Romenu is een blog over gedichten, literatuur en kunst Maar Romenu is ook een professionele freelance vertaler Du-Ne en Ne-Du http://www.roumen-vertalingen.nl/
Georg Trakl werd op 3 februari 1887 in het conducteurshuis aan de Waagplatz 2 in Salzburg geboren. Zijn vader, Tobias Trakl, was een handelaar in ijzerwaren en zijn moeder, die ook psychische problemen had, was Maria Catharina Trakl, (meisjesnaam Halik). Voorts had hij nog drie broers en drie zussen. Margarethe (doorgaans Grethe genoemd) stond hem het naast, zelfs zodanig dat sommigen een incestueuze verhouding vermoeden. Zijn jeugd bracht hij door in Salzburg. Vervolgens bezocht hij van 1897 tot 1905 het humanistische gymnasium. Om toch een academische opleiding te kunnen volgen, werkte hij tot 1908 in de praktijk bij een apotheker. Sommigen vermoedden dat hij dit vooral deed om zichzelf opiaten te kunnen verschaffen. Bij het uitbreken van WO I werd Trakl als medicus naar het front in Galicië (heden ten dage in Oekraïne en Polen) gestuurd. Zijn gemoedsschommelingen leidden tot geregelde uitbraken van depressie, die verergerd werden door de afschuw die hij voelde voor de verzorging van de ernstig verwonde soldaten. De spanning en druk dreven hem ertoe een suïcidepoging te ondernemen, welke zijn kameraden nochtans verhinderden. Hij werd in een militair ziekenhuis opgenomen in Kraków, alwaar hij onder strikt toezicht geplaatst werd.Trakl verzonk daar in nog zwaardere depressies en schreef Ficker om advies. Ficker overtuigde hem ervan dat hij contact moest opnemen met Wittgenstein, die inderdaad op weg ging na Trakls bericht te hebben ontvangen. Op 4 november 1914, drie dagen voordat Wittgenstein aan zou komen, overleed hij echter aan een overdosis cocaïne
Paul Celan
Paul Celan werd onder de naam Paul Antschel op 23 november 1920 geboren in Czernowitz, toentertijd de hoofdstad van de Roemeense Boekovina, nu behorend bij de Oekraïne. Paul Celans ouders waren Duitssprekende joden die hun zoon joods opvoedden en hem naar Duitse christelijke scholen stuurden. In 1942 werden Celans ouders door de Duitse bezetter naar een werkkamp gedeporteerd en daar vermoord. Hijzelf wist aanvankelijk onder te duiken, maar moest vanaf juli 1942 in een werkkamp dwangarbeid verrichten. Celan overleefde de oorlog. Via Boekarest en Wenen vestigde Celan zich in 1948 in Parijs. Daar was hij werkzaam als dichter, vertaler en doceerde hij aan de prestigieuze Ecole Normale Supérieure. Vermoedelijk op 20 april 1970 beëindigde hij zijn leven zelf door in de Seine te springen.
Gerard Reve
Gerard Reve over: Medearbeiders ”God is in de mensen, de dieren, de planten en alle dingen - in de schepping, die verlost moet worden of waaruit God verlost moet worden, door onze arbeid, aangezien wij medearbeiders van God zijn.” Openbaring ”Tja, waar berust elk godsbegrip op, elke vorm van religie? Op een openbaring, dat wil zeggen op een psychische ervaring van zulk een dwingende en onverbiddelijke kracht, dat de betrokkene het gevoel heeft, niet dat hij een gedachte of een visioen heeft, maar dat een gedachte gedachte of visioen hem bezit en overweldigt.”
Simon Vestdijk
Simon Vestdijk (Harlingen, 17 oktober 1898 – Utrecht, 23 maart 1971) was een Nederlands romancier, dichter, essayist en vertaler. Zijn jeugd te Harlingen en Leeuwarden beschreef hij later in de Anton Wachter-cyclus. Van jongs af aan logeerde hij regelmatig bij zijn grootouders in Amsterdam, waar hij zich in 1917 aan de Universiteit van Amsterdam inschrijft als student in de medicijnen. Tijdens zijn studie die van 1917 tot 1927 duurde, leerde hij Jan Slauerhoff kennen.Tot 1932 is hij als arts in praktijken door heel Nederland werkzaam. In 1932 volgt zijn officiële schrijversdebuut met de uitgave van de bundel Verzen in De Vrije Bladen. Doorslaggevend voor Vestdijks uiteindelijke keuze voor de literatuur is zijn ontmoeting in 1932 met Eddy Du Perron en Menno ter Braak. Deze ontmoeting had tot resultaat dat hij redactielid werd van het tijdschrift Forum Kort daarop, in 1933, wordt zijn eerste novelle, De oubliette, uitgegeven. In hetzelfde jaar schrijft hij Kind tussen vier vrouwen, dat, eerst geweigerd door de uitgever, later de basis zal vormen voor de eerste drie delen van de Anton Wachter-romans. In 1951 ontvangt Vestdijk de P.C. Hooftprijs voor zijn in 1947 verschenen roman De vuuraanbidders. In 1957 wordt hij voor het eerst door het PEN-centrum voor Nederland voorgedragen voor de Nobelprijs voor de Literatuur, die hij echter nooit zal krijgen. Op 20 maart 1971 wordt hem de Prijs der Nederlandse Letteren toegekend, maar voor hij deze kan ontvangen overlijdt hij op 23 maart te Utrecht op 72-jarige leeftijd. Vestdijk was auteur van ca. 200 boeken. Vanwege deze enorme productie noemde de dichter Adriaan Roland Holst hem 'de man die sneller schrijft dan God kan lezen'. Andere belangrijke boeken van Simon Vestdijk zijn: "Kind van stad en land" (1936), "Meneer Visser's hellevaart" (1936), "Ierse nachten" (1946), "De toekomst de religie" (1947), "Pastorale 1943" (1948), "De koperen tuin" (1950), "Ivoren wachters" (1951), "Essays in duodecimo" (1952) en "Het genadeschot" (1964).
