Romenu is een blog over gedichten, literatuur en kunst Maar Romenu is ook een professionele freelance vertaler Du-Ne en Ne-Du http://www.roumen-vertalingen.nl/
Georg Trakl werd op 3 februari 1887 in het conducteurshuis aan de Waagplatz 2 in Salzburg geboren. Zijn vader, Tobias Trakl, was een handelaar in ijzerwaren en zijn moeder, die ook psychische problemen had, was Maria Catharina Trakl, (meisjesnaam Halik). Voorts had hij nog drie broers en drie zussen. Margarethe (doorgaans Grethe genoemd) stond hem het naast, zelfs zodanig dat sommigen een incestueuze verhouding vermoeden. Zijn jeugd bracht hij door in Salzburg. Vervolgens bezocht hij van 1897 tot 1905 het humanistische gymnasium. Om toch een academische opleiding te kunnen volgen, werkte hij tot 1908 in de praktijk bij een apotheker. Sommigen vermoedden dat hij dit vooral deed om zichzelf opiaten te kunnen verschaffen. Bij het uitbreken van WO I werd Trakl als medicus naar het front in Galicië (heden ten dage in Oekraïne en Polen) gestuurd. Zijn gemoedsschommelingen leidden tot geregelde uitbraken van depressie, die verergerd werden door de afschuw die hij voelde voor de verzorging van de ernstig verwonde soldaten. De spanning en druk dreven hem ertoe een suïcidepoging te ondernemen, welke zijn kameraden nochtans verhinderden. Hij werd in een militair ziekenhuis opgenomen in Kraków, alwaar hij onder strikt toezicht geplaatst werd.Trakl verzonk daar in nog zwaardere depressies en schreef Ficker om advies. Ficker overtuigde hem ervan dat hij contact moest opnemen met Wittgenstein, die inderdaad op weg ging na Trakls bericht te hebben ontvangen. Op 4 november 1914, drie dagen voordat Wittgenstein aan zou komen, overleed hij echter aan een overdosis cocaïne
Paul Celan
Paul Celan werd onder de naam Paul Antschel op 23 november 1920 geboren in Czernowitz, toentertijd de hoofdstad van de Roemeense Boekovina, nu behorend bij de Oekraïne. Paul Celans ouders waren Duitssprekende joden die hun zoon joods opvoedden en hem naar Duitse christelijke scholen stuurden. In 1942 werden Celans ouders door de Duitse bezetter naar een werkkamp gedeporteerd en daar vermoord. Hijzelf wist aanvankelijk onder te duiken, maar moest vanaf juli 1942 in een werkkamp dwangarbeid verrichten. Celan overleefde de oorlog. Via Boekarest en Wenen vestigde Celan zich in 1948 in Parijs. Daar was hij werkzaam als dichter, vertaler en doceerde hij aan de prestigieuze Ecole Normale Supérieure. Vermoedelijk op 20 april 1970 beëindigde hij zijn leven zelf door in de Seine te springen.
Gerard Reve
Gerard Reve over: Medearbeiders ”God is in de mensen, de dieren, de planten en alle dingen - in de schepping, die verlost moet worden of waaruit God verlost moet worden, door onze arbeid, aangezien wij medearbeiders van God zijn.” Openbaring ”Tja, waar berust elk godsbegrip op, elke vorm van religie? Op een openbaring, dat wil zeggen op een psychische ervaring van zulk een dwingende en onverbiddelijke kracht, dat de betrokkene het gevoel heeft, niet dat hij een gedachte of een visioen heeft, maar dat een gedachte gedachte of visioen hem bezit en overweldigt.”
Simon Vestdijk
Simon Vestdijk (Harlingen, 17 oktober 1898 – Utrecht, 23 maart 1971) was een Nederlands romancier, dichter, essayist en vertaler. Zijn jeugd te Harlingen en Leeuwarden beschreef hij later in de Anton Wachter-cyclus. Van jongs af aan logeerde hij regelmatig bij zijn grootouders in Amsterdam, waar hij zich in 1917 aan de Universiteit van Amsterdam inschrijft als student in de medicijnen. Tijdens zijn studie die van 1917 tot 1927 duurde, leerde hij Jan Slauerhoff kennen.Tot 1932 is hij als arts in praktijken door heel Nederland werkzaam. In 1932 volgt zijn officiële schrijversdebuut met de uitgave van de bundel Verzen in De Vrije Bladen. Doorslaggevend voor Vestdijks uiteindelijke keuze voor de literatuur is zijn ontmoeting in 1932 met Eddy Du Perron en Menno ter Braak. Deze ontmoeting had tot resultaat dat hij redactielid werd van het tijdschrift Forum Kort daarop, in 1933, wordt zijn eerste novelle, De oubliette, uitgegeven. In hetzelfde jaar schrijft hij Kind tussen vier vrouwen, dat, eerst geweigerd door de uitgever, later de basis zal vormen voor de eerste drie delen van de Anton Wachter-romans. In 1951 ontvangt Vestdijk de P.C. Hooftprijs voor zijn in 1947 verschenen roman De vuuraanbidders. In 1957 wordt hij voor het eerst door het PEN-centrum voor Nederland voorgedragen voor de Nobelprijs voor de Literatuur, die hij echter nooit zal krijgen. Op 20 maart 1971 wordt hem de Prijs der Nederlandse Letteren toegekend, maar voor hij deze kan ontvangen overlijdt hij op 23 maart te Utrecht op 72-jarige leeftijd. Vestdijk was auteur van ca. 200 boeken. Vanwege deze enorme productie noemde de dichter Adriaan Roland Holst hem 'de man die sneller schrijft dan God kan lezen'. Andere belangrijke boeken van Simon Vestdijk zijn: "Kind van stad en land" (1936), "Meneer Visser's hellevaart" (1936), "Ierse nachten" (1946), "De toekomst de religie" (1947), "Pastorale 1943" (1948), "De koperen tuin" (1950), "Ivoren wachters" (1951), "Essays in duodecimo" (1952) en "Het genadeschot" (1964).
K.P. Kavafis K.P. Kavafis werd als kind van Griekse ouders, afkomstig uit Konstantinopel, geboren in 1863 in Alexandrië (tot vandaag een Griekse enclave) waar hij ook het grootste deel van zijn leven woonde en werkte. Twee jaar na de dood van zijn vader verhuist het gezin in 1872 naar Engeland om na een verblijf van vijf jaar naar Alexandrië terug te keren. Vanwege ongeregeldheden in Egypte vlucht het gezin in 1882 naar Konstantinopel, om na drie jaar opnieuw naar Alexandrië terug te gaan. In de jaren die volgen maakt Kavafis reizen naar Parijs, Londen en in 1901 zijn eerste reis naar Griekenland, in latere jaren gevolgd door nog enkele bezoeken. Op de dag van zijn zeventigste verjaardag, in 1933 sterft Kavafis in Alexandrië. De roem kwam voor Kavafis pas na zijn dood, dus postuum. Deels is dat toe te schrijven aan zijn eigen handelswijze. Hij was uiterst terughoudend met de publicatie van zijn gedichten, liet af en toe een enkel gedicht afdrukken in een literair tijdschrift, gaf in eigen beheer enkele bundels met een stuk of twintig gedichten uit en het merendeel van zijn poëzie schonk hij op losse bladen aan zijn beste vrienden.
Thomas Mann
Thomas Mann, de jongere broer van Heinrich Mann, werd geboren op 6 juni 1875 in Lübeck. Hij was de tweede zoon van de graankoopman Thomas Johann Heinrich Mann welke later één van de senatoren van Lübreck werd. Zijn moeder Julia (geboren da Silva-Bruhns) was Duits-Braziliaans van Portugees Kreoolse afkomst. In 1894 debuteerde Thomas Mann met de novelle "Gefallen". Toen Thomas Mann met 21 jaar eindelijk volwassen was en hem dus geld van zijn vaders erfenis toestond - hij kreeg ongeveer 160 tot 180 goldmark per jaar - besloot hij dat hij genoeg had van al die scholen en instituties en werd onafhankelijk schrijver. Kenmerkend voor zijn stijl zijn de ironie, de fenomenale taalbeheersing en de minutieuze detailschildering. Manns reputatie in Duitsland was sterk wisselend. Met zijn eerste roman, Buddenbrooks (1901), had hij een enorm succes, maar door zijn sceptische houding tegenover Duitsland na de Eerste Wereldoorlog veranderde dit volledig. Stelde hij zich tot aan de jaren twintig apolitiek op (Betrachtungen eines Unpolitischen, 1918), meer en meer raakte hij bij het Politiek gebeuren betrokken. Zijn afkeer van het nationaal socialisme groeide, zijn waarschuwingen werden veelvuldiger en heftiger. In 1944 accepteerde hij het Amerikaanse staatsburgerschap. Tussen 1943 en 1947 schreef Mann Doktor Faustus (zie Faust), de roman van de 'Duitse ziel' in de gecamoufleerd geschilderde omstandigheden van de 20ste eeuw. In 1947 bezocht hij voor het eerst sinds de Oorlog Europa, twee jaar later pas Duitsland. In 1952 vertrok hij naar Zwitserland. Op 12 augustus 1955 stierf hij in Zürich. Twintig jaar na zijn dood, in aug. 1975, is zijn literaire nalatenschap geopend: dagboekaantekeningen van 15 maart 1933 tot 29 juli 1955, alsmede notities uit de jaren 1918 tot en met 1921.Belangrijke werken zijn: Der Zauberberg, Der Tod in Venedig, Dokter Faustus , Joseph und seine Brüder en Die Bekenntnisse des Hochstaplers Felix Krull.
Rainer Maria Rilke
Rilke werd op 4 december 1875 geboren in Praag. Hij had al naam gemaakt als dichter met zijn bundels Das Stundenbuch en Das Buch der Bilder, toen hij de literaire wereld versteld deed staan en wereldfaam verwierf met de publicatie van zijn twee delen Neue Gedichte in 1907 en 1908. Hij verzamelde daarin het beste werk uit een van zijn vruchtbaarste periodes, die hij grotendeels doorbracht in Parijs. Rilke was daar diep onder de indruk gekomen van Rodin, bij wie hij een tijdlang in dienst was als particulier secretaris. Rodin, zei hij later, had hem leren kijken. Dit kijken kwam neer op intense concentratie, om het mysterie te kunnen zien ‘achter de schijnbare werkelijkheid'. Latere en rijpere werken als Duineser Elegien (1912-1923) en het ronduit schitterende Die Sonette an Orfeus (1924) illustreren Rilkes metafysische visie op het onzegbare, dat haar verwoording vindt in een hermetische muzikale taal. Op 29 december 1926 overlijdt Rilke in het sanatorium in Val-Mont aan de gevolgen van leukemie. Enkele dagen later wordt hij, overeenkomstig zijn wens, begraven op het kerkhof van Raron.
* * * * * * * * * * * * * * * *
Romenu
Over literatuur, gedichten, kunst en cultuur
10-06-2009
Louis Couperus, Saul Bellow, Oktay Rifat, Mensje van Keulen
Uit: Van oude menschen, de dingen, die voorbijgaan...
De diepe basstem van Steyn klonk in de vestibule.
- Kom Jack, kom hond, kom je meê met den baas! Kom je meê!?
De blijde blaf van den terrier galmde op, en néêr over de trap stormde zijn uitbundige vaart, als struikelde hij over zijn eigen pooten.
- O, die stem van Steyn! siste mama Ottilie tusschen hare tanden, en zij sloeg driftig bladen om van haar boek.
Charles Pauws zag haar rustig aan, met zijn glimlachje, zijn lach om mama. Hij zat, vóór hij naar Elly zoû gaan, na den eten bij zijn moeder en hij dronk zijn kopje koffie. Steyn ging met Jack uit; de avondstilte effende zich door het kleine huis, en in de zitkamer, onpersoonlijk en ongezellig, suisde het gas. Charles Pauws keek naar de punten van zijn bottines, en vond, dat ze goed zaten.
- Waar is Steyn naar toe? vroeg mama, en hare stem siste, ongerust.
- Gaan wandelen met Jack, zei Charles Pauws; thuis noemde men hem Lot; zijn stem klonk zacht en kalmeerend.
- Naar zijn meid is hij toe! siste mama Ottilie.
Lot had een beweging van moê-zijn.
- Hè, mama, zeide hij. Wees nu kalm, en denk niet meer aan de scène. Ik ga straks naar Elly, en nu zit ik nog een oogenblikje gezellig bij u, niet waar. Steyn is toch je man... Je moest niet altijd zoo met hem kibbelen, en zulke dingen zeggen, of denken. Je bent weêr net een kleine furie geweest. Dat geeft rimpels, zoo boos te zijn.
- Ik ben tòch een oude vrouw.
- Maar je hebt nog een heel zacht velletje...
Mama Ottilie glimlachte en Lot stond op.
- Kom, zeide hij; geef me een zoen. Wil je niet? Moetik je een zoen geven? Kleine, booze moesje... En waarom? Om niets. Ik weet het ten minste niet meer, waarom. Ik zoû het niet meer kunnen analyzeeren. Ja, zoo gaat het... Hoe ben ik toch zoo kalm, met zoo een kleine furie van een mama.
- Als je denkt, dat je vader kalm was...!
Lot lachte, zijn lachje; antwoordde niet. Mevrouw Steyn de Weert las rustiger door; zij zat voor haar boek als een kind. Zij was een vrouw van zestig jaren, maar haar blauwe oogen waren als van een kind, teeder mooi, lief en onschuldig, en haar stem, wat schelletjes, klonk altijd kinderlijk, en had nu geklonken als van een stoùt kind. Kleintjes en recht in haar stoel, las zij nu door, met aandacht, zich kalmeerende, omdat Lot zoo kalm gesproken had en haar zoo lief had een zoen gegeven. Het gas suisde en Lot dronk zijn koffie, en ziende naar zijn bottines, vroeg hij zich af, waarom hij ging trouwen.
If I am out of my mind, it's all right with me, thought Moses Herzog.
Some people thought he was cracked and for a time he himself had doubted that he was all there. But now, though he still behaved oddly, he felt confident, cheerful, clairvoyant, and strong. He had fallen under a spell and was writing letters to everyone under the sun. He was so stirred by these letters that from the end of June he moved from place to place with a valise full of papers. He had carried this valise from New York to Martha's Vineyard, but returned from the Vineyard immediately; two days later he flew to Chicago, and from Chicago he went to a village in western Massachusetts. Hidden in the country, he wrote endlessly, fanatically, to the newspapers, to people in public life, to friends and relatives and at last to the dead, his own obscure dead, and finally the famous dead.
It was the peak of summer in the Berkshires. Herzog was alone in the big old house. Normally particular about food, he now ate Silvercup bread from the paper package, beans from the can, and American cheese. Now and then he picked raspberries in the overgrown garden, lifting up the thorny canes with absent-minded caution. As for sleep, he slept on a mattress without sheets it was his abandoned marriage bed or in the hammock, covered by his coat. Tall bearded grass and locust and maple seedlings surrounded him in the yard. When he opened his eyes in the night, the stars were near like spiritual bodies. Fires, of course; gases minerals, heat, atoms, but eloquent at five in the morning to a man lying in a hammock, wrapped in his overcoat.
Uit alle macht smeet Dannie het rotankrukje de kamer in. De zitting vloog eraf en brak een ruit van de tuindeuren, kledingstukken fladderden naar buiten en bij het neerkomen van het krukje sloeg de tegen de bodem aangestopte rest van het wasgoed in een hoekige prop over de rand. Met een langgerekte gil rende Coby naar de keuken. Dannie merkte het niet, hij zocht een volgend voorwerp om zijn woede op te koelen, greep de stoel, sloeg hem tegen de muur tot het onderstel afbrak en zonder op de richting te letten wierp hij de rugleuning van zich af. Hanna gaf een schreeuw van pijn. Van een afstand hoorde ze haar zusters laarzen over het zeil. Even was het stil en toen begon Coby te lachen, eerst zenuwachtig, dan in lange uithalen en ten slotte liet ze zich onder een stroom van tranen op haar knieën vallen. Het bloed was uit zijn gezicht getrokken. Hij bracht zijn hand omhoog, raakte met zijn vingers de vork die Coby in zijn nek geplant had en trok hem eruit.
In de periode dat hij ieder jaar een boek voltooide, was Jan Wolkers een dagschrijver. Hij stond om zeven uur op. Na de ochtendgymnastiek en het ontbijt ging hij van de Zomerdijkstraat in Amsterdam-Zuid naar zijn huisje in de volkstuin aan de Amstel. Tussen de bamboe en de Hindoe-Javaanse beelden schreef hij daar van tien tot twee.
Het koele ochtendlicht, vertelde hij me, is een goed begin. Vroeger verwarmde ik het huisje met een petroleumkachel, die een vochtige hitte gaf. Na een uur besloegen de ramen en zo vormde zich vanzelf een scherm om me heen.
Van twee tot zes was hij op zijn atelier, waar hij schilderde of beeldhouwde. Tijdens dat werk kwam hij volledig tot rust. s Avonds konden voor Wolkers wel boeiende passages ontstaan, maar ze moesten de volgende morgen met een koel en nuchter oog gecontroleerd worden. Wolkers schreef zeven dagen per week. Het boek liet hem geen minuut los. Als hij s nachts naar de wc moest, liep hij langs zijn bureau en nam hij de tekst mee die hij overdag geschreven had. Plus een potlood. Anders zou hij, als hij op de wc zat en een fout in het manuscript ontdekte, onmiddellijk opstaan om alsnog een potlood uit zijn atelier te halen. Met alle vieze gevolgen van dien.
