett werd geboren op 5 juni 1884. Zij groeide op in een groot gezin in Hove en Londen en was de dochter van een bekend homeopathisch arts. In 1911 verscheen haar eerste roman, Dolores, die weinig opzien baarde en waar zij zich later enigszins van distantieerde. Het succes kwam met haar tweede werk, Pastors and Masters (1925) dat goed ontvangen werd en zeer lovende kritieken oogstte. Haar verdere werken kenden dezelfde stijl: het beschrijven van veelal alledaagse, maar soms ook schokkende, gebeurtenissen in grote Edwardiaanse gezinnen. Haar schrijfstijl was sober en humoristisch. Opvallend in haar werk is, dat de verhalen grotendeels in dialoogvorm zijn geschreven. Verder maakt zij spaarzaam gebruik van interpunctie. In 1967 werd zij onderscheiden met de titel 'Dame Commander' in de Orde van het Britse Rijk.
Uit: The Present And The Past
Oh, dear, oh, dear!" said Henry Clare.
His sister glanced in his direction.
"They are pecking the sick one. They are angry because it is ill."
"Perhaps it is because they are anxious," said Megan, looking at the hens in the hope of discerning this feeling.
"It will soon be dead," said Henry, sitting on a log with his hands on his knees. "It must be having death- pangs now."
Another member of the family was giving his attention to the fowls. He was earnestly thrusting cake through the wire for their entertainment. When he dropped a piece he picked it up and put it into his own mouth, as though it had been rendered unfit for poultry's consumption. His elders appeared to view his attitude either in indifference or sympathy.
"What are death-pangs like?" said Henry, in another tone.
"I don't know," said his sister, keeping her eyes from the sufferer of them. "And I don't think the hen is having them. It seems not to know anything."
Henry was a tall, solid boy of eight, with rough, dark hair, pale, wide eyes, formless, infantine features, and something vulnerable about him that seemed inconsistent with himself.
Ivy Compton-Burnett (5 juni 1884 - 27 augustus 1969)
David Hare, Otto F. Walter, Spalding Gray, Christy Brown, Alifaa Rifaat
De Britse schrijver, dramaturg en regisseur David Hare werd geboren op 5 juni 1947 in Sussex. Hare behaalde zijn 'masters degree' in Cambridge in 1968 en stichtte nog datzelfde jaar een experimenteel reizend gezelschap.Nadat hij enkele producties regisseerde begon hij al spoedig zelf stukken voor het gezelschap te schrijven, zoals How Brophy Made Good (1969).Met Slag (1970), The Great Exhibition (1972), en Knuckle (1974), bevestigde Hare zijn talent als toneelauteur en geducht criticus van de Britse moraal. Teeth 'n' Smiles (1975) schilderde het milieu van rockmuzikanten.
Het alom geprezen Plenty (1978) beschrijft de aftakelende persoonlijkheid van een vrouw over een periode van 20 jaar: een metafoor voor het verval van het Britse Rijk na WO II.Hare schreef tevens meerdere stukken voor de televisie en regisseerde ook nog de films Wetherby (1985) en Strapless (1989). Hij regisseerde ook tijdens de jaren '70s en '80 nog in meerdere Londense theaters. Hare werd geridderd in 1998.
Uit: Obedience, Struggle and Revolt
To give you the idea: Ive noticed, among my friends and acquaintances, that I am, for some reason, one of the few people who positively looks forward to the speeches at weddings. Id go further. For me, theyre the best part. Perhaps you may think me a cold fish when I admit that I have sometimes watched unmoved as the ring was slipped onto the finger, or as the first kiss was taken. (Priests always seem to be saying Not yet.) But I have never failed to feel a thrill of genuine anticipation when someone calls for silence and rolls out the magic words: Unaccustomed as I am to public speaking. In one heart at least, the announcement does not cause a sinking. Far from it. Part of my interest is clearly professional. I am, after all, a playwright, and there is nothing more revealing of character than when a proud father or a jealous ex-lover acting as best man is forced to rise to their feet and offer a few words. Yes, life is theatre, and the rituals which make private matters public are specially delicious. But I also love the prospect that, for once, somebodys spool is going to be allowed to run and run. Mark it down as optimism, but I cannot help feeling at least before they speak that the longer someone goes on, the more you are likely to learn.
David Hare (Sussex, 5 juni 1947)
De zwitserse schrijver en uitgever Otto Friedrich Walter werd geboren op 5 juni 1928 in Rickenbach. Hij volgde een opleiding tot boekhandelaar in Zürich. Vanaf 1951 was hij secretaris en lector bij de Jakob Hegner Verlag. Vanaf 1956 was hij bij de Walter Verlag verantwoordelijke voor het literaire programma waarin schrijvers als Alfred Andersch, Helmut Heißenbüttel en Peter Bichsel uitgegeven werden. In 1969 kreeg hij de leiding over de Luchterhand Literaturverlag. Vanag 1982 werkte hij uitsluitend nog als zelfstandig schrijver.
Uit: Der Stumme
"Stummer, fuhr Breitenstein fort, wie ist das. Du hast's ge- gehört. Klar? Gehört, und das Gericht will das wissen. Das Gericht will wissen, wo du dieses Kanisterpaket versteckt hast. Los, zeigen. ... Karbidlichtschlagschatten auf der linken Hälfte, und mit einem Schlag wusste Loth wieder, ein einziges Wort würde genügen, nur eines, und diese riesige Entfernung zwischen ihm und dem Mann dort, seinem Vater, würde nicht mehr sein, sie könnten zusammensein, und zusammen könnten sie alles aushalten. Aber seine Zunge kam aus ihren Klammern dahinten nicht los, so sehr sie sich spannte und hinter seinen Zähnen sich aufwölbte: nichts ausser diesem Lalllgeräusch, das keiner vernahm. Nein, und er schüttelte den Kopf. Er schüttelte ihn und kam wieder zu Breitenstein und den andern zurück, und Filippis sagte scharf: Stummer, du lügst. Du weisst es. Wo ist er! ... Da wusste Loth noch etwas anderes: dass es für ihn und dass es für den Vater zu spät war. Sie waren jetzt beide allein. Jeder für sich. Und es war ihm, als sei nun nicht mehr nur diese Sache mit dem Benzinkanister wichtig."
Otto F. Walter (5 juni 1928 24 september 1994)
De Amerikaanse schrijver en acteur Spalding Gray werd geboren op 5 juni 1941 in Barrington, Rhode Island. Na wat kleinere rollen in films werd hij beroemd met Swimming to Cambodia, de filmversie van zijn theatermonologen over zijn ervaringen bij het draaien van The Killing Fields in 1984. Begin jaren negentig publiceerde hij zijn eerste korte verhaal Impossible Vacation. In 2001 raakte hij ernstig verwond bij een auto-ongeluk. In januari 2004 werd hij als vermist opgegeven en in maart werd zijn lichaam geborgen uit de East River. Gezien zijn depressies t.g.v. het ongeluk ging men uit van zelfmoord.
Uit:Life Interrupted
Then there was a surprise. About two weeks after that, Kathie, my wife, gave me a present of a trip to Ireland for the whole family. Kathie's always coming up with these crazy trips. I remember she took us to the Ice Hotel up in Quebec City where you pay three hundred dollars a night to sleep on a block of ice. So Ireland was cushy. It was a rainy version of the Ice Hotel, I suppose. A little more whimsical, and rainy, and not frozen. I'd been six times before and wanted to go back. It made me laugh in a way that the United States doesn't. We had rainy times but good times. In spite of the rain it was a jolly place. I can remember Kathie and me riding bikes in the rain for hours and then coming upon this Irishman leaning against his bicycle with a golf hat on or whatever they wear, and he said, "How are you doing?" I said, "It's just awful weather, it's just awful," and he said, "No, it's not. It hasn't gotten cold yet."
So I like them; they're optimistic and philosophical. They're not industrialized, really --there was no industrial revolution -- so they drive pretty haphazardly. They don't have a great relationship to machinery, to say the least. There's a lot of banging around and the roads are very narrow, and they just get in their cars and go, you know they just put the pedal to the metal and they're going everywhere, in all directions.
Spalding Gray (5 juni 1941 10 januari 2004)
De Ierse dichter, schrijver en schilder Christy Brown werd geboren op 5 juni 1932 in Dublin. Hij was het tiende van 22 kinderen en groeide in armoede op. Ook leed hij aan athetose en kon alleen zijn linker voet gecontrolleerd bewegen. Zijn moeder stimuleerde hem echter zodanig dat hij zich niet alleen verstaanbaar kon maken, maar ook ging tekenen en schrijven. In 1954 verscheen zijn debuut My Left Foot dat in 1989 verfild werd met Daniel Day-Lewis in de hoofdrol.
Sunday Visit
We finally found him
curled up in the chair like a many-wrinkled shell
staring blindly out at nothing
among a gathering of imbecilic fossils
his one good eye fastening fiercely onto life
the hair still sturdy though silver under the old cloth cap.
We finally found him
through all that terrible labyrinth of grey concrete cells
quietly rounding out his days
alone in a morass of moronic camaraderie
his doomed cellmates snoozing and snoring all around
and he with his one good eye defying the shadows.
The tears came then
not soft, but real
the tears of a real man broken by life
groping wildly with gnarled fingers at the straws of life
in that awful room of no life
and the television set blaring forth its banalities
drowning whatever words of comfort our futile tongues could offer.
I had no words for him
no words to span the heartbreak of years
when Samson-like he had stood between us and chaos
bringing to us the small rare trinkets of his love.
I had for him only whiskey
the old bitter gift
the poor tribute of one poorer in spirit
than that jaded near-blind half-deaf soul reclining so tamely
in a wicker chair
in a ward of fearful paralysing resignation
a ward full of already dead people
sleeping as the television blared.
Yet the hand that gripped mine spelled out love
and the raw lovely courage of that old landscaped face
Buddy Wakefield, Marie Ndiaye, Ralf Thenior, Erasmus Schöfer, Yaak Karsunke
De Amerikaanse (slam) dichter Buddy Wakefield werd geboren op 4 juni 1974 in Shreveport, Louisiana, en groeide op in Baytown, Texas. In 1999 bracht hij zijn eerste gesproken-woord-albumuit met de titel A Stretch of Presence. In 2001 gaf hij zijn baan bij een biomedisch bedrijf op, en ging hij met een Honda Civic op poëzie-tour door Noord-Amerika. In 2004 verscheen zijn eerste bundel "Some They Can't Contain"
CONVENIENCE STORES(Fragment)
We both know the smell of a convenience store at 4 a.m. like the backs of alotta hands. She sells me trucker crack/Mini-Thins (its like Vivarin). She doesnt make me feel awkward about it. She can tell its been a long drive and its only gonna get longer. Offers me a free cup of coffee, but I never touch the stuff. Besides, Im gonna need more speed than that.
We notice each others smiles immediately. Its our favorite thing for people to noticeour smiles. Its all either one of us has to offer. You can see it in the way our cheeks stretch out like arms wanting nothing more than to say, You are welcome here.
She shows brittle nicotine teeth with spaces between each one. Her fingers are bony, theres no rings onm, and shed love to geter nails done someday. One time she hader hair fixed. They took out the grease, made it real big on top, and feathered it. She likes it like that. Shell never be fully informed on some things just like I will never understand who really buys Moon Pies, or those rolling, wrinkled, dried-up sausages. But then again, shes been here a lot longer than me. Shes seen everything from men who grow dread locks out of their top lips to children who look like cigarettes.
I giveer my money. I wait for my change. But I feel like theres something more happening here.
I feel like a warm mop bucket and dingy tiles thatll never come clean. I feel like these freezers cannot be re-stocked often enough. I feel like trash cans of candy wrappers with soda pop dripping down the wrong side of the plastic. I feel like everything just got computerized. I feel like she was raised to say a LOT of stupid things about a color. And I feel like if I were to identify myself as gay this conversation would stop.
Buddy Wakefield (Shreveport, 4 juni 1974)
De Franse schrijfster Marie Ndiaye werd geboren op 4 juni 1967 in Pithiviers. Haar vader kwam uit Senegal, haar moeder uit Frankrijk. Toen zij 18 was verscheen haar eerste werk. Ook kreeg zij een beurs om een jaar lang te werken in de Villa Médicis in Rome. Voor haar roman Rosie Carpe ontving zij in 2001 de Prix Femina. Haar stukPapa doit manger staat op het repertoire van de Comédie-Française.
Uit: Autoportrait en vert
Un matin, je m'arrête devant cette maison. Je coupe le moteur, je tire le frein à main, puis je me tourne vers mes quatre enfants, trois assis à l'arrière et l'aîné devant, à mon côté. C'était une matinée de printemps scintillante et chaude. Les bras et les jambes des enfants sont nus. Leurs cheveux brillent. Toutes les vitres de la voiture sont baissées et l'odeur du chèvrefeuille s'est répandue à l'intérieur comme si nous nous étions tous parfumés. Mais la peau de mes enfants, de leur cou, de leurs joues, sent naturellement le chèvrefeuille. Je leur souris à tous avec ce plissement des yeux qui annonce un nouveau jeu. Ils sont encore petits. Je leur chuchote : - Regardez bien ce bananier. Est-ce qu'il y a quelqu'un ou quelque chose auprès de ce bananier ? Et chacun de mes enfants regarde vers la ferme, et leur attention, leur docilité et leur concentration, ainsi que l'absence de toute arrière-pensée dans leur obéissance, tout cela m'amène au bord des larmes. C'est autre chose également. C'est aussi, bien sûr, la proximité de ce bananier aux feuilles si larges que l'une d'elles suffirait à envelopper le plus jeune de mes enfants, c'est aussi l'imminence d'un éclaircissement. Une poussière dorée flotte au-dessus de leurs têtes. Leur front est courbe et serein, leur nuque encore pâle. L'ai-je dit ? Les bras et les jambes de mes enfants sont nus car l'air est tiède, grisant. Ils étaient vaguement déçus. - Il n'y a rien du tout auprès de ce bananier, ont-ils chuchoté. - Sûr ? ai-je demandé. Un frisson m'a parcouru le dos.
