Romenu is een blog over gedichten, literatuur en kunst Maar Romenu is ook een professionele freelance vertaler Du-Ne en Ne-Du http://www.roumen-vertalingen.nl/
Georg Trakl werd op 3 februari 1887 in het conducteurshuis aan de Waagplatz 2 in Salzburg geboren. Zijn vader, Tobias Trakl, was een handelaar in ijzerwaren en zijn moeder, die ook psychische problemen had, was Maria Catharina Trakl, (meisjesnaam Halik). Voorts had hij nog drie broers en drie zussen. Margarethe (doorgaans Grethe genoemd) stond hem het naast, zelfs zodanig dat sommigen een incestueuze verhouding vermoeden. Zijn jeugd bracht hij door in Salzburg. Vervolgens bezocht hij van 1897 tot 1905 het humanistische gymnasium. Om toch een academische opleiding te kunnen volgen, werkte hij tot 1908 in de praktijk bij een apotheker. Sommigen vermoedden dat hij dit vooral deed om zichzelf opiaten te kunnen verschaffen. Bij het uitbreken van WO I werd Trakl als medicus naar het front in Galicië (heden ten dage in Oekraïne en Polen) gestuurd. Zijn gemoedsschommelingen leidden tot geregelde uitbraken van depressie, die verergerd werden door de afschuw die hij voelde voor de verzorging van de ernstig verwonde soldaten. De spanning en druk dreven hem ertoe een suïcidepoging te ondernemen, welke zijn kameraden nochtans verhinderden. Hij werd in een militair ziekenhuis opgenomen in Kraków, alwaar hij onder strikt toezicht geplaatst werd.Trakl verzonk daar in nog zwaardere depressies en schreef Ficker om advies. Ficker overtuigde hem ervan dat hij contact moest opnemen met Wittgenstein, die inderdaad op weg ging na Trakls bericht te hebben ontvangen. Op 4 november 1914, drie dagen voordat Wittgenstein aan zou komen, overleed hij echter aan een overdosis cocaïne
Paul Celan
Paul Celan werd onder de naam Paul Antschel op 23 november 1920 geboren in Czernowitz, toentertijd de hoofdstad van de Roemeense Boekovina, nu behorend bij de Oekraïne. Paul Celans ouders waren Duitssprekende joden die hun zoon joods opvoedden en hem naar Duitse christelijke scholen stuurden. In 1942 werden Celans ouders door de Duitse bezetter naar een werkkamp gedeporteerd en daar vermoord. Hijzelf wist aanvankelijk onder te duiken, maar moest vanaf juli 1942 in een werkkamp dwangarbeid verrichten. Celan overleefde de oorlog. Via Boekarest en Wenen vestigde Celan zich in 1948 in Parijs. Daar was hij werkzaam als dichter, vertaler en doceerde hij aan de prestigieuze Ecole Normale Supérieure. Vermoedelijk op 20 april 1970 beëindigde hij zijn leven zelf door in de Seine te springen.
Gerard Reve
Gerard Reve over: Medearbeiders ”God is in de mensen, de dieren, de planten en alle dingen - in de schepping, die verlost moet worden of waaruit God verlost moet worden, door onze arbeid, aangezien wij medearbeiders van God zijn.” Openbaring ”Tja, waar berust elk godsbegrip op, elke vorm van religie? Op een openbaring, dat wil zeggen op een psychische ervaring van zulk een dwingende en onverbiddelijke kracht, dat de betrokkene het gevoel heeft, niet dat hij een gedachte of een visioen heeft, maar dat een gedachte gedachte of visioen hem bezit en overweldigt.”
Simon Vestdijk
Simon Vestdijk (Harlingen, 17 oktober 1898 – Utrecht, 23 maart 1971) was een Nederlands romancier, dichter, essayist en vertaler. Zijn jeugd te Harlingen en Leeuwarden beschreef hij later in de Anton Wachter-cyclus. Van jongs af aan logeerde hij regelmatig bij zijn grootouders in Amsterdam, waar hij zich in 1917 aan de Universiteit van Amsterdam inschrijft als student in de medicijnen. Tijdens zijn studie die van 1917 tot 1927 duurde, leerde hij Jan Slauerhoff kennen.Tot 1932 is hij als arts in praktijken door heel Nederland werkzaam. In 1932 volgt zijn officiële schrijversdebuut met de uitgave van de bundel Verzen in De Vrije Bladen. Doorslaggevend voor Vestdijks uiteindelijke keuze voor de literatuur is zijn ontmoeting in 1932 met Eddy Du Perron en Menno ter Braak. Deze ontmoeting had tot resultaat dat hij redactielid werd van het tijdschrift Forum Kort daarop, in 1933, wordt zijn eerste novelle, De oubliette, uitgegeven. In hetzelfde jaar schrijft hij Kind tussen vier vrouwen, dat, eerst geweigerd door de uitgever, later de basis zal vormen voor de eerste drie delen van de Anton Wachter-romans. In 1951 ontvangt Vestdijk de P.C. Hooftprijs voor zijn in 1947 verschenen roman De vuuraanbidders. In 1957 wordt hij voor het eerst door het PEN-centrum voor Nederland voorgedragen voor de Nobelprijs voor de Literatuur, die hij echter nooit zal krijgen. Op 20 maart 1971 wordt hem de Prijs der Nederlandse Letteren toegekend, maar voor hij deze kan ontvangen overlijdt hij op 23 maart te Utrecht op 72-jarige leeftijd. Vestdijk was auteur van ca. 200 boeken. Vanwege deze enorme productie noemde de dichter Adriaan Roland Holst hem 'de man die sneller schrijft dan God kan lezen'. Andere belangrijke boeken van Simon Vestdijk zijn: "Kind van stad en land" (1936), "Meneer Visser's hellevaart" (1936), "Ierse nachten" (1946), "De toekomst de religie" (1947), "Pastorale 1943" (1948), "De koperen tuin" (1950), "Ivoren wachters" (1951), "Essays in duodecimo" (1952) en "Het genadeschot" (1964).
K.P. Kavafis K.P. Kavafis werd als kind van Griekse ouders, afkomstig uit Konstantinopel, geboren in 1863 in Alexandrië (tot vandaag een Griekse enclave) waar hij ook het grootste deel van zijn leven woonde en werkte. Twee jaar na de dood van zijn vader verhuist het gezin in 1872 naar Engeland om na een verblijf van vijf jaar naar Alexandrië terug te keren. Vanwege ongeregeldheden in Egypte vlucht het gezin in 1882 naar Konstantinopel, om na drie jaar opnieuw naar Alexandrië terug te gaan. In de jaren die volgen maakt Kavafis reizen naar Parijs, Londen en in 1901 zijn eerste reis naar Griekenland, in latere jaren gevolgd door nog enkele bezoeken. Op de dag van zijn zeventigste verjaardag, in 1933 sterft Kavafis in Alexandrië. De roem kwam voor Kavafis pas na zijn dood, dus postuum. Deels is dat toe te schrijven aan zijn eigen handelswijze. Hij was uiterst terughoudend met de publicatie van zijn gedichten, liet af en toe een enkel gedicht afdrukken in een literair tijdschrift, gaf in eigen beheer enkele bundels met een stuk of twintig gedichten uit en het merendeel van zijn poëzie schonk hij op losse bladen aan zijn beste vrienden.
Thomas Mann
Thomas Mann, de jongere broer van Heinrich Mann, werd geboren op 6 juni 1875 in Lübeck. Hij was de tweede zoon van de graankoopman Thomas Johann Heinrich Mann welke later één van de senatoren van Lübreck werd. Zijn moeder Julia (geboren da Silva-Bruhns) was Duits-Braziliaans van Portugees Kreoolse afkomst. In 1894 debuteerde Thomas Mann met de novelle "Gefallen". Toen Thomas Mann met 21 jaar eindelijk volwassen was en hem dus geld van zijn vaders erfenis toestond - hij kreeg ongeveer 160 tot 180 goldmark per jaar - besloot hij dat hij genoeg had van al die scholen en instituties en werd onafhankelijk schrijver. Kenmerkend voor zijn stijl zijn de ironie, de fenomenale taalbeheersing en de minutieuze detailschildering. Manns reputatie in Duitsland was sterk wisselend. Met zijn eerste roman, Buddenbrooks (1901), had hij een enorm succes, maar door zijn sceptische houding tegenover Duitsland na de Eerste Wereldoorlog veranderde dit volledig. Stelde hij zich tot aan de jaren twintig apolitiek op (Betrachtungen eines Unpolitischen, 1918), meer en meer raakte hij bij het Politiek gebeuren betrokken. Zijn afkeer van het nationaal socialisme groeide, zijn waarschuwingen werden veelvuldiger en heftiger. In 1944 accepteerde hij het Amerikaanse staatsburgerschap. Tussen 1943 en 1947 schreef Mann Doktor Faustus (zie Faust), de roman van de 'Duitse ziel' in de gecamoufleerd geschilderde omstandigheden van de 20ste eeuw. In 1947 bezocht hij voor het eerst sinds de Oorlog Europa, twee jaar later pas Duitsland. In 1952 vertrok hij naar Zwitserland. Op 12 augustus 1955 stierf hij in Zürich. Twintig jaar na zijn dood, in aug. 1975, is zijn literaire nalatenschap geopend: dagboekaantekeningen van 15 maart 1933 tot 29 juli 1955, alsmede notities uit de jaren 1918 tot en met 1921.Belangrijke werken zijn: Der Zauberberg, Der Tod in Venedig, Dokter Faustus , Joseph und seine Brüder en Die Bekenntnisse des Hochstaplers Felix Krull.
Rainer Maria Rilke
Rilke werd op 4 december 1875 geboren in Praag. Hij had al naam gemaakt als dichter met zijn bundels Das Stundenbuch en Das Buch der Bilder, toen hij de literaire wereld versteld deed staan en wereldfaam verwierf met de publicatie van zijn twee delen Neue Gedichte in 1907 en 1908. Hij verzamelde daarin het beste werk uit een van zijn vruchtbaarste periodes, die hij grotendeels doorbracht in Parijs. Rilke was daar diep onder de indruk gekomen van Rodin, bij wie hij een tijdlang in dienst was als particulier secretaris. Rodin, zei hij later, had hem leren kijken. Dit kijken kwam neer op intense concentratie, om het mysterie te kunnen zien ‘achter de schijnbare werkelijkheid'. Latere en rijpere werken als Duineser Elegien (1912-1923) en het ronduit schitterende Die Sonette an Orfeus (1924) illustreren Rilkes metafysische visie op het onzegbare, dat haar verwoording vindt in een hermetische muzikale taal. Op 29 december 1926 overlijdt Rilke in het sanatorium in Val-Mont aan de gevolgen van leukemie. Enkele dagen later wordt hij, overeenkomstig zijn wens, begraven op het kerkhof van Raron.
* * * * * * * * * * * * * * * *
Romenu
Over literatuur, gedichten, kunst en cultuur
17-08-2009
Jonathan Franzen, Tsegaye Gabre-Medhin, V. S. Naipaul, Roger Peyrefitte, Nicola Kraus
De Amerikaanse schrijver en essayist Jonathan Franzen werd geboren op 17 augustus 1959 in Western Springs, Illinois.
Uit: How to Be Alone
What goes for the Harper's essay goes for this collection as a whole. I intend this book, in part, as a record of a movement away from an angry and frightened isolation toward an acceptance-even a celebration-of being a reader and a writer. Not that there's not still plenty to be mad and scared about. Our national thirst for petroleum, which has already produced two Bush presidencies and an ugly Gulf War, is now threatening to lead us into an open-ended long-term conflict in Central Asia. Although you wouldn't have thought it possible, Americans seem to be asking even fewer questions about their government today than in 1991, and the major media sound even more monolithically jingoistic. While Congress yet again votes against applying easily achievable fuel-efficiency standards to SUVs, the president of Ford Motor Company can be seen patriotically defending these vehicles in a TV ad, avowing that Americans must never accept "boundaries of any kind."
With so much fresh outrageousness being manufactured daily, I've chosen to do only minimal tinkering with the other essays in this book. "First City" reads a little differently without the World Trade Center; "Imperial Bedroom" was written before John Ashcroft came to power with his seeming indifference to personal liberties; anthrax has lent further poignancy to the woes of the United States Postal Service, as described in "Lost in the Mail"; and Oprah Winfrey's disinvitation of me from her Book Club makes the descriptive word "elitist" fluoresce in the several essays where it appears. But the local particulars of content matter less to me than the underlying investigation in all these essays: the problem of preserving individuality and complexity in a noisy and distracting mass culture: the question of how to be alone.
Jonathan Franzen (Western Springs, 17 augustus 1959)
De Ethiopische dichter en schrijver Tsegaye Gabre-Medhin werd geboren op 17 augustus 1936 in Boda bij Ambo.
Dreamer
A lover love-rejected
With a spirit dejected,
A monk God-forsaken
hose total Faith is shaken,
Are less lost than dreamer
Into whose peace a question
Plunged like a knife
And woke him to life,
To search, to find his way
To dodge, to fight his way
NOT dream it away !
Guilty?
On the grave of my friend, I stood.
For blood and flesh, I stayed . . .
And with faith I prayed, and prayed;
For blood and flesh, he was robed . . .
And with doubt, I hoped, and I hoped.
On the grave of my friend, as I stayed;
On my future, I brood .
I stood on the grave of a man.
A tomb-stone of a man, I burdened.
The grave of a man, I murdered:
And with hope, my future, I sketched,
When with prayer, my killer hand, I stretched.
On the tomb-stone, of the man, I murdered:
. . . Urrahh!!! I won!
On my victims carcass, I climb.
While on his tomb, I tread
My bloody fingers, I spread:
Thus to repent, to justify, I have tried
While I hoped, and prayed, I have cried.
And I won, my daily wine, and bread!
Is it a crime?
Tsegaye Gabre-Medhin (17 augustus 1936 25 februari 2006)
I awakened to where I was. I was walking on the Embankment, beside the river, walking without seeing. On the Embankment wall there are green metal lamp standards. I had been examining the dolphins on the standards, dolphin by dolphin, standard by standard. I was far from where I had started, and I had momentarily left the dolphins to examine the metal supports of the pavement benches. These supports, as I saw with amazement, were in the shape of camels. Camels and their sacks! Strange city: the romance of India in that building. And the romance of the desert here. I stopped, stepped back mentally, as it were, and all at once saw the beauty in which I had been walking -- the beauty of the river and the sky, the soft colours of the clouds, the beauty of light on water, the beauty of the buildings, the care with which it had all been arranged.
In Africa, on the coast, I had paid attention only to one colour in nature - the colour of the sea. Everything else was just bush, green and living. Or brown and dead. In England so far I had walked with my eyes at shop level; I had seen nothing. A town, even London, was just a series of streets or street names, and a street was a row of shops. Now I saw differently. And I understood that London wasnt simply a place that was there, as people say of mountains, but that it had been made by men, that men had given attention to details as minute as those camels.
I began to understand at the same time that my anguish about being a man adrift was false, that for me that dream of home and security was nothing more than a dream of isolation, anachronistic and stupid and very feeble. I belonged to myself alone. I was going to surrender my manhood to nobody. For someone like me there was only one civilization and one place -- London, or a place like it. Every other kind of life was make-believe. Home -- what for? To hide? To bow to our great men? For people in our situation, people led into slavery, that is the biggest trap of all. We have nothing. We solace ourselves with that idea of the great men of our tribe, the Gandhi and the Nehru, and we castrate ourselves. Here take my manhood and invest it for me. Take my manhood and be a greater man yourself, for my sake! No! I want to be a man myself.
V. S. Naipaul (Chaganuas, 17 augustus 1932)
De Franse schrijver en diplomaat Roger Peyrefitte werd geboren op 17 augustus 1907 in Castres.
Uit: Les Amitiés particulières
Roger Peyrefitte (17 augustus 1907 5 november 2000)
De Amerikaanse schrijfster Nicola Kraus werd geboren op 17 augustus 1974 in New York. Zij studeerde af aan de University's Gallatin School of Individualized Study. Aan de New York University ontmoette zij Emma McLaughlin. Allebei werkten zij als kinderoppas. Hun eerste boek The Nanny Diaries behaalde de eerste plaats op de New York Times Best Seller list in 2002. Een filmversie verscheen in 2007. Zie ook mijn blog van 7 februari 2009.
Uit: The Nanny Diaries
The walnut-paneled car slowly pulls me up, like a bucket in a well, toward potential solvency. As I near the appointed floor I take a deep breath; the door slides open onto a small vestibule which is the portal to, at most, two apartments. I press the doorbell. Nanny Fact: she always waits for me to ring the doorbell, even though she was buzzed by maximum security downstairs to warn of my imminent arrival and is probably standing on the other side of the door. May, in fact, have been standing there since we spoke on the telephone three days ago. The dark vestibule, wallpapered in some gloomy Colefax and Fowler floral, always contains a brass umbrella stand, a horse print, and a mirror, wherein I do one last swift check of my appearance. I seem to have grown stains on my skirt during the train ride from school, but otherwise I'm pulled together--twin set, floral skirt, and some Gucci-knockoff sandals I bought in the Village. She is always tiny. Her hair is always straight and thin; she always seems to be inhaling and never exhaling. She is always wearing expensive khaki pants, Chanel ballet flats, a French striped Tshirt, and a white cardigan. Possibly some discreet pearls. In seven years and umpteen interviews the I'm-momcasual-in-my-khakis-but-intimidating-in-my-$400-shoes outfit never changes. And it is simply impossible to imagine her doing anything so undignified as what was required to get her pregnant in the first place.
Herta Müller, Ted Hughes, Robert Sabatier, Anton Delvig
De Duitse schrijfster Herta Müller werd geboren op 17 augustus 1953 in Nitzkydorf, Roemenië.
Uit: Atemschaukel
Alles, was ich habe, trage ich bei mir.
Oder: Alles Meinige trage ich mit mir.
Getragen habe ich alles, was ich hatte. Das Meinige war es nicht. Es war entweder zweckentfremdet oder von jemand anderem. Der Schweinslederkoffer war ein Grammophonkistchen. Der Staubmantel war vom Vater. Der städtische Mantel mit dem Samtbündchen am Hals vom Großvater. Die Pumphose von meinem Onkel Edwin. Die ledernen Wickelgamaschen vom Nachbarn, dem Herrn Carp. Die grünen Wollhandschuhe von meiner Fini-Tante. Nur der weinrote Seidenschal und das Necessaire waren das Meinige, Geschenke von den letzten Weihnachten.