Jan Brokken (Leiden, 10 juni 1949)
De Duitse schrijver Peter Kurzeckwerd geboren op 10 juni 1943 in Tachau, Bohemen. In 1946 werd zijn familie uit Tsjechoslowakije verdreven. Vanaf 1977 woont hij afwisselend in Frankfurt am Main en in Zuidfrankrijk. Kurzeck schrijft sterk autobiografische romans en verhalen, waarin Hessen en Frankfurt am Main vaak een grote rol spelen.Sinds het midden van de jaren negentig werkt hij aan een meerdelig romanproject, een minitieuze kroniek van een enkel jaar uit zijn leven
Uit: Oktober und wer wir selbst sind
Wieder Oktober. Du kommst aus dem Haus. Am Morgen, noch früh. Die Straße ist naß. Du kommst aus dem Haus und mußt stehenbleiben, so riecht es nach Herbst. Das abgefallene Laub. Gerade eben hast du aus der Nacht deinen Traum noch gewußt und jetzt ist er weg. Du spürst noch, wie er sich entfernt. Ein Luftzug, ein Vorhang, der sich bewegt. Flügel, die sich sacht regen, die Schatten von Flügeln, und dann ist er gegangen. Weg für immer. Die Tür fällt hinter dir zu. Man kommt aus dem Haus. Das Leben ist fremd.
Schon Herbst? Der Erzähler geht mit Frau und Kind hinter Bockenheim am Bahndamm entlang. Immer auf den Horizont zu und mit den Augen die Ferne suchen. Überall Kinder. Lassen Drachen steigen. Müssen rennen im Wind. Aber wo sind die Indianerwiesen hin, die noch kürzlich hier waren?
Das Jahr 1983. Ein Frankfurter Herbst, durch den wir gehen, als sei es ein einziger langer Tag. Man geht und denkt, man weiß genau, wer man ist und dann kommt man abends heim und das Telefon klingelt.
Sein Freund Jürgen. Er ruft aus Frankreich an, aus Barjac, einer Kleinstadt weit im Süden. Dort hat er mit Pascale, die er liebt, ein winziges Restaurant, ein Restaurant mit drei Tischen. Der Erzähler am Telefon und sieht alles vor sich.
Peter Kurzeck (Tachau 10 juni 1943)
De Roemeense schrijver Ion Creanga werd geboren op 10 juni 1839 in Humuleşti. Hij volgde een opleiding tot priester en leraar. Zijn exentrieke gedrag en zijn kritiek op kerkelijke functionarissen brachten hem vaak in moeilijkheden. In 1875 leerde hij de dichter Mihai Eminescu kennen toen die als onderwijsinspecteur naar zijn school kwam. Zij raakten bevriend en Eminescu stimuleerde hem om de verhalen die hij vaak vertelde op te schrijven. Het grootste deel van zijn werk, waaronder ook de herinneringen aan zijn jeugd, ontstond tussen 1875 en 1883.
Uit: Memories of My Boyhood (Vertaald door Ana Cartianu and R.C. Johnston)
I sometimes stop and call to mind the customs and people there used to be in my part of the world at the time when I had, so to speak, just begun to put a foot over the threshold of boyhood in my home in the village of Humuleşti. It faced the town on the other side of the waters of the River Neamţ; it was a large and cheerful village, divided into three closely connected parts: the village itself, the Deleni and the Bejeni. Moreover, Humuleşti in those days was not just a village of ne'er-do-wells but a prosperous and ancient village of freeholders, its reputation and standing having long since been assured, with farmers who knew their job, with stalwart young men and comely girls who could swing in the dance and swing the shuttle too, so that the village would buzz with the sound of looms on every side. It had a fine church and outstanding clergy, church elders and parishioners, who were a credit to their village. As for Father Ion, who lived at the foot of the hill, Lord, what an active and kindly man he was! On his advice lots of trees were planted in the graveyardwhich graveyard was surrounded by a high fence of thick planks with eaves of shinglesand the fine room at the gate of the church precincts was built to serve as a village school. You should have seen this untiring priest going round the village, entering one house after another, together with one of his elders, Master Vasile, the son of Ilioaia, a sturdy, good-looking, handsome bachelor. The two of them would persuade people to send their children to get some schooling, and you should have seen the number of boys and girls who flocked into the school from all parts, myself among them, a puny, timid lad, afraid of my own shadow!
Ion Creanga (10 juni 1839 31 december 1889)
Onafhankelijk van geboortedata:
De Maltese dichter Norbert Bugejawerd geboren in Siġġiewi in 1980. Hij studeerdeEngelse Taal-en Literatuur aan de universiteit van Malta en werkt momenteel aan een proefschrift aan de universiteit van Warwick. Zijn gedichten verschen o.a. in tijdschriften als Cadences, Rodopi, The Drunken Boat.
Zijn eerste eigen publicatie verscheen onder de titel Stay, Fairy tale, Stay! Memoirs of a City Cast Adrift.
BALLADE FOR A REDHEAD
Where does this wind hail from? Where from this darkness? Why are these ripe words falling from the trees?
From the street's end a voice was heard announcing: the city's lost itself in the poet's hair! Deep in the green bone-marrow of time-worn doors, accents which slept through centuries crack open, sentences invade the narrow alleys, words ride the rain like earrings, each syllable woven into a red mane which screams its way amongst the curling streets. In rue de l'union at five a.m. the elderly Arab gazes at the sky: Somewhere a slightly alien phrase must have been uttered, and the city's lost control of her own body.
On the city's outskirts, a little girl emerges, her eyes dancing together with the roadsigns: why all this wind, mama, why all this darkness? And then she gets up on her bike without another word and disappears in the anarchy of cadence.
De Nederlandse dichter, schrijver, criticus en filosoof Maarten Doorman werd geboren op 9 juni 1957 in Medina Sidonia (Spanje). Hij studeerde cum laude af op het pessimisme van Schopenhauer (1984). Sinds 1985 publiceerde hij zes dichtbundels. Doorman was redacteur van de literaire tijdschriften De Tweede Ronde (1987-1989) en Hollands Maandblad (1994-2000), en van het filosofische tijdschrift KRISIS (1994-1995). Hij werkt als filosoof aan de Universiteit van Maastricht, en is bijzonder hoogleraar Journalistieke kritiek van kunst en cultuur aan de Universiteit van Amsterdam. Doorman was vanaf 1987 medewerker NRC Handelsblad (non fictie en poëzie) en vanaf 2006 bij de Volkskrant . Ook schreef hij voor Vrij Nederland en de Groene Amsterdammer en was van 1997 tot 2002 panellid van Zeeman met Boeken (VPRO). In 2004 publiceerde hij een cultuurfilosofische studie, De romantische orde , en in 2007 Paralipomena. Opstellen over kunst, filosofie en literatuur.Doormans poëzie verscheen o.a. in De Gids, Hollands Maandblad, Revolver, NRC Handelsblad, The Literary Review, De Revisor en de Volkskrant en werd in tientallen bloemlezingen opgenomen.
Yucca of een andere plant
Eens was kennis poëzie, mijn Gouden Horizon encyclopedie in het lemma aanpassing zei: niemand zal het in zijn hoofd halen midden in een bos op jacht te gaan naar een haai.
Maar iemand dacht ik heeft het gedaan. Iemand met zacht lawaai in zichzelf. Iemand die het artikel aanpassing besloot met een zin nee met hoop want
de yuccaboom kan zelfs leven op plaatsen waar een andere plant onmiddellijk zou verdorren en sterven.
Zo stond het geschreven in mijn encyclopedie eerste band, mijn eerste bundel poëzie.
Hortus conclusi
Weer het voorjaar, de dagen
die niet donker willen worden.
Weer knipt de tuinschaar
langs de hagen.
Vanuit het zolderraam zie ik
hekken rond de strookjes grond en
stukjes garnituur.
Hier, onder de pannen strekt het uur zich
sloom, zelfgenoegzaam uit.Hoe dat alles steeds weer opkomt en ontluikt
tussen schutting en schuur,
ongeschonden en vruchtbaar.
Tuinen zijn doorgaans te klein, plant en ding zijn
Verstil zoekt glazen voor de cola, maar Linda heeft haar armen over elkaar geslagen.
De bejaarde dame stapt van haar krukje, schudt onze handen, gaat in het licht staan en trekt haar badjas uit. Verstil overhandigt Linda een glas cola en mompelt dat hij een ander doek zal gebruiken.
Het is mij allemaal om het even, zegt hij twee keer. Linda kleedt zich in de hoek van de kamer uit. Als ze naakt naast de bejaarde dame gaat staan, is Verstil al begonnen met schilderen.
Niet poseren, dames. Niets doen dan gewoon zo blijven staan. Naast elkaar. Thats it.
Later gaan we samen bij Florencia een ijsje eten. De Italiaanse vrouw die het ijs verkoopt, heeft een moedervlek op haar wang. Er groeien lange, donkere haren uit. Ik raak mijn ijs niet aan, maar de lippen van Linda.
Je bent mooi, zeg ik.
Ze knikt en likt wat straciatella-ijs van haar bovenlip.
Buiten eten duiven de resten van de ijscohoorntjes van de grond. Een tram raast gehaast door de Torenstraat.
Ik weet een goede verfwinkel waar we terecht kunnen, zegt ze.
Ik knik. Morgen hebben we een drukke dag. We gaan samen de trams van de stad overschilderen.
Der dunkelgrüne Wagen flog fast, als er aus dem Wäldchen auftauchte und herauspreschte in Richtung Paris. Es war ein trüber Mittag Anfang Januar mit beständigem Nieseln. Diesiges Licht und in der Ferne Krähen und Elstern, die versprengt über Felder und Äcker längs der Chaussee durch die Lüfte gaukelten. Kein Schnee und keine Sonne. Aber beinahe dottergelb waren die zwei Paar Scheinwerferkegel, die da durchs Unterholz brannten und das Zwielicht zwischen den Bäumen auf einen Schlag zunichtemachten. Es schien, das triste Grau der Birken würde im selben Tempo zerplatzen, mit dem der fremde Wagen näher kam und hineinraste in die winterliche Stille des Tages.
Es war ein Tag, der dem Treiben von allem und jedem so zärtlich und so gleichgültig gegenüberstand wie jeder Tag vor ihm und jeder danach nur ein gewöhnlicher Montag, wäre er nicht der erste Montag des Jahres gewesen. Am 4. Januar 1960 kam der grüne Wagen durch den Wald. Die Fahrbahn war regennass. Auf dem Asphalt spiegelte sich der Himmel. Und in den Pfützen schwammen Abbilder von Wolken, die seit Tagen von den Britischen Inseln herüberkamen und ihren Regen dem Land spendeten zwischen Seine, Marne und Yonne, rasche, tief dahinziehende Wolken aus Somerset und Cornwall.
Was dort herandonnerte, musste ein tonnenschweres Geschoss auf vier Rädern sein, ein Projektil, das durch den Tag flog und in dessen Innern Leute saßen, denen es offenbar darum ging, Zeit zu gewinnen. Der so dachte, stand in sein Regencape gehüllt, mit nassem Gesicht und beschlagener Brille am Straßenrand auf einem schmalen, schmutzig grünen Streifen zwischen Graben und zwei der uralten Platanen, die die Nationalstraße säumten. Vom Sattel auf die Rahmenstange gesprungen, hatte Paul Cassel, ein Bauer aus der Ortschaft Villeblevin, sein Fahrrad zum Stehen gebracht. Es kam nicht oft vor, dass derartiger Lärm die Mittagsstille durchbrach, Lärm wie von einem herabstoßenden Flugzeug. Paul Cassel hatte in den Ardennen gekämpft. Er war in Sachsen in Gefangenschaft gewesen.
Mirko Bonné (Tegernsee, 9 juni 1965)
De Vlaamse dichter en)schrijver Willy Roggeman werd geboren in Ninove op 9 juni 1934. Roggeman studeerde germanistiek aan de Rijksuniversiteit te Gent; daarna was hij werkzaam als leraar. Hij was redacteur van de tijdschriften Tijd en Mens, Gard Sivik en Komma en criticus van het dagblad Vooruit (van 1955 tot 1965). Roggemans werkte van 1953 tot 1976 aan een reeks boeken, die hij vanaf 1969 als een samenhangend, gesloten oeuvre opvatte, zijn Opus finitum. Van de 30 boeken waaruit deze reeks bestaat zijn er 19 gepubliceerd, in een andere volgorde en voorzien van een ander opusnummer dan men op grond van de tijd van ontstaan zou verwachten.
Uit:Die Wolga entspringt in Europa (Vertaald door Hellmut Ludwig)
Jassy, 22. Juni 1941
Der Krieg gegen Sowjetrußland hat heute in der Morgendämmerung begonnen. Seit zwei Monaten hatte ich keinen Kanonendonner mehr gehört; zuletzt im April, unter den Mauern Belgrads. Vor den endlosen Korn- und Getreideflächen, vor den riesigen Sonnenblumenwäldern erlebe ich nun abermals den Krieg in der Präzision seiner metallenen Ordnung, im stählernen Leuchten seiner Maschinen, im ununterbrochenen, gleichmäßigen Dröhnen seiner tausend Motoren (Honegger, Hindemith). Der Geruch von Benzin überwältigt wiederum den Geruch von Mensch und Pferd. Als ich gestern in nordwestlicher Richtung den Pruth entlangfuhr, längs der sowjetischen Grenze von Galatz nach Jassy, begegnete ich an den Straßenkreuzungen wieder den unerschütterlich ruhigen, ernsten Feldgendarmen, mit ihrem Blechschild vor der Brust, die weiß-rote Befehlsscheibe in der Hand. »Halt!« Zwei Stunden lang stand ich an einer Straßenkreuzung, um eine deutsche Wagenkolonne vorbeifahren zu lassen. Es war eine motorisierte Division, der eine Abteilung schwere Panzer vorausfuhr. Sie kamen aus Griechenland. Sie waren durch Attika, Böotien, Thessalien, Mazedonien, durch Bulgarien und Rumänien gerollt. Von der dorischen Säulenhalle des Parthenon zur stählernen Säulenhalle des Piatiletka. Die Soldaten hockten auf den quergelegten Sitzbrettern der offenen Lastwagen, ganz mit einer weißen Staubschicht bedeckt. Auf den Kühler jedes Fahrzeugs war mit weißem Lack ein griechischer Tempel gemalt, ein kindliches Säulengebilde mit Gebälk, in "Weiß auf dem schmutzig-grauen Metall der Motorhaube. Unter der Staubmaske ahnte man von der Sonne geschwärzte, vom griechischen Wind verbrannte Gesichter. Die Soldaten hockten auf den Bänken in seltsamer Reglosigkeit, sie wirkten wie Statuen. Wie aus Marmor, so weiß von Staub waren sie.
"Ben, Mr. Robinson and I have been practicing law together in this town for seventeen years. He's the best friend I have."
"I realize that."
"He has a client over in Los Angeles that he's put off seeing so he could be here and welcome you home from college."
"Dad -- "
"Do you appreciate that?"
"I'd appreciate it if I could be alone!"
His father shook his head. "I don't know what's got into you," he said, "but whatever it is I want you to snap out of it and march right on down there."
Suddenly the door opened and Benjamin's mother stepped into the room. "Aren't you ready yet?" she said.
"No."
"We'll be right down," his father said.
"Well what's wrong," she said, closing the door behind her.
"I am trying to think!"
"Come on, Ben," his father said. He took his arm and began leading him toward the door.
"Goddammit will you leave me alone!" Benjamin said. He pulled away and stood staring at him.
"Ben?" Mr. Braddock said quietly, staring back at him, "don't you ever swear at your mother or me again."
Benjamin shook his head. Then he walked between them and to the door. "I'm going for a walk," he said. He stepped out into the hall and closed the door behind him.
He hurried to the head of the stairs and down but just as he had gotten to the front door and was about to turn the knob Mr. Terhune appeared out of the living room.
"In vain I sought my loved ones grave; Despair plunged me in deepest woe. Overwhelmed with bursting sobs I cried: O where are you, my Suliko?"
In solitude upon a bush A rose In loveliness did grow; With downcast eyes I softly asked: "Isn't that you, O Suliko ?"
The flower trembled in assent As low it bent its lovely bead; Upon its blushing cheek there shone Tears that the morning skies had shed.
Midst rustling leaves a nightingale Was singing to the rose below; I hailed the bird and gently asked: "Isn't that you, O Suliko ?"
The songster fluttered nearer to The rose, and on it pressed a kiss; Disburdening its soul in song That breathed of ecstasy and bliss.
A twinkling star shed shimmering light Upon me in a silver glow; I turned to it, and whispered low; "Isn't that you, O Suliko ?"
As I gazed on the star that shone In light that glimmered bright and clear A gentle breeze came passing by And stopped to whisper in my ear.
"What thou dost seek is found at last. Henceforth your heart but calm will know; The night will bring you sweet repose. And lay will chase away your woe.
"Your Suliko was changed into A nightingale, a star and rose; Your souls that true love bound as one To realms divine in heavens rose."
I seek no more my loved one's grave, No more do I in sorrow weep, The world no longer hears me sigh; Nor sees me drowned in anguish deep. None can express the bliss I feel To hear the nightingale from far, To breathe the essence of the rose; And gaze upon the shining star.
My bosom throbs once more in joy; No more am I oppressed by woe; I seek no tomb, for now I see Thy dwellings three, my Suliko !"
Dieser Taufe obwohl ich dabei so vieles geschworen und abgeschworen habe ich nicht beigewohnt. Unter »ich« verstehe ich nämlich nicht die lebendige körperliche Form, in der dasselbe enthalten ist, sondern jenes Selbstbewußtsein, das sowohl in der ersten Kindheit, als auch öfters im ganzen Lauf des Lebens abwesend ist: im Schlaf, in der Ohnmacht, in der Narkose und in gar vielen Augenblicken, wo man nur atmet und nicht denkt, nicht schaut, nicht hört, wo man nur so vegetativ weiterexistiert, bis das Ich wieder in Funktion tritt.