Aus den Savannen kommt er geritten mit heißem Gesicht das Gewehr auf dem Rücken er hätte noch weiter gejagt aber seine Mutti hat gesagt wenn die Lampen angehn kommst du nach Haus.
Mutter im Wald gefunden
Eine verlorene Mutter im dunklen Wald und der Uhu ruft Schauer über die Haut. Oh, Mutter, riefen die Kinder, bleib, wo du bist.
Einen Pilz gefunden, oh Wunder, die Mutter. Dein süßer Schwanz, Rotbart, du Ausbrecher, ich liebe dich. Du verficktes Verbrecherschwein.
Aber ohne nein. Erst im Wald, okay. Nur Flusswasser getrunken und nachts die Angst, jeder Scheinwerfer ein Feind. Liebst du mich? Nein.
Glaubst du, dass du mit wurmigen Radieschen und Äpfeln den Kapitalismuserschüttern kannst?
Die Sorte Fragen von euch Linken kennich Armin. Ihr wollt nicht begreifen,dass wir heute schon Beispiele schaffen müssen wie wir leben möchten, indem Sozialimus oder Kommunismus der irgendwo im Nebel der Zukunft liegtoder nicht. Du hast mir mal begeistert erzählt von Arbeitern einerGlashütte, die ihren Betrieb vor der Pleite gerettet haben, ihren Chefrausgeschmissen und selbst die Hütte weitergeführt. Das hat dir damalsimponiert, stimmts? In der Schweiz hab ich einen Vortrag gehört über eineLandkommune in der Provence, das wolltich wissen, bin voriges Jahrhingefahrn, Longo Maï heißt die, so vierzig fünfzig Leute, Franzosen,Schweizer, Österreicher, und Deutsche, leben dort seit ix Jahren auf einemalten Bauergut zusammen und die sind keine Aussteiger - Einsteiger sinddie, in ein andres, ja, solidarisches Leben.
Haben die eine Ölquelle gefunden? fragte Armin, aber als da Salliärgerlich die Brauen zusammenzog, gleich noch: Ich meine, wie finanzierndie dieses Leben?
Na sie arbeiten Mensch, ist doch klar! Aber selbstbestimmt! Kriegen auchein paar Spenden von Unterstützern, zugegeben. Sie sind noch in derAufbaufase. Du solltest dir das mal anschaun, eine Reportage schreiben inder DeZet, es ist wirklich faszinierend.
nicht viel was man über sie weiß (rein anatomisch scheinen sie eher unmöglich) versprengte nachkommen eines sodomitischen heroen eines mythischen stutenbespringers
aber jetzt versammeln sie sich im frühdunst im zwielicht du hörst sie bevor du sie siehst ihr stampfen ihr schnauben & manchmal den helleren schlag wenn ein huf einen stein trifft
schemenhaft treiben die massigen leiber durch den ziehenden nebel der sich nur zögernd erhebt & den blick auf sie freigibt
manche umarmen sich lange andere reiben die struppigen flanken wie absichtslos aneinander
dann drängt erwartung die herde dichter zusammen das tänzeln verebbt sie verharren mit scharrenden füßen peitschenden schweifen & erhobenen armen
bis von ihren rufen - rau zwischen wiehern & schrei - beflügelt am himmel erscheint:
Pegasus
der engel der zentauren der ihnen quellen aufschlägt in steppe & stein
What are you thinking, I want to ask Mr George. What are you thinking about, I want to ask him. Are you thinking about Miss Eleanor and whether she will be coming home soon, I want to ask him.
From Harold Avenue we turn left into Hammond and left into Goldsworthy, cross Goldsworthy into Bernard and go on westward downhill, smooth smooth, to the park. My heels, the heels of my shoes, newly repaired, sound on the new surface of the road, like a trotting horse, a little trotting horse. Like a toy horse, Mr George makes this observation saying, at the same time, that his feet are not making any noise on the road.
From the park it is uphill into Thompson and then a right turn into Koeppe across Princess into Caxton, then Warwick and back along Queen. Queen Street is lined on both sides with old twisted trees. The long-leaved peppermints, they make a tunnel of shade and fragrance. In Queen it is like being in a green church or a small green cathedral. Does Mr George think so too, I want to ask him. Would he agree about a cathedral? Is a little street in e suburb, I want to ask him, a place of worship and of prayer?
There is hardly ever anyone about in the streets in the quiet afternoons. Sometimes the days, depending on the time of the year, are either too wet or too hot, but we are there, all the same.
Die Tage, an denen die Welt sich bewegt, an denen man das Leben spürt, das sind für Tobias Puck Rocktage. Die anderen? Die trüben Tage, an denen man das Leben nicht spüren kann? Gummispülhandschuhtage.
Als Puck nach einer Uni-Party Gwen begegnet, schlägt bei ihm der Blitz ein. Endlich hat er nicht mehr das Gefühl, nur Statist in seinem eigenen Leben zu sein. Wenn es ihm nur gelänge, Gwens Liebe zu gewinnen, wenn sie seine Gefühle erwidern würde, wenn er ihr begreiflich machen könnte, dass sie beide füreinander bestimmt sind, dann - so glaubt Puck - dann würde es nur noch Rocktage geben, dann würde er endlich nicht mehr nur durch sein Leben stolpern wie durch einen falschen Film. Gwen ist seine Chance, sie wird ihn retten, aber sie hat einen Freund. Und der ist nicht das einzige Problem, mit dem Puck konfrontiert wird.
Eindringlich und poetisch, mit feinem Witz und Gespür fürs Absurde erzählt Dana Bönisch in ihrem Debütroman von einem jungen Mann am Abgrund. Dessen beste Freunde die Laubfrösche im Terrarium sind, der von labbrigen Fischstäbchen lebt und manchmal mit einem Typ namens Goethe in der U-Bahn fährt.
Sehnsucht und Liebeswahn: 'Rocktage' erzählt so anrührend und verstörend von dieser klassischen Paarung, dass es sich anfühlt, als geschähe es zum ersten Mal.
Dana Bönisch (Frechen, 4 juni 1982)
De Oostenrijkse schrijver Fritz Weber werd geboren op 4 juni 1895 in Wenen. Van 1910 tot 1915 bezocht hij de kadettenschool voor de artlllierie in Traiskirchen. Daatna werd hij gelegerd in het fort Verle aan het Italiaanse front. Hij bleef er tot juni 1916 en sloot in deze tijd vriendschap met de later bekende bergbeklimmer, acteur en regisseur Luis Trenker. In 1921 keerde hij naar Weneterug om rechten te studeren. Hij begon al snel aan journalistiek werk en vanaf 1925 wijdde hij zich volledig aan het schrijven. Zijn eerste boek was de utopische roman Die Toten der Svea (1930). Vanaf 1931 schreef hij meerdere boeken waarin hij zijn ervaringen aan het front verwerkte.
Uit: Ende einer Armee
Ein Tobsüchtiger stürmt durch die Gänge, über Stiegen. Schaum flockt ihm vom Mund, in seiner Faust funkelt ein Beil. Er haut wild um sich und schreit, schreit wie ein rasendes Tier. Mauerecken und Holzteile splittern unter seinen Hieben.
Drei sind hinter ihm her. Sie haben Gewehre in den Händen. Vor der Tür des Proviantlagers stellen sie den Tobenden. Er wird auf einmal still, steht mit gegrätschten Beinen in einem Winkel, dreht den Kopf hin und her. Dann plötzlich stößt er einen plärrenden Schrei aus und springt den ersten seiner Verfolger an. Der unterläuft ihn, wirft ihn zu Boden. An Händen und Füßen gefesselt, tragen sie ihn hinauf. Er wimmert und weint wie ein kleines Kind. Eine Morphiumspritze erlöst ihn von den Schrecken dieser Hölle .....
Fritz Weber (4 juni 1895 1 juni 1972)
De Amerikaanse schrijver Charles Dickinson werd geboren op 4 juni 1951 in Detroit, Michiga. Zowel zijn fictie als zijn non-fictie verscheen in bladen als Atlantic Monthly, Esquire, The New Yorker en in verschillende kranten en tijdschriften. Hij schreef o.a.: Waltz in Marathon, Crows, With or Without (a short story collectie), The Widows' Adventures, Rumor Has It, en A Shortcut in Time.
Uit:Shortcut in Time
This story began with a broken promise. It began in water over my head. It began with me, Josh Winkler, flying through the streets of the only town I had ever known, Euclid Heights, Illinois, six zero zero zero one.
I was in a hurry because I didnt want to disappoint my kid brother. Again. I was old enough to know that you dont get a lifetime of second chances with people. Especially with people who dont really need you. And Kurt didnt need me. Hed jumped out of bed at dawn to complete an Eagle Scout project with his best friend, Vaughan Garner. They were teaching retarded children to swim and Kurt had asked me to steer the kids back if they wandered away from where he and Vaughan mimed the Australian crawl in the shallow end.
Id heard my brother get up that morning before his alarm clock went off, heard him wash, organize his clipboard, nudge me, whisper, Josh, its time, and hurry away in the dark.
Next thing I knew, mom was shaking me, knocking the sleep out of me, the sun so high it shined on the floor of my basement bedroom.
You promised him, mister, she said.
The Euclid Heights community pool was next to the American Legion baseball diamond and as I tore on my bike across the outfield grass I looked ahead through the chain-link fence for some sign of my brother, or Vaughan, or the retarded kids, some way to gauge how badly Id let them down this time. But no one was in sight.
Before I could worry or even think about this, Jack KetchJock Itch to those of us who hated and feared himcame toward me on his bike from around back of thepoolhouse, riding with his head down, pumping so furiously that a rooster tail of dew sprayed out behind him. He was a flat-topped bully, all blackheads and cruelty. Hed made more boys cry than Old Yeller.
Es war in ihrem zweiten Monat in Zagreb, im Herbst, in dem der Krieg begonnen hatte, als Marija die Nachricht erreichte, die ihr das eigene Leben für immer fremd machte. Sie hatte ihren Vater seit mehr als fünfundvierzig Jahren nicht mehr gesehen und ihn fast genauso lange für tot gehalten und reagierte zuerst gar nicht auf die Anzeige, die ihr die Nachbarn vor die Tür gelegt hatten und die unmöglich von ihm sein konnte. Es mußte sich um ein Mißverständnis handeln, und doch, als sich das ein paar Tage später wiederholte, eilte sie hinunter auf die Straße, kaufte sich an einem Kiosk die Zeitung, die sie trotz des Windes sofort auseinanderfaltete, und starrte mit dem Gefühl, die Dinge um
sie würden ihre Umrisse verlieren und konturlos ineinander verschwimmen, auf das nicht besonders große Kästchen mitten in den »Vermischten Nachrichten«. Dann verging eine Woche, in der sie nichts tat, aber voller Unruhe war, und als sie schließlich auf eine weitere Annonce stieß, saß sie in einem Café, und sie hatte augenblicklich Tränen in den Augen und sah sich um, ob die Leute an den anderen Tischen sie beobachteten und merkten, was mit ihr da geschah.
Im Dezember davor war sie fünfzig geworden, ihr Mann hatte mit ihr eine Woche auf Elba verbracht, und die Unbeholfenheit, mit der er sich dort um sie kümmerte, weckte in ihr den Verdacht, daß er wieder einmal eine Geliebte hatte. Über Mittag saß sie mit ihm, in eine Decke gehüllt, in der Sonne, schaute hinaus auf das Meer und wußte nicht, ob sie es riechen konnte, in der feuchten Luft, oder sehen, draußen an der Horizontlinie, oder ob es ihr Gehör war, das sie alarmierte, aber sosehr sie sich dagegen wehrte, der Rechnerei um ihren Geburtstag nachzugeben, gerade im Stillstand merkte sie, wie die Zeit verflog.
Plus une décision est stupide, plus elle est facile à prendre. Et ensuite, une fois qu'on l'a prise, on a au moins la satisfaction de voir ce que l'on est.
Mais voyez-vous, nous avons l'esprit tellement tordu, nos motivations profondes sont si complexes, si accablantes, que l'on préfère s'en tenir à la bêtise pure et simple plutôt que d'aller chercher plus loin.
Je venais de prendre conscience qu'il était encore temps de tout arrêter. Je sentais que quelque chose en moi chancelait, mais je ne savais pas si c'était par peur des dégâts que nous pourrions causer autour de nous ou de ceux que nous nous infligerions à nous-mêmes.
Moi, Luc Paradis, j'étais en train d'assembler une machine infernale. Et plus effrayant, plus turpide, plus lâche encore que cet engin, il y avait moi, Luc Vincent Paradis, obsessionnel notoire, moins connu pour mes talents d'artificier que pour ceux qui consistaient à conserver l'amour d'une femme.
En me dirigeant vers sa chambre, j'ai de nouveau pensé qu'il était souvent difficile de savoir dans quelle mesure on agissait avec intelligence, et même s'il y avait toujours un bon et un mauvais choix.