Es war noch Krieg im Januar 1945. Im Schrecken, dass ich mitten im Winter wer weiß wohin zu den Russen muss, wollte mir jeder etwas geben, das vielleicht etwas nützt, wenn es schon nichts hilft. Weil nichts auf der Welt etwas half. Weil ich unabänderlich auf der Liste der Russen stand, hat mir jeder etwas gegeben und sich sein Teil dabei gedacht. Und ich habe es genommen und mir gedacht mit meinen siebzehn Jahren, dass dieses Wegfahren zur rechten Zeit kommt. Es müsste nicht die Liste der Russen sein, aber wenn es nicht zu schlimm kommt, ist es für mich sogar gut.
Ich wollte weg aus dem Fingerhut der kleinen Stadt, wo alle Steine Augen hatten. Statt Angst hatte ich diese verheimlichte Ungeduld. Und ein schlechtes Gewissen, weil die Liste, an der meine Angehörigen verzweifelten, für mich ein annehmbarer Zustand war. Sie fürchteten, dass mir etwas zustößt in der Fremde. Ich wollte an einen Ort, der mich nicht kennt.
Mir war bereits etwas zugestoßen. Etwas Verbotenes. Es war absonderlich, dreckig, schamlos und schön. Es passierte im Erlenpark ganz hinten jenseits der Kurzgrashügel. Auf dem Heimweg bin ich in die Parkmitte, in den runden Pavillon gegangen, wo an Feiertagen die Orchester spielten. Ich blieb eine Weile darin sitzen. Das Licht stach durchs feingeschnitzte Holz. Ich sah die Angst der leeren Kreise, Quadrate und Trapeze, verbunden durch weiße Ranken mit Krallen. Es war das Muster meiner Verirrung und das Muster des Entsetzens im Gesicht meiner Mutter. In diesem Pavillon habe ich mir geschworen: Ich komme nie mehr in diesen Park.
And all is seared with trade; bleared, smeared with toil;
And wears man's smudge and shares man's smell: the soil
Is bare now, nor can foot feel, being shod.
And for all this, nature is never spent;
There lives the dearest freshness deep down things;
And though the last lights off the black West went
Oh, morning, at the brown brink eastward, springs
Because the Holy Ghost over the bent
World broods with warm breast and with ah! bright wings.
Ted Hughes (17 augustus 1930 28 oktober 1998)
De Franse dichter en schrijver Robert Sabatier werd geboren op 17 augustus 1923 in Parijs.
Uit: Les allumettes suédoises
«A l'orée du Gévaudan, le pays de la «Bête», dans la chaleur de l'été 1944, en fin d'après-midi, un char de foin au dos arrondi gravissait une pente montagnarde. Deux vaches rousses, bonnes pour le trait, avançaient sans hâte conduites par un paysan en bourgeron noir, son chapeau d'Auvergnat bien enfoncé, le rabat cachant le front et les yeux. Précédant l'attelage, il caressait de loin en loin l'échiné des vaches avec le long aiguillon qu'il portait sur l'épaule. Le grincement des roues, la pesanteur des pas, le frôlement des branches troublaient à peine un paysage d'arbres et de pierres. Quand la forêt apparut plus dense, le chemin plus étroit, l'attelage marqua un temps d'arrêt. Le paysan se moucha dans un large tissu à carreaux. Il fit par deux fois «Ha ! Ha !» pour encourager les vaches à reprendre leur marche. Le chemin devint une simple sente d'où il fallait écarter des roches. Le soleil jetait des éclats lumineux entre les branches des pins. Le paysan au visage tanné, peut-être moins âgé qu'il n'y paraissait, les traits aigus, le regard noir, avançait d'un pas pesant, égal, donnant une impression d'opiniâtreté, de robustesse. Se dirigeait-il par un raccourci vers la ferme de quelque hameau perdu comme il en est tant dans cette région forestière ? Le char roulait maintenant sur les aiguilles de pin qui crissaient. L'homme sifflota un air de bourrée. Ce qui ressemblait à un écho lui répondit. Lorsque le char atteignit la clairière, le paysan marmonna en patois des mots incompréhensibles. Ils semblaient marquer son étonnement d'être là, puis il dit cette fois en français : «Faut bien le faire !» Il essuya son front et attendit. »
Robert Sabatier (Parijs, 17 augustus 1923)
De Russische dichter Anton Delvig werd geboren op 17 augustus 1798 in Moskou.
Wir
Klägliche wir! Unser Geist: In Nebeln schwer atmende Fackel. Boot unseres Lebens: Von Tränen - Strömen entführt auf ein Meer. Und unser Glück: Zwischen Trug - Bilder verstoßen in eine Wüste... Wie nach der Kerze das Kind, So greifen wir nach der Liebe.
Theodor Däubler, Józef Wittlin, Oliver St. John Gogarty, Fredrika Bremer
De Duitse dichter en schrijver Theodor Däubler werd geboren op 17 augustus 1876 in Triëst. Daar, en in Venetië, groeide hij op. Däubler werd tweetalig (Duits en Italiaans) opgevoed. Na zijn eindexamen gymnasium trok hij met zijn ouders naar Wenen. Daarna begon voor hem een leven van voortdurend reizen, o.a. naar Napels, Berlijn, Parijs en Florence. Tijdens WO I woonde hij in Berlijn en in Wenen. Vanaf 1910 verschenen zijn eerste werken die door de dichters van het opkomende expressionisme enthousiast onthaald werden. Dat gold ook voor Das Nordlicht, een groots opgezet versepos in drie delen, waaraan Däubler al in 1898 begonnen was.
Das Nordlicht (Fragment)
Prolog
Es sind die Sonnen und Planeten, alle,
Die hehren Lebensspender in der Welt,
Die Liebeslichter in der Tempelhalle
Der Gottheit, die sie aus dem Herzen schwellt.
Nur Liebe sind sie, tief zur Kraft gedichtet,
Ihr Lichtruf ist urmächtig angespannt,
Er ist als Lebensschwall ins All gerichtet,
Was er erreicht, ist an den Tag gebannt!
Ein Liebesband hält die Natur verkettet;
Die Ätherschwelle wie der Feuerstern,
Die ganze Welt, die sich ins Dunkel bettet,
Ersehnt in sich den gleichen Ruhekern.
Durch Sonnenliebe wird die Nacht gelichtet,
Durch Glut und Glück belebt sich der Planet,
Die Starre wird durch einen Brand vernichtet,
Vom Meer ein Liebeswind verweht.
Wo sich die Eigenkraft als Stern entzündet,
Wird Leben auch sofort entflammt,
Und wenn die Welt sich im Geschöpf ergründet,
So weiß das Leid, daß es dem Glück entstammt.
So muß die Erde uns mit Lust gebären,
Und wird auch unser Sein vom Tag geschweißt,
Können doch Sterne uns vom Grund belehren
Und sagen, daß kein Liebesband zerreißt.
Wir sehn das Leben uns die Jugend rauben,
Es ängstigt uns das Alter und der Tod,
Drum wollen wir an einen Anfang glauben
Und schwören auf ein ewiges Urgebot.
Theodor Däubler (17 augustus 1876 13 juni 1934)
Portret door Otto Dix
De Poolse dichter en schrijver Józef Wittlin werd geborern in Podolien op 17 augustus 1896 in het toenmalige Oostenrijk-Hongarije. Daar bezocht hij het gymnasium. Omdat de tweede vrouw van zijn vader Duitse was leerde hij al vroeg Duits. Hij raakte bevriend met Joseph Roth. Samen gingen zij in 1916 vrijwillig in dienst bij het Oostenrijkse leger. Na zijn diensttijd studeerde Wittlin korte tijd, brak de studie af en werkte vervolgens als leraar, journalist, dramaturg en zelfstandig schrijver. In 1927 verhuisde hij naar Warschau. Hij maakte ook veel reizen door Europa. Bij het uitbreken van WO II was hij in Parijs. Uiteindelijk lukte het hem in 1941 naar New York te onrkomen. Zijn belangrijkste werk is de romanDas Salz der Erde, het eerste deel van de trilogie Die Geschichte vom geduldigen Infanteristen die onvoltooid bleef.
Uit: Die Geschichte vom geduldigen Infanteristen (Vertaald door Izydor Bermann/ Marianne Seeger, Karl Dedecius, Friedrich Griese)
"So was, so ein Dummkopf! Das kaiserliche Manifest, das kaiserliche Manifest hat der Kerl verkehrt angebracht!"
Er konnte sich lange nicht beruhigen, schließlich lief er ins Büro, holte neue Plakate und klebte sie selbst an. Und da begannen die im Wartesaal versammelten Leuten die Worte des Manifestes "An meine lieben Völker" laut zu buchstabieren. Zunächst einzeln, je nach der Geläufigkeit im Lesen, dann im Chor, zusammen mit den Analphabeten. Sie wiederholten jedes Wort wie die Litanei in der Kirche. Der Glaube an den Kaiser Franz Joseph vereinigte in diesen entlegenen Ländern die römischen Katholiken mit den griechischen Katholiken, die Armenier und die Juden zu einer gemeinsamen und allgemeinen Kirche. Piotr nahm unwillkürlich den Hut vom Kopf, und mit offenem Munde hörte er die feierliche Klage des Kaisers. Bis hierher schickte der Kaiser seine Klage, bis an die äußerste Grenze seines Reiches, damit ihn gute Menschen, einfache Menschen bemitleiden und sich des Unrechts, das ihm widerfahren war, annahmen. Und seine getreuen Untertanen enttäuschten den Kaiser nicht.
Józef Wittlin (17 augustus 1896 28 februari 1976)
De Ierse dichter en schrijver Oliver St. John Gogarty 17 augustus 1878 in Dublin. Hij werkte ook als arts, piloot. Ook was hij sportsman en zat hij in het parlement. Bij tijdgenoten was hij zowel geliefd als gehaat. Hij steunde zowel arme mensen als het Ierse verzet en richtte in 1904 een literaire kring op Dunguaire Castle, waaraan ook Lady Gregory, George Bernard Shaw, Edward Martyn, John Millington Synge en William Butler Yeats teilnahmen deelnamen. Bekend is hij vooral ook gebleven als voorbeeld voor de figuur van Buck Mulligan in Ulysses van James Joyce.
To the pure all things are pure
The gallant Irish yoeman
Home from the war has come.
Each victory gained oer foeman,
Why should our hearts be dumb?
How shall we sing their praises
Or glory in their deeds,
Renowned their worth amazes,
Empire their prowess needs.
So to Old Ireland's hearts and homes
We welcome now our own brave hoys
In cot and hall; 'neath lordly domes
Love's heroes share once more our joys.
Love in the Lord of all just now,
Be he the husband, lover, son,
Each dauntless soul recalls the vow
By which not fame, but love was won.
United now in fond embrace
Salute with joy each well loved face.
Yeoman, in women's hearts you hold the place.
Oliver St. John Gogarty (17 augustus 1878 22 september 1957)
De Zweedse schrijfster Fredrika Bremer werd geboren op 17 augustus 1801 in Tuorla bij Piikkiö. Zij stamde uit de hogere burgerij en kon al vroeg lange reizen maken. In Stockholm sloot zij vriendschap met Jeremy Bentham, die haar bekend maakte met het werk van James Mill en van diens zoon John Stuart Mill. Haar sociale engagement leidde in 1884 tot de oprichting van het Fredrika-Bremer-Verbond dat de kiemcel werd van de Zweedse vrouwenbeweging.
Uit: Hertha or the Story of a Soul(Vertaald door Mary Howitt)
"I have held my peace so long, I have left unspoken so much that stirs my whole being, Alma! With you alone can I give vent to my feelings. You only can read my heart. I feel as if your glance had a healing power. Lay your hand there; let it rest there for a moment; perhaps it may allay this bitterness, which I now feel towards them who gave us life, against them whom we call our father in Heaven, and our father on earth. Bitterness against one's father is a frightful feeling! Oh, Alma! when I think that it is our father's fault that you are lying here heart-broken; that you might have been the happy wife of the man who loved you if our father's obstinacy and covetousness had not separated you!"
"Do you speak of it, Hertha!" interrupted Alma, whilst a death-like paleness overspread her countenance; "do not touch upon that subject."
"Forgive me, beloved! But I know that it is that which is killing you. Ever since then have I seen you fade and waste away, as by some secret malady; your eyes become larger; your cheeks emaciated, and youoh Alma, sweet Alma! I feel I shall hate him!"
"Do not hate him. Pity him rather. Believe me, he is not happy. He has not always been as he is now. Ever since our mother's death, Anna says that his temper has become gloomy and morbid; and our aunt made him more morose than he otherwise would have been."
"But he is also unjust and severe! Had he given us our right, then you would not have been as you now are. Why does he withhold from us our mother's property? Why does he render us no account of what we possess, or of what we ought to have?"
"We have, in fact, no right to desire it. We are, according to the laws of our country, still minors, and he is our lawful guardian."
Fredrika Bremer (17 augustus 1801 31 december 1865)
Nous nous aimions comme deux fous; On s'est quittés sans en parler. (Un spleen me tenait exilé Et ce spleen me venait de tout.)
Que ferons-nous, moi, de mon âme, Elle de sa tendre jeunesse ! Ô vieillissante pécheresse, Oh! que tu vas me rendre infâme!
Des ans vont passer là-dessus; On durcira chacun pour soi; Et plus d'une fois, je m'y vois, On ragera : « Si j'avais su! »....
Oh! comme on fait claquer les portes, Dans ce Grand Hôtel d'anonymes! Touristes, couples légitimes, Ma Destinée est demi-morte!....
- Ses yeux disaient : « Comprenez-vous! « Comment ne comprenez-vous pas ! » Et nul n'a pu le premier pas; On s'est séparés d'un air fou.
Si on ne tombe pas d'un même Ensemble à genoux, c'est factice, C'est du toc. Voilà la justice Selon moi, voilà comment j'aime.
Dans la rue
C'est le trottoir avec ses arbres rabougris. Des mâles égrillards, des femelles enceintes, Un orgue inconsolable ululant ses complaintes, Les fiacres, les journaux, la réclame et les cris.
Et devant les cafés où des hommes flétris D'un il vide et muet contemplaient leurs absinthes Le troupeau des catins défile lèvres peintes Tarifant leurs appas de macabres houris.
Et la Terre toujours s'enfonce aux steppes vastes, Toujours, et dans mille ans Paris ne sera plus Qu'un désert où viendront des troupeaux inconnus.
Pourtant vous rêverez toujours, étoiles chastes, Et toi tu seras loin alors, terrestre îlot Toujours roulant, toujours poussant ton vieux sanglot.
Jules Laforgue (16 augustus 1860 - 20 augustus 1887)
Die Stimmen: EIN LÖSEGELD VON DREISSIG MILLIONEN D-MARK DAVON IN SCHWEIZER
FRANKEN EINE MILLION REST IN D-MARK NUR GEBRAUCHTE TAUSENDER KEINE SERIEN MARKIERUNGEN CHEMISCH ODER UNTR UV-INFRAROTLICHT SICHTBAR ÜBERGABE-MODALITÄTEN ERFOLGEN MIT LEBENSBEWEIS POLIZEI BEDEUTET DEN TOD WARTEN SIE AUF WEITERE ANWEISUNGEN und des bundesverbandes der deutschen industrie gefangengenommen zu den bedingungen seiner freilassung wiederholen wir nochmal unsere erste mitteilung an die bundesregierung die sofortige einstellung aller fahndungsmaßnahmen SIE AUF DER A57 RICHTUNG NEUSS/KÖLN BIS ZUM AUTOBAHNKREUZ sieg oder tod das kommando in
direktübertragung durch das deutsche fernsehen CA 5 KILOMETER BIEGEN SIE AB nennt sich heute euler-obolinski und lebt in basel ANSONSTEN BLEIBT ALLES WIE ANGEKÜNDIGT (Rattern)
(Der Mann starrt auf die Glühbirne. Schweigen)
Die Stimme des Entführten:
Wie viele Schritte in einen Tag gehen. 3000 könnten weniger als eine Stunde sein. Am ersten Tag 3000, vielleicht 5000 Schritte. Am nächsten Tag 8000. Immer hin. Immer her.
Sieben Schritte nach links. Sieben Schritte nach rechts. Oder sieben Schritte nach vorne.
Sieben Schritte nach hinten. Aber wo ist hinten und wo ist vorne? Und müßte man nicht
einfach das Klo und das Laken auf die andere Seite legen?, denn dann ist doch auch rechts
links und links rechts: Sozialdemokraten!
Der Entführte: Moment! Wieso, wenn jemand ein Klo von der einen auf die andere Seite stellt, an die
Sozialdemokraten denken? Man könnte ja auch im Putz der Wand nach etwas Bleibendem gucken. Nach Kontinuität. Nach Werten. Einer geometrischen Evidenz, denn wenn ein kleiner Wasserfleck heute links gegenüber einer festgeklebten Fliege liegt, dann wird er ja wohl noch am nächsten Morgen an der selben Stelle sein?! Welcher Terrorist oder welcher Entführer kratzt festgeklebte Fliegen von der Wand?
Sollen die sich doch lieber um die Übergabe von dreißig Millionen D-Mark auf offener Straße Gedanken machen! Mein Gott, wie geht es meiner Frau?
"Boa is a top-gear machine, as sweet in that as most single-cylinders in middle. I chug lordlily past the guard-room and through the speed limit at no more than sixteen. Round the bend, past the farm, and the way straightens. Now for it. The engine's final development is fifty-two horsepower. A miracle that all this docile strength waits behind one tiny lever for the pleasure of my hand.
"Another bend: and I have the honour of one of England's straightest and fastest roads. The burble of my exhaust unwound like a long cord behind me. Soon my speed snapped it, and I heard only the cry of the wind which my battering head split and fended aside. The cry rose with my speed to a shriek: while the air's coldness streamed like two jets of iced water into my dissolving eyes. I screwed them to slits, and focused my sight two hundred yards ahead of me on the empty mosaic of the tar's gravelled undulations."
"...Over the first pot-hole Boanerges screamed in surprise, its mud-guard bottoming with a yawp upon the tyre. Through the plunges of the next ten seconds I clung on, wedging my gloved hand in the throttle lever so that no bump should close it and spoil our speed...
"A skittish motor-bike with a touch of blood in it is better than all the riding animals on earth, because of its logical extension of our faculties, and the hint, the provocations, to excess conferred by its honeyed untiring smoothness. Because Boa loves me, he gives me five more miles of speed than a stranger would get from him."