K.P. Kavafis K.P. Kavafis werd als kind van Griekse ouders, afkomstig uit Konstantinopel, geboren in 1863 in Alexandrië (tot vandaag een Griekse enclave) waar hij ook het grootste deel van zijn leven woonde en werkte. Twee jaar na de dood van zijn vader verhuist het gezin in 1872 naar Engeland om na een verblijf van vijf jaar naar Alexandrië terug te keren. Vanwege ongeregeldheden in Egypte vlucht het gezin in 1882 naar Konstantinopel, om na drie jaar opnieuw naar Alexandrië terug te gaan. In de jaren die volgen maakt Kavafis reizen naar Parijs, Londen en in 1901 zijn eerste reis naar Griekenland, in latere jaren gevolgd door nog enkele bezoeken. Op de dag van zijn zeventigste verjaardag, in 1933 sterft Kavafis in Alexandrië. De roem kwam voor Kavafis pas na zijn dood, dus postuum. Deels is dat toe te schrijven aan zijn eigen handelswijze. Hij was uiterst terughoudend met de publicatie van zijn gedichten, liet af en toe een enkel gedicht afdrukken in een literair tijdschrift, gaf in eigen beheer enkele bundels met een stuk of twintig gedichten uit en het merendeel van zijn poëzie schonk hij op losse bladen aan zijn beste vrienden.
Thomas Mann
Thomas Mann, de jongere broer van Heinrich Mann, werd geboren op 6 juni 1875 in Lübeck. Hij was de tweede zoon van de graankoopman Thomas Johann Heinrich Mann welke later één van de senatoren van Lübreck werd. Zijn moeder Julia (geboren da Silva-Bruhns) was Duits-Braziliaans van Portugees Kreoolse afkomst. In 1894 debuteerde Thomas Mann met de novelle "Gefallen". Toen Thomas Mann met 21 jaar eindelijk volwassen was en hem dus geld van zijn vaders erfenis toestond - hij kreeg ongeveer 160 tot 180 goldmark per jaar - besloot hij dat hij genoeg had van al die scholen en instituties en werd onafhankelijk schrijver. Kenmerkend voor zijn stijl zijn de ironie, de fenomenale taalbeheersing en de minutieuze detailschildering. Manns reputatie in Duitsland was sterk wisselend. Met zijn eerste roman, Buddenbrooks (1901), had hij een enorm succes, maar door zijn sceptische houding tegenover Duitsland na de Eerste Wereldoorlog veranderde dit volledig. Stelde hij zich tot aan de jaren twintig apolitiek op (Betrachtungen eines Unpolitischen, 1918), meer en meer raakte hij bij het Politiek gebeuren betrokken. Zijn afkeer van het nationaal socialisme groeide, zijn waarschuwingen werden veelvuldiger en heftiger. In 1944 accepteerde hij het Amerikaanse staatsburgerschap. Tussen 1943 en 1947 schreef Mann Doktor Faustus (zie Faust), de roman van de 'Duitse ziel' in de gecamoufleerd geschilderde omstandigheden van de 20ste eeuw. In 1947 bezocht hij voor het eerst sinds de Oorlog Europa, twee jaar later pas Duitsland. In 1952 vertrok hij naar Zwitserland. Op 12 augustus 1955 stierf hij in Zürich. Twintig jaar na zijn dood, in aug. 1975, is zijn literaire nalatenschap geopend: dagboekaantekeningen van 15 maart 1933 tot 29 juli 1955, alsmede notities uit de jaren 1918 tot en met 1921.Belangrijke werken zijn: Der Zauberberg, Der Tod in Venedig, Dokter Faustus , Joseph und seine Brüder en Die Bekenntnisse des Hochstaplers Felix Krull.
Rainer Maria Rilke
Rilke werd op 4 december 1875 geboren in Praag. Hij had al naam gemaakt als dichter met zijn bundels Das Stundenbuch en Das Buch der Bilder, toen hij de literaire wereld versteld deed staan en wereldfaam verwierf met de publicatie van zijn twee delen Neue Gedichte in 1907 en 1908. Hij verzamelde daarin het beste werk uit een van zijn vruchtbaarste periodes, die hij grotendeels doorbracht in Parijs. Rilke was daar diep onder de indruk gekomen van Rodin, bij wie hij een tijdlang in dienst was als particulier secretaris. Rodin, zei hij later, had hem leren kijken. Dit kijken kwam neer op intense concentratie, om het mysterie te kunnen zien ‘achter de schijnbare werkelijkheid'. Latere en rijpere werken als Duineser Elegien (1912-1923) en het ronduit schitterende Die Sonette an Orfeus (1924) illustreren Rilkes metafysische visie op het onzegbare, dat haar verwoording vindt in een hermetische muzikale taal. Op 29 december 1926 overlijdt Rilke in het sanatorium in Val-Mont aan de gevolgen van leukemie. Enkele dagen later wordt hij, overeenkomstig zijn wens, begraven op het kerkhof van Raron.
* * * * * * * * * * * * * * * *
Romenu
Over literatuur, gedichten, kunst en cultuur
12-09-2010
Hannes Meinkema, Gust Van Brussel, Stanislaw Lem, Marya Zaturenska, Elsa Triolet
"Joost zit daar zijn krant te lezen en ik ben blij met hem. Zijn haar is aan de lange kant, zijn krullen steken horizontaal uit zijn hoofd. Ik ben trots als ik met hem op straat loop: alle meisjes kijken, Joost is een knappe jongen. Waarom heb je mij getrouwd, vroeg ik, ik ben zo onopvallend. Om de kuiltjes in je wangen als je lacht, zei hij - en ik lach veel als hij er is, ik lach nu hoewel hij niet naar me kijkt, ik lach omdat Joost me door met me te trouwen, de kans gegeven heeft een echt volwassenmensen-leven te leiden."