Je crois que tu as pour habitude de te laisser couler très vite, comme une pierre, sans jamais atteindre le fond. Personnellement, j'estime qu'il s'agit là d'une vraie force et que tu as appris à t'en servir. Nous savons toi et moi que certaines blessures sont spectaculaires mais qu'elles ne mettent pas la vie en danger. »
»Fassen Sie sich ein Herz«, hatte Natalia geschrieben, »fassen Sie sich ein Herz, meine Liebe, und kommen Sie her.« Wenn das so einfach ginge, dachte Johanna, sich ein Herz fassen; irgendein kräftiges, abenteuerlustiges Herz, das einem Vorübergehenden in der Brust schlug, fassen und für sich selbst weiterschlagen lassen. Wessen Herz soll ich mir fassen? schrieb Johanna zurück. Und Natalia Timofejewna: Haben Sie denn kein eigenes? Sie war fast neunzig und spindeldürr, saß in einem Internet-Café in Mexico City und fragte Johanna, ob sie kein Herz hätte. Am Tag darauf schrieb sie ihr: Ich komme in zwei Wochen. Und jetzt saß sie zusammen mit dreihundert anderen Leuten in diesem monströsen Blechbehälter zehn Kilometer über der Erde, trank Cola und kaute Erdnüsse, während sie die Flugnachrichten auf einem der Monitore verfolgte, als hielte sie es tatsächlich für normal, sich in einem fliegenden Kino fortzubewegen. Ihre Hände waren kalt, die Finger ineinander verschränkt wie zum Gebet. Immer, wenn das Flugzeug startete, suchten ihre Finger einander, anfangs unbewusst, und nachdem sie bemerkt hatte, dass ihre Hände sich jedes Mal, wenn das Flugzeug in steiler Schräglage in den Himmel stieß, auf diese aus ihrer Kindheit stammende Demutsgeste besannen, hielt sie es für leichtsinnig, sie daran zu hindern. Wenn sie es unbedingt wollten, auch ohne ihr Zutun, half es ja vielleicht. Die Möglichkeit abzustürzen, nur weil sie ihren Händen verbot, ihrem Urbedürfnis zu folgen und sich ineinander zu verschlingen, ließ sie vor dem Experiment zurückscheuen, auch wenn sie das Ganze eigentlich für Unfug hielt. Sie war eine ungeübte Alleinreisende."
Monika Maron (Berlijn, 3 juni 1941)
De Amerikaanse schrijver Larry Jeff McMurtry werd geboren op 3 juni 1936 in Wichita Falls, Texas. Hij studeerde aan het North Texas State College, Rice University en Stanford University. Later werkte hij als docent aan diverse universiteiten. Zijn eerste roman Horseman pass by verscheen in 1961. Voor Lonesome dove ontving hij in 1986 de Pulitzer prijs. Verschillende van zijn boeken werden verfilmd. Voor het draaiboek van Brokeback Mountain kreeg hij in 2006 een Oscar.
Uit: Anything for Billy
The first time I saw Billy he came walking out of a cloud. He had a pistol in each hand and a scared look on his rough young face. The cloud drifted in from the plains earlier in the morning and stopped over the Hidden Mountains, in the country of the Messy Apaches -- that was what buffalo hunters called the Mescalero.
It was a thick cloud, which made downhill travel a little chancy. I had found myself a seat on a rock and was waiting for the cloud to go somewhere else. Probably I looked as scared to Billy as he looked to me -- my mule was winded, my gun was empty, my ears were popping, and I was nervous about the prospect of running into some Messy Apaches. One minute I wanted the cloud to leave; the next minute I was glad it was there.
Billy looked relieved when he saw me. I think his first notion was to steal my mule -- it would only have been common sense.
"This mule won't make it far," I informed him, hoping to scotch that notion -- though if he had pointed one of the pistols at me I would have handed him the reins on the spot.
Billy gave me a chip-toothed grin. I would have guessed him to be no more than seventeen at the time, and short for his age at that. In fact, he was almost a runt, and ugly as Sunday. His dirty black coat was about three sizes too big for him.
He glanced at Rosy, the mule. She didn't like heights, or clouds either, and was in a foul mood.
"An Apache could take that mule and ride her fifty miles," he pointed out. "It's lucky for you I'm not an Apache."
"If you were I'd offer you the mule and hope for the best," I said.
Kathleen E. Woodiwiss, Gerhard Zwerenz, Pedro Mir, Detlev von Liliencron, Friederike Brun
De Amerikaanse schrijfster Kathleen E. Woodiwiss werd geboren op 3 juni 1939 in Alexandria, Louisiana. In 1972 verscheen haar historische liefdesroman The Flame and the Flower, waarvan meteen meer dan 2.3 miljoen exemplaren werden verkocht. Er volgden nog 12 bestsellers met een oplage van boven de 36 miljoen.
Uit: The Flame and the Flower
As they entered the captain' s cabin, a man rose from the desk where he had been sitting and, had it not been for her bruised state of mind, Heather would have noticed his tall, muscular build and piercing green eyes. Fawn-colored breeches were fitted snug about his narrow hips and a white ruffled shirt, opened to the waist, revealed a chest wide and firmly muscled beneath a mat of crisp black hair. He had the look of a pirate about him, or even Satan himself, with his dark, curly hair and long sideburns that accentuated the lean, handsome features of his face. His nose was thin and straight except for a slight hook in its profile just below the bridge. His hair was raven black and his skin darkly tanned. White teeth flashed in contrast as he smiled and came forward, sweeping her with a bold gaze from top to toe. "Aye, you've done a handsome night's work with this one, George. You must have searched hard and wide for her." "Nay, cap'n," the old man returned. "We found her walking the streets of the waterfront. She came most willingly, cap'n."
Ernst Bloch fühlte sich in Leipzig dem Dänen besonders verbunden in Vitalität, widerspenstigem Elan und den Reflexionen über Erotik, bei der es Bloch allerdings, anders als Kierkegaard, nicht an Praxis mangelte. Ich nahm mir damals vor, das Karl-May-Land Sachsen Richtung Ernst-Bloch-Land voranzutreiben. Bloch mochte May. Ich mochte May und Bloch. Also galt es, die individuelle Revolte zur humoristischen Revolution an beiden Ufern der Pleiße reifen zu lassen. Zu fragen ist, wie Bloch als gleichsam wiedergeborener Existentialist Kierkegaard in der pseudomarxistischen DDR-Diktatur des Proletariats, alias Politbüro, sich zwölf Jahre lang halten konnte. Ich selbst als verkappter Trotzkist unter Hitler, Stalin, Ulbricht, später Adenauer und anschließenden Obrigkeiten schaffte das mit Hilfe meiner realen wie taktischen Harmlosigkeit als Humorist unter Assistenz von Gert Gablenz sowie weiteren Pseudonymen, die zu enthüllen ich mich hütete. Sein outing muss jeder selbst betreiben, das ist wie bei den Schwulen, nur riskanter. Jedes Pseudonym besitzt ein Menschenrecht auf Anonymität. Was aber ist mit Blochs Verhältnis zu Kierkegaard? Im Werk ist einige Male von ihm die Rede, ohne jene Bedenken aus dem Jahr 1954, die er offenbar schon 1956 wegließ, wie Ingrids Nachschrift nahelegt. Nun spielte der dänische Denker bei den Linksintellektuellen in Weimarer Zeiten eine bedeutende Rolle. Durfte er in Leipzig zumindest in Andeutungen den dekadenten Provokateur spielen? Bloch schien das anzunehmen, erhielt jedoch 1957 die Quittung für derlei gewagte Experimente: Von der Universität verwiesen.
Gerhard Zwerenz (Crimmitschau, 3 juni 1925)
De Domicaanse dichter en schrijver Pedro Mir werd geboren op 3 juni 1913. Zijn vader was naar de Dominicaanse Republiek gekomen om voor de Cristóbal Colón Sugar Refinery te werken. In de vroege jaren dertig begon Mir te schrijven en te publiceren in kranten en tijdschriften. Hij behaalde ook zijn doctorstitel in de rechten aan de Santo Domingo State University in 1941. Door zijn sociale engagement kwam hij in moeilijkheden met het regime van dictator Trujillo en in 1947 vluchtte hij naar Cuba. Zijn ballingschap zou duren tot 1961. Op Cuba schreef hij zijn beroemde gedicht Hay un país en el mundo (There is a country in the world). In 1952, publiceerde Mir in Guatemala zijn Contracanto a Walt Whitman (canto a nosotros mismos) (Countersong to Walt Whitman (Song of Ourselves)), dat in talrijke talen werd vertaald.
Uit: Countersong to Walt Whitman (Vertaald door Jonathan Cohen)
1
There once was a virgin wilderness.
Trees and land without deeds or fences.
There once was a perfect wilderness.
Many years ago. Long before the ancestors of our ancestors.
The plains would play with galloping buffalo.
The endless coastlines would play with pearls.
The rocks let loose diamonds from their wombs.
And the hills played with goats and gazelles . . .
The breeze would swirl through clearings in the woods
heavy with the bold play of deer and birch trees
filling the pores of evening with seed.
And it was a virgin land filled with surprises.
Wherever a clod of earth touched a seed
all of a sudden there grew a sweet-smelling forest.
At times it was assaulted by a frenzy of pollen
squeezing out the poplars, the pines, the fir trees,
and pouring out the night and landscapes in clusters.
And there were caverns and woods and prairies
teeming with brooks and clouds and animals.
6
O Walt Whitman, your sensitive beard
was a net in the wind!
It throbbed and filled with ardent figures
of sweethearts and youths, of brave souls and farmers,
of country boys walking to creeks,
of rowdies wearing spurs and maidens wearing smiles,
of the hurried marches of numberless beings,
of tresses or hats . . .
And you went on listening
road after road,
striking their heartstrings
word after word.
O Walt Whitman of guileless beard,
I have come through the years to your red blaze of fire!
De dichter, filosoof en schilder Carlo Michelstaedter werd geboren op 3 juni 1887 in Gorizia. Hij groeide op in een geletterde joodse familie in een klein dorp vlakbij Triëst, in die tijd deel van het Oostenrijks-Hongaarse keizerrijk. Zijn overgrootvader van moeders kant was de eminente rabbi en geleerde Isacco Samuele Reggio. De moeder van Carlo Michelstaedter en zijn zusje Elda werden in de Tweede Wereldoorlog naar Auschwitz gedeporteerd en overleden aldaar. Na het gymnasium studeerde hij korte tijd aan de universiteit van Wenen (wiskunde en natuurwetenschap) maar niet veel later ging hij naar Florence om er kunstgeschiedenis te studeren. Na zijn overlijden werden zijn gedichten, brieven, filosofische werken en tekeningen gepubliceerd (Poesie, Il dialogo della salute e altri dialoghi, Opera grafica e pittorica, Epistolario en La persuasione e la rettorica). De novelle Un altro mare (Nederlandse vertaling Een andere zee) van de Italiaanse schrijver Claudio Magris is gebaseerd op het leven van Carlo Michelstaedter.
Uit: Persuasion and Rhetoric (Vertaald dsoor Russell Scott Valentino)
I know I want and do not have what I want. A weight hangs suspended from a hook; being suspended, it suffers because it cannot fall: it cannot get off the hook, for insofar as it is weight it suspends, and as long as it suspends it depends.
We want to satisfy it: we free it from its dependence, letting it go so that it might satisfy its hunger for what lies below, and it falls independently for as long as it is content to fall. But at none of the points attained is it content to stop; it still wants to fall, for the next point below continually overtakes in lowness that which the weight has just attained. Nor will any future point
be such as to render it content, being necessary to the weights life insofar, όφρα μένη αυτόν, as it awaits below; but every time a point is made present, it will be emptied of all attraction, no longer being below; thus does it want at every point the points below it, and those attract it more and more. It is always drawn by an equal hunger for what is lower, and the will to fall remains infinite with it always.
If at some point its will were finished and it could possess in one point the infinite
descent of the infinite future, at that point it would no longer be what it is a weight.
Its life is this want of life. If it no longer wanted but were finished, perfect, if it possessed its own self, it would have ended its existence. At that point, as its own impediment to possessing life, the weight would not depend on what is external as much as on its own self, in that it is not given the means to be satisfied. The weight can never be persuaded.
Carlo Michelstaedter (3 juni 1887- 17 oktober 1910)
De Duitse dichter en schrijver Otto Erich Hartleben werd geboren op 3 juni 1864 in Clausthal. Vanaf 1886 studeerde hij in Berlijn en Leipzig rechten. Lang oefende hij zijn beroep als jurist niet uit. Vanaf 1890 leefde hij als zelfstandig schrijver, eerst in Berlijn, vanaf 1903 in Salò aan het Gardameer. Een doorslaand succes was in 1900 zijn officiersdrama Rosenmontag. Van de opbrengsten kocht hij de Villa Halkyone. Daar stichtte hij de Halkyonische Akademie voor niettoepaste wetenschappen, waar o.a. Peter Behrens, Otto Julius Bierbaum, Franz Blei, Gerhart Hauptmann, Alfred Kubin en Emil Orlik lid van waren.
Uit: Die Serényi
1. August 1886.
Warum fange ich erst jetzt an, ein Tagebuch zu schreiben?
Ich habe so viel erlebt: so viel Trauriges, so viel Buntes, und nie hatte ich das Bedürfnis, es für mich niederzuschreiben.
Erst heute!
Heute ist mein fünfundzwanzigster Geburtstag. Aber das ist es nicht. Diese runde Summe von einem Vierteljahrhundert sie imponiert mir gar nicht. Nein, es ist etwas anderes.
Mein Gatte o Gott! mein Gatte soll diese Blätter einst lesen.
Ich habe mich heute verlobt verlobt
Mein Herz ist voller und reicher denn je. Mit der Mutter hab ich bis jetzt geplaudert: wir haben uns geküßt und immer wieder geküßt. So froh sind wir selbst damals nicht gewesen, als ich meine ersten Triumphe feierte, meine ersten Kränze aufnahm ...
Aber nun bin ich allein. Und mein Herz ist noch immer nicht still: es muß noch immer jubeln und von seinem Glücke reden.
O meine liebe, gute Mutter! Was bist du mir gewesen, wie hast du mich geschirmt, wie hast du mich geliebt ...