Zelden gelukt het te schrijven op een zo simpele wijze dat de woorden als kinderen ademen in het bed van de taal onder de dekmantel van het gedicht Soms slapen ze allemaal als rozen soms richt een zich op kleine slapeloze en vraagt om iets onbestaanbaars Men geeft hem ecn pop, een betekenis, een pose iets ongehoords Men haast zich het licht aan te steken men blijft op de rand van de taal zitten lezen woord voor woord hand in hand.
BELOKEN PASEN
Streng weer, geen zachtmoedige lente, regen en koude strepen wind; beeldhouw de tijd, maak een kind uit de windselen van het onbekende,
doop het met hoop, put liefde uit de leegte, doe niets te niet, er mocht een ster zijn die warm wordt, die de leegte opwindt en verschiet van vreugde,
er mocht een ster zijn die weet en wij zouden erop kunnen wonen, aarde kan week en onstuimig zijn, leed opzuigen, goed zijn voor zonen en dochters.
Guillaume van der Graft (Rotterdam, 15 augustus 1920)
De Duitse schrijfster en draaiboekauteur Susanne Mischke werd geboren op 15 augustus 1960 in Kempten. Na het gymnasium studeerde zij bedrijfskunde. Na o.a. gewerkt te hebben als actrice en journaliste publiceerde zij in 1994 haar eerste roman Stadtflut, een satirische detective rond de stad Berlijn. In 1996 verscheen de roman Mordskind, in 1997 het hoorspel Die Witwen. Zij schreef twee draaiboeken voor de detectivserie Kobra 11. In 2005 verscheen de roman "Wölfe und Lämmer"
Uit: Mord am Muttertag
Streife fahren bringt überhaupt nichts, sagte Ferdi mißgelaunt. Er hat sich noch nie eine von der Straße geschnappt. Immer in ihren Wohnungen. Wenn sie mal eben zur Mülltonne gehen, oder zum Briefkasten, oder ein Fläschchen Wein aus dem Keller holen und nur ganz kurz die Tür auflassen ..
Möglich, antwortete Siggi. Aber man kann nicht in jedes Haus, in dem so eine Alte wohnt, einen Polizisten stellen. Auf Streife sehen uns die Leute und haben das Gefühl, daß was für ihre Sicherheit getan wird.
Es war klar, daß es wieder uns Ledige trifft, maulte Ferdi. Sonntagsschicht bei so einem Wetter!
Dienst ist Dienst. Denk an den Zuschlag.
Ich hab Durst, knurrte Ferdi. Fahr zum Kiosk. Scheiß Muttertagsmörder.
Er holte noch einmal tief Atem und schaute hinauf zum samtblauen Maihimmel, so sehnsüchtig wie einer schaut, der eine lange Haftstrafe anzutreten hat. Wenn ich ein Vöglein wär .. dachte er und drückte resigniert auf den vergoldeten Klingelknopf. Es dingdongte. Er hörte, wie sich die Absätze ihrer Gesundheitsschuhe in den Kokosläufer bohrten, der Schlüssel schabte im Schloß, die Tür öffnete sich gerade so weit, wie es die massive Kette zuließ.
Susanne Mischke (Kempten, 15 augustus 1960)
De zwitserse dichteres en schrijfster Wanda Schmid werd geboren op 15 augustus 1947 in Zürich. Zij is werkzaam als schrijfster en bibliothecaresse. In 1995 verscheen van haar de dichtbundel Wer zuerst das Schweigen, in 2000 de verhalenbundel Friedhofsgeflüster. Verder bundels van haar zijn Sonnenfinten, 2004 en Apfelblütenstecher, 2008.
Luftperlen im Wasser...
Luftperlen im Wasser aufgefädelt auf einem Frauenhaar Mohnblumen bersten Mauersegler schlafen im Flug die Wiese trägt das Gras kokett in Büscheln und dort in der Kuhle nachtschwarzes Moos und ein rostiges Stück Stacheldraht
Eva
Im Schlangenreif nichts gehört mit beweglichen Lippen den Kreis gerade gezogen die Rache nicht gestillt vom Schweigen entbunden zur Sprache gebracht Ahnung von Freiheit
Wanda Schmidt (Zürich, 15 augustus 1947)
De Duitse schrijver, essayist en televisiepresentator Roger Willemsen werd geboren in Bonn op 15 augustus 1955. Van 1984 tot 1986 was hij werkzaam als assistent voor literatuurwetenschappen aan de Ludwig-Maximilians-Universität München. Ook werkte hij als vertaler, uitgever en zelfstandig schrijver. In 1988 vertrok hij voor drie jaar als correspondent naar Londen. Hij vertaalde werk van Umberto Eco en Thomas Moore en schreef eigen boeken als Die Abruzzen oder Kopf oder Adler. Zijn tv-loopbaan begon Willemsen in 1991 bij de Pay-TV-zender Premiere, waar hij meer dan 600 afleveringen van de interviewserie 0137 presenteerde. Van 2004 tot 2006 presenteerde hij als opvolger van Elke Heidenreich en Daniel Cohn-Bendit de Literaturclub op de Zwitserse televisie.
Uit: Deutschlandreise
Auch für die anderen wird durchaus etwas getan: Es gibt ein "Asia Bistro", Wohnungen auf dem Dritten Förderweg, Immobilien mit dem Zusatz "geklärte Eigentumsverhältnisse", das "0" in "Sun World" trägt eine Sonnenbrille, und die lokale Versicherung verspricht den humpelnden Trinkern, Arbeitslosen, bärtigen Tätowierten, den blähbäuchigen Alkoholikerinnen und abgestumpften Hundehaltern: "Drei intelligente Gewinnstrategien schon bei 50 Euro Monatsbeitrag". Sie leben und sie reden für eine andere Welt.
Aber auch in dieser hier bettelt niemand. Es hätte keinen Sinn. Und weil es zwar ein Tourismus Amt gibt, aber keinen wirklichen Fremdenverkehr, löst der Tourist Irritationen aus. Er bewegt sich nicht mit den Schritten des Tagelöhners oder Arbeitslosen. Er sucht was, wendet ein anderes Zeitmaß auf die Kulisse an, sieht eine Fassade hoch, und schon tun es zehn andere, um festzustellen: nie gesehen! Aber wie auch, wenn kein Sommerfrischler da ist, den Blick der Einheimischen zu lenken. Diese betrachten sich niemals selbst, sie werden betrachtet.
Als Fremder sucht man immerzu das Eigentliche, irgendetwas, was hinter allem ist, das Wesentliche, aber man kommt nur durch Fassaden und Tapetentüren. Manchmal stehen einzelne gehässig renovierte Kleinodien dazwischen, wie um den Verfall noch bewusster zu machen. Der Rest ist Kapitulation. Nirgends sonst wendet die Architektur so schamlos ihre Materialien nach außen: Gips, Bimsstein, Ziegel, Mauerwerk, geborstenes Holz, blätternde Farbe. Was sich hier zum Ensemble versammelt, ist die Baukunst der Niederlage.
Heinrich Eichen, Leonie Ossowski, Benedict Kiely, Thomas de Quincey, Matthias Claudius
De Duitse dichter en schrijver Heinrich Eichen werd geboren op 15 augustus 1905 in Bonn
Abends treten Elche
Abends treten Elche aus den Dünen,
ziehen von der Palve an den Strand,
wenn die Nacht wie eine gute Mutter
leise deckt ihr Tuch auf Haff und Land.
Ruhig trinken sie vom klaren Wasser,
darin Sterne wie am Himmel steh'n,
und sie heben ihre starken Köpfe
lauschend in des Sommerwindes Weh'n.
Langsam schreiten wieder sie von dannen,
Tiere einer längst versunk'nen Zeit.-
Und sie schwinden in der Ferne Nebel
wie im hohen Tor der Ewigkeit.
Heinrich Eichen (15 augustus 1905 30 mei 1986)
De Duitse schrijfster Leonie Ossowski werd als Jolanthe von Brandenstein geboren op 15 augustus 1925 in in Röhrsdorf. Aan het eind van WO II vluchtte zij eerst naar Hessen, later naar Beieren. Begin jaren vijfftigbegon zij met het schrijven van kore verhalen. Bij een bezoek aan de DDR kreeg zij de opdracht een draaiboek te schrijven voor een speelfilm. In 1958 verscheen haar roman Stern ohne Himmel in de DDR. In 1968 verscheen haar eerste roman in de BRD.
Uit: Espenlaub
Sollte Billi später einmal von Lorenz gefragt werden, auf welche Weise sie Ariel kennengelernt habe, wird sie es mit großer Wahrscheinlichkeit nicht mehr wissen. Ihre Erinnerungen werden sich ineinander verschieben, und das Bild, das sie dann vor Augen hat, wird mit der Wirklichkeit nichts mehr zu tun haben. Jetzt ist das etwas anderes. Billi vergißt nichts, hat nichts vergessen und bringt auch nichts durcheinander. Zum erstenmal sieht sie ihn auf dem Markt. Er sitzt in der Sonne am Brunnen, die Dreifaltigkeitskirche hinter sich, und hat eine Rose in der Hand. Das sieht ungewöhnlich aus. Billi fällt nicht nur die Rose in der Hand des jungen Mannes auf, sondern auch sein Haar. Schwarz wie Schuhwichse. Locken wie auf einem Puppenkopf hängen unordentlich in das weißhäutige Gesicht, aus dem sie Augen, schwarz wie die Haare, anlächeln. Der Mund, wenn auch etwas schief und mit viel zu roten Lippen, lächelt ebenfalls. Billi muß an Tomaten denken. Auch die Rose ist rot. T-Shirt, Hose, Socken und Schuhe sind wiederum schwarz. Um den Hals trägt er eine froschgrüne Kette, deren Perlen unregelmäßig sind und auf kein Material schließen lassen. Billi hat den jungen Mann noch nie in Worms gesehen. Ein Typ wie der wäre ihr sofort aufgefallen. Hier kennt jeder jeden. Sie weiß nicht, warum, aber sie bleibt vor ihm stehen und starrt ihn an. Hast du Rosen gern? fragt er und zeigt Zähne, weiß wie Kreide. Billi nickt, ohne es zu wollen. Vom Obststand sehen ein paar Frauen neugierig herüber und grinsen sich vielsagend an. Hier, sagt der junge Mann mit den Puppenjungenlocken, drückt ihr die Blume in die Hand, steht auf und geht weg, ohne sich umzusehen. Billi dreht die Rose zwischen den Fingern, sieht ihm nach und findet seinen Gang affig.
Leonie Ossowski (Röhrsdorf, 15 augustus 1925)
De Ierse schrijver en journalist Benedict Kiely werd geboren in Omagh op 15 augustus 1919.
Uit: The Collected Stories Of Benedict Kiely
At the age of five, when asked what he wanted to be when he grew up, Isaac said he wanted to be a German. He was then blond and chubby and not at all pugnacious. Because he stuttered, he pronounced the word, German, with three, sometimes with six, initial consonants. He had heard it by his father's bedside where, propped most of the day on high pillows, the old fusilier remembered Givenchy and Messines Ridge in the hearing of his friends: Doherty the undertaker Mickey Fish, who sold fish on Fridays from a flat dray and from door to door, and who stopped young women - even under the courthouse clock - to ask them the time of evening Pat Moses Gavigan who fished pike and cut the world's best blackthorns; and the Cowboy Carson, the only man in our town who lived completely in the imagination. Occasionally the old fusilier read aloud out of one or other of the learned anthropological tomes dealing with the adventures of Tarzan the ape man, but mostly the talk was about Germans. Isaac, quiet on his creepie stool, liked the sound of the word. Bella, the loving wife of the old fusilier, had received her husband home from the war, we were told, in a glass case, the loser by a stomach shot away when - all his superior officers dead - he, the corporal, gallantly led an action to success, carried the kopje or whatever it was they carried in Flanders, and stopped just short of advancing, like the gallant Dublins, into the fire of his own artillery.
Benedict Kiely (15 augustus 1919 - 9 februari 2007)
Portret door Stephen McKenna
De Engelse schrijver Thomas De Quincey werd geboren op 15 augustus 1785 in Manchester.
Uit: Confessions of an English Opium-Eater
Arrived at my lodgings, it may be supposed that I lost not a moment in taking the quantity prescribed. I was necessarily ignorant of the whole art and mystery of opium-taking: and, what I took, I took under every disadvantage. But I took it:and in an hour, oh! heavens! what a revulsion! what an upheaving, from its lowest depths, of the inner spirit! what an apocalypse of the world within me! That my pains had vanished, was now a trifle in my eyes:this negative effect was swallowed up in the immensity of those positive effects which had opened before mein the abyss of divine enjoyment thus suddenly revealed. Here was a panacea . . . for all human woes: here was the secret of happiness, about which philosophers had disputed for so many ages, at once discovered: happiness might now be bought for a penny, and carried in the waistcoat pocket: portable ecstasies might be had corked up in a pint bottle: and peace of mind could be sent down in gallons by the mail coach. But, if I talk in this way, the reader will think I am laughing: and I can assure him, that nobody will laugh long who deals much with opium: its pleasures even are of a grave and solemn complexion; and in his happiest state, the opium-eater cannot present himself in the character of lAllegro: even then, he speaks and thinks as becomes Il Penseroso. Nevertheless, I have a very reprehensible way of jesting at times in the midst of my own misery: and, unless when I am checked by some more powerful feelings, I am afraid I shall be guilty of this indecent practice even in these annals of suffering or enjoyment. The reader must allow a little to my infirm nature in this respect: and with a few indulgences of that sort, I shall endeavour to be as grave, if not drowsy, as fits a theme like opium, so antimercurial as it really is, and so drowsy as it is falsely reputed.
Thomas de Quincey (15 August 1785 8 December 1859)
Portret door Sir John Watson Gordon
De Duitse dichterMatthias Claudiuswerd op 15 augustus 1740 geboren in het Duitse stadje Reinfeldin de buurt van Lübeck.
Der Mensch
Empfangen und genähret
vom Weibe wunderbar,
kömmt er und sieht und höret
und nimmt des Trugs nicht wahr;
gelüstet und begehret,
und bringt sein Tränlein dar;
verachtet und verehret,
hat Freude und Gefahr;
glaubt,zweifelt,wähnt und lehret,
hält nichts und alles wahr;
erbauet und zerstöret;
und quält sich immerdar;
schläft,wachet, wächst und zehret;
trägt braun und graues Haar;
und alles dieses währet,
wenn's hoch kommt,achtzig Jahr.
Dann legt er sich zu seinen Vätern nieder,
und er kömmt nimmer wieder.
Christiane
Es stand ein Sternlein am Himmel,
Ein Sternlein guter Art;
Das tät so lieblich scheinen,
So lieblich und so zart!
Ich wußte seine Stelle
Am Himmel, wo es stand;
Trat abends vor die Schwelle,
Und suchte, bis ich's fand;
Und blieb denn lange stehen,
Hatt große Freud in mir:
Das Sternlein anzusehen;
Und dankte Gott dafür.
Das Sternlein ist verschwunden;
Ich suche hin und her
Wo ich es sonst gefunden,
Und find es nun nicht mehr.
Matthias Claudius (15 augustus 1740 - 21 januari 1815)
Portret, vermoedelijk door Friederike Leisching, rond 1797
R.J. Peskens, Daan Zonderland, Jan Campert, Edna Ferber, Marga Kool
De Nederlandse schrijverR.J. Peskens(auteursnaam van uitgever Geert van Oorschot) werd geboren in Vlissingen op 15 augustus 1909.
Uit: Mijn Tante Coleta
Toen we moe werden van de wind en de inspanning ertegenin te lopen, liep ze naar de voet van het duin, klom er een eindje tegenop en ging tussen het zware, dichtgeplante helm zitten. Ze duwde haar stok diep in het zand. Ik zette mijn stok naast de hare en onze vlaggen wapperden niet meer. Ik ging dicht naast haar zitten, en pakte haar stevig vast. Ze weerde me af en zei: nou moet je niet aan me komen. Ik liet haar onmiddellijk los en ineens liet ze haar hoofd tussen haar opgetrokken knieën zakken en begon onbedaarlijk te huilen. Ik legde mijn arm om haar schouders, aaide in haar in de war gewaaide haren en ik had graag willen vragen waarom ze nou ineens zo huilde, maar ha tegelijk het gevoel of het huilen alleen van haar was en ik er mij niet mee mocht bemoeien. Plotseling stond ze op en wilde onze vlaggestokken uit het zand trekken. Ze legde haar hand op mijn arm en zei dat we die moesten laten staan. Zullen we aan de andere kant teruggaan, vroeg ik. Ja, zei ze. We klommen het hoge duin op, daalden van de top naar beneden. Op het fietspad stak ze haar arm tussen de mijne. Ik was helemaal gelukkig door het mij helemaal overweldigende gevoel dat ik bij haar was, haar troostte en beveiligde en naar huis bracht. Toen de eerste huizen van de stad in zicht kwamen, stond ze plotseling stil, maakte haar arm uit de mijne los, legde haar beide handen op mijn schouders en zei: ik wou dat je mijn broer was. Als een oudere broer nam ik haar in mijn armen. Ze huilde opnieuw. Ik wou dat ik nog een kind was, zei ze. Waar de duinen in de zeedijk overgingen, zei ze dat ik maar niet verder moest meegaan. Ze nam geen afscheid, ging alleen verder en keek geen enkele keer om. Ze verdween in het donker van de avond, Het was of de wind ineens een beetje was gaan liggen.
R.J. Peskens (15 augustus 1909 - 18 december 1987)
De Amerikaanse schrijfster Edna Ferber werd geboren op 15 augustus 1885 in Kalamazoo, Michigan.
Uit: Giant
This March day the vast and brassy sky, always spangled with the silver glint of airplanes, roared and glittered with celestial traffic. Gigantic though they loomed against the white-hot heavens, there was nothing martial about these winged mammoths. They were merely private vehicles bearing nice little alligator jewel cases and fabulous gowns and overbred furs. No sordid freight sullied these four-engined family jobs whose occupants were Dallas or Houston or Vientecito or Waco women in Paris gowns from Neiman-Marcus; and men from Amarillo or Corpus Christi or San Angelo or Benedict in boots and Stetsons and shirt sleeves.