( )
"Ik weet het niet met Max. Soms denk ik hij is aardig, maar dan weer lijkt het of ik alleen de oppervlakte zie, dat hij daar onder al die tijd zijn eigen dingen denkt. Ik ken hem niet. [...] Zijn manier van spreken is precieus. Ja, zegt hij dan, nu word ik wel heel persoonlijk - en komt met iets gewoons. Of: ik weet niet waarom ik er lust in heb je dit te vertellen - en ik denk: lust. Maar hij is niet iemand om in vertrouwen te nemen, dat zie ik wel."
( )
"Ik bewonderde haar ook, natuurlijk (dat kan niet wederkerig zijn geweest). En op een hele vreemde manier had ik, terwijl ik haar bewonderde, ook met haar te doen. Want éen ding kon ik beter dan zij, hoewel het geen eigenschap was die door haar hoog werd gewaardeerd: ik kon tevreden zijn met éen ander mens in een huis te leven - Diana had een exclusieve relatie altijd benauwend gevonden."
De Vlaamse zomers gingen voorbij zoals dat meestal gebeurde, half verzopen in de kletsende regen waaraan geen einde kwam of half gebakken in een gloeiende zon. De mensen van 't stad zoals die van Antwerpen zichzelf noemen, trokken zogauw ze een dag vakantie hadden naar de Noordzeekust om er de verse garnaal van Zeebrugge te eten, scharrekes van Nieuwpoort of mosselen uit Ierzeke. Die een mond Frans konden klappen, al was het keskejevoe, reden naar de Ardennen om er rauwe hesp van de streek met omeletten of vers geplukte paddestoelen naar binnen te werken Als zij met vrienden kaarters bij het manillen een pot hadden gespaard, dienden die centen om bij de Walen hun buikske eens goed rond te eten op een gastro-nomisch weekend met zes gangen. Daar hielden ze dan dagen aan een stuk koppijn en een overladen maag aan over waar aspirine en maagzout goed voor waren. Als ze met een serieus stuk in hunne frak terugkwamen, dan trokken de feestvierders met schele ogen naar de doktoor om een briefke om een paar dagen uit te blazen, van hem los te krijgen. Daar hoorde natuurlijk wel wat smoelentrekkerij bij die de meeste doktoors rap begrepen. Zogauw ze hun betaald verlof hadden getrokken, vlogen ze in charters zover de portemonnaie het toeliet om er in de goddelijkste vakantieoorden uit hun reiscatalogen, hun verlofgeld tot de laatste cent op te doen. Veel was niet genoeg! De tijd van arm Vlaanderen was iets van overgrootvader. Er reden geen beestenwagens meer naar de koolputten van de Borinage gelijk jaren geleden en het kappen van de bieten in Frankrijk aan een hongerloon dateerde uit de oude tijd van voor de laatste Wereldoorlog. Het was allemaal veel plezanter geworden in 't stad van Brabo.
Uit:A Blink of an Eye(Vertaald door Christina Manetti)
In my current analysis of what has happened over the past forty years or so (since I wrote Summa technologiæ, and an earlier book, Dialogues), I will refer to various chapters of Summabut not because I wrote it, or as an indulgence in self-praise. Readers should bear in mind that, during the half-century that is now coming to an end, I found myself in a terrible situation, cut off from information, scientific or otherwise, by the system in power in Poland at the time. Today, however, it seems that my way of getting around this was especially fortunate. I started by showing the similarities between two kinds of evolution, technological and biological. Then I began to consider the as yet unresolved problem of extraterrestrial civilizations, then turning later to a description of the development of "intellectronics" on Earth. My imagination gathered momentum, as the following chapter titles show: "Prolegomena on Omnipotence," "Phantomology," and "Creating Worlds." "Lampoon on Evolution" completed the work.
This work reflected my tendency to observe the past from a bird's-eye view. Maybe the distance in space and time was even greater for me. There was not much point, however, in a formulation that attempted to present future human endeavors in detail, together with the dangers that arise as a result. The innumerable predictions made in the second half of the twentieth century have been tripped up by attempts to describe the future in detail. Detailed predictions are simply impossible. I do not say this to defend myself, but rather because we know now about futurology's failures when attempts have been made to go beyond generalizations.
Stanislaw Lem (12 september 1921 27 maart 2006)
De Amerikaanse dichteres en schrijfster Marya Zaturenska werd geboren op 12 september 1902 in Kiev. Zaturenska vestigde zich in 1910 in de Verenigde Staten en nam studeerde aan de Universiteit van Wisconsin-Madison. Zij ontving het Amerikaanse staatsburgerschap in 1912 en trouwde in 1925 met de dichter Horatius Gregory. Samen met haar man, publiceerde ze een aantal bloemlezingen, waaronder in 1946 werk Een geschiedenis van de Amerikaanse poëzie, 1900 1940. Bekend werd Zaturenska in 1937 door haar bundel Cold morning sky, waarvoor haar in 1938 de Pulitzer Prize voor poëzie werd toegekend. Naast talrijke bundels als Threshold and hearth (1934) en The listening landscape schreef ze een biografie over het leven van Christina Georgina Rossetti. Haar laatste werk was de in 1974 verschenen gedichtenbundel"The hidden waterfall".
Song of a Factory Girl
Its hard to breathe in a tenement hall, So I ran to the little park, As a lover runs from a crowded ball To the moonlit dark.
I drank in clear air as one will Who is doomed to die, Wistfully watching from a hill The unmarred sky.