Schlafe, mein Kind! Wache nicht mehr in deinem Zimmer: Dein Glück gehört dir auch noch morgen, so sagtest du zuletzt.
Ja, Mutter, ich will dir folgen. Ich lege mich nieder mein Glück gehört mir auch noch morgen!
Otto Erich Hartleben (3 juni 1864 11 februari 1905)
De Franse dichter, schrijver en librettist Philippe Quinault werd geboren in Parijs op 3 juni 1635. Quinault schreef een groot aantal toneelwerken en vanaf 1670 opera-libretto's voor Lully, met wie hij nauw samenwerkte. Quinault's opera-libretto's voor Lully werden het model voor de Franse tragédie lyrique. Quinauilt schreef o.a. libretto's naar teksten uit Ovidius' Metamorphoses, Euripides, Torquato Tasso's Gerusalemme liberata en Ludovico Ariosto's Orlando furioso.Zijn werk werd behalve door Lully o.a. op muziek gezet door Tommaso Traetta, Christoph Willibald Gluck, François Joseph Gossec, Niccolo Piccinni en Giovanni Paisiello.
Uit: Proserpine
La Paix
Héros, dont la valeur étonne l'univers,
Ah ! Quand briserez-vous nos fers ?
La discorde nous tient ici sous sa puissance ;
La barbare se plaît à voir couler nos pleurs ;
Soyez touché de nos malheurs,
Vous êtes dans nos maux notre unique espérance ;
Héros, dont la valeur étonne l'univers,
Ah quand briserez-vous nos fers !
La suite de la Paix repète ces deux derniers vers. La haine, la Rage, les Chagrins, la Jalousie, le Dépit, le Désespoir, et toute la suite de la Discorde, témoignent les douceurs qu'ils trouvent dans l'esclavage où ils ont reduit la Paix.
La Discorde
Soupirez, triste paix, malheureuse captive,
Gémissez, et n'espérez-pas
Qu'un héros que j'engage en de nouveaux combats
Écoute votre voix plaintive.
Plus il moissonne de lauriers,
Plus j'offre de matière à ses travaux guerriers.
J'anime les vaincus d'une nouvelle audace ;
J'oppose à la vive chaleur
De son indomptable valeur
Mille fleuves profonds, cent montagnes de glace.
La victoire empressée à conduire ses pas
Se prépare à voler aux plus lointains climats ;
Plus il la suit, plus il la trouve belle ;
Il oublie aisément pour elle
La paix et ses plus doux appas.
Philippe Quinault (3 juni 1635 - 26 november 1688)
There was a helidrone thumping in wide, slow circles high overhead. Apart from that, the neighborhood was silent.
Wally Philco pulled the front door closed behind him with a scrape and heavy click. It sounded final in the still morning air. From the top of the brownstone stoop he surveyed the sidewalk below. He knew he should've done this before stepping outside, but it was too late now. He was exposed. His eyes scanned the empty concrete to his right, then his left. It seemed clear.
As he slowly began to descend the steps he saw them a full block away, silhouettes in the dim grainy light. Three of them were gathered at the corner, talking among themselves in voices far too low to hear at this distance. They were spread out across the sidewalk, making any easy passage difficult, if not impossible. Of course, trying to walk around or between them wasn't even an issue.
Wally dropped into a crouch, knees be damned, trying to hide behind the skeletal iron banister. It was useless. Hardly any cover at all. If they saw him he was doomed. His only hope was that they were too preoccupied to notice.
The trick, he' d learned through painful experience, was to get across the street before they caught a whiff of him. If he could just get across the street things should be okay.
Still crouching, briefcase in hand, he checked the road. There were no cars approaching from either direction. That was both a blessing and a curse. It meant he wouldn't have to do any risky dodging through hostile traffic (at a mildly battered and soft forty-three, he no longer dodged the way he used to), but it also meant he wouldn't be able to use the noise and moving cars for cover.
Die Einsamkeit beginnt, wo wir anfangen und nicht mehr ein Teil unserer Mutter sind. Kindheit heißt die Zeit, da Hirn und Gefühl sich nicht recht verständigen. Die finden vielleicht in der Pubertät wieder zusammen. In der Zeit, in der die meisten die erste Liebe erleben. Die die romantischste in unserem Leben ist, weil sie nur aus Illusionen besteht. Die nichts will außer Auflösung. Ein Mädchen, ein Junge, egal, und wir wollten ihn/sie und wussten gar nicht, was wir mit ihm/ihr wollten außer: nie mehr alleine sein. Standen an offenen Fenstern, draußen Frühling und an den Wänden Pferdeposter, und was wir über Liebe wussten, das ging so: mit ihm auf einer Insel sein und ansehen, Tag und Nacht, und die kleinen Härchen am Arm berühren. Tag und Nacht. So ein Traum wie damals, als wir noch nicht wussten, was Liebe ist, wird Liebe nie mehr. Nie mehr werden wir so unendlich sein. Die erste Liebe zerbricht, und der erste Liebeskummer kommt. Ach, wären wir doch gestorben, damals. Wir hätten uns die Wiederholungen erspart.
Wir haben unsere Unschuld verloren und statt ihrer Ideen entwickelt, wie Liebe sein müsste, die richtige Liebe. Denken wir, es muss sein wie fliegen und sich die Sachen vom Leib reißen und sich nie mehr trennen und nicht mehr essen und nicht mehr schlafen und nachts tanzen im Regen und tausend Kilometer fahren nur für einen Kuss, der nie endet. Das ist die Idee, und sie
meint: Eigentlich wollen wir zurück zu der Zeit, als wir eins mit der Mutter waren. Bedingungslosigkeit wollen wir, danach suchen wir und werden immer enttäuscht werden.
Sibylle Berg (Weimar, 2 juni 1962)
De Canadese schrijfster Carol Shields werd op 2 juni 1935 in Oak Park, Chicago, geboren als Carol Warner. Zij groeide ook op in Oak Park, een van de oude buitenwijken van Chicago. Haar moeder woonde er in haar jonge jaren op kamers bij de ouders van Ernest Hemingway. Shields moeder, van origine een Zweedse, was lerares en haar vader snoepjesfabrikant. Carol Shields trouwde toen ze 22 was met Donald Hugh Shields en emigreerde in 1957 naar Canada.Haar eerste roman, Small Ceremonies, verscheen in het midden van de jaren zeventig. Tegen het einde van de jaren tachtig breekt Shields in Engeland en de Verenigde Staten door. Met De republiek der Liefde kreeg ze internationale bekendheid en voor De stenen dagboeken ontving ze diverse literaire prijzen, waaronder de Pullitzer Prize. Diverse romans van Shields zijn of worden verfilmd.
Uit: The Stone Diaries
My mother's name was Mercy Stone Goodwill. She was only thirty years old when she took sick, a boiling hot day, standing there in her back kitchen, making a Malvern pudding for her husband's supper. A cookery book lay open on the table: "Take some slices of stale bread," the recipe said, "and one pint of currants; half a pint of raspberries; four ounces of sugar; some sweet cream if available." Of course she's divided the recipe in half, there being just the two of them, and what with the scarcity of currants, and Cuyler (my father) being a dainty eater. A pick-and-nibble fellow, she calls him, able to take his food or leave it.
It shames her how little the man eats, diddling his spoon around in his dish, perhaps raising his eyes once or twice to send her one of his shy, appreciative glances across the table, but never taking a second helping, just leaving it all for her to finish up -- pulling his hand through the air with that dreamy gesture of his that urges her on. And smiling all the while, his daft tender-faced look. What did food mean to a working man like himself? A bother, a distraction, perhaps even a kind of price that had to be paid in order to remain upright and breathing.
Well, it was a different story for her, for my mother. Eating was as close to heaven as my mother ever came. (In our day we have a name for a passion as disordered as hers.)
And almost as heavenly as eating was the making -- how she gloried in it! Every last body on this earth has a particular notion of paradise, and this was hers, standing in the murderously hot back kitchen of her own house, concocting and contriving, leaning forward and squinting at the fine print of the cookery book, a clean wooden spoon in hand.
Carol Shields (Chicago, 2 juni 1935)
De Duitse schrijver en liteatuurcriticus Marcel Reich-Ranicki werd geboren op 2 juni 1920 in Włocławek, Polen, en emigreerde in 1958 naar West-Duitsland. Hij was aanvankelijk werkzaam als literatuurcriticus voor de Frankfurter Allgemeine Zeitung, Die Welt en Die Zeit. In 1987 initieerde hij het beroemde Literarisches Quartett. Door dit televisieprogramma maakten miljoenen kijkers kennis met eigentijdse literatuur. Verder stond Reich-Ranicki bekend om zijn zeer levendige en vruchtbare polemiserende kritiek.
Uit:Mein Leben
Es ist der 12. März 1999, Tosias Geburtstag, der Tag, an dem ihr achtzigstes Lebensjahr beginnt. Wir sind allein, es ist sehr still, ein später Nachmittag. Sie sitzt, wie immer, auf dem schwarzen Sofa vor einer unserer Bilderwände, hinter ihr die Porträts von Goethe, Kleist, Heine und Fontane, von Thomas Mann, Kafka und Brecht. Auf dem Schränkchen neben dem Sofa stehen einige Fotos: Andrew, mein Sohn, jetzt fünfzig Jahre alt, nach wie vor Professor der Mathematik an der Universität von Edinburgh, und Carla, seine Tochter, bald zwanzig Jahre alt, Studentin der Anglistik an der Universität von London. Ich sitze Tosia gegenüber und tue nichts anderes als das, womit ich einen beträchtlichen Teil meines Lebens verbracht habe: Ich lese einen deutschen Roman. Aber ich kann mich nicht recht konzentrieren und lege das Buch auf den niedrigen Tisch. Für einen Augenblick trete ich auf unseren großen, viel zu selten benutzten Balkon. Das Wetter ist freundlich und angenehm, die Sonne geht unter, es ist ein schönes, vielleicht, wie üblich, ein etwas zu schönes, ein gar zu feierliches Schauspiel. Ich kann mich nicht erinnern, von diesem Balkon aus, obwohl wir hier schon über 24 Jahre wohnen, einen Sonnenuntergang gesehen zu haben. Ist mir Natur etwa gleichgültig? Nein, gewiß nicht. Aber mir ergeht es wie manch einem deutschen Schriftsteller - sie langweilt mich rasch. Auch jetzt werde ich etwas unruhig und kehre unschlüssig ins Wohnzimmer zurück. Tosia liest ein polnisches Buch, es sind Gedichte von Julian Tuwim. Ganz leise setze ich mich hin, ich will sie nicht stören. Sucht sie in der Lyrik ihre, unsere Jugend? Bald werden es sechzig Jahre sein, daß wir zusammen sind.
Uit: Nichts geht mehr (Viver de las Aguas, vertaald door Albrecht Buschmann en Stefanie Gerhold)
Fünf nach zehn: Ein Raunen geht durch die Menge, die Mutigen recken die Köpfe aus den Öffnungen der Palisadenwand. Vor den benachbarten Häusern des Notars und des Arztes flanieren und promenieren die beifallheischenden Gecken und schielen nach den Töchtern im heiratsfähigen Alter, die auf den Balkonen der Honoratioren beisammenstehen, vor sich ihre Mitgift und hinter sich den Künftigen, die Lanze gereckt, unsichtbare Hände frönen den Freuden der Nacht. Vor den Wänden die Schatten der sonnengegerbten Alten in ihren schwarzen Bauernhemden, die sich trotz ihrer Jahre noch immer nicht geschlagen geben wollen. Plötzlich erstirbt der lärmende Trubel, ein Murmeln hat ihn erstickt.
So weit Rafael López Serrador auch zurückdenkt, in seiner Erinnerung findet er kein älteres Bild. Aus seiner Kindheit ist dies der ursprünglichste Eindruck: Dieser Augenblick, bevor bei der September-Fiesta der Feuerstier losgelassen wird. Dies und das Plätschern des fließenden Wassers über die Erde: Brunnen, Quellen, Bewässerungsgräben.
Der Feuerstier hat noch jedesmal fünf oder sechs Männer getötet; ein wildes und gewaltiges Tier, mit noch mächtigeren Hörnern als Favila, der '89 in Rubielos de Mora acht Mann tötete. Sein Besitzer, in den Augen der Kinder ein reicher und geheimnisumwitterter Mann, führt den Basilisken von Fiesta zu Fiesta. Irgendwann, wenn es vom Pech fast erblindet ist, setzen sie das Ungetüm einigen jungen Toreros vor, damit sie ihm den Garaus machen. Selbst das schaffen sie nur mit Mühe und Not, seine Hörner sind höllisch gefährlich, denn das Vieh hat es faustdick hinter den Ohren. Der Züchter trinkt seinen Kaffee im Kreis der Mauristen. In sicherer Entfernung sind die Buben immer um ihn herum: »Das ist er, das ist er.«
Die Jungstiere rennen durch die Straßen, angetrieben und aufgestachelt von den Burschen. Die Leute, Männer und Frauen, kommen heraus und gehen ihnen auf der Landstraße entgegen, sie suchen den Schrecken (oh wie schrecklich! ) und die Furcht (oh wie fürchterlich! ), wollen vor den Hieben der Hörner herlaufen und an Fenstergittern hochklettern, möglichst an einem vorab und mit Bedacht ausgesuchten Haus von Freunden, oder sich hinter Einfriedungen, auf Wällen und Steinmauern am Wegesrand in Sicherheit bringen. Die Männer haben Stöcke dabei und tragen ihre schwarze Tracht, die Sommerfrischler Hemden mit kurzen Ärmeln.