Prag war also die Stadt, in der meine Wiege, an der, wie an allen Wiegen, so manches nicht gesungen wurde, gestanden hat. Meine Mutter, die bei meiner Geburt schon Witwe war, ist aber bald nach Brünn übersiedelt, und was mir aus der Kindheit im Gedächtnis geblieben, das spielte sich in der mährischen Hauptstadt ab.
Dort sehe ich mich am Fenster stehen fünf Jahre alt und auf den »großen Platz« hinausschauen, wo eine lärmende Menge sich wälzt. Ein neues Wort schlägt an mein Ohr: Revolution. Alle [17] schauen zum Fenster hinaus, alle wiederholen das neue Wort und sind sehr aufgeregt. Was ich empfunden habe, weiß ich nicht mehr, jedenfalls war ich auch erregt, sonst hätten das Bild und das Wort sich dem Geiste nicht eingeprägt. Daneben ist aber nichts. Das Bild weckt kein Verständnis, das Wort hat keinen Sinn. So sieht meine erste Erfahrung eines historischen Ereignisses aus.
Aber mein Gedächtnis reicht weiter zurück und zeigt mir einen Auftritt, den ich im Alter von drei Jahren erlebte und der mich viel heftiger bewegt hat als die politischen Umwälzungen des Jahres 1848.
Nach der Gründung der zwei deutschen Staaten wollten -oder sollten - die Schriftsteller zwischen Elbe und Oder ihren eigenen Verband gründen. Zu diesem Kongreß wurde auch ich, obwohl ich noch keine Zeile in deutscherSprache veröffentlicht hatte, aus mir unbekanntem Grund eingeladen. Ich fuhr also hin, fand den richtigen Saal, setzte mich in die leere viertletzte Reihe, ganz außen und nur auf die halbe Backe, bereit aufzuspringen, sobald jemand mein durch nichts als die simple Einladung ausgewiesenes Eindringen bemerken und, sei es auch nur durch einen verweisenden Blick, rügen würde. Das tat niemand, ich setzte mich ein wenig bequemer hin und versuchte - Zeitungsfotos im Kopf - zu erkennen, wer wohl wer sei. Ein Präsidium wurde gewählt, sechs oder sieben Leute nahmen auf der Bühne Platz, ein Ehrenpräsidium wurde beklatscht, obwohl keiner - weder Stalin noch Mao Tse-tung - erschien, und dann begann Arnold Zweig eine Rede vorzutragen, über Unbewußtes im Unterbewußten wohl. Hinter mir betrat ein Mann den Saal und blieb am Eingang stehen. Er schien noch weniger als ich vom Unbewußten zu verstehen, offenbar unsicher sah er sich im Saal um, wechselte öfter das Standbein, wobei die Dielung knarrte, was ihm sichtlich unangenehm war. Am selben Tag fand unweit von hier auf der anderen Spreeseite im 'Friedrichstadtpalast' ein Kongreß der Landarbeiter statt. Vielleicht hatte der Mann dahin gewollt, dachte ich, schon sein Äußeres - er trug eine Art blaue Montur - deutete darauf hin. Viermal erhob ich mich halb, um ihm zu seinem Kongreß zu verhelfen, und viermal ließ ich es bleiben: Wenn er noch lange dem Unbewußten zuhört, wird er selbst merken, daß es sich hier nicht um Probleme von Landarbeitern handelt.
Jurij Brězan ( 9 juni 1916 - 12 maart 2006
De Venezolaanse dichter en geleerde José Antonio Ramos Sucre werd geboren op 9 juni 1890 in Cumaná. Hij kreeg een opleiding aan het Colegio Nacional, en daarna aan de Universidad Central de Venezuela, waar hij rechten, talen (oud en modern Grieks en Sanskriet) en letteren studeerde. Hij bekwaamde zich ook nog in Deens, Engels, Frans, Duits, Italiaans en Zweeds en werkte later als vertaler op het ministerie van Buitenlandse Zaken. Daarnaast doceerde hij geschiedensi, geografie, Latijn en Grieks. Tot aan zijn dood was hij tensloote Venezolaans consul in Genève.
The City
I used to live in an unhappy city, divided by a slow river, pointed towards infinity.
Still trees on the banks robbed the sun of a difficult sky.
I would await the end of a wasted day, interrupted by the sounds of the squall. I
would leave my house turned aside in search of the afternoon & its sights.
The declining sun painted the city of offended ruins.
Birds flew above to rest further on.
I felt strangled by life. The ghost of a woman, the height of bitterness, followed
me with unmistakable steps, a sleepwalker.
The sea frightened my withdrawal, undermining the earth in the secret of night.
A breeze confused the trees, blinded the bushes, finished in a tired flower.
The city, worn by time & greeted by a bend in the continent, kept common
custom. It told of water vendors & beggars versed in proverbs & advice.
The wisest of them insisted upon my attention by referring to the likeness of a
Hindu fable. He succeeded in speeding the course of my thoughts, returning me to my memory.
The hour before dawn my fever vanished, cutting loose the madness of a scattered dream.
Vertaald door Cedar Sigo en Sara Bilandzija
José Antonio Ramos Sucre (9 juni 1890 13 juni 1930)
De Duitse dichter, schrijver en vertaler Rudolf Borchardt werd geboren op 9 juni 1877 in Königsberg. Borchardt werd gevormd door zijn studie van de oudheid in Bonn en Göttingen en door het werk van dichters als George en Hofmannsthal. Hij was een poetus doctus die de hoogste eisen aan zichzelf en aan zijn lezers stelde. Hij vertaalde o.a. De Goddelijke Komedie van Dante.
Uit:Leben von ihm selbst erzählt
Ich bin am 9. Juni 1877 meinen in Moskau lebenden Eltern auf einer Heimreise meiner Mutter in Königsberg geboren worden. Beide Eltern entstammten Königsberger Häusern. Obwohl ich meine Vaterstadt seitdem kaum wiedergesehen habe, fühle ich mich nach Familientradition und geistiger Anlage mit Stolz als Ostpreuße. Mein Vater, der Teeimport betrieben hatte, siedelte 1882 nach Deutschland und schließlich Berlin zurück. Ich trat achtjährig in die Sexta des Französischen Gymnasiums und wurde, bei der Quartaversetzung gescheitert, einem vortrefflichen und humanistisch reichgebildeten Oberlehrer in Marienburg/Ostpr. zur Erziehung übergeben, folgte ihm auch 1893 an das Weseler Gymnasium und bezog Ostern 1895 die Universität Berlin. Die wechselnden Umgebungen meiner Kindheit lehrten mich früh aufmerken und vergleichen. Mein ursprünglich allzu breit angelegtes humanistisches Studium schrumpfte beim Übergange nach Bonn (1896-Herbst 1898) unter Büchelers und Useners großartigem Lehrvorbilde zu klassischer Philologie, und, unter Loeschckes Einflusse, Archäologie, zusammen. Nach einem italienischen Studiensommer und -herbst versuchte ich in Göttingen bei Friedrich Leo mich ausschließlich zum Gelehrten zu bilden, mußte aber endlich begreifen, daß meine Verengerung vorzeitig gewesen war und der erneuerte Trieb zur Breite sie unwiderstehlich überwog. Leos Forscherpersönlichkeit und vom Leben in der Poesie verklärte geistige Anmut ist für Jahrzehnte ein Leitstern meiner Arbeit geblieben.
Uit: Ich zähmte die Wölfin (Die Erinnerungen Hadrians, vertaald door Fritz Jaffé)
Mein lieber Mark,
ich bin heute Morgen zu Hermogenes gegangen, meinem Arzt, der von einer längeren Reise in Asien wieder in die Villa zurückgekehrt ist. Da die Untersuchung in nüchternem Zustand vorgenommen werden sollte, hatte ich mich in den frühen Morgenstunden eingefunden. Nachdem ich mich des Mantels und der Tunika entledigt hatte, streckte ich mich auf ein Bett hin. Einzelheiten, die Dir ebenso zuwider sein würden, wie sie es mir sind, erspare ich Dir, und ebenso die Beschreibung des Körpers eines gealterten Mannes, der sich darauf gefasst machen muss, an Herzwassersucht zugrunde zu gehen! So begnüge ich mich damit, Dir zu sagen, dass ich gemäß den Anweisungen von Hermogenes hustete, tief einatmeteund den Atem anhielt. Das rasche Fortschreitender Krankheit erschreckte ihn, und er schien geneigt, dem jungen Jollas die Schuld daran zu geben, der mich in seiner Abwesenheit gepflegt hatte.
Es ist schwer, vor einem Arzt Kaiser zu bleiben, geschweige denn die Menschenwürde zu bewahren.
Vor seinem wissenden Blick schrumpfte ich zu einem Haufen Körpersäfte zusammen, zu einem armseligen Gemisch aus Lymphe und Blut. Zum ersten Mal enthüllte sich mir heute Morgenmein Körper, dieser alte Freund und treue Gefährte, den ich so viel besser kenne als meine Seele,als ein tückisches Ungeheuer, das gegen seinen Gebieter aufbegehren will. Geduld! Ich liebe meinen Körper. Er hat mir treu gedient auf jegliche Weise, und mir steht es fern, ihm die notwendige Pflege zu missgönnen. Aber anders als Hermogenes es immer noch zu tun vorgibt, vertraue ich nicht mehr auf die Heilkräfte der Kräuter und das Mengenverhältnis der Salze, die er aus dem Orient mitgebracht hat. Der sonst so gescheite Mann glaubt, mich mit Redensarten trösten zu müssen, zu nichtssagend, als dass sie den Leichtgläubigsten täuschen könnten. Wohl weiß er, wie sehr ich diese Art von Betrug verabscheue, aber man ist schließlich nicht umsonst mehr als dreißig Jahre lang Arzt gewesen. So verzeihe ich denn dem ergebenen Diener seinen Versuch, mir meinen baldigen Tod zu verheimlichen. Hermogenes ist gelehrt, sogar weise, und weit redlicher, als Hofärzte gemeinhin zu sein pflegen. Ich werde also besser betreut werden als irgendein anderer Sterblicher.
Marguerite Yourcenar (8 juni 1903 17 december 1987)
De Duitse dichter, schrijver en vertaler Ulf Stolterfoht werd geboren op 8 juni 1963 in Stuttgart. Na zijn vervangende diensplicht studeerde hij germanistiek en algemene taalwetenschap in Bochum en Tübingen. Stolterfoht schrijft taalkritische gedichten en essays die in talrijke bloemlezingen en tijdschriften worden gepubliceerd. Hij debuteerde in 1998 met de bundel »fachsprachen I-IX« In 2005 verscheen zijn vertaling van Gertrude Steins »Winning His Way«. In 2008 werd hij gasthoogleraar aan het Deutsche Literaturinstitut Leipzig. In hetzelfde jaar ontving hij ook de Peter Huchel prijs.
shamrock-begriff: die arktischen blumen (es könnte sie
geben!) die flaggen des fleisches - gut englisch. dann
angenommen DURCH das drehen des wolfes ihr geschlecht zu
bestimmen - schwant ihm: hier findet sanft verwursten
statt. doch je nach zunge weiter dann (im urtext
anglo-schwäbisch) the swell of STÜRMERS/kruges RITTER
auf ganze oder halbe liter. aaah! saug ist nicht saug
da man altert. habeas corpus bis anthrax: wirsch wirsch!
die üblen greise flegeln sich davon. ihm spülts nen
klumpen hadern runter. entfährt ein höhnisches gekicher.
II
dann meilenweit nur mohn. die farbe rot in der er-
innerung. schon schön wenn sich die drücke bündeln
ließen. und wie! nach kleinem ausschweif die gesichte
schwinden. sich selbst forsch an den codex greifen:
erweiterter verschwitzt-begriff. (schwer leserlich im
folgenden. vermutlich «vormals lethe». dann: angst man
ausfranzt grenzt an abspenst / wo man unlängst wächst ver-
gang.) schwamm drüber augen zu und wisch - um jesu willen
ab. bedankt! in bälde wird hineingeheimnist. ob man denn
fragen dürfe wie: auch nerven hätten ein gedächtnis?
der mund wenn er bereits verdautes käut? vernäht sie die
lippen bei offenem und: sagt daß es besser so sei. daß es
ihrer meinung nach sicherer sei. scheint er im gegenzug ge-
neigt sich seines beinkleids zu entäußern. zeigt damit
«unbehaust» in quasi trauter wohnlichkeit. verschweigt
sein sinnerblassen nicht. und zag verrinnselt das gedicht.
Ulf Stolterfoht (Stuttgart, 8 juni 1963)
De Australische dichteres en librettiste Gwen Harwoodwerd geboren op 8 juni 1920 in Taringa, Queensland. Haar eerste bundel Poems werd gepubliceerd in 1963. In 1968 volgde Poems Volume II.
Andere werken zijn: The Lion's Bride (1981), Bone Scan (1988) und The Present Tense (1995). Terugkerende themas in haar werk zijn moederschap, de rol van de vrouw en muziek. Harwood was een geschoold pianiste en organiste.
Tom Bresemann, Andre Rudolph, Christoph W. Bauer, Andreas Altmann
Onafhankelijk van geboortedata:
De Duitse dichter Tom Bresemannwerd geboren in Berlijn in 1978. Hij studeerde nieuwe Duitse filologie en oude geschiedenis. Hij is mede-oprichter van de S³ LiteraturWerke en medewerker van de Lettrétage. Werk van hem verscheen in o.a.: Lyrik von Jetzt zwei, NEUBUCH, Jahrbuch der Lyrik 2009, Belletristik, Taschentiger. In 2007 verscheen zijn bundel Makellos.
wir sind das volk
wir sind das volk
unterm zeigefinger. um uns die zweifel-
hafte statik des denk-
geländes in orwocolor, auf-
geshopt, die banner, in ihrem
element. wohin gehst du
am ersten mai?
o raketenwerfer, berichterstattete
kindheitsklötze. fernab des geschehens
balkone im fahnenschweiß. hohen-
schönhausener erinnerungs-
lücken im glasnost.
die bluten uns aus.
Tom Bresemann (Berlijn, 1978)
De Duitse dichter Andre Rudolphwerd geboren in Warschau in 1975 en groeide op in Leipzig. In Leipzig en Freiburg studeerde hij germanistiek, filosofie en slavistiek. Hij werkt voor een onderzoeksinstituut in Halle/ Saale. Werk van hem verscheen in o.a.: Sinn und Form, Ostragehege, Edit, BELLA triste, Intendenzen; Sprache im technischen Zeitalter, poet 5, Neubuch, Lyrik von Jetzt Zwei.
Gang durch ein Gedicht
Treten Sie ein.
Genieren Sie sich nicht.
Schon sind Sie mitten
in einem Gedicht.
Gehen Sie weiter.
Bleiben Sie nicht steh'n,
damit Sie die Verse
bis zum Ende seh'n.
Seien Sie locker
und nicht so bang.
Schlendern Sie entspannt
die Zeilen entlang.
Atmen Sie ruhig.
Laufen Sie nie.
Hast ist die Feindin
der Poesie.
Betrachten Sie noch
einmal mit Bedacht,
was der Autor sich
für Sie ausgedacht.
Nun sind Sie bereits
am Ausgang des Gedichts
und sehen betroffen:
Eigentlich nichts.
Andre Rudolph (Warschau, in 1975)
De Oostenrijkse dichter, schrijver en vertaler Christoph W. Bauer werd geboren in Kolbnitz in 1968 en groeide op in Lienz en Kirchberg (Tirol). Tegenwoordig woont hij in Innsbruck, waar hij o.a. werkte als redacteur voor het tijdschrift Wagnis.
Werk o.a. : wege verzweigt, gedichten (1999), Aufstummen, roman (2004), supersonic, gedichten (2005), Und immer wieder Cordoba, hoorspel (2006)
Supersonic
XLV
atemsprachen sie lernten sekundenalphabete
und hielten den mund zeigefingerverpflastert
ihre nasen in den wind mit dem sie den
schlafsaal bepumpten wie eine montgolfiere
die sie über alle berge fuhr in die verwandten
bilder späteren schauens wuchsen heran
zu aeronauten des augenblicks und aus dem
kindergarten im kompass der nachmittage
an die nadel geraten die sie einer sucht
einnähte täglich injizierten parolen in deren
körben sie durch comiclandschaften
schaukelten immer höher immer
schneller sprechblasen volle kraft voraus
Christoph W. Bauer (Kolbnitz, 1968)
De Duitse dichter en schrijver Andreas Altmann werd geboren in Hainichen (Sachsen) in 1963. In 1990 ging hij naar Berlijn. Hij werkte o.a. als straatveger en verzorger van gehandicapten. Van 1993 tot 1996 studeerde hij sociale pedagogie. Tegenwoordig woont hij als zelfstandig schrijver in Berlijn. Werk van hem verscheen in o.a.: Akzente, neue deutsche literatur, Sinn und Form, Krachkultur und Sprache im technischen Zeitalter. Van hem verschenen tot nu toe zes dichtbundels.
DAS GRAS IST GEMÄHT. eine bank lehnt am baum.
er ist ausgetrocknet. das klopfen des spechtes
an der grenze zur nacht, klingt schüssen ähnlich,
die ihre erinnerung verfehlen. unter den flügen
des fischreihers, der jeden abend den gleichen bogen
über das haus spannt, bewegt sich das land. es ist
still in den geräuschen der grillen und wind
umhänge, die von den ästen gleiten. hier hörst du
das schweigen, das dir die tür öffnet. die südlichen
störche haben ihre nester dem himmel überlassen.
auf dem haff schlüpfen die mücken. zwei ältere
frauen stehen bis zu den knieen im wasser. aus
ihren händen gleitet das licht, sinkt auf den grund.