And the great trees bowed in their gold and red Till my heart caught flame; And my soul, that I thought was crushed or dead, Uttered a name.
I hadnt called the name of God For a long time; But it stirred in me as the seed in sod, Or a broken rhyme.
The Runaway
Silent and stealthy days that hour by hour
Spring up unnoticed as a flower
In summer grass; and like a breath, a light, a feather,
Make my world's weather,
I wished to weave a garland, deep and rare,
To wear upon my hair,
Or a long chain, intricate, strong, and fine,
To sound through stillness and to shine,
To bind the intangible days that so efface
Themselves with me, and run so dull a pace.
O they have run! They have gone! Nor have they set
Their seal of vast regret
Upon that wide and echoing door
That, opening, opens, shuts and sounds no more.
How to pursue Life's Runaway? Let go
Forego the moons and waters of the mind:
Today is all that you shall find.
Marya Zaturenska (12 september 1902 - 19 januari 1982)
De Franse schrijfster Elsa Triolet Yur'evna werd geboren op 12 september 1896 in Moskou. Zij en haar zus, Lilya Brik kregen uitstekend onderwijs en waren in staat vloeiend Duits en Frans te spreken en piano te spelen. Elsa studeerde af aan het Moskouse Instituut voor Architectuur. Elsa genoten van poëzie en in 1915 raakte zij bevriend met de futuristische dichter en grafisch kunstenaar Vladimir Majakovski. In 1918, bij het begin van de Russische Burgeroorlog trouwde Elsa met de Franse cavalerie-officier Andre Triolet en emigreerde naar Frankrijk. Ze was de eerste die de poëzie van Majakovski in het Frans vertaalde. Later scheidde ze van Triolet. In 1928 ontmoette Elsa de Franse schrijver Louis Aragon. Ze trouwden en bleven 42 jaar samen. Triolet en Aragon hebben deelgenomen aan het Franse anti-fascistische verzet. In 1944 was Triolet de eerste vrouw die bekroond werd met de Prix Goncourt.
Uit: La mise en mots
Je ne saurais être le Dr Doolittle, je ne suis qu'un exemple entre autres, à étudier comme d'autres, le cas échéant. Je parle de création, forte de ma seule ignorance, de mon expérience seule. Si je dis juste, des scientifiques reconnaîtront la chose, la nommeront, l'expliqueront. N'empêche que celui qui romance aura peut-être été le premier à découvrir cette chose, avant la science.
Il romance dans son langage intime, qui court dans le labyrinthe crânien à la vitesse d'une vie-seconde. Traduire ce langage-là en langage public, c'est comme limiter l'expression au code de la route. L'art d'une construction verbale qui provoquerait chez l'autre, chez le correspondant, ce que l'expéditeur avait l'intention de provoquer, l'essentiel et ses prolongements, c'est l'art de la mise en mots, la transposition du langage intime en langage public de convention.
Les mots sont ces quelques feuilles qui créent l'illusion d'un arbre avec toutes ces feuilles, l'illusion de tout dire, non seulement l'arbre mais encore sa fraîcheur, l'ombre, l'abri, l'âme. La convention des mots, toile peinte, maquillage, rend ambigu leur sens incomplet. Les textes de lois, tracts, publicité, qui exigent un comportement précis de ceux à qui ils s'adressent, se gardent bien du vague, mais les lois s'interprètent comme les tracts, la publicité rate souvent son coup, et même les simples interdictions manquent de netteté : à l'interdit de fumer, on a pu ajouter, même une Gitane. Voilà qui est plus clair. Exemple d'une interdiction et d'une publicité également précises.
Wij gingen uit stelen en begonnen meteen met de dag. Van zonsopgang tot een handvol peperdure minuten na middernacht.
Wij verzamelden geneeskrachtige kruiden zoals de zangerige lus van de bergweg, de speeltuinen en de boomgaard waarin het boerse linnen te bleken lag.
Wij droogden wat we met honderd listigheden verworven hadden en stampten het fijn met de vijzel van alwetendheid tot woorden die door niemand konden worden uitgelegd.
De kustlijn verandert niet voor de visser
De kustlijn verandert niet voor de visser die dagelijks zijn netten uitgooit en onder het slijk het aardewerk niet vermoedt
Het land was steeds land voor de boer die over haaienkerkhoven heen zijn wiede afstapt
Graniet is hard en eeuwig en zo ook het marmer voor het kind dat metershoge tot kiezels afgesleten rotsen over het wateroppervlak doet springen
Onfeilbaar juist was de tijd voor de Majapriesters die na 260 dagen een nieuw jaar intraden
En toch vraag ik je soms 'wanneer kom je terug?' terwijl tranen op je wangen zich oplossen in de lucht en zich vermengen met het stof van een van een volgende eeuw.
Eddy van Vliet (11 september 1942 5 oktober 2002)
De Duitse schrijfster Barbara Bongartz werd geboren op 11 september 1957 in Keulen. Bongartz studeerde theater-, film-en tv-Studies (TFF), germanistiek en filosofie in Parijs, München en Keulen. In 1984 ontving ze een master aan de Universiteit van Keulen. Van 1982 tot 1988 werkte zij als freelance assistent-directeur en directeur (documentaires over beeldende kunst).
In 1989 studeerde ze af aan het instituut voor Theater-Film-und Fernsehwissenschaft van de Universiteit van Keulen. Vanaf 1996 leefde ze als een freelance schrijver in Düsseldorf en New York. In samenwerking met beeldend kunstenaar Gisela Kleinlein ontstaan edities en speciale edities van hun geschriften. Sinds 2002 woont en werkt in Berlijn. Bongartz schrijft romans, korte verhalen, essays, artikelen over beeldende kunst, boekbesprekingen en radio-uitzendingen.