'It was only my whim,' he said; and, after a moment's hesitation: 'It was on account of a discovery I made some little time ago, whilst I was hunting up pedigrees for the new county history. I am Parson Tringham, the antiquary, of Stagfoot Lane. Don't you really know, Durbeyfield, that you are the lineal representative of the ancient and knightly family of the d'Urbervilles, who derive their descent from Sir Pagan d'Urberville, that renowned knight who came from Normandy with William the Conqueror, as appears by Battle Abbey Roll?'
'Never heard it before, sir?'
'Well it's true. Throw up your chin a moment, so that I may catch the profile of your face better. Yes, that's the d'Urberville nose and china little debased. Your ancestor was one of the twelve knights who assisted the Lord of Estremavilla in Normandy in his conquest of Glamorganshire. Branches of your family held manors over all this part of England; their names appear in the Pipe Rolls in the time of King Stephen. In the reign of King John one of them was rich enough to give a manor to the Knights Hospitallers; and in Edward the Second's time your forefather Brian was summoned to Westminster to attend the great Council there. You declined a little in Oliver Cromwell's time, but to no serious extent, and in Charles the Second's reign you were made Knights of the Royal Oak for your loyalty. Aye, there have been generations of Sir Johns among you, and if knighthood were hereditary, like a baronetcy, as it practically was in old times, when men were knighted from father to son, you would be Sir John now.'
'Ye don't say so!'
'In short,' concluded the parson, decisively smacking his leg with his switch, 'there's hardly such another family in England.'
Le prêtre - Où vous entraînent vos erreurs, où vous conduisent vos sophismes! Vous prêtez à la chose créée toute la puissance du créateur, et ces malheureux penchants vous ont égaré - vous ne voyez pas qu'ils ne sont que des effets de cette nature corrompue, à laquelle vous attribuez la toute-puissance.
Le moribond - Ami - il me paraît que ta dialectique est aussi fausse que ton esprit. Je voudrais que tu raisonnasses plus juste, ou que tu ne me laissasses mourir en paix. Qu'entends-tu par créateur, et qu'entends-tu par nature corrompue?
Le prêtre - Le créateur est le maître de l'univers, c'est lui qui a tout fait, tout créé, et qui conserve tout par un simple effet de sa toute-puissance.
Le moribond - Voilà un grand homme assurément. Eh bien, dis-moi pourquoi cet homme-là qui est si puissant a pourtant fait selon toi une nature si corrompue.
Le prêtre - Quel mérite eussent eu les hommes, si Dieu ne leur eût pas laissé leur libre arbitre, et quel mérite eussent-ils à en jouir s'il n'y eût sur la terre la possibilité de faire le bien et celle d'éviter le mal?
Le moribond - Ainsi ton dieu a voulu faire tout de travers pour tenter, ou pour éprouver sa créature; il ne la connaissait donc pas, il ne se doutait donc pas du résultat?
Le prêtre - Il la connaissait sans doute, mais encore un coup il voulait lui laisser le mérite du choix.
Le moribond - A quoi bon, dès qu'il savait le parti qu'elle prendrait et qu'il ne tenait qu'à lui, puisque tu le dis tout-puissant, qu'il ne tenait qu'à lui, dis-je, de lui faire prendre le bon.
Le prêtre - Qui peut comprendre les vues immenses et infinies de Dieu sur l'homme et qui peut comprendre tout ce que nous voyons?
Uit: The Pilgrim Kamanita (Vertaald door John E. Logie)
Such was the state of affairs in my home when, one morning, I sat in a large room which lay on the shady side of the house and which was set apart for the transaction of all business matters. For that reason it overlooked the courtyard, an arrangement which enabled me to keep under my own eye everything relating to the administration of my affairs.
Before me stood a trusted servant, who had for a number of years accompanied me on all my journeys and to whom I was giving exact instructions with regard to the taking of a caravan to a somewhat distant spot. Along with these directions I was, of course, describing to him the best mode of disposing of his wares when he got there, the produce he had to bring back with him, the business connections he was to form and other similar matters, for it was my intention to give him full charge of the expedition.
To be sure, my house was less home-like than ever, and one might suppose that I myself would have been glad to embrace every opportunity of roaming about in distant lands. But I was beginning to be somewhat self-indulgent and dainty, and I shunned very distant journeys-not only because of the fatigues to be faced on the way but, above all, on account of the sparing diet to be put up with when actually on the road. Yet even supposing the journey's end reached, with the possibility of making up for lost time and of having the best of everything, there were numerous disappointments to be reckoned with and I, at least, was never able to dine abroad as well as I did at home. As a result, I had begun to send out my caravans under trusty leaders while I remained behind in Ujjeni.
Jane moved quietly about the church, reading inscriptions on wall and floor, noticing, without realising its significance, the well-cleaned brass. She was just standing in front of the lectern, almost dazzled by the fine brilliance of the birds head, when she heard footsteps behind her and the sound of womens voices, talking in rather low, reverent tones, but nonetheless with the authority of those who have the right to talk in church. One voice seemed louder than the other indeed, when she had listened for a minute or two, Jane decided that the owner of the louder voice was somehow in a superior position to that of the softer one.
Harvest Thanksgiving, we call it, said the louder voice.
Harvest Festival has a rather different connotation, I feel.
There is almost a pagan sound about it.
Oh, yes. The softer voice sounded very demure. Festival is altogether more pagan I could almost see Mr Mortlake in a leopard skin with vine leaves in his hair.
Hush, Jessie, said the louder voice on a reproving note. We must not forget that we are in church. Ah, here are Mrs Crampton and Mrs Mayhew. Perhaps we had better start.
The speakers had now come into view and Jane saw a large woman who gave the impression of being dressed in purple hung about with gold chains, and a smaller younger one in brown with a vase of dead flowers in her hands.
They were greeting two middle-aged ladies in tweed suits carrying bunches of dahlias.
An English scene, thought Jane, and a precious thing.
When Cleo was twenty, their sex battle began. It was not a savage fight. She did not struggle against his superior strength. She found a weapon that would cut him down quickly and cleanly. She was ice. Neither her mouth nor her body moved to meet his. The open eyes were wide with mocking at the busyness below. There was no moment when everything in her was wrenched and she was one with the man who could submerge her in himself.
(...)
Here in the market was all the maleness of men. This was their world in which they moved without the command of women....Cleo...was jealous of all the free-striding life around her. She had nothing with which to match it but her wits. Her despotic nature found Mr. Judson a rival. He ruled a store and all the people in it. Her sphere was one troublesome child, who gave insufficient scope for her tremendous vitality.
Maintenant, Srdjan et Gavroche déambulaient dans Belgrade, n'ayant même pas pris le temps de changer de vêtements ni de faire leur toilette. Le Serbe montrait au petit Parisien les endroits où il avait joué avec son frère aîné Milos quand ils étaient enfants. Il racontait comment Milos et lui se bousculaient dans les escaliers, chatouillaient le cul des poules, apostrophaient les marchands turcs. Srdjan avait demandé à Gavroche, une fois qu'il serait à Belgrade, de ne plus rien voler.
« _De toute façon, dit-il, tu vis maintenant au milieu d'une famille serbe et tu disposeras de tout ce qui est aécessaire à un garçon de ton âge.
_ Moi, j'ai une morale : chaque homme doit gagner son pain.
_ Tu n'es pas un homme, mais un garçon, et à Paris ton pain tu ne le gagnais pas, tu le volais. »
Srdjan apprenait quelques mots serbes à Gavroche, que l'autre retenait facilement, car dans cette tête bien faite on n'avait jamais rien mis et il y avait donc beaucoup de place. Gavroche devint en quelques heures un fanatique de la cuisine des rues belgradoises, avalant force burek et cevapcici avec le même appétit qu'il avait, à Paris, pour les glaces et les gâteaux. Même l'oignon cru ne le rebuta pas et il eut bientôt l'haleine matinale du vrai Serbe. En revenant vers la maison, il ne put s'empêcher de dire à Srdjan qu'à côté de Paris, Belgrade était une ville minuscule et qu'il allait s'y amuser beaucoup moins, surtout si on ne lui permettait pas d'y voler les gens.
« Ce n'est plus le moment de t'amuser, dit Srdjan, mais de travailler. Milena et moi, nous tenons à ce que tu fasses des études.
- Aïe, aïe, aïe, mais pourquoi diable suis-je allé me fourrer dans cette rue de la Chanvrerie, moi !...
- Tu n'as pas envie de devenir le premier médecin serbe ?
Es sei in seinen jungen Jahren gewesen, als er (Thomas Mann..) mit seinem Bruder die Sommerwochen in Palestrina verbrachte, und dort habe er im steinernen Saal in der Nachmittagshitze urplötzlich, auf dem schwarzen Sofa sitzend, einen Fremdling erblickt, von dem er gewußt habe, daß er kein anderer als der Teufel gewesen sei.
Peter de Mendelssohn (1 juni 1908 10 augustus 1982)
Every head save Richard Morgan's lifted and turned toward the door, where a bulky figure stood brandishing a sheet of flimsy. For a moment a pin might have been heard dropping, then a confused babble of exclamations erupted at every table in the tavern except for Richard Morgan's. Richard had paid the stirring announcement scant heed: what did war with the thirteen American colonies matter, compared to the fate of the child he held on his lap? Cousin James-the-druggist had inoculated the little fellow against the smallpox four days ago, and now Richard Morgan waited, agonized, to see if the inoculation would take.
"Come in, Jem, read it to us," said Dick Morgan, Mine Host and Richard's father, from behind his counter.
Though the noonday sun shone outside and light did diffuse through the bullioned panes of Crown glass in the windows of the Cooper's Arms, the large room was dim. So Mr. James Thistlethwaite strolled over to the counter and the rays of an oil lamp, the butt of a horse pistol protruding from each greatcoat pocket. Spectacles perched upon the end of his nose, he started to read aloud, voice rising and falling in dramatic cadences.
Some of what he said did penetrate the fog of Richard Morgan's worry -- snatches, phrases only: "'in open and avowed rebellion...the utmost endeavors to suppress such rebellion, and bring the traitors to justice...'
Macedonio Fernández, Dennis Gaens, Jeroen Theunissen
De Argentijnse schrijver Macedonio Fernández werd geboren op 1 juni 1874 in Buenos Aires. Daar studeerde hij in 1897 af in de rechten en werd hij eerst advocaat. Hij trouwde en kreeg vier kinderen. Toen zijn vrouw in 1920 stierf gaf hij zijn baan als advocaat op en werden zijn kinderen verder door hun grootouders opgevoed. In 1928 verscheen No toda es vigilia la de los ojos abiertos. Zijn beroemde roman Museo de la Novela de la Eterna, waaraan hij kort daarna al begon te schrijven, verscheen pas na zijn dood. Fernández schreef behalve romans ook verhalen, essays, gedichten en teksten die niet goed te kwalificeren zijn.
Uit:From The Museum of Eternas Novel (Vertaald door Margaret Schwartz)
The genre of there-never-was, so frequently invoked, but without precedents, will make its debut here, since it has never existed itself, there never has been a there-never-was, yet there will be in the current year, and, as is only fair, in Buenos Aires, the first city of the world to present itself in this category, the only city that is equally good for the conclusion of a trip around the world as for the start of one, a city that serves this purpose for trips started wherever else, as various and continual world navigators have successively discovered, with any around the world tripswhether they start in Berlin or Rio de Janeirobeing consumed, without regard for its future plans, in Buenos Aires, where it lingers, whispering its disdain for the other legs of the trip, instead going off into the streets, tramways and public works of Buenos Aires, buying a little house, getting married, and producing offspring, all of which has the fullness and heroism of the fulminous completion of the whole trip.
With this genre, humanity will finally lay eyes upon the never-before-seen, a display of there-never-was; it wont be a bridge thats always dry, a conjugal frigidity, a religious war between peoples without religion, or other things that havent been seen. The never-before-seen will really be seen; this isnt fantasy, its something else: the first example in this genre will be a novel. Im just about to publish it, as the manuscript critics have already mentioned, admiringly, its a novel that has never been written before. And it hasnt been written yet, but theres only a little ways to go.
Such a collection of events is contained in the novel that theres practically nothing left over to happen in the streets, houses, and plazas; the papers, confronted with this lack of current events, will have to content themselves with citing the novel: the following exchange took place in the middle of the afternoon yesterday in the novel of Eterna; this morning the Sweetheart is smiling; the President of the Novel, responding in person to the rumors circulating among his numerous readers, told us that today he will positively launch his plan for the hystericization of Buenos Aires and the conquest, in the name of aesthetic salvation, of our population by humor.
Macedonio Fernández (1 juni 1874 10 februari 1952)
Onafhankelijk van geboortedata:
De Nederlandse dichter Dennis Gaens werd geboren in Susteren in 1982. Hij woont en werkt in Nijmegen en is lid van de literaire broederschap De Mugwumps, dat in 2006 debuteerde met de bundel Gootlanding. Daarnaast is hij werkzaam in de redactie van literair tijdschrift Op Ruwe Planken en tot voor kort als columnist voor Club Propaganda. Sinds kort werkt hij ook bij de Wintertuin, een literair productiehuis. In 2005 won hij de Nijmeegse voorronde van de door Passionate georganiseerde schrijfwedstrijd 'Write Now!' Hij trad op bij: Bunkerfestival, Wintertuin, Cafestival, Write Now, Onbederf'lijk vers, Lava Live, ViRi en Lowlands en de theatershows van de Mugwumps.
veertig graden
als we de kou hierbinnen de ruimte geven en onze koorts buiten op straat laten spelen
ons zweet tussen de groeven van klinkers en door blaren in het asfalt omhoog laten komen de straat overstromen
lantaarnpalen laten smelten dwars over de weg alleen de stoep begaanbaar houden
met onze ruggengraat door drempels breken het bestemmingsplan laten getuigen van de onrust in onze botten
als we onze koorts in straten laten razen zijn we 38, 39, 40 dichterbij de zon
Dennis Gaens (Susteren, 1982)
De Vlaamse dichter en schrijver Jeroen Theunissen werd geboren in Gent in 1977. Hij studeerde Germaanse taal - en letterkunde. Naast leerkracht Nederlands en Engels is hij dichter en prozaschrijver, recenseert hij voor "De Tijd" en publiceert hij essays. Hij was ook writer-in-residence van het tijdschrift Yang, een voorrecht dat eerder onder andere Louis Paul Boon en Pol Hoste ten deel viel. Jeroen Theunissen publiceerde reeds gedichten in de tijdschriften "Deus ex machina" en "Dietsche Warande & Belfort". In 2004 verscheen zijn debuutroman De onzichtbare. Een jaar later debuteerde hij als dichter met zijn bundel Thuisverlangen. In 2006 verscheen Het einde.