All Texas was flying to Jett Rink's party. All Texas, that is, possessed of more than ten million in cash or cattle or cotton or wheat or oil. Thus was created an aerial stampede. Monsters in a Jovian quadrille, the planes converged from the Timber Belt and the Rio Grande Valley, from the Llano Estacado and the Trans-Pecos; the Blacklands the Balcones Escarpment the Granite Mountains the Central Plains the Edwards Plateau the boundless Panhandle. High, high they soared above the skyscraper office buildings that rose idiotically out of the endless plain; above the sluggish rivers and the arroyos, above the lush new hotels and the anachronistic white-pillared mansions; the race horses in rich pasture, the swimming pools the drives of transplanted palms the huge motion picture palaces the cattle herds and the sheep and mountains and wild antelope and cotton fields and Martian chemical plants whose aluminum stacks gave back the airplanes glitter for glitter. And above the grey dust-bitten shanties of the Mexican barrios and the roadside barbecue shacks and the windmills and the water holes and the miles of mesquite and cactus.
There were, of course, a few party-goers so conservative or so sure of their position in society, or even so impecunious, as to make the journey by automobile, choosing to cover the distance at a leisurely ninety miles an hour along the flat concrete ribbon that spanned the thousand miles of Texas from north horizon to the Gulf.
Edna Ferber (15 augustus 1885 16 april 1968)
De Nederlandse schrijfster en dichteres Marga Kool werd geboren in Beekbergen op 15 augustus 1949.
Uit: Boeren en stedelingen(Column)
De gegoede Nederlandse stedelingen hebben zich genesteld op het platteland en in forensendorpen en Vinex-wijken. De boeren uit Turkije en Marokko hebben hun plaats overgenomen. Met hun klederdrachten, hun naoberschap, hun familiebanden, hun sterke, zware geloof, hun sociale controle, hun eigen dialect, hun tongval als ze Nederlands spreken. Ze koken uit gastvrijheid grote hoeveelheden, ze slachten een schaap, ze bidden en vieren hun feestdagen, ze houden de vrouwen liefst zoveel mogelijk thuis, ze laten de zorg voor hun zieke ouders niet aan een ander over. Ze slaan hun ogen neer als ze een buitenstaander aanspreken. Ze krijgen moeilijker een baan omdat ze een accent hebben, ze hebben een onderwijsachterstand. Ze doen ongeveer alles wat wij vijftig jaar geleden deden op ons eigen Nederlandse platteland. We moeten er maar gauw een boek van maken. Voor je het in de gaten hebt is het allemaal weg. Als wij hen daar tenminste rustig de tijd voor gunnen.
Wolf Wondratschek, Carola Herbst, Danielle Steel, Erwin Strittmatter
De Duitse dichter en schrijver Wolf Wondratschek werd geboren op 14 augustus 1943 in Rudolstadt.
Im Sommer
Einsam sein im Sommer und hundemüde auf einen Liebesbrief warten, das ist schlimm; und abends zuschauen wie sich Lana Turner in Robert Mitchum verliebt; und wenn morgens die Sonne aufgeht, hast du niemand getroffen, in der Tür steckt kein Zettel "Ruf mich an." Ein Maler würde das Blau immitieren, eine Flugzeugladung Menthol; ein Dichter würde lieben oder sterben; ich starre, ohne hinauszuschauen, aus dem Fenster, frühmorgens, und sage "Ich liebe dich" ohne irgendetwas oder irgendwen zu meinen
Lied von der Liebe
Wir lagen, faul vor Liebe,
noch im Gras, da färbten schon
sich über uns die Blätter.
Dann standen die Bäume kahl.
Ich sah den Himmel, mehr davon,
als mir lieb war.
Nein, mit der Liebe unten
hat der Himmel nichts zu tun.
Ich nahm eine Handvoll Erde.
Da hast du gesagt: das da
in deiner Hand, so will ich,
daß ich werde.
Wolf Wondratschek (Rudolstadt, 14 augustus 1943)
De Duitse schrijfster Carola Herbst werd geboren op 14 augustus 1960 in Rostock. Zie ook mijn blog van 14 augustus 2008.
Uit: Johanna und das Meer
Die See lag so ruhig, dass sich vereinzelt am Himmel hängende Wolken in ihrer fast unbeweglichen Oberfläche spiegelten. Das Gelbgrün der Sandbänke schied sich deutlich vom Dunkelgrün der Seegraswiesen. Doch die scharfen Farbkontraste des Flachwassers verloren sich allmählich im einheitlichen Blau der tieferen Wasserzonen.
Margitta hatte ihr Theaterglas mitgenommen und beobachtete fasziniert von dem erhöhten Plateau der vor ihr abrupt abfallenden Kliffküste die Verwandlungskünstlerin zu ihren Füßen, die See. Weit draußen konnte sie Segelschiffe ausmachen, die vermutlich vor Warnemünde auf Reede lagen, die kleinen Segelboote fehlten jedoch an diesem Sonntagvormittag. Die ungewöhnliche Flaute brachte die Bootsführer der Ausflugsjollen um ihre Tageseinnahmen.
In Küstennähe schwammen drei Schwäne in ihrer unnachahmlich majestätischen Art, sie senkten nach einer nur ihnen bekannten Choreografie immer wieder die langen Hälse ins Wasser, um den Meeresboden nach Leckerbissen abzusuchen.
Hier, schau sie dir an", einladend hielt sie Johanna das Glas vor die Nase, sie sind wunderschön."
Johanna lehnte an einem der Baumstämme, die sich im Laufe ihres langen Lebens den stürmischen Nordwestwinden hatten beugen müssen und nun ihre Äste unwillig landeinwärts reckten. Da der Wuchs dieser Bäume durch ständige Anfechtungen der Natur immer wieder gestört wurde, sahen sie merkwürdig verrenkt und knorrig aus, beinahe griesgrämig, wie ein verwachsenes Weiblein. Der friedliche und ruhige Eindruck, den Wind und Meer momentan vorgaukelten, war demnach trügerisch. Die Elemente setzten nicht nur den Bäumen, sondern auch der Landschaft zu, abgebrochene Steilküstenabschnitte, die wie Fremdkörper auf dem Strand lagen, waren stumme Zeugen ihrer Kraft. Mitgerissene Sträucher und Gräser hatten dort unten noch nicht aufgegeben zu grünen, sie konnten nicht ahnen, endgültige Opfer der nächsten Sturmflut zu werden.
Carola Herbst (Rostock, 14 augustus 1960)
De Amerikaanse schrijfster Danielle Steel werd geboren in New York op 14 augustus 1947.
Uit: Matters of the Heart
Hope Dunne made her way through the silently falling snow on Prince Street in SoHo in New York. It was seven o'clock, the shops had just closed, and the usual bustle of commerce was shutting down for the night. She had lived there for two years and she liked it. It was the trendy part of New York, and she found it friendlier than living uptown. SoHo was full of young people, there was always something to see, someone to talk to, a bustle of activity whenever she left her loft, which was her refuge. There were bright lights in all the shops. It was her least favorite time of year, December, the week before Christmas. As she had for the past several years, she ignored it, and waited for it to pass. For the past two Christmases, she had worked at a homeless shelter. The year before that she had been in India, where the holiday didn't matter. It had been a hard jolt coming back to the States after her time there. Everything seemed so commercial and superficial in comparison. The time she had spent in India had changed her life, and probably saved it. She had left on the spur of the moment, and been gone for over six months. Reentry into American life had been incredibly hard. Everything she owned was in storage and she had moved from Boston to New York. It didn't really matter to her where she lived, she was a photographer and took her work with her. The photographs she had taken in India and Tibet were currently being shown in a prestigious gallery uptown. Some of her other work was in museums. People compared her work to that of Diane Arbus. She had a fascination with the destitute and devastated. The agony in the eyes of some of her subjects ripped out your soul, just as it had affected hers when she photographed them. Hope's work was greatly respected, but to look at her, nothing about her demeanor suggested that she was famous or important.
Danielle Steel (New York, 14 augustus 1947)
De Duitse schrijver Erwin Strittmatterwerd geboren op 14 augustus 1912 in Spremberg.
Uit: Die Tabakpfeife
Alles, was Großvater im Bauernkalender las, war für ihn NATURREINE WAHRHEIT. Was in den Zeitungen stand, war teils wahr und teils erlogen. In den Büchern standen erdichtete Geschichten, und etwas ausdichten konnte Großvater sich selber. Er tat es auf dem Kutschbock beim Klappern des Fuhrwerks: »In der Linde, der krummen, hörst du Bienchen und Hummchen summen...« Wenn wir Großvater beim lauten Versemachen ertappten, machte er: »Simm, simm, simm«, als striche er alles durch, sah uns an und sagte: »Ja, ja, so ist das, so ist das!« - Nach der Meinung der Dorfleute konnte ein Häusler, der Verse machte, nicht ganz richtig im Kopfe sein. Abends, nur abends, rauchte Großvater seine lange Tabakpfeife. Sie hatte einen Porzellankopf, und der war mit einer Waldlandschaft bemalt: Zwischen giftgrünen Bäumen stand ein röhrender Hirsch, dem viel Atemdampf aus dem Geäse kam. Die Tabakpfeife war eine Lehrerpfeife, und Großvater war stolz auf sie. Er hatte sie zusammen mit einem hölzernen Lehnsessel auf einer Auktion erstanden. Sie gehörte zum Nachlaß des Lehrers aus Großvaters Heimatdorf Klein-Partwitz; der Lehrer hatte Kopetzki geheißen und war nach Großvaters Meinung der beste Vogelkenner des Sorbenlandes gewesen. »Er konnte dir jeden Vogel nachmachen, er war dir schon selber ein Vogel.« Großvater blies und puffte bläuliche Tabakwölkchen in die Stube. Er rauchte nur Rippentabak; denn der war am billigsten, und er kaufte ihn in der Kreisstadt beim Zigarrenmacher in kleinen Bündeln. Den Tabak schnitten meine Schwester und ich mit Großvaters scharfem Jagdnicker, den wir sonst nicht anrühren durften. Die KAUFMANNSTREICHHÖLZER waren für den tiefen Porzellankopf an Großvaters Pfeife zu kurz, und sie waren vor allem UNGESUND, wie Großvater behauptete, deshalb fertigten wir Schwefelhölzchen an, wenn Großmutter bei einer Nachbarin zum Schwatz war. Wir waren dann für längere Zeit sicher, denn Großmutter schwatzte gern und nichts als PAPPEREPAPP, wie Großvater sagte. Er schnitt mit seinem Jagdnicker zweifingerlange Hölzchen von einem Kiefernkloben, während auf der glühenden Herdplatte in einer alten Kasserolle Schwefelklumpen flüssig gemacht wurden. Schwefel war SEHR GESUND, wenn man Großvater glauben durfte, und wir glaubten es ihm, weil er selber glaubte, was er sagte.
Erwin Strittmatter (14 augustus 1912 31 januari 1994)
Sir Walter Scott, Julia Mann - da Silva-Bruhns, John Galsworthy, Marie Delle Grazie
De Schotse dichter en schrijverSir Walter Scott werd geboren in Edinburgh op 14 augustus 1771.
Uit: Bride of Lammermoor
I am too stubborn in habits, and too little polished in manners, to envy or aspire to the honours assigned to my literary contemporaries. I could not think a whit more highly of myself were I found worthy to "come in place as a lion" for a winter in the great metropolis. I could not rise, turn round, and show all my honours, from the shaggy mane to the tufted tail, "roar you an't were any nightingale," and so lie down again like a well-behaved beast of show, and all at the cheap and easy rate of a
cup of coffee and a slice of bread and butter as thin as a wafer. And I could ill stomach the fulsome flattery with which the lady of the evening indulges her show-monsters on such occasions, as she crams her parrots with sugar-plums, in order to make them talk before company. I cannot be tempted to "come aloft" for these marks of distinction, and, like imprisoned Samson, I would rather remain--if such must be the alternative--all my life in the mill-house, grinding for my very bread, than be brought forth to make sport for the Philistine lords and ladies.
This proceeds from no dislike, real or affected, to the aristocracy of these realms. But they have their place, and I have mine; and, like the iron and earthen vessels in the old fable, we can scarce come
into collision without my being the sufferer in every sense. It may be otherwise with the sheets which I am now writing. These may be opened and laid aside at pleasure; by amusing themselves with the perusal, the great will excite no false hopes; by neglecting or condemning them, they will inflict no pain; and how seldom can they converse with those whose minds have toiled for their delight without doing either the one or the other.
Sir Walter Scott (14 augustus 1771 - 21 september 1832)
Portret door Sir William Allan
De moeder van (o.a.) de Duitse schrijvers Heinrich en Thomas Mann, Julia Mann-da Silva-Bruhns werd geboren op14 augustus 1851 in Paraty in Brazilië.
Uit: Tonio Kröger
Der Mutter Tonios jedoch, seiner schönen, schwarzhaarigen Mutter, die Consuelo mit Vornamen hieß und über-haupt so anders war als die übrigen Damen der Stadt, weil der Vater sie sich einstmals von ganzen unter auf der Landkarte herausgeholt hatte [...] waren die Zeugnisse grundeinerlei... Tonio liebte seine dunkle und feurige Mutter, die so wunderbar den Flügel und die Mando-line spielte [...]
Julia Mann - da Silva-Bruhns (14 augustus 1851 11 maart 1923)
Julia Mann met haar kinderen Julia, Heinrich en Thomas rond 1880
De Britse schrijver John Galsworthy werd geboren op 14 augustus 1867 in Kingston Hill in Surrey.
Uit: The Forsyte Saga
It was that famous summer when extravagance was fashionable, when the very earth was extravagant, chestnut-trees spread with blossom, and flowers drenched in perfume, as they have never been before; when roses blew in every garden; and for the swarming stars the nights had hardly space; when every day and all day long the sun, in full armour, swung his brazen shield above the Park, and people did strange things, lunching and dining in the open air And the lime-flowers that year were of rare prime, near honey-coloured. At the corners of London squares they gave out, as the sun went down, a perfume sweeter than the honey bees had takena perfume that stirred a yearning unnameable in the hearts of Forsytes and their peers, taking the cool after dinner in the precincts of those gardens to which they alone had keys.. And that yearning made them linger amidst the dim shapes of flower-beds in the failing daylight, made them turn, and turn, and turn again, as though lovers were waiting for themwaiting for the last light to die away under the shadow of the branches.
John Galsworthy (14 augustus 1867 - 31 januari 1933)
De Oostenrijkse dichteres en schrijfster Marie Eugenie Delle Grazie werd geboren op 14 augustus 1864 in Bela Crkva.
Meine Liebe Gold'ner als die Sonne glüht, Reiner als der Mondenschein, Schöner als die Rose blüht, Wohnt die Lieb' im Herzen mein.
Wenn der Lenz von dannen zieht, Nimmt er jede Blüth' vom Baum; Meine Liebe geht nicht mit, Bleibt ein ew'ger Frühlingstraum.
Und wenn Rosen nicht mehr glüh'n, Nicht mehr lacht der Mondenschein, Blumen, die da nicht verblüh'n, Zaubert sie in's Herz hinein.
Marie Delle Grazie (14 augustus 1864 19 februari 1931)
Si un invité meurt inopinément chez vous, ne prévenez surtout pas la police. Appelez un taxi et dites-lui de vous conduire à l'hôpital avec cet ami qui a un malaise. Le décès sera constaté en arrivant aux urgences et vous pourrez assurer, témoin à l'appui, que l'individu a trépassé en chemin. Moyennant quoi, on vous fichera la paix.
- Pour ma part, je n'aurais pas songé à appeler la police, mais un médecin.
- Cela revient au même. Ces gens-là sont de mèche. Si quelqu'un à qui vous ne tenez pas a une crise cardiaque à votre domicile, vous êtes le premier suspect.
- Suspect de quoi, si c'est une crise cardiaque?
- Aussi longtemps qu'on n'a pas prouvé que c'était une crise cardiaque, votre appartement est considéré comme une scène de crime. Vous ne pouvez plus toucher à rien. Les autorités envahissent votre domicile, c'est à peine si elles n'inscrivent pas l'emplacement des corps avec de la craie. Vous n'êtes plus chez vous. On vous pose mille questions, mille fois les mêmes.
- Où est le problème si l'on est innocent?
- Vous n'êtes pas innocent. Quelqu'un est mort chez vous.
- Il faut bien mourir quelque part.
- Chez vous, pas au cinéma, pas à la banque, pas dans son lit. Ce quidam a attendu d'être chez vous pour passer l'arme à gauche. Le hasard n'existe pas. S'il est mort à votre domicile, vous y êtes forcément pour quelque chose.
- Mais non. Cette personne peut avoir éprouvé une émotion violente à laquelle vous êtes étranger.
- Elle a eu le mauvais goût de l'éprouver dans votre appartement. Allez expliquer cela à la police. À supposer que les autorités finissent par vous croire, pendant ce temps le cadavre est chez vous, on n'y touche pas. S'il est mort sur votre canapé, vous ne pouvez plus vous y asseoir. S'il a trépassé à votre table, habituez-vous à partager les repas avec lui. Il va vous falloir cohabiter avec un macchabée. C'est pourquoi, je vous le répète: appelez un taxi. N'avez-vous pas remarqué, dans les journaux, la formule consacrée: l'individu est mort pendant qu'on le conduisait à l'hôpital. Avouez que c'est drôle, cette propension qu'ont les gens à mourir au cours d'un trajet, dans des véhicules anonymes. Oui, car vous aurez compris que ce ne doit pas être votre voiture. »
Amélie Nothomb (Kobe, 13 augustus 1967)
De Amerikaanse schrijver Tom Perrotta werd geboren op 13 augustus 1961 in Garwood.
Uit: The Wishbones
Buzzy, the bass player, had a suspended license, so Dave swung by his house on the way to the Wednesday-night showcase. Buzzy did quality control for a company that manufactured prosthetic devices, and lived with his wife and two kids on a street of more or less identical split levels that must have seemed like an exciting place in the days before the British Invasion, back when Kennedy was President and Elvis was King. Buzzy was the only member of the wedding band who was married, a fact whose irony did not escape the notice of his fellow musicians. Artie, the sax player and manager, had just broken up with a girl who danced at Jiggles. Stan, the drummer and sometime accordionist, was sleepwalking through a painful divorce. Ian, the singer/keyboardist and all-around showman, was living at home with his parents, as was Dave, who handled rhythm guitar and background vocals.
Buzzy was waiting by the curb, a scrawny, ponytailed guy in a tuxedo and Yankees cap, with a beer in one hand and a guitar case in the other. He stowed his bass in the backseat, on top of Dave's Les Paul, and climbed in.
"Daverino," he said, tilting the beer can in salute.
"Buzzmaster."