Uit: De andere kleuren (Vertaald door Hanneke van der Heijden)
Tussen mijn zestiende en zesentwintigste was lezen een onderdeel van het proces om mezelf te maken tot wie ik was, mijn eigen ziel bewust vorm te geven. Wat voor iemand moest ik worden? Wat voor betekenis had de wereld? Wat waren de consequenties van de onderwerpen, de fantasieën, de plaatsen waarover ik zou kunnen nadenken, waarvoor ik me kon interesseren? Ik wist dat wanneer ik in verhalen en artikelen volgde wat anderen meemaakten, waarvan ze droomden, wat ze dachten, ik net als een klein kind dat voor de allereerste keer de bomen, bladeren of katten ziet, deze kennis in mijn geheugen zou opslaan, op een plek zo diep dat ik die nooit meer zou vergeten. Met de kennis die ik opdeed uit wat ik las, zou ik de weg uitstippelen die leidde naar de persoon die ik wilde worden Omdat lezen op die leeftijd zo argeloos en onbevangen deel uitmaakte van de onderneming om mezelf te maken, vorm te geven, was het in die periode voor mij een intensieve en speelse activiteit, waar de nodige verbeeldingskracht bij kwam kijken. (..) Iets anders waardoor lezen voor ons iets is waar we gelukkig van worden, is de illusie dat we onszelf verdiepen. Als we een boek lezen, zit een deel van ons verstand niet ten volle bij de tekst maar is bezig ons ermee te complimenteren dat we lezen, dat we zoiets diepzinnigs en verstandigs doen. Proust beschrijft goed hoe een deel van onze geest zich niet zozeer openstelt voor het boek dat we aan het lezen zijn, als wel voor de lamp waarvan het licht op het doek valt of de tafel waar we aan zitten, voor de tuin waar we ons hebben geïnstalleerd of het landschap. Iets in deze aandacht feliciteert ons met onze eigen eenzaamheid, met de werking van onze verbeeldingskracht, het feit dat we diepzinniger zijn dan de anderen die geen boeken lezen.
Diese Herren hier sie waren klein und geheimnisvoll sprachen überhaupt nur ungarisch.
Sie flüsterten hinter staubigen Barrieren mit Seitenblicken nach meiner Person, sie verschwanden und kamen wieder kopfschüttelnd, mit finster-listigem Grinsen, so schien mir, Namen aussprechend wie Rákosi und Búdapesti. Sie bedeuteten mir mit unheimlichem Händereiben in ihrer Sprache der Maikäfer, wiederzukommen, ein andermal vielleicht . . . Der Augenblick gab mir das Unfaßliche ein, daß dies in Menschen verwandelte Maikäfer waren, die über mein Schicksal entschieden. Ich ging und kam wieder, betrat das verborgene insektenhafte Konsulat.
Diesmal konnte jemand englisch, und mir wurde hinter der staubigen Barriere ein Stuhl offeriert, und mein Paß wurde auf einen Monat verlängert. Amerikanisches Exit-Visum, amerikanisches Reenter-Visum, Schweizer Einreisevisum, italienisches Durchreisevisum und scheele Blicke. Hafen- und Grenzoffiziere witterten eine kommunistische Spionin in mir. Auf dem ungarischen Generalkonsulat der Bundeshauptstadt Bern gewärtigte ich ein brummelndes Geschwader, das meinen Weg verdunkeln und bedrohen würde. Statt dessen empfing mich eine manierliche, sportliche, junge Dame eine Freundin der Literatur und überreichte mir einen nagelneuen feschen Sowjetpaß. Der Erfolg davon war, daß die Franzosen sich vor mir fürchteten und mir das Durchreisevisum verweigerten, das ich brauchte, um mit der Queen Mary «nach Hause zu fahren». (Wo ich doch keinerlei Absicht hatte, auf die Franzosen noch auf irgendwen ein Attentat zu verüben!) Ich habe vergessen, mit welchen Protektionen und Umwegen ich nach einem Jahr in der Schweiz aufs Schiff gelangte. Und das alles nannte sich Frieden.
Und da war die Sache mit Mexiko, die mich endlich beinahe alles verwünschen ließ. Mein unschuldiger und ökonomischer Plan war die unsinnige Hitze New Yorks fliehend , den Sommer
in den Bergen Mexikos zu verbringen. Ein dort lebender Schriftsteller schrieb mir von den Schönheiten jener Landschaft, von Gewittern und Sonnenpracht, die so dramatische und einmalige Kontraste in sie hineinspielen, und er schrieb mir von der Billigkeit es ließe sich dort für einen Dollar pro Tag besser leben als irgendwo. Meine magyarischen Maikäfer standen dem Plan nicht entgegen.
Monika Mann (7 juni 1910 17 maart 1992)
De Amerikaanse schrijfster Louise Erdrich werd geboren op 7 juni 1954 in Little Falls, Minnesota. Van vaders kant is zij van Duitse afkomst. Haar grootvader aan moeders kant was het ooperhoofd van de Chippewa indianen in North Dakota. Haar vader werkt in het Wahpeton-reservaat bij het bureau voor indianenvraagstukken. Erdrich groeide in het reservaat op. Van 1976 tot 1979 studeerde zij anthropologie aan de Johns-Hopkins universiteit. Na wat andere baanttjes werd zij redacteur voor het tijdschrift Circle. Haar romans spelen zich vaak af op een fictief reservaat in North Dakota. Haar eigen familiegeschiedenis wordt er in velerlei vorm in verwerkt. Zij debuteerde in 1984 met een bundel gedichten Jacklight. In hetzelfde jaar volgde de roman Love Medicine.
Uit: The Plague of Doves
In the year 1896, my great-uncle, one of the first Catholic priests of aboriginal blood, put the call out to his parishioners that they should gather at Saint Joseph's wearing scapulars and holding missals. From that place they would proceed to walk the fields in a long, sweeping row, and with each step loudly pray away the doves. His human flock had taken up the plow and farmed among German and Norwegian settlers. Those people, unlike the French who mingled with my ancestors, took little interest in the women native to the land and did not intermarry. In fact, the Norwegians disregarded everybody but themselves and were quite clannish. But the doves ate their crops the same.
When the birds descended, both Indians and whites set up great bonfires and tried driving them into nets. The doves ate the wheat seedlings and the rye and started on the corn. They ate the sprouts of new flowers and the buds of apples and the tough leaves of oak trees and even last year's chaff. The doves were plump, and delicious smoked, but one could wring the necks of hundreds or thousands and effect no visible diminishment of their number. The pole-and-mud houses of the mixed-bloods and the bark huts of the blanket Indians were crushed by the weight of the birds. They were roasted, burnt, baked up in pies, stewed, salted down in barrels, or clubbed dead with sticks and left to rot.
The house in which Mama was dying was layered with the smell of food: the quick touch of coconut cream pie, the fleshy fruit of ambrosia, the heavy, rich, overcooked odor of standing rib roast, and the thick sweet taste of honey-cured hams. Every surface that could hold anything was coveredwith fruit and cheese and meat and pies without end, all of it brought bytownspeople and blood kin who were arriving now more quickly than I could count.A discreet murmur barely above a whisper washed over the living room, the front porch, the den, the back porch, the backyard under the pecan tree that Mama had planted when this house was built. I, who had quit smoking, was burning one unfiltered Camel behind the other and obsessively thinking about going in search of a bottle of Jack Daniels, I, a recovering alcoholic, who had not had a drop of alcohol in nearly ten years. I felt made of thin rubber and overfilled with air, pumped so full that at any moment I might explode and splatter myself over every wall in the house. My brothers voice, soft as a whisper, solicitous, loving, thoughtful, and vicious, came from behind me over my shoulder. Why dont you git on outside if you gone smoke like that? I didnt kill him or explode or even look over my shoulder at him. Rather,I started easing my way through the crowded room toward the front doorwhen it occurred to me that I ought to at least tell him that the woman dying in the back room had never told me I couldnt smoke in this house, and it still belonged to her and not to him the last time I checked.
Weil du nicht da bist, sitze ich und schreibe All meine Einsamkeit auf dies Papier. Ein Fliederzweig schlägt an die Fensterscheibe. Die Maiennacht ruft laut. Doch nicht nach mir.
Weil du nicht bist, ist der Bäume Blühen, Der Rosen Duft vergebliches Bemühen, Der Nachtigallen Liebesmelodie Nur in Musik gesetzte Ironie.
Weil du nicht da bist, flücht ich mich ins Dunkel. Aus fremden Augen starrt die Stadt mich an Mit grellem Licht und lärmendem Gefunkel, Dem ich nicht folgen, nicht entgehen kann.
Hier unterm Dach sitz ich beim Lampenschirm; Den Herbst im Herzen, Winter im Gemüt. November singt in mir sein graues Lied. »Weil du nicht da bist« flüstert es im Zimmer.
»Weil du nicht da bist« rufen Wand und Schränke, Verstaubte Noten über dem Klavier. Und wenn ich endlich nicht mehr an dich denke, Die Dinge um mich reden nur von dir.
Weil du nicht da bist, blättre ich in Briefen Und weck vergilbte Träume, die schon schliefen. Mein Lachen, Liebster, ist dir nachgereist. Weil du nicht da bist, ist mein Herz verwaist.
There was just enough light to see. Henrietta, though dazed after her night journey, sat up straight in the taxi, looking out of the window. She had not left England before. She said to herself: This is Paris. The same streets, with implacably shut shops and running into each other at odd angles, seemed to unreel past again and again. She thought she saw the same kiosks. Cafés were lit inside, chairs stacked on the tables: they were swabbing the floors. Men stood at a steamy counter drinking coffee. A woman came out with a tray of mimosa and the raw daylight fell on the yellow pollen: but for that there might have been no sky. These indifferent streets and early morning faces oppressed Henrietta, who was expecting to find Paris more gay and kind.
"A Hundred Thousand Shirts," she read aloud, suddenly.
Miss Fisher put Mrs. Arbuthnot's letter away with a sigh, snapping the clasp of her hand-bag, then leaned rigidly back in the taxi beside Henrietta as though all this had been an effort and she still could not relax. She wore black gloves with white-stitched seams that twisted round on her fingers, and black furs that gave out a camphory smell. At the Gare du Nord, as she stood under the lamps, her hat had cast a deep shadow, in which her eyes in dark sockets moved, melancholy and anxious.
Elizabeth Bowen (7 juni 1899 22 februari 1973)
De Vlaamse dichter en schilder Jan Theuninckwerd geboren in Zonnebeke op 7 juni 1954. Theuninck schreef ook in het Engels en het Frans, soms onder het pseudoniem Orc. Met holocaust en het gedicht Shoa waagde hij zich aan de ekphrasis: oorspronkelijk gaat het hierbij erom een beschrijving van een kunstvoorwerp te geven die zo beeldend en kunstig is, dat de toehoorder er een zo goed mogelijke voorstelling van krijgt: de toehoorder moet door visualisering als het ware tot toeschouwer worden gemaakt. Zelf zegt Theuninck dat hij met woorden een beeld maakt en omgekeerd omdat het gaat over zaken die onlosmakelijk in zijn geest verbonden zijn
Gábor von Vaszary, Fred Endrikat, Charlotte Niese, Amelia Edwards
De Hongaarse schrijver en draaiboekauteur Gábor von Vaszary werd geboren op 7 juni 1897 in Boedapest. Om te studeren trok hij in 1924 naar Parijs. In 1947 emigreerde hij naar Zwitserland waar hij werkte voor Radio Vrij Europa. Zijn debuutroman Monpti verscheen in 1934. In 1957 werd het boek verfilmd met Horst Buchholz en Romy Schneider in de hoofdrollen.
Uit: Monpti
Vor meinem Kamin steht das neue Möbelstück; ein Fauteuil von unmöglicher Farbe. Ich stand schon um fünf Uhr früh auf, zog mich an und setzte mich in den Fauteuil.
Gestern hatte ich nämlich keine Zeit mehr dazu, ich war sehr müde und ging sofort zu Bett. Gegen Mittag wurde ich auch des Fauteuils müde und stand auf, um mich ein bißchen auszuruhen. Später ging ich in den Jardin du Luxembourg zum Scheinmittagessen. Der Pariser Herbst hat dem Park seine Aufwartung gemacht. Die Bäume lassen ihre Blätter auf die gewundenen Pfade fallen, und am Himmel jagt der Wind nach rasch reisenden Wolken.
Ein Kind mit einer Gouvernante kommt mir entgegen und bückt sich nach einem Kieselstein. »Wirst du das bleiben lassen!« ruft die Gouvernante. Sie wischt seine Hand ab und versetzt ihm einen Klaps. Als wäre mir das alles schon einmal passiert ... Die Sonne scheint noch warm, es sitzen viele im Park und sonnen sich. Die Tage werden immer kürzer und die Abende kühler.
Auf der Avenue de l'Observatoire gibt es zwei schmale kleine Parkstreifen: die Observatoire-Gärten. Es sind gleichsam Fortsetzungen des Jardin du Luxembourg, sie
haben aber einen eigenen Zaun. Sie werden auch spätergeschlossen, und Liebespaare besuchen sie oft an schwülen Sommerabenden.
Gábor von Vaszary (7 juni 1897 22 mei 1985)
De Duitse dichter, schrijver en cabaretier Fred Endrikat werd geboren op 7 juni 1890 in Nakel an der Netze. Voordat hij zich in München vestigde woonde hij lange tijd in Berlijn. In het Schwabinger Kabarett Simpl stond hij met eigen teksten op de planken. Zijn werk staat in de traditie van Wilhelm Busch, Christian Morgenstern en Joachim Ringelnatz.
Sprichwörter
Man darf dem Tag nicht vor dem Abend dankbar sein ,
und soll das Schicksal nicht für alles loben.
Ein Gutes kommt niemals allein,
und alles Unglück kommt von oben.
Die Peitsche liegt im Weine.
Die Wahrheit liegt beim Hund.
Morgenstund hat kurze Beine.
Lügen haben Gold im Mund.
Ein Meister nie alleine bellt.
Vom Himmel fallen keine Hunde.
Dem Glücklichen gehört die Welt.
Dem Mutigen schlägt keine Stunde
Fred Endrikat (7 juni 1890 12 augustus 1942)
De Duitse schrijfster Charlotte Niese werd geboren op 7 juni 1854 in Burg auf Fehmarn. Ze werd opgeleid tot lerares en werkte ook in dat beroep totdat zij eind jaren 1880 als schrijfster zo succesvol was dat het niet meer hoefde. Zij publiceerde in totaal 60 romans en verhalenbundels, waarin Schleswig-Holstein vaak de achtergrond vormt van de handeling.
Uit: Reifezeit
Es sind meine Eltern, die hier ihre Ruhestätte haben, belehrte ich ihn. Sie sind beide jung gestorben. Meine Stimme klingt ruhig. Als ob das, was ich hier sage, mich nichts anginge. Und dennoch habe ich oft mein Herzblut verweint nach dem sanften, milden Vater, der hier unter Ranken und Dornen schläft.
Die Amseln singen kurz und süß, von der Stadt her läuten die Glocken.
Mein Junge kletterte auf die Mauer, die den großen katholischen Kirchhof von diesem armen Eckchen trennt. Er blickte auf den großen Cruciferus, der seine Arme weit über die Welt streckt, auch zu uns her; er betrachtete die kleinen Täubchen, die auf den Kindergräbern aus der Erde wuchsen, die häßlichen Perlkränze, die der Wind leise hin und her bewegte; dann horchte er wieder auf den Amselschlag und sah einem Falter nach, der von unsern Gräbern zu den andern schwebte. Ich aber blickte auf die kleine Stadt, die da unten zwischen den Bergen lag. Es ruht so oft wie ein Schleier auf ihr. Das sind vielleicht die Rauchwolken, die aus den Essen steigen, und bei deren Feuer die Abendsuppen gekocht werden. Ich aber hasse es, an solche Prosa zu denken. Für mich sind diese grauen Schleier der Vorhang über allem Geheimnisvollen, Zarten, das in jedes Menschen Brust ruht. Solch ein Städtchen hat sein Geheimnis wie jede Seele. Viel hat es gesehen und erlebt, aber es plaudert nichts aus. Schweigend liegt es zwischen den runden Kuppen der Eifelberge; und selbst wenn der Teufel einmal wieder zu ihm käme, wie in alten Zeiten, es würde seinen Mund nicht auftun."
Charlotte Niese (7 juni 1854 8 december 1935)
De Engelse schrijfster en egyptologe Amelia Edwards werd geboren op 7 juni 1831 in Londen. Haar eerste verhaal publiceerde zij al toen zij 12 jaar was. Haar eerste roman My Brother's Wife verscheen in 1855. Haar grootste succes als romanschrijfster boekte zij in 1880 met Lord Brackenbury dat in korte tijd 15 oplages telde. In de winter van 18731874 maakte zij een reis met vrienden door Egypte. Haar ervaringen beschreef zij in A Thousand Miles up the Nile. Ook dit boek werd een bestseller. In 1882 was zij medeoprichtster van de Egypt Exploration Fund. Dit fonds zette zich in voor onderzoek naar en het behoud van de oude monumenten. Edwards werk voor het fonds werd uiteindelijk belangrijker voor haar dan haar literaire werk. In 1891 verscheen Pharaohs, Fellahs, and Explorers, een bundel lezingen die zij over Egypte had gehouden in o.a. de VS.
Uit: Days Of My Youth
Sweet, secluded, shady Saxonholme! I doubt if our whole England contains another hamlet so quaint, so picturesquely irregular, so thoroughly national in all its rustic characteristics. It lies in a warm hollow environed by hills. Woods, parks and young plantations clothe every height and slope for miles around, whilst here and there, peeping down through green vistas, or towering above undulating seas of summer foliage, stands many a fine old country mansion, turreted and gabled, and built of that warm red brick that seems to hold the light of the sunset long after it has faded from the rest of the landscape. A silver thread of streamlet, swift but shallow, runs noisily through the meadows beside the town and loses itself in the Chad, about a mile and a half farther eastward. Many a picturesque old wooden bridge, many a foaming weir and ruinous water-mill with weedy wheel, may be found scattered up and down the wooded banks of this little river Chad; while to the brook, which we call the Gipstream, attaches a vague tradition of trout.