Vergelijking met de dood
Met de dood is het als met een toerist die het mooiste meest authentieke plekje niet vond en aan de rotonde rondjes bleef draaien omdat hij de plaatselijke taal niet verstond en
hoewel hij de weg in gebroken Engels kon vragen aan een beleefde local die het nut voor commercie wel inzag bleef de dood op een afstand rondjes draaiend binnensmonds vloeken om zijn eigen inertie.
I ate with you and slept with you, your body has become
not yours only nor left my body mine only,
You give me the pleasure of your eyes,
face, flesh as we pass,
You take of my beard, breast, hands,
in return,
I am not to speak to you, I am to think of you
when I sit alone or wake at night, alone
I am to wait, I do not doubt I am to meet you again
I am to see to it that I do not lose you.
Calamus Poems
8
Long I thought that knowledge alone would suffice me -- O if I could but obtain knowledge!
Then my lands engrossed me -- Lands of the prairies, Ohio's land, the southern savannas, engrossed me -- For them I would live -- I would be their orator;
Then I met the examples of the old and new heroes -- I heard of warriors, sailors, and all dauntless persons -- And it seemed to me that I too had it in me to be as dauntless as any -- and would be so;
And then, to enclose all, it came to me to strike up the songs of the New World -- And then I believed my life must be spent singing;
But now take notice, land of the prairies, land of the south savannas, Ohio's land,
Take notice, you Kanuck woods -- and you Lake Huron -- and all that with you roll toward Niagra -- and you Niagra also,
And you, California mountains -- That you each and all find somebody else to be your singer of songs,
For I can be your singer of songs no longer -- One who loves me is jealous of me, and withdraws me from all but love,
With the rest I dispense -- I sever from what I thought would suffice me, for it does not -- it is now empty and tasteless to me,
I heed knowledge, and the grandeur of The States, and the example of heroes, no more,
I am indifferent to my own songs -- I will go with him I love,
It is to be enough for us that we are together -- We never separate again.
9
Hours continuing long, sore and heavy-hearted,
Hours of the duck, when I withdrew to a lonesome and unfrequented spot, seating myself, leaning my face in my hands;
Hours sleepless, deep in the night, when I go forth, speeding swiftly the country roads, or through the city streets, or pacing miles and miles, stifiling plaintive cries;
Hours discouraged, distracted -- for the one I cannot content myself without, soon I saw him content himself without me;
Hours when I am forgotten, (O weeks and months are passing, but I believe I am never to forget!)
Sullen and suffering hours! (I am ashamed -- but it is useless -- I am what I am;)
Hours of my torment -- I wonder if other men ever have the like, out of the like feelings?
Is there even one other like me -- distracted -- his friend, his lover, lost to him?
Is he too as I am now? Does he still rise in the morning, dejected, thinking who is lost to him? and at night, awaking, think who is lost?
Does he too harbor his friendship silent and endless? harbor his anguish and passion?
Does some stray reminder, or the casual mention of a name, bring the fit back upon him, taciturn and deprest?
Does he see himself reflected in me? In these hours, does he see the face of his hours reflected?
Als sich dann Jahre später herausstellte, dass unser Freund Hans Jürgen Spülberger, genannt "Spüli", tatsächlich lieber auf der anderen Seite des Hügels graste, sah Mücke sich nachträglich bestätigt: "Wundert mich nicht! Wenn der am Ball war, hat der Ball geweint!" Irgendwann wechselten wir auf die Wiese vor der Schule am Springerplatz. Die Mannschaften wurden zusammengestellt, indem die beiden Jungs mit der größten Klappe ¿ also ich und ein anderer ¿ immer einen Fuß vor den anderen setzend aufeinander zugingen, wobei die Hacke die Spitze berühren musste. Der, dessen Fuß am Ende gerade noch in die Lücke passte, durfte den ersten Spieler auswählen. Das hieß "Pisspott", und zwar, weil der eine bei jedem Schritt "Piss" sagte und der andere "Pott" antwortete. Bei der Aufstellung bevorzugt wurden technisch versierte "Fummler", die zwar oft sehr eigensinnig, also wenig mannschaftsdienlich spielten, dafür aber Erfolg versprachen. Und da wir deutsche Jungs beim Fußball waren, stand Erfolg bei uns immer höher im Kurs als so etwas Mädchenhaftes wie "Spaß". Am Ende blieben immer ein oder zwei Jungs übrig, mit denen schon auf dem Schulhof keiner spielen wollte. Solche Typen, die auch noch den obersten Hemdknopf zumachten und selbst im Sommer Pullunder trugen. Dummerweise gehörte meistens einem von denen der Ball.
Gefährlich wird es dann, wenn die Menschen in diesen Momenten dem Teufel die Türe öffnen. Es kann geschehen, dass die gewohnten Reize keine Wirkung mehr haben. Es ist ein ritualisiertes Spiel der Geschlechter, dass der Sex eine Form der spielerischen Gewaltanwendung ist. Das ist auch in Ordnung so, wenn es keinen Schaden anrichtet. Sowohl am Körper als auch an der Seele. Der Teufel bietet uns in dem Moment einen zweiten Weg an. Er zeigt uns die Abgründe der schwarzen Lust. Er lässt uns vor Erregung vibrieren, wenn aus dem Spiel des erotischen Kampfes ein Zustand des tatsächlichen Verwundens wird. Die Abartigkeit, den anderen Körper zu beschädigen, ist Teufelswerk. Darüber hinaus verlangt er auch noch in diesen Perversionen eine Steigerung, weil ein einfacher Schmerz bald nicht mehr genügt. Die Schmerzen müssen vielfältiger, erfindungsreicher und grausamer werden. Sonst erstirbt diese Variante der sexuellen Lust. Darüber hinaus bekommt eine zweite Dimension gefährliche Macht. Die Dimension der seelischen Demütigung bis hin zur seelischen Zerstörung. Das ist die wahre Absicht des Teufels. Das ist das Böse an der Abartigkeit von Sexualität. Den Menschen zu verwunden, abhängig zu machen und letzten Endes zu zerstören ist eine Möglichkeit der Sexualität. Diese Möglichkeit ist teuflisch.
Gabriel Barylli (Wenen, 31 mei 1957)
De Duitse dichter en schrijver Gerd Hergen Lübbenwerd geboren op 31 mei 1937 in Sillenstede. Hij studeerde in Göttingen en Bonn filosofie, literatuur-en muziekwetenschap, dramaturgie, vergelijkende godsdienstwetenschap en antropologie. Gewerkt heeft hij o.a. als journalist en regisseur en in het onderwijs. In Bonn richtte hij in 1961 de "bühne für sinnliche wahrnehmung - KONZIL" op. Hij organiseerde en nam zelf deel aan verschillende literaire congressen, zoals b.v. KULTUR '90" in Essen.
VOM ROLANDSYSTEM(Fragment)
1
wo sind sie gefallen
und unter welchen
umständen fielen sie
wurden sie begraben
wir erreichen die
brain desert galaxy
sohle der schlucht asche
produktionsreif
industrie roland das
euromissile lenk
waffensystem sei
zu steuern optisch wie
durch radar wasserstoff
atom neutronen
im sprengkopf dröhnt der ruf
wider wieder wie der
hilferuf davon
singen lieder chansons
Gerd Hergen Lübben (Sillenstede, 31 mei 1937)
De Franse schrijver Serge Brussolo werd geboren op 31 mei 1951 in Parijs. Na een moeilijke heigd studeerde hij psychologie. Ook begon hij al vroeg met schrijven. Uitgevers wezen hem vaak af, maar hij hield vol omdat hij zich een lev zonder schrijven niet voor kon stellen. Hij vond zijn weg via tijdschriften. In 1972 verscheen zijn eerste boek L'Evadé. Hij begon met science fiction, maar ruilde het genre later in voor thrillers en historische romans.
Uit: Crache béton
Sarah regardait s'approcher la serveuse déguisée en soubrette de comédie : robe noire, tablier blanc, coiffe amidonnée. C'était une fille jeune, probablement une débutante et qu'intimidaient encore un peu les clientes de ce quartier réputé «chic». Elle posa la théière sur la table et dit doucement : «lapsang-souchong...» quêtant une approbation de la part de Sarah. La jeune femme sourit. Elle aimait le rituel pompeux et niais des salons de thé, leurs chuchotis de confessionnal. Ces faux secrets qu'on échange entre deux bouchées de tarte à la myrtille, les roucoulements des dames aux cheveux teints. Il y avait dans tout cela une banalité qui la rassurait. C'était un monde doux et calme où ne se produisait jamais le moindre coup d'éclat, une enclave de paix sur le trajet du boulevard. »
Konstantin Paustovski, Saint-John Perse, Georg Herwegh, Ludwig Tieck
De Russische schrijver Konstantin Paustovskiwerd geboren op 31 mei 1892 in Moskou. Paustovski's bekendste werk (1945-1963) is een autobiografie in zes delen: Verre Jaren, Onrustige Jeugd, Begin van een onbekend tijdperk, De tijd van grote verwachtingen, De sprong naar het Zuiden, Boek der omzwervingen en De gouden roos. Daarnaast schreef hij onder meer de verhalenbundel Afscheid van de zomer, de roman De Romantici en enkele sprookjes en toneelstukken. In 1965 werd Paustovski genomineerd voor de Nobelprijs voor de Literatuur. Paustovski zette zich in voor de publicatie van het werk van onderdrukte schrijvers tijdens Stalins regime en was één van de 125 vooraanstaande figuren die een brief stuurde naar het drieëntwintigste Partijcongres tegen de her-Stalinisering'
Uit: Verre Jaren (Vertaald door Wim Hartog)
's Winters nam men mij mee naar het theater. (...) Ik begon te houden van het Solovtsov-theater met zijn blauwfluwelen wandbekleding en kleine loges. Na afloop van het stuk was ik de zaal niet uit te branden voordat alle lichten gedoofd waren. En zelfs de duisternis in de grote zaal met zijn waas van parfum, vermengd met de geur van sinaasappelschillen, deed zo verlokkend aan dat ik ervan droomde mij onder een fauteuil te verstoppen en de hele nacht in het lege theater te blijven. Als kind was ik niet in staat de toneelwereld los te zien van de werkelijkheid en na iedere voorstelling was ik zo onder de indruk dat ik er soms ziek van was. Door het toneel werd mijn leeshonger nog groter. Ik hoefde bijvoorbeeld maar Madame sans Gêne' te zien of ik begon al mijn boeken over Napoleon nog eens te verslinden. De personages en tijdperken die ik op het toneel had gezien, kwamen als bij toverslag tot leven en werden buitengewoon interessant en aantrekkelijk voor mij. Ik hield niet alleen van de voorstelling zelf maar ook van de wandelgangen in het theater met de spiegels in hun matgouden lijsten, van de donkere garderobes waar het naar bontjassen rook, van de parelmoeren toneelkijkers, van het getrappel van de ongeduldig wordende paarden voor de theateringang.
Konstantin Paustovski (31 mei 1892 14 juli 1968)
Elizabeth Alexander, Countee Cullen, Pita Amor, Emmanuel Hiel, Eddy Bruma
De Amerikaanse dichteres en schrijfster Elizabeth Alexander werd geboren op 30 mei 1962 in New York. In januari van dit jaar had zij de eer een gedicht te mogen voorlezen bij de inauguratie van de nieuwe VS-president Barack Obama.Zie ook mijn blog van 30 mei 2008
De Mexicaanse dichteres Pita Amor (pseudoniem van Guadalupe Teresa Amor Schmidtlein) werd geboren op 30 mei 1918 in Mexico-Stad. Zie ook mijn blog van 30 mei 2007.
Haar lied is lang verzwonden; Mijn hart is ongerust, Maar van zijn leed bewust Gevoelt het bittre wonden Haar lied is lang verzwonden, Mijn hart is ongerust.
Het gloeit nog, als de vlamme, Voor haar, die mij verliet; O, kon haar spottend lied Mijn hijgend hart verlammen Maar t gloeit nog als de vlamme, Voor haar, die mij verliet.
Wat blijft er mij nu over, De wanhoop of t plezier? Plezier door schuimend bier! Of smart door mingetover!... Wat blijft er mij nu over, De wanhoop of t plezier?
Well, you see, the song that you've heard here is ningi ningi ba busara. It's not only nowadays that women run off from their husbands. Long ago there was an overseer called Basja Pataka. The now dilapidated plantation is somewhere in the lower Commewijne. Now, there was a police outpost at Kunofru.10 Well, there you had the most fear-inspiring place, where slaves were sent to be broken in. If you were an evil slave, then they sent you to Kunofru to be tamed. They put a bridle in your mouth so that you could pull the pontoon filled with cane. The overseer at that place was called Basja Pataka. Well, Basja Pataka! Ho! Pataka! That is something! When he is alive and you joke with him, then he bites you in a terrible manner. When he is dead, he still bites you. For if you have a dried pataka and your hand should accidentally come near the teeth, then he's at you at once. Even if you eat him up, still he bites you. Therefore a pataka is a terrible thing, and that man was a terrible negro. Therefore he assumed the name Pataka, and when he became overseer, all the people called him Basja Pataka.