Dave shifted into gear and headed for Central Avenue. The silence in the car was mellow, uncomplicated. Buzzy took a swig from the can and smacked his lips.
"Yup. Another Wednesday-night showcase."
"You ready? The people are counting on you."
Buzzy thought it over for a couple of seconds, then nodded.
"Coach," he said, "I'mgonna play my heart out."
Dave snorted his appreciation. The guys in the band liked to joke about the showcase, but they were careful not to complainbookings had doubled since Artie found them the slot. And besides, goofy as it was, the showcase turned out to be a real time-saver: instead of scheduling separate auditions for every interested couple, the Wishbones could just tell prospective customers to come to the Ramada every third Wednesday of the month.
"You going out afterward?" Buzzy crushed the can in his hand and dropped it on the floor. "I'm in the mood for a few beers."
"I can't. I'm supposed to go over to Julie's."
"Hey." Buzzy didn't bother to conceal his surprise. "You guys really getting back together?"
Tom Perrotta (Garwood, 13 augustus 1961)
De Oostenrijkse dichter Nikolaus Lenau werd geboren op 13 augustus 1802 in Csatád (in het Hongaarse deel van Oostenrijk-Hongarije).
Der Baum der Erinnerung
Ja, du bist es, blütenreicher
Baum, das ist dein süßer Hauch!
Ich auch bins, nur etwas bleicher,
Etwas trauriger wohl auch.
Hinter deinen Blütenzweigen
Tönte Nachtigallenschlag,
Und die Holde war mein eigen,
Die an meinem Herzen lag.
Und wir meinten selig beide,
Und ich meint es bis zur Stund,
Daß so herrlich du vor Freude
Blühtest über unsern Bund.
Treulos hat sie mich verlassen;
Doch du blühst wie dazumal,
Kannst dich freilich nicht befassen
Mit der fremden Liebesqual.
»Allzulieblich scheint die Sonne,
Weht der linde Maienwind,
Und das Blühen und die Wonne
Allzubald vorüber sind!«
Mahnend säuseln mir die Lehre
Deine frohen Blüten zu;
Doch ungläubig fließt die Zähre,
Und mein Herz verlor die Ruh.
Dein Bild
Die Sonne sinkt, die Berge glühn,
Und aus des Abends Rosen
Seh ich so schön dein Bild mir blühn,
So fern dem Hoffnungslosen.
Strahlt Hesperus dann hell und mild
Am blauen Himmelsbogen,
So hat mit ihm dein süßes Bild
Die Sternenflur bezogen.
Im mondbeglänzten Laube spielt
Der Abendwinde Säuseln;
Wie freudig um dein zitternd Bild
Des Baches Wellen kräuseln!
Es braust der Wald, am Himmel ziehn
Des Sturmes Donnerflüge,
Da mal ich in die Wetter hin,
O Mädchen, deine Züge.
Ich seh die Blitze trunkenhaft
Um deine Züge schwanken,
Wie meiner tiefen Leidenschaft
Aufflammende Gedanken.
Vom Felsen stürzt die Gemse dort,
Enteilet mit den Winden;
So sprang von mir die Freude fort
Und ist nicht mehr zu finden.
Da bin ich, weiß nicht selber wie,
An einen Abgrund kommen,
Der noch das Kind der Sonne nie
In seinen Schoß genommen.
Ich aber seh aus seiner Nacht
Dein Bild so hold mir blinken,
Wie mir dein Antlitz nie gelacht;
Wills mich hinunterwinken?
Nikolaus Lenau (13 augustus 1802 - 22 augustus 1850)
Portret door Johann Umlauf
De Amerikaanse schrijver Will Clarke werd geboren op 13 augustus 1970 in Shreveport, Louisiana.
Uit: Lord Vishnu's Love Handles
This knowing things was what got me into the Internet back before anyone knew it would go colossal. This knowing things has put a very nice roof over our heads. But it is also part of my problem. A therapist once told me I might be crazy. Well, he didn't say that exactly, but I knew what he meant. That's when I stopped talking about what I "know." And I stopped seeing that asshole. Now, I keep what goes on inside my head in my head. I just go to work building Web sites and I play golf at the club. I keep my mouth shut. I make money, which makes Shelby happy. And this, in turn, makes me happy.
Or at least, close to happy.
Okay, truth be told, I'm not all that happy. It's the dreams and all this knowing-things-that-I-shouldn't. It stalks me and beats me in the head. Like every time I think Shelby cheats on me. And I think she does this quite often. She fucks the pool guy. She screws her tennis pro. And she nails my best friend and business partner, Reed Bindler, every Wednesday night when she says she's at Bunco. I dream about all of this; and I am afraid that this is true. I know that Shelby loves me. But I keep having these dreams and they are burning me alive.
Now, hold on to your seat because this is where things get really wacko. I think I know why Shelby cheats. I saw it one night after I rolled off her sweaty body and into a dream where her genes, her actual DNA, spoke to me. I know this sounds absolutely crazy, but they told me of their plan. They told me that they were promiscuous genes, programmed by nature to fuck around. Nothing against me, they said. Shelby just has slutty DNA. And from a survival-of-the-fittest perspective, this is a very good thing. Something about a wide range of spawnings adding variety to her own genes and thus ensuring their replication.
This is how her genes told me it works: Shelby marries me, a cerebral provider. They actually called me that. A "cerebral provider"? I mean, is that a compliment or is that a put-down? Anyhow, Shelby gets all her food and shelter needs met by me in spades. And our coupling will produce children who share my genes and her genes. This is good for me because my genes tend to be the faithful sort. Matched up with Shelby's slut genes, my seed will spread all over the place.
De Surinaamse schrijver Rappa (pseudoniem van Robby Jonathan Parabirsing) werd geboren in Paramaribo op 13 augustus 1954. Hij werkte als leraar Nederlands aan het Vrije Atheneum, beheert sinds 1980 aan huis een stripbibliotheek en werkt als uitgever van boeken die als printing-on-demand in kleine oplage verschijnen bij zijn uitgeverij Ralicon. Rappa debuteerde met Friktie tories oftewel gevlochten verhalen (1980). Zijn laatste werk voor volwassen lezers zijn de novellen De tapoe (Het amulet, 1995) en Een bloedige les (2001) en de verhalenbundel Nieuwe friktie tories (1999). Rappa schreef voorts de kinderboeken Silvy en Hexa en andere verhalen (1983) en Verdwaald in het bos (1998) en stelde een aantal vakantieboeken samen.
Uit: De Surinaamse literatuur
Toch blijven deze reisverslagen, geschreven door blanken die hier nauwelijks een voet aan land hadden gezet, de eerste bewaarde geschriften waar het gebied Guyana en iets later het gedeelte daarin dat de naam Zueriname bleek te dragen, werd genoemd. Hoe kunnen we spreken van Surinaamse literatuur als we niet eerst kunnen aantonen waar de naam Suriname het eerst wordt genoemd? En al zijn de geschriften waarin deze naam voor het eerst wordt genoemd door blanken geschreven, zij gebruiken als eersten op papier de naam die wij tot vandaag gebruiken. Hun geschriften moeten dus ergens kunnen worden ondergebracht in onze literatuurgeschiedenis. Verder hebben deze verslagen vele anderen beïnvloed en zijn ze het richtsnoer geweest voor de tweede golf van blanken, namelijk degenen die zich kwamen vestigen, de groep die kwam koloniseren.
Het is wel geen simpele zaak om deze eerste periode uit onze literatuurgeschiedenis met jaartallen af te bakenen, dat is ook het probleem dat men in andere landen heeft met afbakenen van literaire perioden; de ene periode vloeit namelijk over in de andere. Men trekt dan de scheiding als er duidelijk van een nieuw hoogtepunt sprake is.
Verder moeten we ons afvragen welke geschriften uit die periode we erkennen als deel van onze literatuurgeschiedenis, de Spaanse, de Portugese de Engelse of de Hollandse?
Gezien het verloop van onze kolonisatie, lijkt het beter dat we één lijn trekken, we beschouwen dus voornamelijk de in het Hollands geschreven reisverslagen als deel van de literatuur uit de eerste periode.
Une personne qui a connu de près Mme de Staëlet qui a été à même de recueillir de premièremain toutes les traditions de sa vie, Mme Neckerde Saussure, a dit : « Ses ouvrages sont, pour ainsidire, les mémoires de sa vie sous une forme abstraite... ». Mme de Staël Tavait déclaré : « Quandon écrit pour satisfaire à l'inspiration intérieure dontl'âme est saisie, on fait connaître par ses écrits,même sans le vouloir, jusqu'aux moindres nuancesde sa manière d'être et de penser. » C'est ainsi queje me propose de chercher dans les événements dela vie de Mme de Staël l'esprit de ses ouvrages.
Les premières impressions reçues du monde forment, à notre insu, dans notre âme, le prisme selon
lequel, plus tard, nous colorons les choses. PourChateaubriand, ce furent les solitudes mélancoli-
ques de Gombourg, les grandes bruyères voisines derOcéan et « terminées par des forêts » où soufflaientles tempêtes; pour Lamartine, les coteaux de Milly,la maison champêtre, les sentiers domestiques, unciel doux et voilé, des horizons vagues et fuyants,une enfance pieuse auprès d'une mère chrétienne;pour Mme de Staël, ce fut, dans la vie intime, lespectacle d'un ménage heureux, et, dans la vie mondaine, le spectacle d'un salon où se rencontraient lesbeaux esprits, où Ton s'exaltait et raillait tour à tour,où Ton agitait tous les débats de la république deslettres et tous les problèmes de l'univers, où l'on dissertait sans lin, comme l'a dit un contemporain, sur« les grandes vérités de la nature, l'immortalité del'ame, l'amour de la liberté, le charme et le dangerdes passions ». Un ménage comme celui de ses parents demeura la pairie idéale de son cur; un salon,comme celui de sa mère, la patrie idéale de son esprit;le bonheur dans le mariage fut l'utopie, et uneroyauté de salon, l'ambition de son existence."
Uit: Trials of Radclyffe Hall(Biografie door Diana Souhami)
On a summer day in 1884 a blue-eyed four-year-old with ash-blond hair walked with her English nurse in the old cemetery in West Philadelphia near her grandmother's house. It was quiet there, the day was clear, she could smell boxwood, pine and new-mown grass. She walked on a gravel path littered with tiny shells, which she stopped to collect. There were high trees to her right, an avenue ahead and, to her left, bare grass, mounds of earth and new graves. A small group wearing black came toward her across the grass. A woman among them, tall, with a long veil and gloves, seemed to stare at her. Two of the men carried between them a white wooden box. The group stopped by a freshly dug hole beside which was a mound of earth. They lowered the box into the hole and a man began shoveling in earth. At the sound of the earth hitting the box, the woman jerked back. The movement made the girl think of her mechanical bear on its green baize stand at home in London. The woman bent over the hole in the ground then raised her face and screamed. She seemed to scream at the sky, the trees, the man shoveling earth and the little girl out with her nurse. Consolation for such ontological terrors was not on offer to Marguerite Radclyffe-Hall from her mother, whom she feared and despised: "Always my mother. Violent and brainless. A fool but a terribly crafty and cruel fool for whom life had early become a distorting mirror in which she saw only her own reflection." In two unpublished autobiographical pieces, Forebears and Infancy and Michael West, in letters and in fictional allusion in her novels, she defined her mother as grasping, violent andcapricious. "I cannot," she said, "keep the fifth commandment." Home for a child, she averred, should be a refuge, a place of affection and kindness. Hers was "bereft of security" and she was haunted by the feeling that something was wrong. "I pity those whose memories of home have been rendered intolerable as have mine. They and I have lost a great sweetness in life."
Marguerite Radclyffe Hall (12 augustus 1880 7 oktober 1943)
De Nederlandse schrijverMarcellus Emantswerd op 12 augustus 1848 in Voorburg geboren.
Uit: Vijftig
Neen, het kind schreeuwde niet.
Hoe dwaas toch, dat zij geen uur-lang uit kon blijven, zonder in haar binnenste de vraag te hooren: wie weet, of i niet huilt en of die min 'm niet alleen heeft gelaten.
Dan had zij geen rust of duur meer. Dan joeg ze naar huis als een onvoorzichtige, die zich herinnert, dat hij zijn brandkast heeft open gelaten en.... dan vond zij nooit een rechtvaardiging voor haar onberedeneerde angst.
Ook nu weer hoorde zij noch in de gang, noch op de trap een enkel verdacht geluid en de warme bovenvoorkamer binnentredend vond ze er het mollige popje met lodderig gesloten oogen rustig liggen te zuigen.
De breedgeschouderde boerevrouw, die 't voedde, hief even het bruine hoofd op, zei kalm glimlachend:
O, wat is u weer gauw terug en keek toen weder neer op de volle, blanke borst en de rose lipjes, die er aan lurkten.
Heeft i niet geschreeuwd; is er niets gebeurd?
Wel nee; wat wou d'r nou gebeuren? - 't Mankeert ommers niks.
De leuke toon, waarop deze verklaring werd geuit, belette niet, dat het Mina te moede werd, alsof eensklaps een opwekkende stroom van levenskracht zich verbreidde door haar gansche rijzige gestalte. Zij voelde duidelijk de strafheid van haar rug, de vaste ronding in haar armen, de ruimte van haar borst en ze zag zich zelf daar staan als een toonbeeld van gezondheid met frisch roode wangen, stralend blauwe oogen en dik golvend, donker blond haar. Terwijl ze jakje en hoed aflegde, doorgloeide een heerlijke gewaarwording van trots en
[p. 2]dankbaarheid haar gemoed en het echode in haar hoofd: 't mankeert ommers niks; 't mankeert ommers niks!
Welk een zaligheid een kind, zóó'n mooi, zoo'n gezond kind te bezitten!
Ze voelde zich zoo gelukkig.... Ja, ze was gelukkig.... en toch... toch zweefde er over dat geluk een flets wolkschaduwtje heen. Het was wel klein en dun en zou zeker allengs verdwijnen; maar zij zag 't nog duidelijk als een donker vlekje midden in haar zonnig hoofd.
Marcellus Emants (12 augustus 1848 14 oktober 1923)
De Amerikaanse schrijver Anthony Swofford werd geboren op 12 augustus 1970 in Fairfield, California. In 1990 vertrok Swofford naar Saoedi-Arabië om Koeweit van de Irakezen te bevrijden. Met vijftig kilo bepakking en zwaar bewapend ging hij de woestijnoorlog in. Swofford beleefde zes maanden van angst en verveling. Hij overleefde beschietingen van zowel Irakezen als de Amerikanen en overwoog zelfmoord. In 2003 verscheen zijn boek "Jarhead´ , een uniek persoonlijk verslag van moderne oorlogvoering en een reflectie op wat het is Amerikaan, soldaat en man te zijn. Na de Golfoorlog schreef Swofford verschillende verhalen en reportages. Deze artikelen werden gepubliceerd in onder meer The New York Times en Harper's. Zijn roman Wxit A werd gepubliceerd in 2007.
Uit: Exit A
This boy is an American, born on the third of July, 1972. While his mother spat and screamed through the life-endangering birth, his father and the orderlies and janitors lit illegal fireworks in the hospital parking lot. The men drank from bottles of bourbon and beer while leaning down to light Bottle Rockets and Flaming Marys and Wailing Jennys. His father supplied the armament and the devil's milk, and the matches, and most of the boisterous ranting and raving about God and Country and the Founding Fathers and the Mayflower and Plymouth Rock and the Salem witch trials and the Red Threat, that ungainly, bloody bear from the East.
The doctor held the boy upside down, and the safety of the womb became history. The room above the mother spun one hundred times, and she went under.
No one found the father, not even the orderly sent to look. So they slapped the boy's bottom and placed him in a crib, where he waited for someone with his same blood to come to consciousness. His aunt Mirtha was the first to appear at the hospital, and after cursing the father's name, she picked up the boy and performed an auntly show for him, baby talk and ego stroking and burp and bowel sounds. Because his aunt was present and cogent, and the nurses wanted to get down to the parade grounds for the base general's midnight fireworks display, they asked her to name the boy, and she did. This boy's name is Severin Boxx.
This girl's name is Virginia Sachiko Kindwall. She is the daughter of General Oliver Kindwall and Mrs. Oliver Kindwall, once known as Olive, though that was not her given name but simply a shortening of her husband's. Her given name was Nakashima Sachiko. Olive died on the birthing table at Travis Air Force Base in California, in July 1972. While she died giving birth to Virginia Sachiko, her husband, a major at the time, paced the base morgue while overseeing the identification and shipment home of the newest dead boys from Vietnam, some of the last. Later, Kindwall would tell his daughter that on the day of her mother's death and her own birth, the dead boys from Vietnam seemed much more dead than usual.
« SOPHIE : Tu vas venir t'asseoir puis jaser. Ça fait depuis mardi que je téléphone pour parler à du monde [ ] Tu vas te tenir tranquille puis tu vas m'écouter. / BERNARD : Que c'est que t'as, ma Puce? Qu'est-ce t'as donc? Un problème? / SOPHIE : Niaiseux! Niaiseux! / BERNARD : Un problème sec sec sexuel j'espère. / SOPHIE : Le seul que j'ai c'est celui que tu me donnes : puis il est comme toi : bien insignifiant! (Repoussant la main de Bernard) Et puis tu vas me lâcher? Cinq minutes? Je parle! Je parle! / BERNARD : J'essayais de faire ton bonheur. / SOPHIE : Essaie avec tes oreilles! Je parle! / BERNARD : Parle! Parle! Je te dérangerai pas je vais m'en aller / SOPHIE : Attends. Tu me chicaneras tout à l'heure. Quand je t'aurai donné une bonne raison parce que j'en ai une une kapab Bernard eeeeeeeee Bernard j'ai lâché ma job! / BERNARD : Ah ah! Ah ah! »
Réjean Ducharme (Saint-Félix-de-Valois, 12 augustus 1941)
De Engelse dichter en schrijver Robert Southey werd geboren in Bristol op 12 augustus 1774.Samen met William Wordsworth en zijn vriend en zwager Samuel Taylor Coleridge wordt hij gerekend tot de Lake Poets, dichters die woonden en werkten in het Lake District. Hij bezocht de Westminster School (waar hij werd weggestuurd) en Balliol College aan de universiteit van Oxford. Hij publiceerde zijn eerste gedichtenbundel in 1794. Samen met zijn vrouw Edith leefde hij van een bescheiden inkomen. Vanaf 1809 leverde hij bijdragen aan de Quarterly Review en bouwde zoveel faam op dat hij in 1813 werd benoemd tot Poet Laureate
Hiermit begannen schöne Sommerwochen für Tony Buddenbrook, kurzweiligere und angenehmere, als sie jemals in Travemünde erlebt hatte. Sie blühte auf, nichts lastete mehr auf ihr; in ihre Worte und Bewegungen kehrten Keckheit und Sorglosigkeit zurück. Der Konsul betrachtete sie mit Wohlgefallen,
wenn er Sonntags mit Tom und Christian nach Travemünde kam. Dann speiste man an der Table dho te, trank bei der Kurmusik den Kaffee unter dem Zeltdach der Konditorei und sah drinnen im Saale der Roulette zu, um die lustige Leute, wie Justus Kröger und Peter Döhlmann, sich drängten: Der Konsul spielte niemals.