Es war eine Gruppe halb und kaum Erwachsener, unter der Obhut einer Erzieherin oder Gesellschafterin um ein Rohrtischchen versammelt: drei junge Mädchen, fünfzehn-bis siebzehnjährig, wie es schien, und ein langhaariger Knabe von vielleicht vierzehn Jahren. Mit Erstaunen bemerkte Aschenbach, daß der Knabe vollkommen schön war. Sein Antlitz,--bleich und anmutig verschlossen, von honigfarbenem Haar umringelt, mit der gerade abfallenden Nase, dem lieblichen Munde, dem
Ausdruck von holdem und göttlichem Ernst, erinnerte an griechische Bildwerke aus edelster Zeit, und bei reinster Vollendung der Form war es von so einmalig-persönlichem Reiz, daß der Schauende weder in Natur noch bildender Kunst etwas ähnlich Geglücktes angetroffen zu haben glaubte. Was ferner auffiel, war ein offenbar grundsätzlicher Kontrast zwischen den erzieherischen Gesichtspunkten, nach denen die Geschwister gekleidet und allgemein gehalten schienen. Die Herrichtung der drei Mädchen, von denen die Älteste für erwachsen gelten konnte, war bis zum Entstellenden herb und keusch. Eine gleichmäßig klösterliche Tracht, schieferfarben, halblang, nüchtern und gewollt unkleidsam von Schnitt, mit weißen Fallkrägen als einziger Aufhellung, unterdrückte und verhinderte jede Gefälligkeit der Gestalt. Das glatt und fest an den Kopf geklebte Haar ließ die Gesichter nonnenhaft leer und nichtssagend erscheinen. Gewiß, es war eine Mutter, die hier waltete, und sie dachte nicht einmal daran, auch auf den Knaben die pädagogische Strenge anzuwenden, die ihr den Mädchen gegenüber geboten schien. Weichheit und Zärtlichkeit bestimmten ersichtlich seine Existenz. Man hatte sich gehütet, die Scheere an sein schönes Haar zu
legen; wie beim Dornauszieher lockte es sich in die Stirn, über die Ohren und tiefer noch in den Nacken. Ein englisches Matrosenkostüm, dessen bauschige Ärmel sich nach unten verengerten und die feinen Gelenke seiner noch kindlichen, aber schmalen Hände knapp umspannten, verlieh mit seinen Schnüren, Maschen und Stickereien der zarten Gestalt etwas Reiches und Verwöhntes. Er saß, im Halbprofil gegen den Betrachtenden, einen Fuß im schwarzen Lackschuh vor den andern
gestellt, einen Ellenbogen auf die Armlehne seines Korbsessels gestützt, die Wange an die geschlossene Hand geschmiegt, in einer Haltung von lässigem Anstand und ganz ohne die fast untergeordnete Steifheit, an die seine weiblichen Geschwister gewöhnt schienen. War er leidend? Denn die Haut seines Gesichtes stach weiß wie Elfenbein gegen das goldige Dunkel der umrahmenden Locken ab. Oder war er einfach ein verzärteltes Vorzugskind, von parteilicher und launischer Liebe getragen? Aschenbach war geneigt, dies zu glauben. Fast jedem Künstlernaturell ist ein üppiger und verräterischer Hang eingeboren, Schönheit schaffende Ungerechtigkeit anzuerkennen und aristokratischer Bevorzugung Teilnahme und Huldigung entgegenzubringen.
Thomas Mann (6 juni 1875 - 12 augustus 1955)
Portret door Dieter van Offern
Thomas Manns laatste villa in Kilchberg, Zwitserland. Zijn zoon Golo Mann bleef er ook na het overlijden van zijn ouders wonen tot zijn eigen dood in 1994.
Aleksandr Poesjkin (6 juni 1799- 10 februari 1837)
Portret doorAlexander Vereinov
De Amerikaanse schrijfster Sarah Dessen werd geboren op 6 juni 1970 in Evanston, Illinois, en groeide op in North Carolina. Zij studeerde Engels en Creative Writing. Na haar studie gaf ze een aantal jaren les, maar ze is inmiddels full time schrijfster. Zij wordt gerekend tot de schrijfsters van zogenaamde chicklit. Twee van haar romans vormden de basis voor de film How To Deal uit 2003.
Uit: Lock and Key
"And finally," Jamie said as he pushed the door open, "we come to the main event. Your room."
I was braced for pink. Ruffles or quilting, or maybe even appliqué. Which was probably kind of unfair, but then again, I didn't know my sister anymore, much less her decorating style. With total strangers, it had always been my policy to expect the worst. Usually they -- and those that you knew best, for that matter -- did not disappoint.
Instead, the first thing I saw was green. A large, high window, on the other side of which were tall trees separating the huge backyard from that of the house that backed up to it. Everything was big about where my sister and her husband, Jamie, lived -- from the homes to the cars to the stone fence you saw first thing when you pulled into the neighborhood itself, made up of boulders that looked too enormous to ever be moved. It was like Stonehenge, but suburban. So weird.
It was only as I thought this that I realized we were all still standing there in the hallway, backed up like a traffic jam. At some point Jamie, who had been leading this little tour, had stepped aside, leaving me in the doorway. Clearly, they wanted me to step in first. So I did.
V. C. Andrews, Lesley Blanch, Jean Cayrol, Eliza Orzeszkowa
De Amerikaanse schrijfster V. C. Andrews (eig. Cleo Virginia Andrews) werd geboren in Portsmouth op 6 juni 1923. Veel boeken hebben te maken met familiegeheimen en verboden liefde. Haar bekendste omnibus is Bloemen op Zolder (1979). Dit is een verhaal over vier kinderen die op de zolder van hun overreligieuze oma worden verstopt. Andrews overleed op 63-jarige leeftijd in 1986 aan borstkanker. Omdat haar boeken zo succesvol waren werd er na haar dood een schrijver gehuurd, Andrew Neiderman, om haar boeken af te maken.
Uit: Flowers in the Attic
Truly, when I was very young, way back in the Fifties, I believed all of life would be like one long and perfect summer day. After all, it did start out that way. There''s not much I can say about our earliest childhood except that it was very good, and for that, I should be everlastingly grateful. We weren''t rich, we weren''t poor. If we lacked some necessity, I couldn''t name it; if we had luxuries, I couldn''t name those, either, without comparing what we had to what others had, and nobody had more or less in our middle-class neighborhood. In other words, short and simple, we were just ordinary, run-of-the-mill children. Our daddy was a P.R. man for a large computer manufacturing firm located in Gladstone, Pennsylvania: population, 12,602. He was a huge success, our father, for often his boss dined with us, and bragged about the job Daddy seemed to perform so well. "It''s that all-Amarican, wholesome, devastatingly good-looking face and charming manner that does them in. Great God in heaven, Chris, what sensible person could resist a fella like you?" Heartily, I agreed with that. Our father was perfect. He stood six feet two, weighed 180 pounds, and his hair was thick and flaxen blond, and waved just enough to be perfect; his eyes were cerulean blue and they sparkled with laughter, with his great zest for living and having fun. His nose was straight and neither too long nor too narrow, nor too thick. He played tennis and golf like a pro and swam so much he kept a suntan all through the year. He was always dashing off on airplanes to California, to Florida, to Arizona, or to Hawaii, or even abroad on business, while we were left at home in the care of our mother.
V. C. Andrews (6 juni 1923 - 19 december 1986)
De Engelse schrijfster Lesley Blanch werd geboren op 6 juni 1904 in Londen geboren. De liefde voor reizen kreeg ze van haar moeder. De kunst van het schrijven en de liefde voor oosterste landen had ze van haar vader. Ze studeerde schilderkunst aan de kunstacademie The Slade School of Fine Art. In 1937 werd Blanch na redactiewerk hoofdredactrice voor Vogue in Groot-Brittannië. Hier stopte ze in 1944 mee. Tussen 1944 en 1961 was Blanch getrouwd met de Franse auteur Romain Gary. Toen in 1954 haar eerste boek The Wilder Shores of Love uit kwam, was Lesley Blanch al een bekend journalist en reiziger.Blanch, die later nog kookboeken en een 11-delige autobiografie schreef, overleed op 102-jarige leeftijd.
Uit: Journey into the minds eye
The Traveller was from Moscow, 'a Muscovite' he said, but later I was to learn he was of Tartar blood; and unmistakably, the Ta-tze or Mongol hordes had stamped their imprint on his strange countenance. The dark slit eyes, the pointed ears, the Chinese-bald skull, the slight, yet cruel smile which sometimes passed across his usually impassive face all these spoke of Asia, where he roamed, in spirit, and in fact.
Whenever he came to Europe, he would visit us, and then, reaching my nursery, sit beside the fire, his huge shadow spread-eagled - a double-headed Russian eagle to me across the rosy wallpaper. Shrugging and gesticulating with odd, unexpected movements, his long, bent-back fingers cracking, the nail of one little finger sprouted to astonishing length, he would spin a marvellous web of countries, cities, people and things, conjuring for me a world of shimmering images.
Every Easter, I received the lovely painted eggs of Russian tradition; some were in papier mâché, elaborately decorated with the Imperial eagle or some regimental insignia; some were gaily painted with peasant designs. When I was six he had sent a tiny one in dark blue enamel with a ribbon of pin's-head diamonds around it, a lavish Fabergé toy. 'Diamonds for a child! It doesn't seem natural does it?' sniffed Nanny, putting it out of reach, until my mother appropriated it for her dressing-table, where it hung beside the looking-glass, on a blue ribbon.
Lesley Blanch (6 juni 1904 - 6 mei 2007)
De Franse dichter en schrijver Jean Raphaël Marie Noël Cayrol werd geboren op 6 juni 1911 in Bordeaux. Tot zijn bekendste werken behoren « Poèmes de la nuit et du brouillard (1945) en Muriel ou le temps d'un retour (1963) die allebei door Alain Resnais werden verfilmd. In Poèmes de la nuit et du brouillard verwerkte hij zijn tijd in het verzet tijdens WO II, zijn gevangenname in 1942 en zijn deportatie naar het concentratiekamp Mauthausen-Gusen waar hij vanaf 1943 dwangarbeid moest verrichten. Als uitgever bij Éditions du Seuil was hij ontdekker en promotor van schrijvers als Philippe Sollers en Denis Roche. Cayrol was lid van de Académie Goncourt.
Jaccuse
Au nom du mort qui fut sans nom
Au nom des portes verrouillées
Au nom de larbre qui répond
Au nom des plaies au nom des prés mouillés
Au nom du ciel en feu de nos remords
Au nom dun père qui naura plus de fils
Au nom du livre où le sage sendort
Au nom de tous les fruits qui mûrissent
Au nom de lennemi au nom du vrai combat
Où loiseau avait fait son nid
Au nom du grand retour de flamme et de soldats
Au nom des feuilles dans le puits
Au nom des justices sommaires
Au nom de la paix si faible et dans nos bras
Au nom des nuits vivantes dune mère
Au nom dun peuple dont seffacent les pas
Au nom de tous les noms qui nont plus de renom
Au nom des lois remuantes au nom des Voix
Qui disent oui qui disent non
Au nom des hommes aux yeux de proie
Amour je te livre aux premières fureurs de la Joie.
Jean Cayrol (6 juni 1911 10 februari 2005)
De Poolse schrijfster Eliza Orzeszkowa werd geboren op 6 juni 1842 in Hrodna in het gouvernement Grodno (tegenwoordig Belarus). Vanaf 1863 publiceerde zij romans in de trand van George Sand die vaak de onderdrukking van intellectuele vrouwen door hun begriploze mannen tot onderwerp hebben. Zij brak echter pas door met haar romans Eli Makower (1874) en Meir Ezofowicz (1878), waarin de strijd tussen joodse orthodoxie en religieuze vrijheid centraal staat.
Uit: An Obscure Apostle (Vertaald door C. S. De Soissons)
Far, far from the line of the railroads which run through the Bialorus (a part of Poland around the city of Mohileff which now belongs to Russia), far from even the navigable River Dzwina, in one of the most remote corners of the country, amidst quiet, large, level fields--still existing in some parts of Europe--between two sandy roads which disappear into the depths of a great forest, there is a group of gray houses of different sizes standing so closely together that anyone looking at them would say that they had been seized by some great fright and had crowded together in order to be able to exchange whispers and tears.
This is Szybow, a town inhabited by Israelites, almost exclusively, with the exception of a small street at the end of the place in which, in a few houses, live a few very poor burghers and very quiet
old retired officials.
It is the only street that is quiet, and the only street in which flowers bloom in summer. In the other streets no flowers bloom, and they are dreadfully noisy. There the people talk and move about continually, industriously, passionately, within the houses and in the narrow dark alleys called streets, and in the round, comparatively large market-place in the centre of the town, around which there are numerous doors of stinking small shops.
Adolf Heyduk, Annie Fields, Ignaz Vinzenz Zingerle, Louis Sébastien Mercier, Pierre Corneille
De Tsjechische dichter Adolf Heyduk werd geboren op 6 juni 1836 in Rychmburk. Hij bezocht de school in Praag en studeerde daarna techniek in Brünn en Praag. In 1860 werd hij docent tekenen en bouw in Písek. Hij schreef ongeveer zestig dichtbundels, waarvan er maar weinig bekend zijn. Wel werden veel van zijn gedichten op muziek gezet, met name door Antonin Dvořák.
Mein Lied ertönt, ein Liebespsalm
Mein Lied ertönt, ein Liebespsalm,
beginnt der Tag zu sinken,
und wenn das Moos, der welke Halm
Tauperlen heimlich trinken.
Mein Lied ertönt voll Wanderlust,
wenn wir die Welt durchwallen,
nur auf der Puszta weitem Plan
kann froh mein Sang erschallen.
Mein Lied ertönt voll Liebe auch,
wenn Heidestürme toben;
wenn sich befreit zum letzten Hauch
des Bruders Brust gehoben!
Adolf Heyduk (6 juni 1835 6 februari 1923)
De Amerikaanse schrijfster Annie Adams Fields werd geboren op 6 juni 1834 in Boston. Zij was getrouwd met de schrijver en uitgever James Thomas Fields. Samen met hem stimuleerde zij schrijvers als Sarah Orne Jewett, Mary Freeman en Emma Lazarus. Zij was bevriend met belangrijke personen uit het literaire leven. Hoewel zij ook gedichten publiceerde is zij vooral door haar levensbeschrijvingen bekend geworden.
Uit: LIFE AND LETTERS OF HARRIET BEECHER STOWE
Harriet Beecher was born in Litchfield, June 14, 1811. This town was first settled in 1720 in a pleasant high country among hills, lakes, and valleys. Evidently intelligent men founded also this settlement, because they were stirring patriots during the war of the revolution, and were visited by Washington, Lafayette, Rochambeau, and many of the principal officers of the army. One of the chief heroes of that time lived to be a parishioner of Dr. Beecher. Also during his life in Litchfield and helping to make the town famous, were, among others, Governor Oliver Wolcott, Jr., a member of Washington's cabinet, John Pierpont the poet, and Judge Reeve. These men became intimate friends of Dr. Beecher; especially Judge Reeve, who had founded in Litchfield a celebrated law school, to which young men were sent from nearly every State in the union. The Reverend Mr. Huntington, who preceded Dr. Beecher, wrote of Litchfield: "It is a delightful village on a fruitful hill, richly endowed with schools, both professional and scientific, with its remarkable governors and judges, with its learned lawyers and senators, and representatives both in the National and State departments, and with a population enlightened and respectable. Litchfield was now in its glory."
Annie Fields (6 juni 1834 5 januari 1915)
Portret doorJohn Singer Sargent
De Zuidtiroolse schrijver en germanist Ignaz Vinzenz Zingerle werd geboren op 6 juni 1825 in Meran. In 1848 werd hij leraar, in 1858 directeur van de universiteirtsbibliotheek in Innsbruck. Een jaar later werd hij in dezelfde plaats hoogleraar Duitse taal en literatuur. Hij publiceerde gedichten en verzameldesamen met zijn broer Josef Zingerle Tiroolse sprookjes en sagen.
Uit: Sagen aus Tirol (Der Almgeist)
Einst giengen drei Knechte abends in den Wald. Als es anfieng graudunkel zu werden, waren sie nicht mehr weit von der Saubacher Alpe. Weil die Nacht vor der Thüre war, giengen sie hinauf und nahmen in einer Sennhütte Nachtquartier. Sie trugen dürres Reisig zusammen, machten Feuer auf und vertrieben sich mit Jodeln und Spaßen die Zeit. Einer nahm einen hölzernen Block, schnitzte daraus eine plumpe Figur, die er den Almgeist nannte. Dann legten ihr die zwei älteren Knechte unter lautem Gelächter eine alte lumpige Jacke an und setzten ihr einen durchlöcherten Hut auf. Dann hieb der erste ihr Hände und Füße ab, und der Zweite warf sie in's Feuer mit den höhnenden Worten: »Hier brate, damit wir dich fressen können.« Der Jüngste schaute zu, schüttelte aber bedenklich den Kopf und meinte, sie sollten nicht so thun, der Almgeist könnte kommen und sich rächen.