In den fraaien, wel onderhouden tuin, met sierlijke schulppaden doorsneden, groeide een groote verscheidenheid vanschoone en welriekende planten, van Cayenne en elders aangevoerd. Nu echter geven slechts de ruïnen getuigenis van de vroegere grootheid en pracht.
Aan den grooten Combè-weg, waarheen een door dicht overhangend geboomte tamelijk donkere weg langs den gouverneurstuin leidde, stonden eenige huizen, hier en daar verspreid, waarin de majoor-commandant, officieren of voorname particulieren woonden.
In de straat achter de smederij, waarvan wij hierboven gewaagden, lag halverwege tusschen wild opgroeiende manjaboomen en struikgewassen een onoogelijk huisje als verloren. Hier woonde een lange, magere neger met een korten baard, een gebogen neus en een gunstig, regelmatig uiterlijk.
Algemeen beweerde men, dat hij een Arabier was, ofschoon het bijna zeker is dat hij tot de Tiamba-negers moest behooren, die ver uit het binnenland van Afrika als slaven naar Suriname overgebracht waren. Om zijn eerbiedwaardig uiterlijk werd hij algemeen in de wandeling Ta (vader) Tiamba genoemd. Hij was in het bezit van ezel en kar en kocht van zijn, door vlijt en zuinigheid bespaarde penningen, bij voorkeur de Tiamba-slaven, voor wie hij veel liefde en medelijden scheen te hebben, om hun vervolgens de vrijheid te schenken. Doch Ta Tiamba was niet alleen karreman; - hij gold ook als priester bij zijn landgenooten, onder wie hij een kleine gemeente gevormd had.
Henri François Rikken (30 mei 1863 - 17 mei 1908)
De Duitse dichter en schrijver Georg Schaumberg werd geboren op 30 mei 1855 in Ansbach. Hij werkte een tijd als redacteur bij de Neuruppiner Zeitung. Vanaf 1889 leefde hij in München waar hij de leiding had over de Illustrierte Münchener Stadtzeitung. Samen met Michael Georg Conrad, Otto Julius Bierbaum en Oskar Panizza was hij medeoprichter van de Gesellschaft für modernes Leben. Behalve gedichten schreef hij ook voor het theater.
Der Dichter spricht
Nun kommt, ich will euch führen
Ein Zeichen von meiner Hand:
Es öffnen sich die Türen
Zu dem verborgenen Land
Wo unter dunklen Bäumen
Gar seltsame Blümen blüh´n,
Der Sehnsucht blassen Träumen
Gleich, die schlanken Schwäne zieh´n.
Dort Strahlen lichte Sonnen
An Himmeln, die ewig klar,
An kühlen Marmorbronnen
Harrt dort der Seligen Schar
Viel schöne, weiße Frauen
Mit Rosen umkränzt das Haupt,
Und Wunder sollt ihr schauen
Die ihr Wunder nie geglaubt.
Georg Schaumberg (30 mei 1855 2 maart 1931)
Ansbach (Geen portret beschikbaar)
De Duitse dichter en schrijver Robert Eduard Prutz werd geboren op 30 mei 1816 in Stettin. Van 1834 tot 1838 studeerde hij filologie in Berlijn, Breslau en Halle. Met Adelbert von Chamisso werkte hij samen aan de Musenalmanach en bij de Rheinischen Zeitung. Wegens zijn radikale politieke opvattingen trok hij in 1841 van Halle naar Jena. Wegens kritiek op de censuur moest hij ook die stad verlaten. In 1845 kreeg hij vanwege zijn stuk Die politische Wochenstube een aanklacht wegens majesteitsschennis. Van 1849 tot 1859 was hij bijzonder hoogleraar literatuur in Halle. Prutz was een van de markantste figuren van de Vormärz.
Noch ist die Freiheit nicht verloren
Noch ist die Freiheit nicht verloren,
Noch sind wir nicht, nicht ganz besiegt:
In jedem Lied wird sie geboren,
das aus der Brust der Lerche fliegt;
sie rauscht uns zu im jungen Laube,
im Strom, der sich durch Felsen drängt,
sie glüht im Purpursaft der Traube,
der brausend seine Bande sprengt.
Der sei kein rechter Mann geachtet,
dem lohne nie der Jungfrau Kuß,
der nicht aus tiefster Seele trachtet
wie er der Freiheit dienen muß.
Das Eisen wächst im Schoß der Erden,
es ruht das Feuer in dem Stein
Und wir allein solln Knechte werden?
Ja, Knechte bleiben, wir allein?
Laßt euch die Kette nicht bekümmern,
die noch an eurem Arme klirrt:
Zwing-Uri liegt in Schutt und Trümmern,
sobald ein Tell geboren wird!
Die blanke Kette ist für Toren,
für freie Männer ist das Schwert:
Noch ist die Freiheit nicht verloren,
solang ein Herz sie noch begehrt.
Robert Prutz (30 mei 1816 21 juni 1872)
Onafhankelijk van geboortedata:
De Vlaamse dichter Kris Pint werd geboren in Halle in 1981. Zijn gedichten werden sinds 1995 vaak bekroond in de gerenommeerde Soetendaellewedstrijd en de Hoofdstedelijke Poëziewedstrijd. Met Finaal Credo won hij in 1997 de kortverhalenwedstrijd voor jongeren van het tijdschrift Zulma. Sinds 1998 is hij redacteur bij de Jeugdpoëziekrant. Gedichten van hem werden gepubliceerd in de bloemlezing Kruimels op de vloer. Met zijn debuutbundel Ozymandias. XXIII gedichten van voorbijgaande aard won hij de KBC Jongerenpoëziewedstrijd De Tijd in Vers (1999).
Doornroosje
Rondom mij woekerden de rozen toen hij kwam sloegen ze als donkere sprookjes in mijn gevouwen handen dicht
ik was gelukkig maar zonder schaamte bracht hij het lichaam waarin ik droomde als een diefstal aan het licht
zijn schanddaad werd ontdekt en hij moest vluchten: buiten blafte een hond
ik deed of ik sliep nog even streelden zijn lippen mijn mond
Kris Pint (Halle, 1981)
De Vlaamse dichter, schrijver en wetenschapper en schrijver David Van Reybrouckwerd geboren in Brugge in 1971. Hij studeerde archeologie en filosofie in Leuven, behaalde een Master in World Archaeology in Cambridge en promoveerde in 2000 aan de universiteit van Leiden.Van Reybrouck is freelance-medewerker van de krant De Morgen waar hij essays, reportages en recensies schrijft voor het zaterdagsupplement Zeno en de wekelijkse bijlage Boeken. Hij schrijft ook gedichten: in het eerste nummer van Het liegend konijn, het poëzietijdschrift van Jozef Deleu, verschenen er reeds enkele. In oktober 2001 verscheen De Plaag, Het stille knagen van schrijvers, termieten en Zuid-Afrika, een mengeling van biografie, autobiografie en reportage. De Plaag werd genomineerd voor de Gouden Uil Literatuurprijs 2002 en bekroond met de Debuutprijs 2002. 2004 gaat de toneelbewerking die Van Reybrouck met Josse De Pauw maakte, Die Siel van die Mier, in première.Eind 2006 was Van Reybrouck writer in residence aan de Universiteit van Amsterdam. Kort erna, in 2007, verscheen zijn eerste roman, Slagschaduw.
There is no one at the reception desk to welcome him. This suits him perfectly. One can only assess the standard of care-giving in an old-age home if they arent alerted to your coming. Even more important is that he wants to surprise her. He has something to tell her, something he has spent a lifetime looking for and which he must share with her. It is now almost two years since his last visit. One doesnt feel good about these long intervals, but what else can one do? Princeton is not exactly round the corner from Cape Town. And, anyway, his sister Jolene is living right here in the city, close by, in Claremont, and since her husbands death she hasnt had much to occupy her. In any case, it isnt as if Mum is really aware of what is going on around her. For at least three years now, since the last stroke, she has just been lying here. Waiting. For ‐ well. Still has some lucid moments, says Jolene, but fewer and further between. Hardly ever recognises anybody.
He goes through the reception area to the corridor, where he quickly makes sure that nobody is approaching from either end. Then, following Jolenes instructions, he turns right. The last time he visited her was with his family, just before they left the country. Her room was to the left then, three doors down. But the home likes to shift them around. A change of scenery? Hardly. His own feeling is that the old people ‐ Mum, undoubtedly ‐ find these shifts deeply distressing. Every time it becomes a radical displacement. As bad as those moves in his youth, from one town to the next, as the bank authorities in their wisdom transferred them across the map of the country. Every time a new school, new friends, new teachers, new everything.
Between the silver ribbon of morning and the green glittering ribbon of sea, the boat touched Harwich and let loose a swarm of folk like flies, among whom the man we must follow was by no means conspicuousnor wished to be. There was nothing notable about him, except a slight contrast between the holiday gaiety of his clothes and the official gravity of his face. His clothes included a slight, pale grey jacket, a white waistcoat, and a silver straw hat with a grey-blue ribbon. His lean face was dark by contrast, and ended in a curt black beard that looked Spanish and suggested an Elizabethan ruff. He was smoking a cigarette with the seriousness of an idler. There was nothing about him to indicate the fact that the grey jacket covered a loaded revolver, that the white waistcoat covered a police card, or that the straw hat covered one of the most powerful intellects in Europe. For this was Valentin himself, the head of the Paris police and the most famous investigator of the world; and he was coming from Brussels to London to make the greatest arrest of the century. Flambeau was in England. The police of three countries had tracked the great criminal at last from Ghent to Brussels, from Brussels to the Hook of Holland; and it was conjectured that he would take some advantage of the unfamiliarity and confusion of the Eucharistic Congress, then taking place in London. Probably he would travel as some minor clerk or secretary connected with it; but, of course, Valentin could not be certain; nobody could be certain about Flambeau.
It is many years now since this colossus of crime suddenly ceased, keeping the world in a turmoil; and when he ceased, as they said after the death of Roland, there was a great quiet upon the earth. But in his best days (I mean, of course, his worst) Flambeau was a figure as statuesque and international as the Kaiser. Almost every morning the daily paper announced that he had escaped the consequences of one extraordinary crime by committing another. He was a Gascon of gigantic stature and bodily daring; and the wildest tales were told of his outbursts of athletic humour; how he turned the juge dinstruction upside down and stood him on his head, to clear his mind; how he ran down the Rue de Rivoli with a policeman under each arm.
He who carried my golden autumn, Swept away my blood with the leaf fall, He who shall see my spring when it returns To him with the turning of the year.
My brother, the river, who is forever lost, New each day and different and one, My brother the stream between his two shores Who flows as I do between spring and fall.
For I am the bud and I am the fruit, I am my future and I am my past, I am the solitary tree trunk, And you you are my time and my song.
THE GIRL SINGS TO THE RIVER
To where will the stream carry my small face? Why is he tearing my eyes? My home is far away in a pine grove, Sad is the swishing of my pines.
The river seduced me with a joyous song Caroled and called me by my name, I went to him, following the sound, I abandoned my mother's house.
I am her only child, tender in years And a cruel river is before me To where is he carrying my small face? Why is he tearing my eyes?
w o h i n sich die wortlosen wenden weiß auch die nacht nicht die sie verliert
denn diese nacht reicht für ihr dunkel nicht aus auch ist kein morgen welcher sie ruft
fliehend erhellt von der gegenwart schein stürzen sie durch die zeit
Till Mairhofer (Steyr, 29 mei 1958)
De Oostenrijkse schrijver en theatercriticus Hans Weigelwerd geboren op 29 mei 1908 in Wenen. De jaren tussen 1938 en 1945 bracht hij door in ballingschap in Zwitserland. Samen met Friedrich Torberg was hij jarenlang verantwoordelijk voor een boycot van Bertold Brecht in de Oostenrijkse theaters omdat hij diens communistische wereldbeschouwing afwees. Tussen 1951 en 1954 gaf hij een serie bloemlezingen uit, waarin hij jonge schrijvers als Ingeborg Bachmann en Gerhard Fritsch introduceerde.
Uit: Niemandsland
Österreich nimmt den Untergang Österreichs nicht zur Kenntnis. Man hört hier auch schon das verhängnisvolle Wort vom "kleineren Übel", das in Deutschland geprägt worden ist, so lange, bis die Betonung von dem "kleiner" unerheblich immer mehr auf "Übel" gewechselt hatte, so lange, bis das Übel unversehens immer grösser und schliesslich das ganz grosse geworden war. Peter versucht vergeblich darzutun, dass man jedes Übel bekämpfen müsse, ob es nun kleiner oder grösser sei.
Peter kann solche Gespräche nicht mehr hören. Es ist gespenstisch, höllisch, dass man hier das selbe erleben muss wie draussen, einen Staat auf dem selben Weg in den Untergang sehen und ein Volk die selben selbstbetrügerischen Phrasen dazu sagen hören muss, ohne dass man helfen kann, ja ohne dass der dokumentarische Hinweis dieser Gleichartigkeit auch nur zur Kenntnis genommen wird.
Peter fühlt sich erschöpft und völlig leer. Alles, was er, seit er denken kann, erlebt hat, alle Enttäuschung, alle Fragwürdigkeit seiner Existenz und der letzten Tage zumal, alles steigt auf, wächst unerträglich in ihm an und höhlt ihn aus. Kein Erlebnis kann ihn aus dieser Hoffnungslosigkeit reissen, was immer geschieht, wird sie nur bestätigen, falls es unerfreulich, wird sie doppelt grausam machen, wenn es erfreulich ist.