Uit: Die amerikanische Katze
Es war einer dieser grausamen heißen Sommer in Manhattan, und ich verbrachte oft schlaflose Nächte. Es war jener Sommer, in dem Präsident Clinton beinah zu Fall gebracht worden wäre, und ich wußte nicht, was ich in New York sollte. Ich fühlte mich schlecht. Ich hatte einen scheußlichen Winter gehabt.
Zum Herbst hin war ein dickes Buch von mir über Die Melancholie des Vergeblichen erschienen, ein wirklicher Koloß von einem Wälzer, ein fett gebundener Schinken unter der Vielzahl von Schwarten, der nur mit Mühe seine Blätter hielt. Seit der Buchmesse fürchtete ich die öffentliche Reaktion. Man hatte mir schon einmal nachgesagt, ich sei das Produkt fremder Geister, meine Notate ausschließlich den Einflüsterungen fremder Stimmen zu verdanken, sämtliche meiner Worte Zitate. Da meine Herkunft dunkel ist, ist es schwer, all dieses zu widerlegen.
Ich bin keine sehr stabile Persönlichkeit. Weder meine dubiose Vergangenheit, noch meine desolate Gegenwart, noch meine unsichere Zukunft stehen dafür. Und als Ende Februar des Jahres 1998 etwas Unerwartetes geschah, wurde ich panisch. Ein Mann rief mich an. Er sprach mit tiefer, eindringlicher Stimme. Es war die Stimme eines Fremden. Er sagte, sein Name sei Stroheim, und ich bin auf der Flucht vor meiner Frau. Ich antwortete ihm, daß er sich verwählt haben müsse, denn einen Mann dieses Namens kennte ich nicht. Der Fremde hielt dagegen. Er sei deutschstämmig aus Swinemünde auf Usedom in Polen - , und wir seien verwandt. Er wolle sich im Rheinland niederlassen, und ich, als seine Verwandte, müsse ihm behilflich sein. Es nützte nichts, daß ich versuchte, ihm begreiflich zu machen, daß meine Herkunft dunkel sei, daß ich keinen Nachweis über Verwandte hätte, ja daß ich nicht einmal sagen könnte, ob der deutsche Paß meiner Herkunft entspreche. Er sagte, er wisse davon. Er wisse mehr als ich von mir. Er wisse alles, und er würde es mir erzählen, wenn ich ihm behilflich sei. Und wenn ich ihm nicht behilflich sein wolle, erzählte er es mir erst recht. Ich würde mich wundern. Ich weigerte mich, ihn zu sehen, und legte auf.
Barbara Bongartz (Keulen, 11 september 1957)
De Litouwse dichter, schrijver en vertaler Tomas Venclova werd geboren op 11 september 1937 in Klaipeda, Litouwen. Hij is de zoon van Antanas Venclova, ook een schrijver, maar ook een communistisch politicus. Venclova, die in 1977 is geëmigreerd uit Litouwen in 1977, doceert aan de Yale University, VS, Russische en Oost-Europese literatuur. In de zomer van 2010 bekleedde Tomas Venclova de Samuel Fischer gastleerstoel letterkunde aan de Vrije Universiteit van Berlijn.
Vor der Tür das Ende der Welt
Vor der Tür das Ende der Welt. Von fernher rollt die Flut. Das Licht wie ein Spalt Zwischen Wind und Stein. Ich bin hier geboren, ewig ist es her, Doch das Ufer hat sich schon früher geteilt (Noch tiefer leuchtet die Lage Kies Am Saum der schwindenden Nacht).
Den glatten Asphalt werden ein wenig Massige Strahlen aufrauhen, Die Kiefer wird Sauerstoff atmen Über so manchem Schieferdach. Glut wird leuchten im Eck, Von Zukunft kein Moment mehr übrig sein, Dem Säugling angst sein vor der Nacht, Er wird sich retten in den Schlaf.
Kein Ochs wird an der Schwelle stehn, Keine drei Könige, kein Ruhm, Doch für den Herrn gibt's Raum genug, Da braucht sich bloß der Nadelbaum Zu neigen, der am Fenster knarrt - Gewölbe und Achse der Welt, Und Segen wird der Wiege sein Und nie das Feuer ausgehen im Herd.
Nur weit vom Auge entfernt Das Kind: ich gehe mit ihm Den holperigen und steilen Pfad hinauf Am Hang des Atmens. Ich lausche, Merke mir die Zeichen, schreite aus, Und weiß es selber nicht: mit wem Ich spreche - mit dem, der keine Grenzen kennt, Oder ganz einfach mit dem Kreis des Lichts.
"With a curious eye, a critical mind, and a fairly withheld judgement Blinker considered the temples, pagodas and kiosks of popularized delights. Hoi polloi trampled, hustled, and crowded him. Basket parties bumped him; sticky children tumbled, howling, under his feet, candying his clothes. Insolent youths strolling among the booths with hard-won canes under one arm and easily won girls on the other, blew defiant smoke from cheap cigars into his face. The publicity gentlemen with megaphones, each before his own stupendous attraction, roared like Niagara in his ears. Music of all kinds that could be tortured from brass, reed, hide, or string, fought in the air to gain space for its vibrations against its competitors. But what held Blinker in awful fascination was the mob, the multitude, the proletariat shrieking, struggling, hurrying, panting, hurling itself in incontinent frenzy, with unabashed abandon, into the ridiculous sham palaces of trumpery and tinsel pleasures. The vulgarity of it, its brutal overriding of all the tenets of repression and taste that were held by his caste, repelled him strongly."