Ignaz Vinzenz Zingerle (6 juni 1825 17 september 1892)
J'arrive, je cherche des yeux ce palais superbe d'où partaient les destinées de plusieurs nations. Quelle surprise! je n'aperçus que des débris, des murs entrouverts, des statues mutilées; quelques portiques, à moitié renversés, laissaient entrevoir une idée confuse de son antique magnificence. Je marchais sur ces ruines, lorsque je fis rencontre d'un étrange vieillard assis sur le chapiteau d'une colonne. "Oh ! Lui dis-je, qu'est devenu ce vaste palais ? - Il est tombé ! - Comment ? - Il s'est écroulé sur lui-même. Un homme, dans son orgueil impatient a voulu forcer ici la nature; il a précipité édifices sur édifices; avide de jouir dans sa volonté capricieuse, il a fatigué ses sujets. Ici est venu s'engloutir tout l'argent du royaume. Ici a coulé un fleuve de larmes pour composer ces bassins dont il ne reste aucun vestige. Voilà ce qui subsiste de ce colosse qu'un million de mains ont élevé avec tant d'efforts douloureux. Ce palais péchait par ses fondements; il était l'image de la grandeur de celui qui l'a bâti. Les rois, ses successeurs, ont été obligés de fuir, de peur d'être écrasés. Puissent ces ruines crier à tous les souverains que ceux qui abusent d'une puissance momentanée ne font que dévoiler leur faiblesse à la génération suivante...
Louis Sébastien Mercier ( 6 juni 1740 - 25 april 1814)
... Je sais ce que je vaux, et crois ce qu'on m'en dit. Pour me faire admirer je ne fais point de ligue : J'ai peu de voix pour moi, mais je les ai sans brigue ; Et mon ambition, pour faire plus de bruit, Ne les va point quêter de réduit en réduit ; Mon travail sans appui monte sur le théâtre ; Chacun en liberté l'y blâme ou l'idolâtre. Là, sans que mes amis prêchent leurs sentiments, J'arrache quelquefois trop d'applaudissements ; Là, content du succès que le mérite donne, Par d'illustres avis je n'éblouis personne ; Je satisfais ensemble et Peuple et Courtisans ; Et mes vers en tous lieux sont mes seuls partisans ; Par leur seule beauté ma plume est estimée ; Je ne dois qu'à moi seul toute ma renommée, Et pense, toutefois, n'avoir point de rival A qui je fasse tort en le traitant d'égal...
Pierre Corneille (6 juni 1606 1 oktober 1684) Portret door François Sicre
In a broad valley, at the foot of a sloping hillside, beside a clear bubbling stream, Tom was building a house.
The walls were already three feet high and rising fast. The two masons Tom had engaged were working steadily in the sunshine, their trowels going scrape, slap and then tap, tap while their labourer sweated under the weight of the big stone blocks. Tom's son Alfred was mixing mortar, counting aloud as he scooped sand on to a board. There was also a carpenter, working at the bench beside Tom, carefully shaping a length of beech-wood with an adze.
Alfred was fourteen years old, and tall like Tom. Tom was a head higher than most men, and Alfred was only a couple of inches less, and still growing. They looked alike, too: both had light brown hair and greenish eyes with brown flecks. People said they were a handsome pair. The main difference between them was that Tom had a curly brown beard, whereas Alfred had only a fine blond fluff. The hair on Alfred's head had been that colour once, Tom remembered fondly. Now that Alfred was becoming a man, Tom wished he would take a more intelligent interest in his work, for he had a lot to learn if he was to be a mason like his father; but so far Alfred remained bored and baffled by the principles of building.
Ken Follett (Cardiff, 5 juni 1949)
De Amerikaanse schrijfster Kristin Carlson Gore werd geboren op 5 juni 1977 inCarthage, Tennessee. Zij groeide op in Washington. In 1999 studeerde zij af aan de Harvard University, waar zij ook redacteur was geweest van de Harvard Lampoon. Gore schreef twee romans: Sammy's Hill (2004) en Sammy's House (2007). Kristin Gore is een dochter van de politicus Al Gore en diens vrouw Tipper.
Uit: Sammy's House
It was when she started stripping that everyone realized something was wrong. This was an official White House event. A somewhat boring, completely respectable cruise on the Potomac River to thank everyone in the West Wing for the hard work that had won the election. But it was no longer boring.
Until the woman whipped off her tailored black jacket to reveal a star-spangled bra and a surprisingly elaborate dragon tattoo, the only remarkable thing about this cruise was that it was nineteen months late. The celebratory boat ride had been promised long ago, in the first month of our new administration, but no one minded that the business of running the country had continuously delayed its actual launch. Victory was prize enoughwho needed a cruise?
I tore my eyes away from the increasingly explicit show to scan the crowd for RG. He'd gone below deck to take a call from President Wye, and I was relieved that he still seemed to be there, unaware of these antics. He was the vice president, and as a member of the White House staff, one of my duties was to protect him from public embarrassment whenever possible. That job had become significantly harder in the last thirty seconds.
HE STOOD THERE AND WAITED. He was good at that. There was no hurry. There was plenty of time. He always had time. He was a punctual and polite person, and that was why he was standing there, buying a gift for his hostess. Politeness was an emotion- could one call it an emotion, he wondered? that was how he regarded it, certainly-an emotion that he both feared and understood.
There was only one woman in front of him in the off-licence, and she was certainly in no hurry either. She had not even got round to asking for anything yet, because she was too busy telling the man behind the counter about her granddaughter. Two weeks old, this child was, and the lady had just finished knitting her a pram-cover in stripes of white and blue: it didn't matter that it was blue and not pink, the daughter had said, she didn't like pink anyway. The man behind the counter was interested in the story: not merely polite, but interested. One can tell the difference. The woman was short and broad and she was wearing bedroom slippers. What raffish districts of London his friends inhabited: NW1, this was, with all its smart contrasts. They depressed him unbearably, the well-arranged gulfs and divisions of life, the frivolity with which his friends took in these contrasts, the pleasure they took in such abrasions. It appalled him, the complacency with which such friends would describe the advantages of living in a mixed area. As though they licenced seedy old ladies and black men to walk their streets, teaching their children of poverty and despair, as their pet hamsters and guinea pigs taught them of sex and death. He thought of these things, sadly.
längst nicht voller rätischer mond. provinzmond den das bild sich reinzieht; der reindringt in nennenswertn geschwindig- keitn. ++++anweisun` eines stummfilm- regisseurs: knarren im lärchholz, ja- gende dazujagende staffage von nachtwolkndetails. nachtgletscher, hintn, als "spülbrühe" in isabellem cair-obscur. alles in raschester auf- lösun` begriffn! art städteraugn- blende; nichtgewohnt von solcher wildn jagd. ich mein, wilder fuhre, da di handelsstraße, alberbestand der allee verstopft von a bis zett daß di maschine vonnötn ist um den einkauf zu schaffn. in der stadt m. wo kurgast dr. benn sich am glas festhielt (lodener kurstadtmond), vorzeitn.
bläue anläufe; anläufe, es ans laufn zu kriegn; diese blindanläufe für leitmotive, für handzeichn. reanimations- versuche am themen-, am textkadaver wobei di zungnspizze sichtbar wird: di helfer- zungn zungnhelfer beim hantieren; dies handfläche auf handrükkn pumpm pumpm bis di rippm knakkn. helfershelferzungn. was di leistn beim überm herzaas hantiern. ein schaun, ein schaum in di runde; ein zukkn mittn schultern, mit den zungn in stillem, ständig wiederkehrendem licht.
Thomas Kling (5 juni 1957 - 1 april 2005)
De Nederlandse literair criticus Carel Peeters werd geboren in Nijmegen op 5 juni 1944. Peeters groeide op in Nijmegen, tot hij op zijn 14e met zijn ouders naar Amsterdam verhuisde. Na de middelbare school te hebben gevolgd begon hij in 1964 Nederlandse taal en letterkunde te studeren aan de Universiteit van Amsterdam. Tijdens zijn studie schreef hij voor Het Parool zijn eerste literaire kritieken. Peeters studeerde uiteindelijk niet af.Hij werkte vanaf 1970 bij Elsevier Magazine als assistent van Wim Zaal en stapte in 1973 over naar het weekblad Vrij Nederland, waar hij de boekenbijlage opzette. In 1982 kreeg hij voor deze bijlage de CPNB Prijs. In 1997-1998 was Peeters ad interim hoofdredacteur van Vrij Nederland.Daarnaast was Peeters van Van 1987 tot 1992 bijzonder hoogleraar in de literaire kritiek aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Voor zijn kritisch en essayistisch werk, en met name voor zijn essaybundel Houdbare illusies, werd Peeters in 1985 de Dr. Wijnaendts Francken-prijs toegekend. In 2008 ontving hij de vijfjaarlijkse Jacobson-prijs.
Uit: Voor en na Mystiek lichaam
Mystiek lichaam markeert de overgang van spel naar ernst in de literatuur, zonder dat ze er overigens zwaarwichtig door is geworden. De harde en onaangename vragen die Mystiek lichaam opwierp, en de aandacht die Kellendonk vestigde op de klaarblijkelijke levensfeiten, veroorzaakten zo'n schok omdat hij het ondubbelzinnig en met brille deed: stijlvast, onverschrokken en sarcastisch. Het was alsof dat soort vragen in de literatuur niet meer bestond voor hij ze stelde: de mogelijke metafysische dimensie van het leven, het aandeel van het kwaad in de wereld, de beschaving die al geruime tijd de verkeerde richting in zou gaan, schrijven als oprecht veinzen. Niet eens zozeer wát Kellendonk aan de orde stelde veroorzaakte die schok, maar de groteske ernst waarmee hij ermee voor de dag kwam: het was donderende ideeënmuziek die de postmoderne roes van het radicale relativisme en de concentratie op het loutere formalisme doorbrak.
Mystiek lichaam kan de sfeer verklaren die romans als Hoffman's honger van Leon de Winter en De beproeving van Doeschka Meijsing mogelijk heeft gemaakt: allebei romans die het l'art pour l'art definitief de rug toekeren, zo definitief dat Hoffman's honger doorschiet en in al zijn virtuositeit een knieval doet voor het gemakkelijk leesbare verhaal, en zo vol woede dat De beproeving een roman van te veel grote woorden en pathetiek wordt in een poging om vooral het echte leven op te roepen. Dit zijn extreme reacties op het uitgespeelde spel van werkelijkheid
Carel Peeters (Nijmegen, 5 juni 1944)
De Engelse schrijfster Ivy Compton-Burnett werd geboren op 5 juni 1884. Zij groeide op in een groot gezin in Hove en Londen en was de dochter van een bekend homeopathisch arts. In 1911 verscheen haar eerste roman, Dolores, die weinig opzien baarde en waar zij zich later enigszins van distantieerde. Het succes kwam met haar tweede werk, Pastors and Masters (1925) dat goed ontvangen werd en zeer lovende kritieken oogstte. Haar verdere werken kenden dezelfde stijl: het beschrijven van veelal alledaagse, maar soms ook schokkende, gebeurtenissen in grote Edwardiaanse gezinnen. Haar schrijfstijl was sober en humoristisch. Opvallend in haar werk is, dat de verhalen grotendeels in dialoogvorm zijn geschreven. Verder maakt zij spaarzaam gebruik van interpunctie. In 1967 werd zij onderscheiden met de titel 'Dame Commander' in de Orde van het Britse Rijk.
Uit: The Present And The Past
Oh, dear, oh, dear!" said Henry Clare.
His sister glanced in his direction.
"They are pecking the sick one. They are angry because it is ill."
"Perhaps it is because they are anxious," said Megan, looking at the hens in the hope of discerning this feeling.
"It will soon be dead," said Henry, sitting on a log with his hands on his knees. "It must be having death- pangs now."
Another member of the family was giving his attention to the fowls. He was earnestly thrusting cake through the wire for their entertainment. When he dropped a piece he picked it up and put it into his own mouth, as though it had been rendered unfit for poultry's consumption. His elders appeared to view his attitude either in indifference or sympathy.
"What are death-pangs like?" said Henry, in another tone.
"I don't know," said his sister, keeping her eyes from the sufferer of them. "And I don't think the hen is having them. It seems not to know anything."
Henry was a tall, solid boy of eight, with rough, dark hair, pale, wide eyes, formless, infantine features, and something vulnerable about him that seemed inconsistent with himself.
Ivy Compton-Burnett (5 juni 1884 - 27 augustus 1969)
David Hare, Otto F. Walter, Spalding Gray, Christy Brown, Alifaa Rifaat
De Britse schrijver, dramaturg en regisseur David Hare werd geboren op 5 juni 1947 in Sussex. Hare behaalde zijn 'masters degree' in Cambridge in 1968 en stichtte nog datzelfde jaar een experimenteel reizend gezelschap.Nadat hij enkele producties regisseerde begon hij al spoedig zelf stukken voor het gezelschap te schrijven, zoals How Brophy Made Good (1969).Met Slag (1970), The Great Exhibition (1972), en Knuckle (1974), bevestigde Hare zijn talent als toneelauteur en geducht criticus van de Britse moraal. Teeth 'n' Smiles (1975) schilderde het milieu van rockmuzikanten.
Het alom geprezen Plenty (1978) beschrijft de aftakelende persoonlijkheid van een vrouw over een periode van 20 jaar: een metafoor voor het verval van het Britse Rijk na WO II.Hare schreef tevens meerdere stukken voor de televisie en regisseerde ook nog de films Wetherby (1985) en Strapless (1989). Hij regisseerde ook tijdens de jaren '70s en '80 nog in meerdere Londense theaters. Hare werd geridderd in 1998.
Uit: Obedience, Struggle and Revolt
To give you the idea: Ive noticed, among my friends and acquaintances, that I am, for some reason, one of the few people who positively looks forward to the speeches at weddings. Id go further. For me, theyre the best part. Perhaps you may think me a cold fish when I admit that I have sometimes watched unmoved as the ring was slipped onto the finger, or as the first kiss was taken. (Priests always seem to be saying Not yet.) But I have never failed to feel a thrill of genuine anticipation when someone calls for silence and rolls out the magic words: Unaccustomed as I am to public speaking. In one heart at least, the announcement does not cause a sinking. Far from it. Part of my interest is clearly professional. I am, after all, a playwright, and there is nothing more revealing of character than when a proud father or a jealous ex-lover acting as best man is forced to rise to their feet and offer a few words. Yes, life is theatre, and the rituals which make private matters public are specially delicious. But I also love the prospect that, for once, somebodys spool is going to be allowed to run and run. Mark it down as optimism, but I cannot help feeling at least before they speak that the longer someone goes on, the more you are likely to learn.
David Hare (Sussex, 5 juni 1947)
De zwitserse schrijver en uitgever Otto Friedrich Walter werd geboren op 5 juni 1928 in Rickenbach. Hij volgde een opleiding tot boekhandelaar in Zürich. Vanaf 1951 was hij secretaris en lector bij de Jakob Hegner Verlag. Vanaf 1956 was hij bij de Walter Verlag verantwoordelijke voor het literaire programma waarin schrijvers als Alfred Andersch, Helmut Heißenbüttel en Peter Bichsel uitgegeven werden. In 1969 kreeg hij de leiding over de Luchterhand Literaturverlag. Vanag 1982 werkte hij uitsluitend nog als zelfstandig schrijver.
Uit: Der Stumme
"Stummer, fuhr Breitenstein fort, wie ist das. Du hast's ge- gehört. Klar? Gehört, und das Gericht will das wissen. Das Gericht will wissen, wo du dieses Kanisterpaket versteckt hast. Los, zeigen. ... Karbidlichtschlagschatten auf der linken Hälfte, und mit einem Schlag wusste Loth wieder, ein einziges Wort würde genügen, nur eines, und diese riesige Entfernung zwischen ihm und dem Mann dort, seinem Vater, würde nicht mehr sein, sie könnten zusammensein, und zusammen könnten sie alles aushalten. Aber seine Zunge kam aus ihren Klammern dahinten nicht los, so sehr sie sich spannte und hinter seinen Zähnen sich aufwölbte: nichts ausser diesem Lalllgeräusch, das keiner vernahm. Nein, und er schüttelte den Kopf. Er schüttelte ihn und kam wieder zu Breitenstein und den andern zurück, und Filippis sagte scharf: Stummer, du lügst. Du weisst es. Wo ist er! ... Da wusste Loth noch etwas anderes: dass es für ihn und dass es für den Vater zu spät war. Sie waren jetzt beide allein. Jeder für sich. Und es war ihm, als sei nun nicht mehr nur diese Sache mit dem Benzinkanister wichtig."
Otto F. Walter (5 juni 1928 24 september 1994)
De Amerikaanse schrijver en acteur Spalding Gray werd geboren op 5 juni 1941 in Barrington, Rhode Island. Na wat kleinere rollen in films werd hij beroemd met Swimming to Cambodia, de filmversie van zijn theatermonologen over zijn ervaringen bij het draaien van The Killing Fields in 1984. Begin jaren negentig publiceerde hij zijn eerste korte verhaal Impossible Vacation. In 2001 raakte hij ernstig verwond bij een auto-ongeluk. In januari 2004 werd hij als vermist opgegeven en in maart werd zijn lichaam geborgen uit de East River. Gezien zijn depressies t.g.v. het ongeluk ging men uit van zelfmoord.
Uit:Life Interrupted
Then there was a surprise. About two weeks after that, Kathie, my wife, gave me a present of a trip to Ireland for the whole family. Kathie's always coming up with these crazy trips. I remember she took us to the Ice Hotel up in Quebec City where you pay three hundred dollars a night to sleep on a block of ice. So Ireland was cushy. It was a rainy version of the Ice Hotel, I suppose. A little more whimsical, and rainy, and not frozen. I'd been six times before and wanted to go back. It made me laugh in a way that the United States doesn't. We had rainy times but good times. In spite of the rain it was a jolly place. I can remember Kathie and me riding bikes in the rain for hours and then coming upon this Irishman leaning against his bicycle with a golf hat on or whatever they wear, and he said, "How are you doing?" I said, "It's just awful weather, it's just awful," and he said, "No, it's not. It hasn't gotten cold yet."
So I like them; they're optimistic and philosophical. They're not industrialized, really --there was no industrial revolution -- so they drive pretty haphazardly. They don't have a great relationship to machinery, to say the least. There's a lot of banging around and the roads are very narrow, and they just get in their cars and go, you know they just put the pedal to the metal and they're going everywhere, in all directions.