T. H. White, Bernard Clavel, Anne d'Orléans de Montpensier, Reinout Verbeke
De Engelse schrijver Terence Hanbury (Tim) White werd geboren op 29 mei 1906 in Bombay (Mombai). Hij studeerde in Cheltenham en Cambridge. Hij is bekend geworden met zijn verhalenepos rond Koning Arthur, The Once and Future King, voor het eerst gepubliceerd in 1958. Het is in het Nederlands vertaald door Max Schuchart onder de titel "Arthur, Koning voor eens en altijd". Een ander boek van White is "The Goshawk" (1951), een roman over het temmen en trainen van een havik voor de valkenjacht, gebaseerd op echte gebeurtenissen.
Uit: The Once and Future King
When God had manufactured all the eggs out of which the fishes and the serpents and the birds and the mammals and even the duck-billed platypus would eventually emerge, He called the embryos before him, and saw that they were good.
Perhaps I ought to explain,' added the badger, lowering his papers nervously and looking at Wart over the top of them, 'that all embryos look very much the same. They are what you are before you are born - and, whether you are going to be a tadpole or a peacock or a cameleopard or a man, when you are an embryo you just look like a peculiarly repulsive and helpless human being. I continue as follows:
The embryos stood in front of God, with their feeble hands clasped politely over their stomachs and their heavy heads hanging down respectfully, and God addressed them.
T. H. White (29 mei 1906 17 januari 1964)
De Franse schrijver Bernard Charles Henri Clavelwerd geboren op 29 mei 1923 in Lons-le-Saunier. Clavel is een autodidact die diverse baantjes had totdat hij in de jaren vijftig als journalist begon te werken. Na de oorlog werkte hij voor een verzekering en pas in 1964 kon hij zich geheel wijden aan het schrijven. Zijn eerste roman L'Ouvrier de la nuit verscheen in 1956.
Uit:Les roses de Verdun
« Ce soir-là, j'ai senti qu'il serait plus convenable de ma part de laisser mes patrons en famille. Vers sept heures, j'ai demandé si je pouvais disposer.
- Mais il faut que vous mangiez, Laubier, a tonné Monsieur. Vous n'allez pas me laisser tomber. C'est indigne d'un poilu!
- Je n'ai pas faim, Monsieur, et j'aimerais aller au cinéma. J'ai vu qu'on donne Les gueux au paradis. J'aime bien Fernandel et Raimu.
Monsieur m'a lancé:
- C'est parfait, mon petit. Mais n'allez pas courir la gueuse. Ça ne mène pas au paradis et je veux vous avoir en forme demain matin.
Je crois qu'ils ont compris que je me retirais par discrétion et apprécié mon attitude.
Il ne pleuvait plus. Il faisait beaucoup plus froid. Une bise aigre prenait la rue en enfilade. Le cinéma n'était pas loin, mais j'étais très en avance. Je suis entré dans un café où j'ai bu un canon de rouge en mangeant une curieuse petite tarte salée achetée dans la charcuterie voisine. Il n'y avait pas grand monde dans ce bistro. Seulement des habitués. Ils parlaient au patron, gros homme rouge qui boitait bas. Quatre vieux jouaient aux cartes en se chamaillant. Quand le patron m'a servi, il a regardé ma boutonnière.
- Alors, on vient revoir les anciens?
Il m'a demandé dans quel régiment j'avais servi, j'ai répondu, et deux hommes sont entrés, qu'il a rejoints. J'étais soulagé qu'il me laisse tranquille. Il ne pouvait pas mieux dire quand il parlait de revoir les anciens. Depuis que j'avais quitté l'hôtel, ils étaient tous après moi, mes copains. Surtout les morts. C'était curieux, car ils ne faisaient pratiquement rien. Ils se contentaient d'être des visages sous des képis ou des casques. Et sous pas mal de boue brune aussi. »
Le commencement du malheur de ma maison arriva peu après ma naissance (29 mai 1627), puisqu'elle fut suivie de la mort de ma mère 1 : ce qui a bien diminué de la bonne fortune que le rang que je tiens me devoit faire attendre. Les grands biens que ma mère a laissés à sa mort, et dont je suis seule héritière, pouvoient bien, dans l'opinion de la plupart du monde, me consoler de l'avoir perdue. Pour moi, qui conçois aujourd'hui de quel avantage m'auroient été ses soins dans mon éducation, et son crédit, joint à sa tendresse, dans mon établissement, je ne saurois assez regretter sa perte.
Bientôt après qu'elle fut morte, on fit ma maison, et l'on me donna un équipage bien plus grand que n'en a jamais eu aucune fille de France, même pas une de mes tantes, les reines d'Espagne2 et d'Angleterre3 et la duchesse de Savoie4, avant que d'être mariées. La reine, ma grand'mère5, me donna pour gouvernant madame la marquise de Saint-Georges6, de qui le mari étoit de la maison de Clermont d'Amboise ; elle étoit fille de madame la marquise de Montglat, qui avoit été gouvernant du feu roi, de Monsieur, de feu mon oncle7 le duc d'Orléans, et de toutes mes tantes ; et c'étoit une personne de beaucoup de vertu, d'esprit et de mérite, qui connoissoit parfaitement bien la cour. »
Anne d'Orléans de Montpensier (29 mei 1627 5 april 1693)
Onafhankelijk van geboortedata:
De Vlaamse dichter Reinout Verbekewerd geboren in 1981. Hijwon al heel jong de Anton Van Wilderodeprijs en daarna nog diverse prijzen. Gedichten van hem werden opgenomen in tijdschriften alsDietsche Warande en Belfort, Gierik, De Brakke Hond, KFV-Mededelingen, Ambrozijnen in de bloemlezing " Op het oog. 21 dichters voor de 21e eeuw ".Hij is de organisator van het poëziefestival Literaire Living en treedt sinds 2007 onder de naam Reinout met Nevenwerking op met muziek en poëzie.Professioneel werkt hij bij het maandblad EOS, waarvan hij enkele jaren eindredacteur is geweest en nu ' Nieuwscoördinator on line'
En wie gaat er nu mijn doodsprentje schrijven? Zoudt gij dat niet doen? Nee? En waarom niet? Gij hebt toch altijd de pen nogal kunnen vasthouden, gij! Gij kunt dat dan toch best zou ik denken? Waarom zoudt gij dat dan niet doen? Ik zou liefst hebben dat gij dat doet. Voor uw eigen moeder kunt ge toch wel eens iets op papier zetten zeker? En daarbij: zo lang moet dat niet zijn. Een paar regels is genoeg. Maar wat is t nu met u? Aan wie moet ik het dan vragen? Is dat nu zoveel gevraagd om eens iets op papier te zetten voor mijn doodsprentje? Nu valt ge me maar tegen hoor! Amai! Dat dat niet gaat, zegt ge. Waarom zou dat niet gaan? Gaat er dan zo eens op uw gemak bij zitten thuis aan tafel, dan zal dat toch wel gaan zeker! Zo moeilijk kan dat toch niet zijn! Een paar regels is genoeg. Nu ja, we zullen dan wel zien. En ge hebt nog wel wat tijd om na te denken. En zoniet moet iemand anders het maar doen. Gaat gij nu ook maar naar huis onderhand. Ge zult ook wel moe zijn na zon dag. En morgen nog van alles te regelen. Ge zult de volgende dagen heel wat geloop hebben met mij. En doe het raam nu maar terug dicht zeker? En de lichten uit. En vergeet ook niet de voordeur op slot te doen. De sleutel neemt ge maar mee. En blijf morgenvroeg niet te lang weg. Maar nee! Wat zou het! Wat zou ik daar nu ineens wel iets mee inzitten! Ik heb hier al zo dikwijls alleen gelegen in huis. Wat zou ik dat nu niet meer kunnen? Bang ben ik toch nooit geweest. Gaat gij maar rap slapen nu. Ge zult uw rust vannacht wel kunnen gebruiken. Er zal nu toch niemand meer komen zeker? Anders waren ze al wel geweest, die van plan waren om vandaag nog te komen groeten. De rest zal dan morgen wel komen zeker? Of anders overmorgen? Nog tijd genoeg. Al maar goed ook dat ze niet allemaal tegelijk zijn gekomen. Want allemaal tegelijk, dat had hier toch niet binnen gekund vanavond. Zoveel volk ineens, zon drukte in huis, dat had niet gegaan. En het zal er nog niet op beteren de volgende dagen. Dat zal niet. Dat zal hier nog een hele begankenis worden. Ga maar slapen nu. Gij zult uw rust vannacht wel kunnen gebruiken.
Andreas thought he saw the fire down in the bay before anyone else did. He peered and shook his head in disbelief. This sort of thing didnt happen. Not here in Aghia Anna, not to the Olga, the little red and white boat that took visitors out to the bay. Not to Manos, foolish headstrong Manos whom he had known since he was a boy. This was some kind of dream, some trick of the light. That could not be smoke and flames coming from the Olga.
Perhaps he was not feeling well.
Some of the older people in the village said that they imagined things. If the day was hot, if there had been too much raki the night before. But he had gone to bed early. There had been no raki or dancing or singing in his hillside restaurant.
Andreas put his hand up to shade his eyes and, at the same time, a cloud passed overhead. It wasnt as clear as it had been before. He must indeed have been mistaken. But now he must pull himself together. He had a restaurant to run. If people came all the way up the hilly path, they would not want to find a mad man, someone crazed by the sun fancying disasters in a peaceful Greek village.
He continued fixing the red and green plastic-covered cloths with little clips to the long wooden tables on the terrace outside his taverna. This would be a hot day, with plenty of visitors at lunch time. He had laboriously written the menu on the blackboard. He often wondered why he did it... it was the same food every day. But the visitors liked it; and he would put Welcome in six languages. They liked that too.
"Der Wolf stand auf der Anhöhe und fixierte den goldbeschienenen Ring der großen Mauer. Sein Atem ging gleichmäßig. Die mächtigen Flanken zitterten leicht. Er war den ganzen Tag gelaufen, von der Gegend um Jülichs Burgen herab über das Hügelland bis hierher, wo das Dickicht endete und den Blick freigab auf die entfernt liegende Stadt. Trotzdem fühlte er sich weder erschöpft noch müde. Während der Feuerball der Sonne hinter ihm den Horizont berührte, warf er den Kopf in den Nacken und erkundete witternd seine Umgebung. Die Eindrücke waren übermächtig. Er roch das Wasser vom Fluss, den Schlamm an den Ufern, das faulige Holz der Schiffsrümpfe. Er sog die Melange der Ausdünstungen in sich hinein, in der sich Tierisches mit Menschlichem und Menschgemachtem mischte, parfümierte Weine und Fäkalien, Weihrauch, Torf und Fleisch, das Salz verschwitzter Leiber und der Duft teurer Pelze, Blut, Honig, Kräuter, reifes Obst, Aussatz und Schimmel. Er roch Liebe und Angst, Furcht, Schwäche, Hass und Macht. Alles dort unten sprach eine eigene, duftende Sprache, erzählte ihm vom Leben hinter den steinernen Wällen und vom Tod.
Frank Schätzing (Keulen, 28 mei 1957)
De Indiaase dichter, vertaler en literatuurwetenschapper K. Satchidanandan werd geboren op 28 mei 1946 in centraal Kerala. Hij doceerde Engels en gaf tien jaar lang leiding aan Indis Nationale Academie voor Literatuur. K. Satchidanandan publiceerde 22 dichtbundels, vele verzamelbundels, vertalingen en 19 essaybundels over literatuur.
Beeld van Dennis B. Sheahan in Central Park, New York
De Nederlandse schrijver en dichter Sjoerd Leiker werd geboren in Drachten op 28 mei 1914. Leiker volgde een onderwijzersopleiding. Hij heeft gewerkt bij een uitgeverij, in de journalistiek en bij de radio. Zijn literaire debuut maakte hij met een aantal gedichten in De Vrije Bladen. Zijn meest bekende werk is de roman Drie getuigen, die verscheen onder het pseudoniem Menno Haarsma bij de mede door hem opgerichte uitgeverij De Bezige Bij. Veel van zijn werk gaat over de Tweede Wereldoorlog. Hij schreef ook hoorspelen zoals Daar was de vrede, hier is de pijn. In 1992 werd door zijn weduwe de Sjoerd Leikerprijs ingesteld.
Uit: J.B. Charles 1910-1983
Ik heb in de oorlog tot mijn ontsteltenis gemerkt dat veel intellectuelen zich op gemakkelijke wijze lieten overtuigen van de vijandelijke en landverraderspropaganda, die zei dat de oorlog voorbij was en verzet tegen de bezetter niet alleen formeel illegaal, maar ook ethisch ongelegitimeerd was. Dat schreef J.B. Charles (pseudoniem van W.H. Nagel) in Volg het spoor terug (1953). Charles, jurist, verzetsman en ook kunstenaar, begon al in de jaren veertig met de geschiedschrijving van het verzet. Ik wil iets onderzoeken, zo luidt zijn verantwoording. En ik wil enige geschiedvervalsers een stok tussen de benen steken. Hij maakte duidelijk dat verzet wèl gelegitimeerd, dat wil zeggen gewettigd was. Eén van de kernpunten in zijn betoog, dat hij voortzet in Van het kleine koude front (1962), is dat niet Nederland op 14 mei 1940 heeft gecapituleerd, maar ons leger in de vesting Holland. De onvoorwaardelijke overgave van de rest van onze strijdkrachten, in Zeeland, volgde op 19 mei. De Duitse bezettingsmacht hield zich niet aan het ook door Duitsland geratificeerde Landoorlogsreglement. Die overeenkomst hield onder meer in dat de vijand van de Nederlanders geen persoonlijke diensten kon vorderen voor zijn oorlogsvoering en dat hij niet zou mogen ingrijpen in de binnenlandse politiek van het door hem bezette land.