Ach, meine Lieben, die Sache mit dem ersten Kreuzzug war leider ganz, ganz anders. Die Kreuzzüge sind überhaupt eines der merkwürdigsten, interessantesten und folgenschwersten Ereignisse des Mittelalters. Ich kann mich nicht enthalten, sie Ihnen zu erzählen, bitte Sie jedoch, Heinrich IV. nicht aus dem Auge zu verlieren, den wir in einer Ecke Deutschlands abgestellt haben. Es begann an einem Tage des Jahres 1095 in dem französischen Städtchen Clermont. Dort hielt auf einem Kirchenkonzil der Papst als Hauptreferat eine flammende Rede über die Greuel eines asiatischen Volkes (der Sarazenen), das soeben Kleinasien erobert, die Heiligen Stätten verwüstet und sämtlichen Christen den Hals abgeschnitten hatte. Er endete mit dem Aufruf, einen Kriegszug zur Befreiung des Heiligen Landes im Namen Christi und unter dem Reisezeichen eines Kreuzes zu unternehmen. Wenn Sie sich erinnern, was ich über die innere Wandlung und Bereitschaft der damaligen Menschen sagte, so werden Sie verstehen, daß die Worte des Papstes ungeheuren Eindruck machten. Da der Papst persönlich natürlich nicht dorthin zu ziehen gedachte, waren seine leidenschaftlichen Worte an die Adresse der Könige und Adligen gerichtet. Die Priester, die Mönche, alles schaltete sich ein und erreichte, daß eine Welle kriegerisch-religiöser Begeisterung durch Deutschland, Frankreich und Italien ging.
Joachim Fernau (11 september 1909 - 24 november 1988)
Die Küste ruht. Weites Tritonengetut Silberne Wunden der Flut Tobende Augen der Wut.
Krähende Pausbacks auf steigenden Rossen, Plätschernder Spielen purpurne Flossen, Neckisch Bedräuen mit Zacken und Spießen, Kräftig anfassendes Leiberumschließen.
Und sieh, eine Muschel fleischgelb und zart Von Amorinen flüsternd bewahrt. Hingegossen ruhende Linien, Grüßender rauschender Palmen und Pinien. Angeblühte rosige Brüste. Lächelnde sonnengestreifte Küste.
Fürder kein Dräuen mit Zacken und Spießen Müdhinlallendes Leiberumschließen. Nickende Pausbacks auf schlürfenden Rossen. Grünhinflüsternde, finstere Flossen.
Erloschene Wunden der Flut, Fernes Tritonengetut Stierende Augen der Wut. Die Küste ruht.
Peter Hille (11 september 1854 - 7 mei 1904)
Geschilderd door Lovis Corinth, 1902
De Poolse dichter en toneelschrijver Adam Asnyk werd geboren op 11 september 1838 in Kalisz en werd opgevoed als erfgenaam van het landgoed van zijn familie. Als zodanig kreeg hij onderwijs op het Instituut voor Landbouw en Bosbouw in Marymont en vervolgens op de Medisch Chirurgische School in Warschau. Hij vervolgde zijn studie in het buitenland in Breslau, Parijs en Heidelberg. In 1862 keerde hij terug naar Congres-Polen en nam deel aan de Januari-opstand tegen Rusland. Hierom moest hij het land ontvluchten en hij vestigde zich in Heidelberg, waar hij in 1866 een doctoraat in de filosofie ontving. Kort daarna keerde hij terug naar Polen en vestigde hij zich aanvankelijk in Lwów en vervolgens in Krakau.
Pointless your mourning
Pointless your mourning and your toil Helpless your curses dire Past forms no miracle can bring Back from funereal pyre.
The world will not release its grip On fleeting ghosts of yore Fire or sword will not bring back What's lost forevermore.
One must go forward with the living Reach for new life, instead Of placing a bunch of wasted laurels Stubbornly on one's head.
You shall not turn the tide of life! Your anger keep at bay Pointless your mourning and your toil The world shall go its way.
Vertaald door Jan Rybicki
Adam Asnyk (11 september 1838 2 augustus 1897)
Adam Asnyk en de muze, geschilderd doorJacek Malczewski
De Amerikaanse schrijver, journalist en ontdekkingsreiziger Fitz Hugh Ludlow werd geboren op 11 september 1836 in New York. Ludlow werd vooral bekend door zijn autobiografische boek The Hasheesh Eater uit 1857. De verkenningen van veranderde staten van bewustzijn in de Hasheesh Eater zijn tegelijkertijd ongrijpbaar welsprekende beschrijvingen van subjectieve verschijnselen en surrealistische, bizarre en prachtige literatuur. In zijn tweede boek The Heart of the Continen schreef hij ook over zijn reizen door heel Amerika. Fitz Hugh Ludlow was ook de auteur van vele werken van korte fictie, essays, wetenschappelijke rapportages en kunstkritieken. Hij wijdde veel van de laatste jaren van zijn leven aan pogingen om de behandeling van opiaatverslaafden te verbeteren.
Uit: The Hasheesh Eater
About the shop of my friend Anderson the apothecary there always existed a peculiar fascination, which early marked it out as my favorite lounging-place. In the very atmosphere of the establishment, loaded as it was with a composite smell of all things curative and preventive, there was an aromatic invitation to scientific musing, which could not have met with a readier acceptance had it spoken in the breath of frankincense. The very gallipots grew gradually to possess a charm for me as they sat calmly ranged upon their oaken shelves, looking like a convention of unostentatious philanthropists, whose silent bosoms teemed with every variety of renovation for the human race. A little sanctum at the inner end of the shop, walled off with red curtains from the profane gaze of the unsanative, contained two chairs for the doctor and myself, and a library where all the masters of physic were grouped, through their sheep and paper representatives, in more friendliness of contact than has ever been known to characterize a consultation of like spirits under any other circumstances. Within the limits of four square feet, Pereira and Christison condensed all their stores of wisdom and research, and Dunglison and Brathwaite sat cheek by jowl beside them. There stood the Dispensatory, with the air of a business-like office, wherein all the specifics of the materia medica had been brought together for a scientific conversazione, but, becoming enamored of each other's society, had resolved to stay, overcrowded though they might be, and make an indefinite sitting of it. In a modest niche, set apart like a vestibule from the apartments of the medical gentlemen, lay a shallow case, which disclosed, on the lifting of a cover, the neatly-ordered rank of tweezers, probe, and lancet, which constituted my friend's claim to the confidence of the plethoric community; for although unblessed with metropolitan fame, he was still no"Cromwell guiltless of his country's blood."