Tony sonnte sich, sie badete, aß Bratwurst mit Pfeffernußsauce und machte weite Spaziergänge mit Morten: den Chausseeweg zum Nachbarort, den Strand entlang zu dem hoch gelegenen »Seetempel«, der eine weite Aussicht über See und Land beherrschte, oder in das Wäldchen hinauf, das hinterm Kurhause lag und auf dessen Höhe die große Table dho te-Glocke hing . . . Oder sie ruderten über die Trave zum»Priwal«, wo es Bernstein zu finden gab . . .
Morten war ein unterhaltender Begleiter, wiewohl seine Meinungen ein wenig hitzig und absprechend waren. Er führte über alle Dinge ein strenges und gerechtes Urteil mit sich, das er mit Entschiedenheit hervorbrachte, obgleich er rot dabeiwurde. Tony ward betrübt und sie schalt ihn, wenn er mit etwas
ungeschickter aber zorniger Geste alle Adeligen für Idioten und Elende erklärte; aber sie war sehr stolz darauf, daß er ihr gegenüber offen und zutraulich seine Anschauungen aussprach, die er den Eltern verschwieg . . . Einmal sagte er:
»Dies muß ich Ihnen noch erzählen: Auf meiner Bude in Göttingen habe ich ein vollkommenes Gerippe . . . wissen Sie, so ein Knochengerippe, notdürftig mit etwas Draht zusammengehalten.
Na, diesem Gerippe habe ich eine alte Polizistenuniform angezogen . . . ha! Finden Sie das nicht ausgezeichnet?
Aber sagen Sie es um Gottes Willen nicht meinem Vater!«
Es konnte nicht fehlen, daß Tony oftmals mit ihrer städtischen Bekanntschaft am Strande oder im Kurgarten verkehrte, daß sie zu dieser oder jener Re´union und Segelpartie hinzugezogen wurde. Dann saß Morten »auf den Steinen«. DieseSteine waren seit dem ersten Tage zwischen den beiden zur stehenden Redewendung geworden. »Auf den Steinen sitzen« das bedeutete: »Vereinsamt sein und sich langweilen«. Kam ein Regentag, der die See weit und breit in einen grauen Schleier hüllte, daß sie völlig mit dem tiefen Himmel zusammenfloß der den Strand durchweichte und die Wege überschwemmte, dann sagte Tony:
»Heute müssen wir beide auf den Steinen sitzen . . . das heißt in der Veranda oder im Wohnzimmer. Es bleibt nichts übrig, als daß Sie mir Ihre Studentenlieder vorspielen, Morten, obgleich es mich greulich langweilt.«
»Ja«, sagte Morten, »setzen wir uns . . . Aber, wissen Sie, wenn Sie dabei sind, so sind es keine Steine mehr!«
Thomas Mann (6 juni 1875 - 12 augustus 1955)
Katia und Thomas Mann voor het in WO II verwoeste Buddenbrookhaus, 1953
De Italiaanse schrijver, satiricus en journalist Stefano Benni werd geboren op 12 augustus 1947 in Bologna. Benni brak als schrijver door in 1983 met zijn roman Terra!. Hij is een van de succesvolste schrijvers van Italië met 2,5 miljoen verkochte boeken. In 1989 regiseerde hij de film Musica per vecchi animali. Ook schrijft hij toneelstukken en colums.
Uit: Papa komt op TV (Vertaald door Marc Vingerhoedt)
Alles is klaar in huize Minardi. Mevrouw Leo heeft het televisiescherm schoongemaakt met alcohol, ze heeft haar trouwfoto op het toestel gezet en ze heeft de hoes van de sofa gehaald zodat die met zijn wervelende zonnebloemen nu een schitterende aanblik biedt. Ze heeft een schaal zoutjes klaargezet, een panettone, Schotse Whisky en sinaasappellimonade voor de kinderen. De bladeren van de ficus glimmen en op het glazen tafeltje ligt het mooiste kleedje. De drie kinderen volgen haar met hun blik, terwijl ze controleert of alles in orde is, door de krullen van haar permanent woelt en met haar hoge hakken de geboende vloer teistert. Ze hadden haar thuis nooit gezien zonder pantoffels. Ook de drie kinderen zijn klaar. Patrizio, twaalf jaar, zit op de sofa in zijn geliefkoosde, vuurrode joggingpak en met een petje van de Chicago Bulls op het hoofd. Lucilla, zeven jaar, draagt een pyjama met dinosaurusjes en heeft een zwangere Barbie op de arm. Pastrocchietto, twee jaar, zit vastgebonden in zijn kinderstoel. Hij kan nauwelijks bewegen en speelt met een lepel. Hij heeft siroop met codeïne gekregen om hem rustig te houden. Er wordt aan de deur gebeld. Het is de buurvrouw, Mariella, met haar man Mario. Ze hebben chocolaatjes meegebracht en ijs dat meteen de diepvriezer ingaat zodat het niet kan smelten. Mario draagt voor de gelegenheid een pak en een das. Hij groet de kinderen en schudt krachtig de hand van Patrizio.
Stefano Benni (Bologna,12 augustus 1947)
De Spaanse dichter en schrijver Jacinto Benavente werd geboren in Madrid op 12 augustus1866. Hij was de zoon van een bekende arts en genoot een uitstekende opvoeding temidden van een goede culturele en economische omgeving. Reeds vroeg las hij boeken in drie talen zodat hij de universele klassiekers leerde kennen en hij vertaalde zelfs Molière en Shakespeare naar het Spaans. Hij begon ingenieursstudies en rechten in Madrid onder druk van zijn vader maar gaf die op wanneer zijn vader stierf om zich nadien helemaal aan de literatuur te wijden. Zijn eerste werk dat werd opgevoerd was El nido ajeno (1894) en onmiddellijk daarna Gente conocida (1896), waarmee hij zich een plaats veroverde in de Spaanse theaters. Zijn eerste succes kwam er met La noche del sábado (1903) en hij bereikte zijn hoogtepunt met Los intereses creados in 1907. In 1919 werd hij lid van de Academia Española en in 1922 kreeg hij de Nobelprijs literatuur, waarbij men uitdrukkelijk de verdiensten vermeldde van zijn belangrijkste werk, Los Intereses creados en van zijn pogingen om de traditie van het Spaanse theater waardig voort te zetten. Hij reisde drie maal naar Amerika als auteur of artistiek directeur en maakte verschillende reizen door Europa.
Uit: No Smoking(No Fumadores, vertaald door John Garrett Underhill)
LADY: For goodness' sake, don't stop upon our account! Smoke as much as you want to--it doesn't bother me, or my daughter, either. We are used to it. Her poor father, my first husband--who is now in glory--was never without a cigar in his mouth. As he bit off one, it lit it with the butt of the other. And my second husband--who now rests in peace--they were alike as two buttons; you could scarcely tell the difference. I had a difficulty at one time myself, a suffocating feeling, all stuffed up here--terrible distress--and the doctors were telling me that it was asthma and that it wasn't asthma-- Well, I smoked then myself--aromatic cigarettes--which didn't do me any good, either, by the way, I can say that. So you see as far as we are concerned, you needn't think you are inconveniencing us. You can't annoy us by smoking. Before we changed we were travelling in the ladies' compartment, and we transferred to this one as soon as we could because there were people in it one simply couldn't travel with; they were out of the question. You would think that people who travelled first class would have manners, that they would know something. But not a bit of it! Believe me, if you want to find out what people are like, play cards with them, or watch them eat, or else go travelling. You'll find out soon enough. There was a woman in that compartment--I say she was a woman because I don't know what else to call her--with her companion--she must have been her companion, she was with her anyway--well, I can tell you I was mortified. I was ashamed--such a conversation! Between the two of them! They might as well have been sitting in their own parlors. As far as that goes, you know, speaking for myself, a widow twice, it was nothing to me; but before my daughter.... I had to make her sit with her head out of the window all the way. It was pretty chilly for her. You can see for yourself she has taken cold. And she's got a cinder in her eye, too--worse luck! Her eyes are the best part of her.
Jacinto Benavente (12 augustus 1866 14 juli 1954)
Fernando Arrabal, Ernst Stadler, Hugh MacDiarmid, Yoshikawa Eiji, Alex Haley
De Spaanse schrijver, dichter, dramaturg en cineast Fernando Arrabal werd geboren in Melila, Spaans Marokko op 11 augustus 1932.
Uit : la Pierre de la Folie
JAI une bulle dair. Je la sens très bien.
Quand je suis triste elle se fait plus lourde et parfois, quand je pleure, on dirait une goutte de mercure.
La bulle dair se promène de mon cerveau à mon coeur et de mon coeur à mon cerveau.
« MON enfant, mon enfant. »
Enfi n elle alluma une lampe minuscule et je pus voir son visage mais non son corps plongé dans
lobscurité.
Je lui dis « Maman. »
Elle me demanda de la prendre dans mes bras.
Je la pris dans mes bras et je sentis ses ongles senfoncer dans mes épaules : bientôt le sang jaillit,
humide.
Elle me dit : « Mon enfant, mon enfant, embrasse-moi. »
Je mapprochai et lembrassai et je sentis ses dents senfoncer dans mon cou et le sang couler.
Alors je maperçus quelle portait, pendue à sa ceinture, une petite cage avec un moineau à
lintérieur. Il était blessé mais il chantait : son sang était mon sang.
Fernando Arrabal (Melila, 11 augustus 1932)
De Duitse dichter Ernst Stadler werd geboren op 11 augustus 1883 in Colmar (Kolmar).
Mittag
Der Sommermittag lastet auf den weißen Terrassen und den schlanken Marmortreppen· die Gitter und die goldnen Kuppeln gleißen· leis knirscht der Kies. Vom müden Garten schleppen
sich Rosendüfte her· wo längs der Hecken der schlaffe Wind entschlief in roten Matten· und geisternd strahlen zwischen Laubverstecken die Götterbilder über laue Schatten.
Die Efeulauben flimmern. Schwäne wiegen und spiegeln sich in grundlos grünen Weihern· und große fremde Sonnenfalter fliegen traumhaft und schillernd zwischen Düfteschleiern.
Sonnwendabend
Die Sträucher ducken fiebernd sich zusammen im Rieseln brauner Schleier und im Schwanken nachtbleicher Falter um erglühte Ranken. Nun schüren wir das falbe Laub zu Flammen
und feiern wiegend in verlornen Tänzen und Liedern· die im lauen Duft verfluten· den flüchtigen Rausch der sommerlichen Gluten· und Mädchen weich das Haar genetzt mit Kränzen
und strahlend bleich im schwebenden Gefunkel streun brennend dunklen Mohn und blasse Nelken. Und bebend fühlen wir den Abend welken. Und wilder glühn die Feuer in das Dunkel.
Ernst Stadler (11 augustus 1883 30 oktober 1914)
De Schotse dichter Hugh MacDiarmid werd geboren op 11 augustus 1892 als Christopher Marray Grieve in Langholm.
Gairmscoile (Fragment)
Aulder than mammoth or than mastodon
Deep i the herts o a men lurk scaut-heid
Skrymmorie monsters few daur look upon.
Brides sometimes catch their wild een, scansin reid,
Beekin abune the herts they thocht to loe
And horror-stricken ken that i themselves
A like beast stans, and lookin love thro and thro
Meets the reid een wi een like seevun hells.
... Nearer the twa beasts draw, and, couplin, brak
The bubbles o twa sauls and the haill warld gangs black.
Yet wha has heard the beasts wild matin-call
To ither music syne can gie nae ear.
The nameless loenotes haud him in a thrall.
Forgot are guid and ill, and joy and fear.
... My bluid sail thraw a dark hood owre my een
And I sail venture deep into the hills
Whaur, scaddows on the skyline, can be seen
Twinin the suns brent broo wi plaited horns
As gin they crooned it wi a croon o thorns
The beasts in whas wild cries a Scotlands destiny thrills.
The loes o single herts are strays; but there
The herds that draw the generations are,
And whasae hears them roarin, evermair
Is yin wi a that gangs to mak or mar
The spirit o the race, and leads it still
Whither it can be led, yont a desire and will.
Hugh MacDiarmid (11 augustus 1892 9 september 1978)
De Japanse schrijver Yoshikawa Eiji werd geboren op 11 augustus 1892.
Uit: Musashi
Images of his sister and the old villagers floated before his eyes. "I'm dying," he thought without a tinge of sadness. "Is this what it's really like?" He felt drawn to the peace of death, like a child mesmerized by a flame. Suddenly one of the nearby corpses raised its head. "Takezo." The images of his mind ceased. As if awakened from the dead, he turned his head toward the sound. The voice, he was sure, was that of his best friend. With all his strength he raised himself slightly, squeezing out a whisper barely audible above the pelting rain. "Matahachi, is that you?" Then he collapsed, lay still and listened. "Takezo! Are you really alive?" "Yes, alive!" he shouted in a sudden outburst of bravado. "And you? You'd better not die either. Don't you dare!" His eyes were wide open now, and a smile played faintly about his lips. "Not me! No, sir." Gasping for breath, crawling on his elbows and dragging his legs stiffly behind him, Matahachi inched his way toward his friend. He made a grab for Takezo's hand but only caught his small finger with his own. As childhood friends they'd often sealed promises with this gesture. He came closer and gripped the whole hand. "I can't believe you're all right too! We must be the only survivors." "Don't speak too soon. I haven't tried to get up yet." "I'll help you. Let's get out of here!" Suddenly Takezo pulled Matahachi to the ground and growled, "Play dead! More trouble coming!" The ground began to rumble like a caldron. Peeking through their arms, they watched the approaching whirlwind close in on them. Then they were nearer, lines of jet-black horsemen hurtling directly toward them. "The bastards! They're back!" exclaimed Matahachi, raising his knee as if preparing for a sprint. Takezo seized his ankle, nearly breaking it, and yanked him to the ground. In a moment the horses were flying past them--hundreds of muddy lethal hooves galloping in formation, riding roughshod over the fallen samurai. Battle cries on their lips, their armor and weapons clinking and clanking, the riders came on and on.
Yoshikawa Eiji (11 augustus 1892 7 september 1962)
De Amerikaanse schrijver Alexander Palmer Haley werd geboren in Ithaca (New York) op 11 augustus 1921.
De Amerikaanse schrijver en essayist Andre Dubus werd geboren op 11 augustus 1936 in Lake Charles, Louisiana. Hoewel hij een roman schreef, The Lieutenant, in 1967, beschouwde hij zichzelf vooral als een schrijver van korte verhalen. Dubus kende enkele tragedies in zijn leven, zoals de verkrachting van een zus en een autoongeluk, waarbij hij zelf betrokken was. Hij was een zeer vruchtbaar schrijver. Werk o.a. : Separate Flights (1975), Adultery and Other Choices (1977), Finding a Girl in America (1980), The Times Are Never So Bad (1983), Voices from the Moon (1984), The Last Worthless Evening (1986), Selected Stories (1988), Broken Vessels (1991), Dancing After Hours (1996), and Meditations from a Movable Chair (1998).
Uit: Dancing After Hours
He could not say that on the hill he became great, that he had saved a beautiful girl from a river (the voice then had been gentle and serious and she had loved him), or that he had ridden into town, his clothes dusty, his black hat pulled low over his sunburned face, and an hour later had ridden away with four fresh notches on the butt of his six-gun, or that with the count three-and-two and the bases loaded, he had driven the ball so far and high that the outfielders did not even move, or that he had waded through surf and sprinted over sand, firing his Tommy gun and shouting to his soldiers behind him. Now he was capturing a farmhouse. In the late movie the night before, the farmhouse had been very important, though no one ever said why, and sitting there in the summer dusk, he watched the backs of his soldiers as they advanced through the woods below him and crossed the clear, shallow creek and climbed the hill that he faced. Occasionally, he lifted his twenty-two-caliber rifle and fired at a rusty tin can across the creek, the can becoming a Nazi face in a window as he squeezed the trigger and the voices filled him: You got him, Captain. You got him. For half an hour he sat and fired at the can, and anyone who might have seen him could never know that he was doing anything else, that he had been wounded in the shoulder and lost half his men but had captured the farmhouse. Kenneth looked up through the trees, which were darker green now. While he had been watching his battle, the earth, too, had become darker, shadowed, with patches of late sun on the grass and brown fallen pine needles. He stood up, then looked down at the creek, and across it, at the hill on the other side. His soldiers were gone. He was hungry, and he turned and walked back through the woods.
Andre Dubus (11 augustus 1936 -24 februari 1999)
De Britse schrijfster Enid Blyton werd geboren in Londen op 11 augustus 1897. In Nederland is zij vooral bekend geworden met de serie De Vijf (The Famous Five). Van 1907 tot 1915 ging ze naar de 'St. Christophers School for girls' in Beckenham in Zuidoost - Londen. Haar vader wilde dat ze pianiste zou worden. In 1910 scheidden haar ouders. In die tijd begon ze te schrijven, mogelijk om zich terug te trekken in een fantasiewereld. Samen met haar vriendinnen Mirabel Davis en Mary Attenborough richtte ze een tijdschrift op met de naam DAB, de beginletters van hun achternamen. Op haar 19de ging ze voor onderwijzeres leren. Hierna gaf ze 2 jaar les en daarna woonde ze 4 jaar als gouvernante bij het gezin Surbiton in Zuid-Londen. In 1922 kwam de dichtbundel Child Whispers uit. In 1924 gaf ze haar baan op. In oktober 1943 trouwde ze met de chirurg Kenneth Darrell Waters. In de periode van haar leven op 'Green Hedges schreef ze haar 'grote series' Ze was ook veel bezig het het schrijven en beantwoorden van brieven. In 1960 kreeg ze de eerste verschijnselen van de ziekte van Alzheimer. In 1967 overleed haar man, zij een jaar later. Haar boeken zijn populair in Engeland en Australië, maar zijn ook in 40 talen vertaald.