Spalding Gray (5 juni 1941 10 januari 2004)
De Ierse dichter, schrijver en schilder Christy Brown werd geboren op 5 juni 1932 in Dublin. Hij was het tiende van 22 kinderen en groeide in armoede op. Ook leed hij aan athetose en kon alleen zijn linker voet gecontrolleerd bewegen. Zijn moeder stimuleerde hem echter zodanig dat hij zich niet alleen verstaanbaar kon maken, maar ook ging tekenen en schrijven. In 1954 verscheen zijn debuut My Left Foot dat in 1989 verfild werd met Daniel Day-Lewis in de hoofdrol.
Sunday Visit
We finally found him
curled up in the chair like a many-wrinkled shell
staring blindly out at nothing
among a gathering of imbecilic fossils
his one good eye fastening fiercely onto life
the hair still sturdy though silver under the old cloth cap.
We finally found him
through all that terrible labyrinth of grey concrete cells
quietly rounding out his days
alone in a morass of moronic camaraderie
his doomed cellmates snoozing and snoring all around
and he with his one good eye defying the shadows.
The tears came then
not soft, but real
the tears of a real man broken by life
groping wildly with gnarled fingers at the straws of life
in that awful room of no life
and the television set blaring forth its banalities
drowning whatever words of comfort our futile tongues could offer.
I had no words for him
no words to span the heartbreak of years
when Samson-like he had stood between us and chaos
bringing to us the small rare trinkets of his love.
I had for him only whiskey
the old bitter gift
the poor tribute of one poorer in spirit
than that jaded near-blind half-deaf soul reclining so tamely
in a wicker chair
in a ward of fearful paralysing resignation
a ward full of already dead people
sleeping as the television blared.
Yet the hand that gripped mine spelled out love
and the raw lovely courage of that old landscaped face
Buddy Wakefield, Marie Ndiaye, Ralf Thenior, Erasmus Schöfer, Yaak Karsunke
De Amerikaanse (slam) dichter Buddy Wakefield werd geboren op 4 juni 1974 in Shreveport, Louisiana, en groeide op in Baytown, Texas. In 1999 bracht hij zijn eerste gesproken-woord-albumuit met de titel A Stretch of Presence. In 2001 gaf hij zijn baan bij een biomedisch bedrijf op, en ging hij met een Honda Civic op poëzie-tour door Noord-Amerika. In 2004 verscheen zijn eerste bundel "Some They Can't Contain"
CONVENIENCE STORES(Fragment)
We both know the smell of a convenience store at 4 a.m. like the backs of alotta hands. She sells me trucker crack/Mini-Thins (its like Vivarin). She doesnt make me feel awkward about it. She can tell its been a long drive and its only gonna get longer. Offers me a free cup of coffee, but I never touch the stuff. Besides, Im gonna need more speed than that.
We notice each others smiles immediately. Its our favorite thing for people to noticeour smiles. Its all either one of us has to offer. You can see it in the way our cheeks stretch out like arms wanting nothing more than to say, You are welcome here.
She shows brittle nicotine teeth with spaces between each one. Her fingers are bony, theres no rings onm, and shed love to geter nails done someday. One time she hader hair fixed. They took out the grease, made it real big on top, and feathered it. She likes it like that. Shell never be fully informed on some things just like I will never understand who really buys Moon Pies, or those rolling, wrinkled, dried-up sausages. But then again, shes been here a lot longer than me. Shes seen everything from men who grow dread locks out of their top lips to children who look like cigarettes.
I giveer my money. I wait for my change. But I feel like theres something more happening here.
I feel like a warm mop bucket and dingy tiles thatll never come clean. I feel like these freezers cannot be re-stocked often enough. I feel like trash cans of candy wrappers with soda pop dripping down the wrong side of the plastic. I feel like everything just got computerized. I feel like she was raised to say a LOT of stupid things about a color. And I feel like if I were to identify myself as gay this conversation would stop.
Buddy Wakefield (Shreveport, 4 juni 1974)
De Franse schrijfster Marie Ndiaye werd geboren op 4 juni 1967 in Pithiviers. Haar vader kwam uit Senegal, haar moeder uit Frankrijk. Toen zij 18 was verscheen haar eerste werk. Ook kreeg zij een beurs om een jaar lang te werken in de Villa Médicis in Rome. Voor haar roman Rosie Carpe ontving zij in 2001 de Prix Femina. Haar stukPapa doit manger staat op het repertoire van de Comédie-Française.
Uit: Autoportrait en vert
Un matin, je m'arrête devant cette maison. Je coupe le moteur, je tire le frein à main, puis je me tourne vers mes quatre enfants, trois assis à l'arrière et l'aîné devant, à mon côté. C'était une matinée de printemps scintillante et chaude. Les bras et les jambes des enfants sont nus. Leurs cheveux brillent. Toutes les vitres de la voiture sont baissées et l'odeur du chèvrefeuille s'est répandue à l'intérieur comme si nous nous étions tous parfumés. Mais la peau de mes enfants, de leur cou, de leurs joues, sent naturellement le chèvrefeuille. Je leur souris à tous avec ce plissement des yeux qui annonce un nouveau jeu. Ils sont encore petits. Je leur chuchote : - Regardez bien ce bananier. Est-ce qu'il y a quelqu'un ou quelque chose auprès de ce bananier ? Et chacun de mes enfants regarde vers la ferme, et leur attention, leur docilité et leur concentration, ainsi que l'absence de toute arrière-pensée dans leur obéissance, tout cela m'amène au bord des larmes. C'est autre chose également. C'est aussi, bien sûr, la proximité de ce bananier aux feuilles si larges que l'une d'elles suffirait à envelopper le plus jeune de mes enfants, c'est aussi l'imminence d'un éclaircissement. Une poussière dorée flotte au-dessus de leurs têtes. Leur front est courbe et serein, leur nuque encore pâle. L'ai-je dit ? Les bras et les jambes de mes enfants sont nus car l'air est tiède, grisant. Ils étaient vaguement déçus. - Il n'y a rien du tout auprès de ce bananier, ont-ils chuchoté. - Sûr ? ai-je demandé. Un frisson m'a parcouru le dos.
Aus den Savannen kommt er geritten mit heißem Gesicht das Gewehr auf dem Rücken er hätte noch weiter gejagt aber seine Mutti hat gesagt wenn die Lampen angehn kommst du nach Haus.
Mutter im Wald gefunden
Eine verlorene Mutter im dunklen Wald und der Uhu ruft Schauer über die Haut. Oh, Mutter, riefen die Kinder, bleib, wo du bist.
Einen Pilz gefunden, oh Wunder, die Mutter. Dein süßer Schwanz, Rotbart, du Ausbrecher, ich liebe dich. Du verficktes Verbrecherschwein.
Aber ohne nein. Erst im Wald, okay. Nur Flusswasser getrunken und nachts die Angst, jeder Scheinwerfer ein Feind. Liebst du mich? Nein.
Glaubst du, dass du mit wurmigen Radieschen und Äpfeln den Kapitalismuserschüttern kannst?
Die Sorte Fragen von euch Linken kennich Armin. Ihr wollt nicht begreifen,dass wir heute schon Beispiele schaffen müssen wie wir leben möchten, indem Sozialimus oder Kommunismus der irgendwo im Nebel der Zukunft liegtoder nicht. Du hast mir mal begeistert erzählt von Arbeitern einerGlashütte, die ihren Betrieb vor der Pleite gerettet haben, ihren Chefrausgeschmissen und selbst die Hütte weitergeführt. Das hat dir damalsimponiert, stimmts? In der Schweiz hab ich einen Vortrag gehört über eineLandkommune in der Provence, das wolltich wissen, bin voriges Jahrhingefahrn, Longo Maï heißt die, so vierzig fünfzig Leute, Franzosen,Schweizer, Österreicher, und Deutsche, leben dort seit ix Jahren auf einemalten Bauergut zusammen und die sind keine Aussteiger - Einsteiger sinddie, in ein andres, ja, solidarisches Leben.
Haben die eine Ölquelle gefunden? fragte Armin, aber als da Salliärgerlich die Brauen zusammenzog, gleich noch: Ich meine, wie finanzierndie dieses Leben?
Na sie arbeiten Mensch, ist doch klar! Aber selbstbestimmt! Kriegen auchein paar Spenden von Unterstützern, zugegeben. Sie sind noch in derAufbaufase. Du solltest dir das mal anschaun, eine Reportage schreiben inder DeZet, es ist wirklich faszinierend.
nicht viel was man über sie weiß (rein anatomisch scheinen sie eher unmöglich) versprengte nachkommen eines sodomitischen heroen eines mythischen stutenbespringers
aber jetzt versammeln sie sich im frühdunst im zwielicht du hörst sie bevor du sie siehst ihr stampfen ihr schnauben & manchmal den helleren schlag wenn ein huf einen stein trifft
schemenhaft treiben die massigen leiber durch den ziehenden nebel der sich nur zögernd erhebt & den blick auf sie freigibt
manche umarmen sich lange andere reiben die struppigen flanken wie absichtslos aneinander
dann drängt erwartung die herde dichter zusammen das tänzeln verebbt sie verharren mit scharrenden füßen peitschenden schweifen & erhobenen armen
bis von ihren rufen - rau zwischen wiehern & schrei - beflügelt am himmel erscheint:
Pegasus
der engel der zentauren der ihnen quellen aufschlägt in steppe & stein
What are you thinking, I want to ask Mr George. What are you thinking about, I want to ask him. Are you thinking about Miss Eleanor and whether she will be coming home soon, I want to ask him.
From Harold Avenue we turn left into Hammond and left into Goldsworthy, cross Goldsworthy into Bernard and go on westward downhill, smooth smooth, to the park. My heels, the heels of my shoes, newly repaired, sound on the new surface of the road, like a trotting horse, a little trotting horse. Like a toy horse, Mr George makes this observation saying, at the same time, that his feet are not making any noise on the road.
From the park it is uphill into Thompson and then a right turn into Koeppe across Princess into Caxton, then Warwick and back along Queen. Queen Street is lined on both sides with old twisted trees. The long-leaved peppermints, they make a tunnel of shade and fragrance. In Queen it is like being in a green church or a small green cathedral. Does Mr George think so too, I want to ask him. Would he agree about a cathedral? Is a little street in e suburb, I want to ask him, a place of worship and of prayer?
There is hardly ever anyone about in the streets in the quiet afternoons. Sometimes the days, depending on the time of the year, are either too wet or too hot, but we are there, all the same.
Die Tage, an denen die Welt sich bewegt, an denen man das Leben spürt, das sind für Tobias Puck Rocktage. Die anderen? Die trüben Tage, an denen man das Leben nicht spüren kann? Gummispülhandschuhtage.
Als Puck nach einer Uni-Party Gwen begegnet, schlägt bei ihm der Blitz ein. Endlich hat er nicht mehr das Gefühl, nur Statist in seinem eigenen Leben zu sein. Wenn es ihm nur gelänge, Gwens Liebe zu gewinnen, wenn sie seine Gefühle erwidern würde, wenn er ihr begreiflich machen könnte, dass sie beide füreinander bestimmt sind, dann - so glaubt Puck - dann würde es nur noch Rocktage geben, dann würde er endlich nicht mehr nur durch sein Leben stolpern wie durch einen falschen Film. Gwen ist seine Chance, sie wird ihn retten, aber sie hat einen Freund. Und der ist nicht das einzige Problem, mit dem Puck konfrontiert wird.
Eindringlich und poetisch, mit feinem Witz und Gespür fürs Absurde erzählt Dana Bönisch in ihrem Debütroman von einem jungen Mann am Abgrund. Dessen beste Freunde die Laubfrösche im Terrarium sind, der von labbrigen Fischstäbchen lebt und manchmal mit einem Typ namens Goethe in der U-Bahn fährt.
Sehnsucht und Liebeswahn: 'Rocktage' erzählt so anrührend und verstörend von dieser klassischen Paarung, dass es sich anfühlt, als geschähe es zum ersten Mal.
Dana Bönisch (Frechen, 4 juni 1982)
De Oostenrijkse schrijver Fritz Weber werd geboren op 4 juni 1895 in Wenen. Van 1910 tot 1915 bezocht hij de kadettenschool voor de artlllierie in Traiskirchen. Daatna werd hij gelegerd in het fort Verle aan het Italiaanse front. Hij bleef er tot juni 1916 en sloot in deze tijd vriendschap met de later bekende bergbeklimmer, acteur en regisseur Luis Trenker. In 1921 keerde hij naar Weneterug om rechten te studeren. Hij begon al snel aan journalistiek werk en vanaf 1925 wijdde hij zich volledig aan het schrijven. Zijn eerste boek was de utopische roman Die Toten der Svea (1930). Vanaf 1931 schreef hij meerdere boeken waarin hij zijn ervaringen aan het front verwerkte.
Uit: Ende einer Armee
Ein Tobsüchtiger stürmt durch die Gänge, über Stiegen. Schaum flockt ihm vom Mund, in seiner Faust funkelt ein Beil. Er haut wild um sich und schreit, schreit wie ein rasendes Tier. Mauerecken und Holzteile splittern unter seinen Hieben.
Drei sind hinter ihm her. Sie haben Gewehre in den Händen. Vor der Tür des Proviantlagers stellen sie den Tobenden. Er wird auf einmal still, steht mit gegrätschten Beinen in einem Winkel, dreht den Kopf hin und her. Dann plötzlich stößt er einen plärrenden Schrei aus und springt den ersten seiner Verfolger an. Der unterläuft ihn, wirft ihn zu Boden. An Händen und Füßen gefesselt, tragen sie ihn hinauf. Er wimmert und weint wie ein kleines Kind. Eine Morphiumspritze erlöst ihn von den Schrecken dieser Hölle .....
Fritz Weber (4 juni 1895 1 juni 1972)
De Amerikaanse schrijver Charles Dickinson werd geboren op 4 juni 1951 in Detroit, Michiga. Zowel zijn fictie als zijn non-fictie verscheen in bladen als Atlantic Monthly, Esquire, The New Yorker en in verschillende kranten en tijdschriften. Hij schreef o.a.: Waltz in Marathon, Crows, With or Without (a short story collectie), The Widows' Adventures, Rumor Has It, en A Shortcut in Time.
Uit:Shortcut in Time
This story began with a broken promise. It began in water over my head. It began with me, Josh Winkler, flying through the streets of the only town I had ever known, Euclid Heights, Illinois, six zero zero zero one.
I was in a hurry because I didnt want to disappoint my kid brother. Again. I was old enough to know that you dont get a lifetime of second chances with people. Especially with people who dont really need you. And Kurt didnt need me. Hed jumped out of bed at dawn to complete an Eagle Scout project with his best friend, Vaughan Garner. They were teaching retarded children to swim and Kurt had asked me to steer the kids back if they wandered away from where he and Vaughan mimed the Australian crawl in the shallow end.
Id heard my brother get up that morning before his alarm clock went off, heard him wash, organize his clipboard, nudge me, whisper, Josh, its time, and hurry away in the dark.
Next thing I knew, mom was shaking me, knocking the sleep out of me, the sun so high it shined on the floor of my basement bedroom.
You promised him, mister, she said.
The Euclid Heights community pool was next to the American Legion baseball diamond and as I tore on my bike across the outfield grass I looked ahead through the chain-link fence for some sign of my brother, or Vaughan, or the retarded kids, some way to gauge how badly Id let them down this time. But no one was in sight.
Before I could worry or even think about this, Jack KetchJock Itch to those of us who hated and feared himcame toward me on his bike from around back of thepoolhouse, riding with his head down, pumping so furiously that a rooster tail of dew sprayed out behind him. He was a flat-topped bully, all blackheads and cruelty. Hed made more boys cry than Old Yeller.
Es war in ihrem zweiten Monat in Zagreb, im Herbst, in dem der Krieg begonnen hatte, als Marija die Nachricht erreichte, die ihr das eigene Leben für immer fremd machte. Sie hatte ihren Vater seit mehr als fünfundvierzig Jahren nicht mehr gesehen und ihn fast genauso lange für tot gehalten und reagierte zuerst gar nicht auf die Anzeige, die ihr die Nachbarn vor die Tür gelegt hatten und die unmöglich von ihm sein konnte. Es mußte sich um ein Mißverständnis handeln, und doch, als sich das ein paar Tage später wiederholte, eilte sie hinunter auf die Straße, kaufte sich an einem Kiosk die Zeitung, die sie trotz des Windes sofort auseinanderfaltete, und starrte mit dem Gefühl, die Dinge um
sie würden ihre Umrisse verlieren und konturlos ineinander verschwimmen, auf das nicht besonders große Kästchen mitten in den »Vermischten Nachrichten«. Dann verging eine Woche, in der sie nichts tat, aber voller Unruhe war, und als sie schließlich auf eine weitere Annonce stieß, saß sie in einem Café, und sie hatte augenblicklich Tränen in den Augen und sah sich um, ob die Leute an den anderen Tischen sie beobachteten und merkten, was mit ihr da geschah.
Im Dezember davor war sie fünfzig geworden, ihr Mann hatte mit ihr eine Woche auf Elba verbracht, und die Unbeholfenheit, mit der er sich dort um sie kümmerte, weckte in ihr den Verdacht, daß er wieder einmal eine Geliebte hatte. Über Mittag saß sie mit ihm, in eine Decke gehüllt, in der Sonne, schaute hinaus auf das Meer und wußte nicht, ob sie es riechen konnte, in der feuchten Luft, oder sehen, draußen an der Horizontlinie, oder ob es ihr Gehör war, das sie alarmierte, aber sosehr sie sich dagegen wehrte, der Rechnerei um ihren Geburtstag nachzugeben, gerade im Stillstand merkte sie, wie die Zeit verflog.