Here many an hour have I sat buried in the statistics of human life or the history of the make-shifts for its preservation. Here the details of surgical or medical experiment have held me in as complete engrossment as the positions and crises of romance; and here especially, with a disregard to my own safety which would have done credit to Quintus Curitus, have I made upon myself the trial of the effects of every strange drug and chemical which the laboratory could produce.
Fitz Hugh Ludlow (11 september 1836 12 september 1870)
Thomas Parnell (11 september 1679 24 oktober 1718)
De Duitse schrijver Johann Jakob Engel werd geboren op 11 september 1741 in Parchim, Mecklenburg-Schwerin. Hij studeerde theologie in Rostock en Bützow, en filosofie in Leipzig, waar hij zijn artsengraad behaalde. In 1776 werd hij benoemd tot hoogleraar in de moraalfilosofie en bellettrie aan het Joachimstal gymnasium in Berlijn, en een paar jaar later werd hij docent van de kroonprins van Pruisen, de latere Frederik Willem III. De lessen in ethiek en politiek die hij gaf aan zijn koninklijke leerling werden gepubliceerd in 1798 onder de titel Furstenspiegel, en zijn een goed voorbeeld van zijn talent als populair filosofisch schrijver. In 1787 werd hij toegelaten tot de Academie van Wetenschappen van Berlijn, en in hetzelfde jaar werd hij directeur van de koninklijke schouwburg, een ambt dat hij zijn ontslag in 1794 vervulde. Naast tal van drama's, waarvan sommige een groot succes waren, schreef Engel een aantal waardevolle boeken over esthetische onderwerpen.
Uit:Herr Lorenz Stark
Herr Lorenz Stark galt in ganz H ....., wo er lebte, für einen sehr wunderlichen, aber auch sehr vortrefflichen alten Mann. Das Äusserliche seiner Kleidung und seines Betragens verkündigte auf den ersten Blick die altdeutsche Einfalt seines Charakters. Er ging in ein einfarbiges, aber sehr feines Tuch, grau oder bräunlich, gekleidet; auf dem Kopfe trug er einen kurzen Stutz, oder wenn's galt, eine wohlgepuderte Troddelperücke; mit seinem kleinen Hute kam er zweimal ausser die Mode, und zweimal wieder hinein; die Strümpfe waren mit grosser Zierlichkeit über das Knie hinaufgewickelt; und die stark besohlten Schuhe, auf denen ein Paar sehr kleiner, aber sehr hell polirter Schnallen glänzten, waren vorne stumpf abgeschnitten. Von überflüssiger Leinewand vor dem Busen und über den Händen war er kein Freund; sein grösster Staat war eine feine Halskrause mit Spitzen.
Die Fehler, deren dieser vortreffliche Mann nicht wenig hatte, und die denen welche mit ihm leben mussten, oft sehr zur Last fielen, waren so innig mit den besten seiner Eigenschaften verwebt, dass die einen ohne die andern kaum bestehen zu können schienen. Weil er in der That klüger war, als fast Alle mit denen er zu thun hatte, so war er sehr eigenwillig und rechthaberisch; weil er fühlte, dass man ihm selbst seiner Gesinnungen und Handlungen wegen keinen gegründeten Vorwurf machen könnte, so war er gegen Andre ein sehr freier, oft sehr beschwerlicher Sittenrichter; und weil er, bei seiner natürlichen Gutmüthigkeit, über keinen Fehler sich leicht erhitzen, aber auch keinen ungeahndet konnte hingehen lassen, so war er sehr ironisch und spöttisch.
In seiner Casse stand es ausserordentlich gut; denn er hatte die langen lieben Jahre über, da er gehandelt und gewirthschaftet hatte, den einfältigen Grundsatz befolgt: dass man, um wohlhabend zu werden, weniger ausgeben als einnehmen müsse. Da sein Anfang nur klein gewesen, und er sein ganzes Glück sich selbst, seiner eigenen Betriebsamkeit und Wirthlichkeit schuldig war: so hatte er in frühern Jahren sich nur sehr karg beholfen; aber auch nachher, da er schon längst die ersten Zwanzigtausend geschafft hatte, von denen er zu sagen pflegte, dass sie ihm saurer als sein nachheriger ganzer Reichthum geworden, blieb noch immer der ursprüngliche Geist der Sparsamkeit in seinem Hause herrschend: und dieser war der vornehmste Grund von dem immer steigenden Wachsthum seines Vermögens.
Johann Jakob Engel (11 september 1741 28 juni 1802)
De tussenlanding in Lubumbashi duurde en duurde. Uit het raampje zag ik hoe uit het laadruim honderden en honderden flessen mineraalwater in pakken van zes werden gegooid en op een vrachtwagen geladen. Wat was dit voor een land, waar men zelfs mineraalwater per lijnvlucht uit Zuid-Afrika moest importeren? Het werd nog gekker. Plots werd een zeildoek keurig uitgespreid. Uit het laadruim kwamen bloemen en kransen, van de meest bombastische soorten. Men leek maar te stapelen en te herschikken en dan nog een keer. Ten slotte werd een barokke, ongelooflijk kitscherige en gelakte lijkkist uitgeladen. Die werd plechtstatig te midden van de kransen neergelegd. Daarmee waren wij dus op stap: drinkwater en een dode. Maar het kan nog veel erger. Air Zaïre werd in de jaren tachtig al omschreven als 'Air Peut-Être', maar dat was nog niets vergeleken met de minuscule luchtvaartbedrijfjes van vandaag. Die hebben vaak niet meer dan twee verrotte sportvliegertjes waarmee men tussen Kinshasa en een stadje in het oerwoud pendelt. Missionarissen zeggen dat je je geen zorgen moet maken omdat deze of gene maatschappij 'la compagnie des religieux' is en dat Onze-Lieve-Heer daar het beste mee voorheeft. Tja. Zetels zijn soms vervangen door plastic tuinstoelen, landen doe je op een piste vol blutsen, uren later fluiten je oren soms nog omdat de cabine niet helemaal afgesloten was en je trommelvliezen gek geworden zijn van de luchtdruk.