Uit: De vijf detectives
Het is die dikke jongen, Donald Kempenaar, ik weet het zeker, dacht Goon en fietste zo snel hij kom. Ha, hij vermomde zichzelf weer eens als slagersjongen. Nou, dat heeft hij al eens eerder gedaan en het was niet erg slim om het nog eens te proberen! Ik heb je door, kreng van een jongen! Mijn kostbare tijd verspillen met idiote briefjes! Deze keer heb ik je te pakken. Wacht maar! Hij sloeg de oprit in naar Dikkys huis. Onmiddellijk kwam een klein Schots hondje uit de bosjes tevoorschijn stuiven. Het blafte vrolijk en probeerde in de enkels van de politieman te bijten. Verdwijn jij!, riep meneer Goon en schopte naar de vrolijke hond. Je bent even slecht als je baas! Verdwijn, zeg ik je! Dag, meneer Goon!, zei Dikkys stem. Kom hier, Buster. Je kunt je beste vriend niet zo begroeten! Het lijkt wel of u haast hebt, meneer Goon. De politieman stapte van zijn fiets en zijn gezicht was rood van het harde fietsen. Hou die hond bij me vandaan, zei hij. Ik wil even met je praten, jongeheer Donald Kempenaar. Om precies te zijn, ik wil een ECHT GESPREK. Ha, je dacht dat je slim was, hè, met al die briefjes te sturen? Ik weet echt niet waar u het over hebt, zei Dikky verbaasd. Maar komt u toch binnen. Dan zullen we eens gezellig met elkaar babbelen.
Enid Blyton (11 augustus 1897 - 28 november 1968)
De Duitse schrijver en satiricus Karl Hoche werd geboren in Ústí nad Labem (Schreckenstein), Bohemen, op 11 augustus 1936. Hij studeerde rechten in München en ging na zijn studie een jaar naar de VS. In 1965 was hij medeoprichter van het Münchner Studentenkabaretts Die Stichlinge. In 1968 behaalde hij zijn juridische staatsexamen. Sindsdien werkt hij als schrijver, vooral voor das Kom(m)ödchen en de Münchner Lach- und Schießgesellschaft. In 1987 ontving hij de Ernst-Hoferichter-Preis der Stadt München.
Uit: Das Evangelium nach Hoche
Jesus wird dreimal vom Teufel versucht
Die Luft lag in dicken Schlieren über dem Boden, und ihr Wabern ließ alle Konturen verschwimmen. Satan rief A one, a two, one, two, three, four, und siehe, da hob sich ein Amphitheater aus der Trübnis, das bis zu den obersten Reihen dicht gefüllt war mit Menschen, die aufgeregt lärmten. Jesus fragte den Satan: Warum toben die Heiden? Der antwortete: Sie machen diesen Heidenlärm, weil sie auf die Botschaft eines brandneuen Messias und seiner Gruppe warten, die sich da nennen Die Hammerhaie. Da erschien der ganz in Silber gekleidete Messias am Eingang, gefolgt von einigen Männern und zwölf Mädchen. Ein Brausen ging durch die Menge, als ob ein Sturmwind das Land erschütterte. Und schon droschen die Männer in ihre Instrumente, denen sie ein dumpfes Gehämmer entlockten. Der Meister hatte eine Botschaft, die er sofort verkündete. Sie wurde nicht gesprochen, sondern gesungen, und bestand aus drei Sätzen: Ich liebe dich, kleines Kind. Liebe mich, kleines Kind. Und Rüttel mich, kleines Kind. Dazu zupfte er eine Kithara. Seine Mädchen aber waren allesamt schön von Angesicht und Körper, und sie waren aus allen Völkern dieser Erde genommen. Vier von ihnen standen zu seiner Rechten hinter ihm. Ihre Gewänder in den Farben Rot, Grün, Blau und Gelb reichten bis zum Erdboden. Von Zeit zu Zeit sangen sie Hua-Hua. Vier andere standen zu seiner Linken hinter ihm. Sie waren in den gleichen Farben gekleidet, aber ihren über und über mit bunten, geschliffenen Glasstücken benähten und bei jeder Bewegung glitzernden Hüllen gelang es nur von Zeit zu Zeit, mit einiger Mühe die Gesäße völlig zu bedecken, die da im Takte der Musik geschwungen wurden. Als das Volk all dieses sah und hörte, ward es in den siebenten Himmel entrückt. Nun gingen die übrigen vier Mädchen in die Menge. Sie waren eine jede bekleidet mit einem Schuhriemen, den sie sich zwischen die Schenkel gezogen hatten und der dort dergestalt verschwunden war, daß kaum einer seine Farbe Rot, Grün, Blau und Gelb sehen konnte. An Bauch und Rücken wurde das überaus schmale Gewand gehalten von einem um die Hüfte geschlungenen Faden.
Alfred Döblin, Moses Isegawa, Kees van Kooten, Mark Doty, Jerzy Pilch
De Duitse schrijver Alfred Döblin werd op 10 augustus 1878 geboren in Stettin.
Uit: Er is geen pardon (Vertaald door Pieter Cramer)
Je hoorde over aandelenkoersen en hun catastrofale dalingen, deze en gene had miljoenen verloren, er was ergens een geweldige zwendel aan het licht gekomen, waarbij ongelooflijke bedragen ter sprake kwamen, zodat de eenvoudige loon- en salarisontvanger de haren te berge rezen. Er werden stemmen gehoord die beweerden dat deze zaken met een verachtelijk speculantendom samenhingen, het hele beurswezen zou besmet zijn, en dan was het nog maar een kleine stap naar de simpele gevolgtrekking, waar de arme loon- en salarisontvanger altijd al zeker van was: de beurs zelf is een besmettelijke ziekte. Aanvankelijk konden ze zich er nog mee troosten dat de getroffen landen geografisch ver verwijderd lagen, de kleine man had het idee dat je de telefoonverbindingen eenvoudigweg kon verbreken, er een soort quarantainegordel omheen optrekken. Verder dacht men er niet meer aan. Want iedere blik vanuit het raam op de straat toonde dat alles als vroeger was, het werd voorjaar, het werd zomer, wie geld had, ging op reis, wie niet, bleef thuis, velen wisten helemaal niets van het verschrikkelijke, verre malheur, eigenlijk was dat ook het beste. Het was welbeschouwd het verstandigste om de krant op te zeggen, geen kranten meer te lezen, zich niet zenuwachtig te laten maken! ( )
Toen klonk er plotseling een weliswaar zachte, maar toch zeer doordringende jammerklacht, te vergelijken met kattegejank, uit industrie- en handelskringen op. Ze moesten geld terugbetalen. Op zich was dat niets bijzonders en zou het grote publiek, dat vreedzaam op zijn moordzaken en vliegtuigongelukken teerde, niet hebben opgewonden. Maar het waren zo ontzettend veel bedrijven en zulke grote, en die konden geen van alle betalen! Het waren zulke machtige firmas, wier namen door hun waanzinnige groei in de laatste tien jaar beroemd waren geworden, hun aandelenkapitalen groeiden bijna maandelijks met een nul, je kon spreken van namen die met een luisterrijke glans omgeven waren. Zij konden schulden niet afbetalen die ze op zich genomen hadden!
Alfred Döblin (10 augustus 1878 26 juni 1957)
De Oegandese schrijver Moses Isegawa (pseudoniem van Sey Wava)werd geboren op 10 augustus 1963 in Kawempe in Oeganda.
Uit: Snakepit
Bat Katanga did his first and only job interview inside a military helicopter, the missile-laden Mirage Avenger, owned by General Samson Bazooka Ondogar. In the years to come, his first impression of the machine would repeat itself in his mind like a leitmotif. The thing looked surreal, the spinning blades like whirling knives, the suns rays its only decoration. The military-green colour gave the monstrosity the look of a toad, some creature made for children to play with, or to dump things in. He had the sense that it would not take off, or if it did, that it would drop them in the lake. It reminded him of his return from Britain a fortnight before. Entebbe Airport had been empty, his plane the only plane on the tarmac, aside from the Learjet belonging to a famous astrologer. Since the coup, air traffic had dried up, except for the weekly Libyan and Saudi flights which brought supplies and a few intrepid passengers. For a moment, it felt as if the Avenger had been dispatched to take him to exile.
He remembered waking up early that morning with the feeling that his life was about to change in some major way, and showering for a very long time, as if shedding his skin, and putting on his best suit. He remembered leaving his friends house with the belief that the time had come to rise and face his destiny. It was as if the ground were shifting, making things rock and vibrate. He remembered arriving at the Parliament Building and standing at the gate, in the shadow of the massive statue of Marshal Amin Dada. The statue resembled the hundreds of its replicas stationed in towns all over the country. He remembered the big dark Boomerang 600 which picked him up, the door held open by a soldier, and dropped him at the Nile Perch Hotel.
Moses Isegawa (Kawempe, 10 augustus 1963)
De Nederlandse schrijver en cabaretier Kees van Kooten werd geboren op 10 augustus 1941 in Den Haag.
Uit: Mooiste Foto (Het groot bescheurboek)
Nu doet de westermens graag een Mooie Foto van zichzelf in zijn autopapierenportefeuille, waar hij opstaat hoe het ook anders kon, of uit de tijd dat zijn gezicht nog goedkwam na het opstaan.
- Dat ben jij toch niet wel?
- Wie? Oh die. Ja dat ben ik.
- Je lijkt hier heel iemand anders op.
- Nee dat lijkt maar zo.
- Hier haal ik jou helemaal niet uit.
- Ik ben het toch echt hoor.
- Je bent hier eigenlijk best knap.
- Knap? Laat eens zien. Jaja, ik zie wat je bedoelt.
- Echt een boeiende kop, heb je hier.
- Ja op die manier. En jij valt wel op dit type? Ik bedoel bij wijze van hoofd?
En dan lost zij plotseling op, of jezelf, want men is hem niet dagelijks, die daar op de foto. Heeft u zelf een Mooiste Foto van uzelf?
Dan zult u moeten toegeven dat dit evenmatig de minst op uw spiegel lijkende foto is! Mijn gemiddelde ligt op per tien jaar één Mooiste Foto van mijzelf. De eerste dateert uit de schoolbank en wel de bekende Lachende Schrijfhouding met Penhouder-foto. Mijn Mooiste Foto tot dan toe Twee stamt uit De Militaire Dienst want daar heb ik een voorhoofd na een speedmars met nat zwart zweethaar, de binnenhelm achterover en een sigaret met dichtgeknepen ogen, waarvan je zou zweren dat ik een filmfoto van een oorlogssoldaat was. Die heeft nu tien jaar gecirculeerd als op feestjes de fotoos werden rondgedeeld. Hier, dat is wel gek, daar zat ik nog in Dienst. Mijn laatste Mooiste Foto is echter mooier dan alles ooit van mijzelf genomen. Toevalsmooi? Zon, licht, houding en sluitertijd legden mij in onnaspeelbaar samenspel toch maar mooi op de gevoelige plaat! Loog de Lens? Misschien een voorbeeld dan: stel nu een twee meter veertig lange blonde vrouw eens op de camerahoogte op, met in allebei haar oog de goede focus, die mij in dezelfde sluiterflits waarnam van driemetervijfenveertig afstand. Aha: wat te bewijzen was. Zij zou mij geen haar minder hebben gezien dan even de camera deed, in casa mijn vrouw de fotogravin! Dus de geen homofiele beroepsfotograaf slaagt van mij waarschijnlijk elke maand een nieuwe Mooiste Foto te kieken!
De Amerikaanse dichter en schrijver Mark Doty werd geboren op 10 augustus 1953 in Maryville, Tennessee. Hij behaalde zijn Bachelor of Arts aan de Drake University in Des Moines en zijn Master of Fine Arts in creative writing aan het Goddard College in Vermont. Doty heeft al twaalf dichtbundels op zijn naam staan en drie bundels met memoires. Voor Fire to Fire: New and Selected Poems kreeg hij in 2008 de National Book Award for poetry.
Description
My salt marsh
-mine, I call it, because
these day-hammered fields
of dazzled horizontals
undulate, summers,
inside me and out-
how can I say what it is?
Sea lavender shivers
over the tidewater steel.
A million minnows ally
with their million shadows
(lucky we'll never need
to know whose is whose).
The bud of storm loosens:
watered paint poured
dark blue onto the edge
of the page. Haloed grasses,
gilt shadow-edged body of dune
I could go on like this.
I love the language
of the day's ten thousand aspects,
the creases and flecks
in the map, these
brillant gouaches.
The Embrace
You weren't well or really ill yet either;
just a little tired, your handsomeness
tinged by grief or anticipation, which brought
to your face a thoughtful, deepening grace.
I didn't for a moment doubt you were dead.
I knew that to be true still, even in the dream.
You'd been outat work maybe?
having a good day, almost energetic.
We seemed to be moving from some old house
where we'd lived, boxes everywhere, things
in disarray: that was the story of my dream,
but even asleep I was shocked out of narrative
by your face, the physical fact of your face:
inches from mine, smooth-shaven, loving, alert.
Why so difficult, remembering the actual look
of you? Without a photograph, without strain?
So when I saw your unguarded, reliable face,
your unmistakable gaze opening all the warmth
and clarity of youwarm brown teawe held
each other for the time the dream allowed.
Bless you. You came back so I could see you
once more, plainly, so I could rest against you
without thinking this happiness lessened anything,
without thinking you were alive again
Mark Doty (Maryville, 10 augustus 1953)
De Poolse schrijver Jerzy Pilch werd geboren op 10 augustus 1952 in Wisla. Hij studeerde Pools in Krakau en werkte daarna van 1989 tot 1999 als redacteur bij het liberaal-katholieke tijdschrift Tygodnik Powszechny. Sindsdien werkte hij als zelfstandig schrijver en als feuilletonist bij het tijdschrift Polityka en bij Dziennik. Hij debuteerde in 1988 met Wyznania twórcy pokątnej literatury erotycznej (Engels: Confessions of an author of illicit erotic literature")
Uit: His Current Woman(Vertaald door Bill Johnston)
Kohoutek was awake; he lay on his back and cogitated. What's to be done, dear Lord, what is to be done? Dear Lord, it's not that I'm taking Your name in vain, but for God's sake what's to be done? Over the roof of the house the frenzy of the November night intensified; it was eleven o'clock in the evening, but at that time of year it was already pitch black, the midpoint of a dark road with no turning back and no end in sight. The inhabitants of the house had long been sound asleep. Bright clouds were racing across the sky at a fearsome pace like canoes full of Indians; the eternally immobile hills seem to be entertaining all kinds of movement, while, over there, in the attic of the old slaughterhouse, my current woman is sleeping, wrapped up in three woolen blankets. What's to be done? What's to be done? What's going to happen tomorrow when someone notices that the three woolen blankets are not where they belong? And what's going to happen when mother notices that the bread has been cut crookedly and that a sizeable length of hunter's sausage is missing? I'll say that I ate it. Even then there'll be a row because I ate it any old how, instead of setting the table properly first. The blankets are more of a problem. Any moment now someone will notice that three woolen blankets aren't where they belong, and then the fun will begin in earnest.
The three woolen blankets are supposed to be on the wooden benches in the hearth room. At this time of year hardly anyone goes into the hearth room; actually, hardly anyone ever goes into the hearth room, but there's always the terrifying possibility that tomorrow someone might just pop in there. And if someone does, whoever it might be, Kohoutek's father, or his mother, or Oma, or Kohoutek's child, whoever it might be, there's no way they could fail to notice that three woolen plaid blankets are not in their place.
Robin Pilcher, Jorge Amado, René Crevel, Blanca Varela, Barbara Erskine, Piet Bakker
De Britse schrijver Robin Pilcher werd geboren op 10 augustus 1950 in Dundee. Hij is een zoon van de bestsellerauteur Rosamunde Pilcher. Pilcher werkte o.a. als camaraman en farmer voordat hij in 1999 debuteerde met An Ocean apart. Ondertussen is zijn werk in meerdere talen vertaald.
Uit: Wie ein Stern am Horizont (Starbust, vertaald door Regina Schneider)
Das mit dem Konfetti war ein echtes Phänomen. Die Hochzeit war nun zwei Wochen her, aber noch immer tauchten die kleinen, bunten Flocken überall in der Wohnung auf. Mal erschienen sie in geballten Massen unter dem nagelneuen Kingsize-Bett, mal wehten sie zu kleinen Haufen hinter dem Fernseher im Wohnzimmer zusammen; dann wieder schwebte eine einzelne Flocke sanft auf einer Wärmewelle um den Toaster in der Küche herum. Und auch wenn Tess sich genötigt sah, jeden Tag durch sämtliche Zimmer zu saugen, hatten die bunten Schnipsel sie anfangs mit einem Gefühl der Wonne erfüllt, denn mit ihnen kehrten die Erinnerungen an den schönsten Tag ihres Lebens wieder. Doch nun, als sie das Polohemd vom obersten Schrankregal nahm und ein neuer Konfettiregen auf die blank polierten Bodendielen des Schlafzimmers rieselte wie Schnee, der endlos vor sich hin taute , war sie es langsam leid. Tess hatte den leisen Verdacht, dass Allan dahintersteckte. Sie malte sich aus, wie er auf Zehenspitzen durch die Wohnung schlich und die bunten Papierblütenschnipsel wie Liebesstaub verstreute, um den Zauber ihres Hochzeitstages lebendig zu erhalten. Doch als sie ihn tags zuvor darauf angesprochen hatte er stand gerade splitterfasernackt vor dem Ganzkörperspiegel im Badezimmer und rasierte sich , war sie fast ein wenig enttäuscht, dass er es nicht gewesen sein wollte.
(whose importance must not be judged by the brevity of her appearance)
"In this year of headlong progress . . ." (FROM AN ILHÉUS NEWSPAPER OF 1925)
OF THE SUN AND THE RAIN AND A SMALL MIRACLE
IN THAT YEAR of 1925, when the idyll of the mulatto girl Gabriela and Nacib the Arab began, the rains continued long beyond the proper and necessary season. Whenever two planters met in the street, they would ask each other, with fear in their eyes and voices:
"How long can this keep up?"
Never had they seen so much rain. It fell day and night, almost without pause.
"One more week and we may lose everything."
"The entire crop . . ."
"God help us!"