Plus une décision est stupide, plus elle est facile à prendre. Et ensuite, une fois qu'on l'a prise, on a au moins la satisfaction de voir ce que l'on est.
Mais voyez-vous, nous avons l'esprit tellement tordu, nos motivations profondes sont si complexes, si accablantes, que l'on préfère s'en tenir à la bêtise pure et simple plutôt que d'aller chercher plus loin.
Je venais de prendre conscience qu'il était encore temps de tout arrêter. Je sentais que quelque chose en moi chancelait, mais je ne savais pas si c'était par peur des dégâts que nous pourrions causer autour de nous ou de ceux que nous nous infligerions à nous-mêmes.
Moi, Luc Paradis, j'étais en train d'assembler une machine infernale. Et plus effrayant, plus turpide, plus lâche encore que cet engin, il y avait moi, Luc Vincent Paradis, obsessionnel notoire, moins connu pour mes talents d'artificier que pour ceux qui consistaient à conserver l'amour d'une femme.
En me dirigeant vers sa chambre, j'ai de nouveau pensé qu'il était souvent difficile de savoir dans quelle mesure on agissait avec intelligence, et même s'il y avait toujours un bon et un mauvais choix.
Je crois que tu as pour habitude de te laisser couler très vite, comme une pierre, sans jamais atteindre le fond. Personnellement, j'estime qu'il s'agit là d'une vraie force et que tu as appris à t'en servir. Nous savons toi et moi que certaines blessures sont spectaculaires mais qu'elles ne mettent pas la vie en danger. »
»Fassen Sie sich ein Herz«, hatte Natalia geschrieben, »fassen Sie sich ein Herz, meine Liebe, und kommen Sie her.« Wenn das so einfach ginge, dachte Johanna, sich ein Herz fassen; irgendein kräftiges, abenteuerlustiges Herz, das einem Vorübergehenden in der Brust schlug, fassen und für sich selbst weiterschlagen lassen. Wessen Herz soll ich mir fassen? schrieb Johanna zurück. Und Natalia Timofejewna: Haben Sie denn kein eigenes? Sie war fast neunzig und spindeldürr, saß in einem Internet-Café in Mexico City und fragte Johanna, ob sie kein Herz hätte. Am Tag darauf schrieb sie ihr: Ich komme in zwei Wochen. Und jetzt saß sie zusammen mit dreihundert anderen Leuten in diesem monströsen Blechbehälter zehn Kilometer über der Erde, trank Cola und kaute Erdnüsse, während sie die Flugnachrichten auf einem der Monitore verfolgte, als hielte sie es tatsächlich für normal, sich in einem fliegenden Kino fortzubewegen. Ihre Hände waren kalt, die Finger ineinander verschränkt wie zum Gebet. Immer, wenn das Flugzeug startete, suchten ihre Finger einander, anfangs unbewusst, und nachdem sie bemerkt hatte, dass ihre Hände sich jedes Mal, wenn das Flugzeug in steiler Schräglage in den Himmel stieß, auf diese aus ihrer Kindheit stammende Demutsgeste besannen, hielt sie es für leichtsinnig, sie daran zu hindern. Wenn sie es unbedingt wollten, auch ohne ihr Zutun, half es ja vielleicht. Die Möglichkeit abzustürzen, nur weil sie ihren Händen verbot, ihrem Urbedürfnis zu folgen und sich ineinander zu verschlingen, ließ sie vor dem Experiment zurückscheuen, auch wenn sie das Ganze eigentlich für Unfug hielt. Sie war eine ungeübte Alleinreisende."
Monika Maron (Berlijn, 3 juni 1941)
De Amerikaanse schrijver Larry Jeff McMurtry werd geboren op 3 juni 1936 in Wichita Falls, Texas. Hij studeerde aan het North Texas State College, Rice University en Stanford University. Later werkte hij als docent aan diverse universiteiten. Zijn eerste roman Horseman pass by verscheen in 1961. Voor Lonesome dove ontving hij in 1986 de Pulitzer prijs. Verschillende van zijn boeken werden verfilmd. Voor het draaiboek van Brokeback Mountain kreeg hij in 2006 een Oscar.
Uit: Anything for Billy
The first time I saw Billy he came walking out of a cloud. He had a pistol in each hand and a scared look on his rough young face. The cloud drifted in from the plains earlier in the morning and stopped over the Hidden Mountains, in the country of the Messy Apaches -- that was what buffalo hunters called the Mescalero.
It was a thick cloud, which made downhill travel a little chancy. I had found myself a seat on a rock and was waiting for the cloud to go somewhere else. Probably I looked as scared to Billy as he looked to me -- my mule was winded, my gun was empty, my ears were popping, and I was nervous about the prospect of running into some Messy Apaches. One minute I wanted the cloud to leave; the next minute I was glad it was there.
Billy looked relieved when he saw me. I think his first notion was to steal my mule -- it would only have been common sense.
"This mule won't make it far," I informed him, hoping to scotch that notion -- though if he had pointed one of the pistols at me I would have handed him the reins on the spot.
Billy gave me a chip-toothed grin. I would have guessed him to be no more than seventeen at the time, and short for his age at that. In fact, he was almost a runt, and ugly as Sunday. His dirty black coat was about three sizes too big for him.
He glanced at Rosy, the mule. She didn't like heights, or clouds either, and was in a foul mood.
"An Apache could take that mule and ride her fifty miles," he pointed out. "It's lucky for you I'm not an Apache."
"If you were I'd offer you the mule and hope for the best," I said.
Kathleen E. Woodiwiss, Gerhard Zwerenz, Pedro Mir, Detlev von Liliencron, Friederike Brun
De Amerikaanse schrijfster Kathleen E. Woodiwiss werd geboren op 3 juni 1939 in Alexandria, Louisiana. In 1972 verscheen haar historische liefdesroman The Flame and the Flower, waarvan meteen meer dan 2.3 miljoen exemplaren werden verkocht. Er volgden nog 12 bestsellers met een oplage van boven de 36 miljoen.
Uit: The Flame and the Flower
As they entered the captain' s cabin, a man rose from the desk where he had been sitting and, had it not been for her bruised state of mind, Heather would have noticed his tall, muscular build and piercing green eyes. Fawn-colored breeches were fitted snug about his narrow hips and a white ruffled shirt, opened to the waist, revealed a chest wide and firmly muscled beneath a mat of crisp black hair. He had the look of a pirate about him, or even Satan himself, with his dark, curly hair and long sideburns that accentuated the lean, handsome features of his face. His nose was thin and straight except for a slight hook in its profile just below the bridge. His hair was raven black and his skin darkly tanned. White teeth flashed in contrast as he smiled and came forward, sweeping her with a bold gaze from top to toe. "Aye, you've done a handsome night's work with this one, George. You must have searched hard and wide for her." "Nay, cap'n," the old man returned. "We found her walking the streets of the waterfront. She came most willingly, cap'n."
Ernst Bloch fühlte sich in Leipzig dem Dänen besonders verbunden in Vitalität, widerspenstigem Elan und den Reflexionen über Erotik, bei der es Bloch allerdings, anders als Kierkegaard, nicht an Praxis mangelte. Ich nahm mir damals vor, das Karl-May-Land Sachsen Richtung Ernst-Bloch-Land voranzutreiben. Bloch mochte May. Ich mochte May und Bloch. Also galt es, die individuelle Revolte zur humoristischen Revolution an beiden Ufern der Pleiße reifen zu lassen. Zu fragen ist, wie Bloch als gleichsam wiedergeborener Existentialist Kierkegaard in der pseudomarxistischen DDR-Diktatur des Proletariats, alias Politbüro, sich zwölf Jahre lang halten konnte. Ich selbst als verkappter Trotzkist unter Hitler, Stalin, Ulbricht, später Adenauer und anschließenden Obrigkeiten schaffte das mit Hilfe meiner realen wie taktischen Harmlosigkeit als Humorist unter Assistenz von Gert Gablenz sowie weiteren Pseudonymen, die zu enthüllen ich mich hütete. Sein outing muss jeder selbst betreiben, das ist wie bei den Schwulen, nur riskanter. Jedes Pseudonym besitzt ein Menschenrecht auf Anonymität. Was aber ist mit Blochs Verhältnis zu Kierkegaard? Im Werk ist einige Male von ihm die Rede, ohne jene Bedenken aus dem Jahr 1954, die er offenbar schon 1956 wegließ, wie Ingrids Nachschrift nahelegt. Nun spielte der dänische Denker bei den Linksintellektuellen in Weimarer Zeiten eine bedeutende Rolle. Durfte er in Leipzig zumindest in Andeutungen den dekadenten Provokateur spielen? Bloch schien das anzunehmen, erhielt jedoch 1957 die Quittung für derlei gewagte Experimente: Von der Universität verwiesen.
Gerhard Zwerenz (Crimmitschau, 3 juni 1925)
De Domicaanse dichter en schrijver Pedro Mir werd geboren op 3 juni 1913. Zijn vader was naar de Dominicaanse Republiek gekomen om voor de Cristóbal Colón Sugar Refinery te werken. In de vroege jaren dertig begon Mir te schrijven en te publiceren in kranten en tijdschriften. Hij behaalde ook zijn doctorstitel in de rechten aan de Santo Domingo State University in 1941. Door zijn sociale engagement kwam hij in moeilijkheden met het regime van dictator Trujillo en in 1947 vluchtte hij naar Cuba. Zijn ballingschap zou duren tot 1961. Op Cuba schreef hij zijn beroemde gedicht Hay un país en el mundo (There is a country in the world). In 1952, publiceerde Mir in Guatemala zijn Contracanto a Walt Whitman (canto a nosotros mismos) (Countersong to Walt Whitman (Song of Ourselves)), dat in talrijke talen werd vertaald.
Uit: Countersong to Walt Whitman (Vertaald door Jonathan Cohen)
1
There once was a virgin wilderness.
Trees and land without deeds or fences.
There once was a perfect wilderness.
Many years ago. Long before the ancestors of our ancestors.
The plains would play with galloping buffalo.
The endless coastlines would play with pearls.
The rocks let loose diamonds from their wombs.
And the hills played with goats and gazelles . . .
The breeze would swirl through clearings in the woods
heavy with the bold play of deer and birch trees
filling the pores of evening with seed.
And it was a virgin land filled with surprises.
Wherever a clod of earth touched a seed
all of a sudden there grew a sweet-smelling forest.
At times it was assaulted by a frenzy of pollen
squeezing out the poplars, the pines, the fir trees,
and pouring out the night and landscapes in clusters.
And there were caverns and woods and prairies
teeming with brooks and clouds and animals.
6
O Walt Whitman, your sensitive beard
was a net in the wind!
It throbbed and filled with ardent figures
of sweethearts and youths, of brave souls and farmers,
of country boys walking to creeks,
of rowdies wearing spurs and maidens wearing smiles,
of the hurried marches of numberless beings,
of tresses or hats . . .
And you went on listening
road after road,
striking their heartstrings
word after word.
O Walt Whitman of guileless beard,
I have come through the years to your red blaze of fire!
De dichter, filosoof en schilder Carlo Michelstaedter werd geboren op 3 juni 1887 in Gorizia. Hij groeide op in een geletterde joodse familie in een klein dorp vlakbij Triëst, in die tijd deel van het Oostenrijks-Hongaarse keizerrijk. Zijn overgrootvader van moeders kant was de eminente rabbi en geleerde Isacco Samuele Reggio. De moeder van Carlo Michelstaedter en zijn zusje Elda werden in de Tweede Wereldoorlog naar Auschwitz gedeporteerd en overleden aldaar. Na het gymnasium studeerde hij korte tijd aan de universiteit van Wenen (wiskunde en natuurwetenschap) maar niet veel later ging hij naar Florence om er kunstgeschiedenis te studeren. Na zijn overlijden werden zijn gedichten, brieven, filosofische werken en tekeningen gepubliceerd (Poesie, Il dialogo della salute e altri dialoghi, Opera grafica e pittorica, Epistolario en La persuasione e la rettorica). De novelle Un altro mare (Nederlandse vertaling Een andere zee) van de Italiaanse schrijver Claudio Magris is gebaseerd op het leven van Carlo Michelstaedter.
Uit: Persuasion and Rhetoric (Vertaald dsoor Russell Scott Valentino)
I know I want and do not have what I want. A weight hangs suspended from a hook; being suspended, it suffers because it cannot fall: it cannot get off the hook, for insofar as it is weight it suspends, and as long as it suspends it depends.
We want to satisfy it: we free it from its dependence, letting it go so that it might satisfy its hunger for what lies below, and it falls independently for as long as it is content to fall. But at none of the points attained is it content to stop; it still wants to fall, for the next point below continually overtakes in lowness that which the weight has just attained. Nor will any future point
be such as to render it content, being necessary to the weights life insofar, όφρα μένη αυτόν, as it awaits below; but every time a point is made present, it will be emptied of all attraction, no longer being below; thus does it want at every point the points below it, and those attract it more and more. It is always drawn by an equal hunger for what is lower, and the will to fall remains infinite with it always.
If at some point its will were finished and it could possess in one point the infinite
descent of the infinite future, at that point it would no longer be what it is a weight.
Its life is this want of life. If it no longer wanted but were finished, perfect, if it possessed its own self, it would have ended its existence. At that point, as its own impediment to possessing life, the weight would not depend on what is external as much as on its own self, in that it is not given the means to be satisfied. The weight can never be persuaded.
Carlo Michelstaedter (3 juni 1887- 17 oktober 1910)
De Duitse dichter en schrijver Otto Erich Hartleben werd geboren op 3 juni 1864 in Clausthal. Vanaf 1886 studeerde hij in Berlijn en Leipzig rechten. Lang oefende hij zijn beroep als jurist niet uit. Vanaf 1890 leefde hij als zelfstandig schrijver, eerst in Berlijn, vanaf 1903 in Salò aan het Gardameer. Een doorslaand succes was in 1900 zijn officiersdrama Rosenmontag. Van de opbrengsten kocht hij de Villa Halkyone. Daar stichtte hij de Halkyonische Akademie voor niettoepaste wetenschappen, waar o.a. Peter Behrens, Otto Julius Bierbaum, Franz Blei, Gerhart Hauptmann, Alfred Kubin en Emil Orlik lid van waren.
Uit: Die Serényi
1. August 1886.
Warum fange ich erst jetzt an, ein Tagebuch zu schreiben?
Ich habe so viel erlebt: so viel Trauriges, so viel Buntes, und nie hatte ich das Bedürfnis, es für mich niederzuschreiben.
Erst heute!
Heute ist mein fünfundzwanzigster Geburtstag. Aber das ist es nicht. Diese runde Summe von einem Vierteljahrhundert sie imponiert mir gar nicht. Nein, es ist etwas anderes.
Mein Gatte o Gott! mein Gatte soll diese Blätter einst lesen.
Ich habe mich heute verlobt verlobt
Mein Herz ist voller und reicher denn je. Mit der Mutter hab ich bis jetzt geplaudert: wir haben uns geküßt und immer wieder geküßt. So froh sind wir selbst damals nicht gewesen, als ich meine ersten Triumphe feierte, meine ersten Kränze aufnahm ...
Aber nun bin ich allein. Und mein Herz ist noch immer nicht still: es muß noch immer jubeln und von seinem Glücke reden.
O meine liebe, gute Mutter! Was bist du mir gewesen, wie hast du mich geschirmt, wie hast du mich geliebt ...
Schlafe, mein Kind! Wache nicht mehr in deinem Zimmer: Dein Glück gehört dir auch noch morgen, so sagtest du zuletzt.
Ja, Mutter, ich will dir folgen. Ich lege mich nieder mein Glück gehört mir auch noch morgen!
Otto Erich Hartleben (3 juni 1864 11 februari 1905)
De Franse dichter, schrijver en librettist Philippe Quinault werd geboren in Parijs op 3 juni 1635. Quinault schreef een groot aantal toneelwerken en vanaf 1670 opera-libretto's voor Lully, met wie hij nauw samenwerkte. Quinault's opera-libretto's voor Lully werden het model voor de Franse tragédie lyrique. Quinauilt schreef o.a. libretto's naar teksten uit Ovidius' Metamorphoses, Euripides, Torquato Tasso's Gerusalemme liberata en Ludovico Ariosto's Orlando furioso.Zijn werk werd behalve door Lully o.a. op muziek gezet door Tommaso Traetta, Christoph Willibald Gluck, François Joseph Gossec, Niccolo Piccinni en Giovanni Paisiello.
Uit: Proserpine
La Paix
Héros, dont la valeur étonne l'univers,
Ah ! Quand briserez-vous nos fers ?
La discorde nous tient ici sous sa puissance ;
La barbare se plaît à voir couler nos pleurs ;
Soyez touché de nos malheurs,
Vous êtes dans nos maux notre unique espérance ;
Héros, dont la valeur étonne l'univers,
Ah quand briserez-vous nos fers !
La suite de la Paix repète ces deux derniers vers. La haine, la Rage, les Chagrins, la Jalousie, le Dépit, le Désespoir, et toute la suite de la Discorde, témoignent les douceurs qu'ils trouvent dans l'esclavage où ils ont reduit la Paix.
La Discorde
Soupirez, triste paix, malheureuse captive,
Gémissez, et n'espérez-pas
Qu'un héros que j'engage en de nouveaux combats
Écoute votre voix plaintive.
Plus il moissonne de lauriers,
Plus j'offre de matière à ses travaux guerriers.
J'anime les vaincus d'une nouvelle audace ;
J'oppose à la vive chaleur
De son indomptable valeur
Mille fleuves profonds, cent montagnes de glace.
La victoire empressée à conduire ses pas
Se prépare à voler aux plus lointains climats ;
Plus il la suit, plus il la trouve belle ;
Il oublie aisément pour elle
La paix et ses plus doux appas.
Philippe Quinault (3 juni 1635 - 26 november 1688)