The crop gave promise of being the biggest in history. With cacao prices constantly rising, this would mean greater wealth, prosperity, abundance. It would mean the most expensive schools in the big cities for the colonels' sons, homes in the town's new residential sections, luxurious furniture from Rio, grand pianos for the parlors, more and better-stocked stores, a business boom, liquor flowing in the cabarets, more women arriving in the ships, lots of gambling in the bars and hotels--in short, progress, more of the civilization everyone was talking about.
But this unending downpour might ruin everything. And to think that only a few months earlier the colonels were anxiously scanning the sky for clouds, hoping and praying for rain. All through southern Bahia the cacao trees had been shedding their flower, replacing it with the newly born fruit.Without rain this fruit would have soon perished.
The procession on St. George's Day had taken on the aspect of a desperate mass appeal to the town's patron saint. The gold-embroidered litter bearing the image of the saint was carried on the shoulders of the town's most important citizens, the owners of the largest plantations, dressed in the red gowns of the lay brotherhood. This was significant, for the cacao colonels ordinarily avoided religious functions. Attendance at Mass or confession they considered a sign of moral weakness. Church-going, they maintained, was for women.
Jorge Amado (10 augustus 1912 6 augustus 2001)
De Franse dichter en schrijver René Crevel werd geboren op 10 augustus 1900 in Parijs. Hij groeide op in een kleinbrgerlijke familie. Zijn vader pleegde zelfmoord toen hij veertien was. Crevel rebelleerde zijn hele leven tegen de bourgeoisie. Van 1918 tot 1922 studeerde hij literatuurwetenschappen aan de Sorbonne. Daar kwam hij in contact met dadaisten als Louis Aragon en André Breton. Vanaf 1925 begon hij te lijden aan tbc. In 1926 maakte hij kennis met Klaus Mann. Hij zette zich in voor het surrealisme, vanaf 1927 engageerde hij zich ook voor het marxisme. In 1935 pleegde hij zelfmoord.
Uit: Mon corps et moi
« D'un suicide auquel il me fut donné d'assister, et dont l'auteur-acteur était l'être, alors, le plus cher et le plus secourable à mon cur (son père), de ce suicide qui pour ma formation et ma déformation fit plus que tout essai postérieur d'amour ou de haine, dès la fin de mon enfance j'ai senti que l'homme qui facilite sa mort est l'instrument d'une force majuscule (appelez-la Dieu ou Nature) qui, nous ayant mis au sein des médiocrités terrestres, emporte dans sa trajectoire, plus loin que ce globe d'attente, les seuls courageux.
La vérité. Dès qu'un homme, dans une assemblée, parle de Dieu ou ce qui revient au même de la Vérité, avec un V majuscule et absolu, ses voisins de rire. Mais, interrogez chacun de ses voisins et ils vous avoueront leur effroi devant de tels mots. C'est que les uns ont renoncé (sans parvenir à n'y plus penser) aux problèmes essentiels , c'est que les autres ont essayé d'un arrangement provisoire (mettons humain) qui ne saurait les satisfaire. Je pense à cette phrase qu'un homme anxieux écrivit, réponse à des remarques désespérées : "Il y a beaucoup de grandeur dans un peu de vérité."
Beaucoup de grandeur dans un peu de vérité ?
Pourquoi ? Si j'ai rêvé d'une solitude telle que je ne serais pas tenté, le soir venu, de chercher le contact illusoire d'une chaleur humaine c'est bien que ce « un peu de vérité », au cours de toutes mes tentatives quotidiennes, ne m'a jamais contenté. C'est lui au contraire qui a permis au mensonge (le mien et celui des autres) de tenir debout, car si la vérité n'est susceptible d'aucun alliage et, par conséquent, apparaît étrangère à un monde où tout est fusion, le mensonge ne saurait être conçu à l'état pur, je veux dire sans ce "un peu de vérité" dont se contente notre aimable faiblesse. Ainsi, je ne vois point la possibilité d'un mensonge absolu non plus que d'une vérité relative. »
René Crevel (10 augustus 1900 18 juni 1935)
De Peruaanse dichteres Blanca Leonor Varela Gonzáles werd geboren in Lima op 10 augustus 1926. Varela studeerde aan de "Nationale Universiteit van San Marcos" waar zij andere toekomstige schrijvers zou ontmoeten, zoaals Sebastián Salazar Bondy, Javier Sologuren, Jorge Eduardo Eielson en haar latere echtgenoot, de beeldhouwer Fernando de Szyszlo. In 1949 ging zij naar Parijs. Daar leerde zij Octavio Paz kennen, die een sleutelfiguur in haar leven zou worden. Hij introduceerde de jonge Varela bij de kunstenaars en intellectuelen aldaar, zoals André Breton, Jean-Paul Sartre, Simone de Beauvoir, Henri Michaux, Alberto Giacometti en Fernand Léger en met Latijns-Amerikaanse schrijvers die toen in Frankrijk woonden als Carlos Martínez Rivas. Paz was het ook die haar overtuigde om haar gedichten te publiceren en een voorwoord schreef bij haar eerste bundel Ese puerto existe (1959). In 1962 keerde zij terug naar Lima en reisde nadien nog regelmatig naar de Verenigde Staten, Spanje en Frankrijk.
Varela kreeg de Medalla de Honor van het Nationaal Instituut voor de Peruviaanse Cultuur, de Premio Octavio Paz de Poesía y Ensayo, de Premio Internacional de Poesía Ciudad de Granada Federico García Lorca (2006, eerste vrouw ooit) en de Premio Reina Sofía de Poesía Iberoamericana (2007).
Haar werk werd vertaald in het Engels, Duits, Italiaans, Portugees, Russisch en Tsjechisch. Zij overleed op 12 maart van dit jaar.
Family Secret
I dreamed of a dog
a skinned dog
its body sang its red body whistled
I asked the other one
the one who turns out the light the butcher
what has happened
why are we in the dark
this is a dream you are alone
there is no one else
light does not exist
you are the dog you are the flower which barks
sharpen your tongue sweetly
your sweet black four-legged tongue
dreams scorch the skin of man
human skin burns disappears
only the mutt's red pulp is clean
the true light dwells in the crust of its eyes
you are the dog
you are the skinned mongrel every night
dream of yourself and let that be enough
I Go Bodiless
I go bodiless from the sun to the shady
water music of living shadow
through the narrowing vagina
which guides me from blindness to light
under the high echoing dome
in this colossal semblance of a nest
I touch the sea belly with my belly
I inspect my body meticulously
poke at my feelings
I am alive
Blanca Varela (10 augustus 1926 - 12 maart 2009)
De Britse schrijfster Barbara Erskine (eig. Barbara Hope-Lewis) werd geboren op 19 augustus 1944 in Nottingham. Zij studeerde middeleeuwse geschiedenis en schreef talrijke romans die al in twintig talen zijn vertaald. Veel van haar boeken werden bestsellers. Zij schrijft vaak een mix van hedendaagse en historische romans.
Uit: House of Echoes
Pulling into the long broad main street in Aldeburgh she sat still for a moment peering through the windscreen at the shops and houses. It was an attractive place, bright, neat and at the moment very quiet. Clutching her piece of paper she climbed out of the car and approached a man who was standing staring into the window of an antique shop. At his feet a Jack Russell terrier strained at the leash anxious to get to the beach. He glanced at her piece of paper. Crag Path? Through there. Overlooking the sea. He smiled. A friend of Edgar Gowers are you? Delightful man. Delightful. Unexpectedly he gave a shout of laughter as he strode away.
,Een figuur, waarvoor ik nooit een verklaring heb kunnen vinden, was de schandaalcolporteur. Die verscheen met het nijdasserige gezicht van den aarts-roddelaar plotseling in de straat en riep: Koopt en leest het schandaal, dat zich heden heeft afgespeeld tusschen een welbekend heer uit de Van Ostadestraat en zijn dienstmaagd! Hij droeg een pakje pamfletten onder den arm en keek de omstanders aan met oogen van: Ik weet mn weetje. En die omstanders keken terug met ernstige gelaten, waarop te lezen viel: Ja man, hou er van op, dr is zoo wat gemeenigheid in de wereld, maar ze dachten er niet aan om zoon papiertje te koopen.
Een straat verder galmde de colporteur, dat de menschen het schandaal moesten koopen en lezen van een welbekend heer uit de Rustenburgerstraat, hetgeen journalistiek verantwoord was, want de menschen interesseeren zich nu eenmaal het meest voor schandalen, die zich in hun onmiddellijke nabijheid zouden hebben afgespeeld. Wat er in zoon pamflet stond, ben ik nooit te weten gekomen. Was het stiekeme chantage? Ik weet het niet. Maar als om de paar maanden die sombere grafstem door de Van Ostade klonk, was ik altijd diep doordrongen van de zondigheid der menschen.
Henk Romijn Meijer, Linn Ullmann, Pierre Klossowski, Daniel Keyes
De Nederlandse schrijver en taalkundige Henk Romijn Meijer (eig. Henk Meijer werd geboren in Zwolle op 9 augustus 1929. Aan de Universiteit van Amsterdam studeerde hij Engels. In 1956 debuteerde hij met Consternatie dat in 1954 bekroond was met de Reina Prinsen Geerligsprijs. Uit die tijd stamt ook zijn pseudoniem. Gerard van het Reve, destijds redacteur van Tirade, vond de naam van Henk Meijer te kaal. "Hoe heet je moeder?", vroeg Reve. "Romijn", antwoordde Henk. Zo werd het dus Henk Romijn Meijer. Naast zijn schrijverschap ontplooide Romijn Meijer tal van andere activiteiten. Zo doceerde hij eerst Frans in Australië, keerde terug naar Nederland en werkte van 1959 tot 1987 bij het Engels Seminarium aan de Universiteit van Amsterdam, meestentijds als wetenschappelijk hoofdmedewerker Engelse en Amerikaanse literatuur, slechts onderbroken van 1963 tot 1964 toen hij studeerde in de Verenigde Staten en van 1979 tot 1981 toen hij lesgaf aan de Universiteit van Minnesota. Op zijn vakgebied schreef hij een groot aantal artikelen. Verder was hij als redacteur verbonden aan Literair Paspoort (1978-1982) en aan Maatstaf (vanaf 1982), alsook gastredacteur van Propria Cures (1983-1984). In 2004 ontving hij de Max Pam Award voor zijn bundel Alle verhalen tot nu toe.
Uit: Toen Reve nog Van het Reve was
Ik had Gerard voor het eerst ontmoet op het doctoraalfeest van een psychiater, in 1950 of 1951, de tijd, in ieder geval, toen De avonden nog mijn lijfboek was. Ik kende het uit mijn hoofd en mijn ogen rolden uit hun kassen toen ik iemand zo in het openbaar hoorde spreken, geheel in de trant van het boek. De auteur stelde zich voor in een virtuoze reeks schuttingwoorden en mengde zich daarna in een gesprek. Twee doktoren bespraken vakkundig een hartkwaal en Gerard ging op de leuning van een van hun stoelen zitten. Hij mengde zich in de discussie. Komt van het trappenlopen, zei hij, alsmaar de trap op en af, dat wordt te veel, dat is slecht... Het gesprek was verziekt en Gerard begaf zich naar de bar.
Zo'n twee weken daarna zag ik ze weer in Kriterion, Gerard en Hannie. Hij herkende me niet. Hannie herinnerde hem een paar keer aan het feest, toen schoot ik hem weer te binnen. Ik leerde ze kennen en bezocht ze af en toe in het huis aan de oude Galerij. Een enkele keer bleef ik eten. Vóór het maal gaf Gerard instructies hoe de gast zich aan tafel diende te gedragen. Belangrijk was onder meer dat hij zijn bord niet te dichtbij de rand van de tafel zou plaatsen, want de katten moesten tijdens het eten een zo vrij mogelijke doorgang behouden. Gerard hield van harde bokking en maakte de vis vóór het broodmaal zelf zo toegewijd schoon dat de poes er krols van werd. Hij kookte een Turks gerecht waarvan je ging boeren en demonstreerde de juiste manier waarop je die boeren moest laten: de rechterarm opgeheven, de vuist gebald. Hij bestudeerde de rode plek in mijn hals die ik aan het vioolspelen dankte. Heb je nou een of andere geslachtsziekte opgelopen, kerel? wilde hij weten en vroeg of mijn migraines spychologisch waren. Heb je niet een of andere menstruatiepil? vroeg hij Hannie. Hij wist iets beters, een natuurlijk geneesmiddel tegen de kwaal: Aftrekken, minstens vijf maal per dag. Van aftrekken krijg je juist hoofdpijn, zei ik en Hannie zei: Dat zegt Hermans ook. Waarop Gerard beloofde dat hij een vrouw voor me zou zoeken.
Henk Romijn Meijer (9 augustus 1929 23 februari 2008)
Uit: Stella Descending (Vertaald door Barbara Haveland)
The other night on the streetcar, I spotted a man I thought I knew. He was sitting very still, a few seats in front of me, gazing out the window. There wasn't much to see out there; the streets were deserted and it was dark and miserable, just the odd car swishing by. No one in the street, just flurries of snow chased by rain, and the wet white light of the streetlamps.
I saw him first from the back. He was wearing a brown leather jacket, his hair was thick and black--a handsome man, I thought, a man who walks tall and never stumbles. Just for a second I thought I saw a little girl dressed in red on the seat next to him, but then I gave my head a shake. What was I thinking? There was no child there. As if there would be, in such weather and at that time of night. There was no one on the streetcar but him and me--and the driver, of course. The man stood up and headed for the door at the front. We were approaching a stop.
"Martin Vold," I called out softly. "Is that you?"
The man turned around. His face was not familiar. I noticed two beady green eyes and a scar on his chin.
"You must be mistaken," he said, as the doors opened. "That's not me."
"No," I said, "that's not you. But good night, anyway, and watch your step out there. The pavement's slippery."
"Thanks, you too," said the man. "Good night."
It hasn't even been six months since the last time I had anything to do with him. That was at the beginning of September last year. The evening before Stella's funeral I called on him at home in Hamborgveien, up by the Lady Falls. We sat down at the large dark-brown dining table, and there we passed the night. He asked me to keep my voice down, so as not to wake the children. He did most of the talking. I asked questions.
Uit: Roberte, ce soir (Vertaald door Walter Van der Star)
Mijn oom Octave, vooraanstaand hoogleraar in de scholastiek aan de Universiteit van , leed onder zijn huwelijksgeluk alsof het een ziekte was en hij meende dat hij pas zou genezen als hij er anderen mee kon besmetten. Mijn tante Roberte was van het soort strenge schoonheid waarachter een wonderlijke neiging tot lichtzinnigheid schuil kon gaan; wie daar eenmaal achter is gekomen voelt zich tekort gedaan en heeft er spijt van dat hij niet doortastender is geweest. Merkwaardig genoeg beschouwde mijn oom zichzelf als het eerste slachtoffer van die dubbelzinnigheid; toen mijn tante dat merkte, nam ze een starre houding aan die nog afwerender was tegen al zijn ideeën. Hoe meer ze in die houding volhardde, des te raadselachtiger werd ze in de ogen van mijn oom; om van zijn verwarring verlost te zijn wist hij niets beters te verzinnen dan hun levens te onderwerpen aan een bepaalde wet van de gastvrijheid die binnen onze traditie onfatsoenlijk wordt gevonden. Mijn tante gold als een geëmancipeerde vrouw, maar ook daarin vergiste mijn oom zich; zeker is dat ze deze nieuwigheid afkeurde; maar vast staat ook dat ze zich meer dan eens aan dit gebruik heeft moeten onderwerpen. Dat verklaart nu voor mij de sfeer in het huis waar ik een zo veelbewogen puberteit heb doorgebracht. Mijn tante ging met me om als een broer en de professor had mij tot zijn favoriete leerling gemaakt. Vreemd was vooral dat ik als voorwendsel diende voor het uitoefenen van de gastvrijheid waarvan mijn tante het slachtoffer was. Ik was dertien toen ik door de Octaves werd geadopteerd. Mijn oom vond dat ik een huisonderwijzer moest hebben. Ik kreeg er achtereenvolgens drie, stuk voor stuk gekozen uit de naaste entourage van de Octaves. Ze ontvingen vaak gezelschap in hun zomerverblijf. Daaruit werd dan onverwachts een willekeurige gast verantwoordelijk gemaakt voor mijn opvoeding, en na een paar maanden of soms na een paar weken verdween hij weer. Ik kan niet ontkennen dat mijn tante Roberte bij mij hevige hartstochtelijke gevoelens had gewekt. Maar mijn oom had mijn emotionele verwarring doorzien en maakte daar op verraderlijke wijze gebruik van om zijn eigen perversiteit in mij te observeren. Zoals bij alle jongeren van mijn leeftijd was de hartstocht die ik voelde natuurlijk volkomen platonisch.
Pierre Klossowski (9 augustus 1905 12 augustus 2001)
I tolld Burt I saw ink spilld on a wite card. Burt said yes and he smild and that maid me feel good. He kept terning all the cards and I tolld him somebody spilld ink on all of them red and black. I thot that was a easy test but when I got up to go Burt stoppd me and said now sit down Charlie we are not thru yet. Theres more we got to do with these cards. I dint understand about it but I remembir Dr Strauss said do anything the testor telld me even if it dont make no sense because thats testing.
I dont remembir so good what Burt said but I remembir he wantid me to say what was in the ink. I dint see nothing in the ink but Burt sed there was picturs there. I coudnt see no picturs. I reely tryed to see. I holded the card up close and then far away. Then I said if I had my eye glassis I coud probaly see better I usully only ware my eyeglassis in the movies or to watch TV but I sed maybe they will help me see the picturs in the ink. I put them on and I said now let me see the card agan I bet I find it now.
I tryed hard but I still coudnt find the picturs I only saw the ink. I tolld Burt mabey I need new glassis. He rote somthing down on a paper and I got skared of faling the test. So I tolld him it was a very nice pictur of ink with pritty points all around the eges but he shaked his head so that wasnt it neither. I asked him if other pepul saw things in the ink and he sed yes they imagen picturs in the inkblot. He tolld me the ink on the card was calld inkblot.
Burt is very nice and he talks slow like Miss Kinnian dose in her class where I go to lern reeding for slow adults. He explaned me it was a raw shok test. He sed pepul see things in the ink. I said show me where. He dint show me he just kept saying think imagen theres something on the card. I tolld him I imaggen a inkblot. He shaked his head so that wasnt rite eather. He said what does it remind you of pretend its something. I closd my eyes for a long time to pretend and then I said I pretend a bottel of ink spilld all over a wite card. And thats when the point on his pencel broke and then we got up and went out.