De Nederlands-Turkse schrijver, columnist en journalist Murat Isik werd geboren in Izmir op 11 september 1977. Naast het schrijven werkt hij als jurist. Hij studeerde tijdens zijn studie Nederlands Recht een semester Creative Writing aan de San Francisco State University. Zijn korte verhalen werden gepubliceerd in Lava Literair, De Brakke Hond, DUF en Contrast. In 2007 was Isik winnaar van de verhalenwedstrijd van de Juni Kunstmaand in Amsterdam met het korte verhaal De purperen citroen dat in juni 2008 tot toneelstuk werd bewerkt. Ook schreef hij een kort verhaal voor de verhalenbundel Fasten your seat belt! (2008). In deze bundel staan 20 korte verhalen van jonge Nederlandse schrijvers. Isik schreef op freelance basis voor het opinieblad Contrast Magazine en Tulpia. Sinds april 2009 is hij columnist voor MTNL en sinds april 2010 voor JOOP, de online opiniepagina van de publieke omroep VARA.
Uit: De kinderen van Oaxaca
Zoals Oaxaca, het gebied waar hij ter wereld was gekomen in het zuiden van Mexico, gevangen is tussen het Sierra Madre del Sur gebergte en de Grote Oceaan, zo was hij gevangen in zijn eigen wereld zonder daglicht of kleur. Zijn ogen zouden hem nooit in staat stellen de hem omringende bergachtige wereld vol fijne rode stof en mysterieuze guajebomen te aanschouwen. Emillio Borgetti was blind geboren.
Zijn moeder, die weduwe was geworden toen hij twee jaar was, moest de grootse plannen die zij met Emillio had bijstellen. Hij zou geen arts of advocaat worden, met die gedachte had ze zich al vroeg verzoend. Maar ze hoopte dat hij zichzelf zou kunnen redden als zij te oud was geworden om de zelf gebakken maïspannenkoekjes nog te verkopen in haar kraampje. Aan de dag dat hij zonder haar moest verder leven, durfde ze geen seconde te denken.
Ze vestigde haar hoop op het blindeninstituut in Oaxaca waar ze door de enige onderwijzer van het dorp op gewezen was. Daar moest Emillio leren lezen, daar moesten gekwalificeerde mensen haar het vertrouwen geven dat ze miste voor de toekomst. Ze wilde in staat zijn te geloven dat Emillio het zou redden en zou uitgroeien tot een zelfstandige en zelfredzame man.
Toen Emillio vijf jaar was nam ze hem mee naar Oaxaca de Juárez, de hoofdstad van de staat Oaxaca. De busreis van hun dorp San Lucas naar de hoofdstad nam zes uur in beslag. De kleine Emillio zat de hele rit rustig bij het raam met een kalme glimlach rond zijn mondhoeken terwijl de bus zo nu en dan heen en weer werd geslingerd over het gehavende wegdek. Door zijn liefde voor bussen was hij erg opgetogen over zijn eerste lange busreis.
Andreï Makine, Franz Werfel, Paweł Huelle, Mary Oliver, Eddy Pinas
De Franse schrijver van Russische afkomst Andreï Makine werd geboren in Krasnojarsk op 10 september 1957. Hij leerde al vroeg Frans van zijn uit Frankrijk afkomstige grootmoeder (en volgens Makine zelf ook van een vriend) en schreef al op jonge leeftijd gedichten in het Russisch zowel als het Frans. Makine studeerde onder andere filologie en filosofie in Tver, Moskou en Novgorod. In 1987 reisde hij naar Frankrijk in het kader van een uitwisselingsprogramma voor docenten en besloot er asiel aan te vragen. Sindsdien leeft hij als schrijver in Parijs. Na de teleurstellende ontvangst van zijn eerste romans, brak Makine in 1995 door met zijn grootse roman Het Franse testament, waarvoor bij de prestigieuze Prix Goncourt, de Prix Goncourt des lycéens en de Prix Médicis ontving.Veel waardering kreeg Makine ook voor zijn Requiem voor Rusland (2000).
Uit: Das französische Testament (Vertaald door Holger Fock en Sabine Müller)
Ich war noch ein Kind, da ahnte ich, dass dieses eigentümliche Lächeln einen sonderbaren kleinen Sieg für jede Frau darstellte. Ja, eine kurzzeitige Revanche für die enttäuschten Hoffnungen, die Grobheit der Männer, die Seltenheit des Wahren und Schönen im Leben. Wäre ich damals imstande gewesen, es auszudrücken, ich hätte diese Art zu lächeln "weiblich" genannt ... Doch zu jener Zeit haftete meine Sprache noch zu sehr an den Gegenständen. Ich begnügte mich damit, in unseren Fotoalben die Gesichter der Frauen zu erforschen und das Aufleuchten der Schönheit in einigen von ihnen zu entdecken.
Diese Frauen wussten alle, was sie tun mussten, um schön zu sein, nämlich, kurz bevor das Blitzlicht sie blendete, jene geheimnisvolle französische Silbenfolge sprechen, deren Sinn nur wenige kannten: "petite-pomme ..." Statt sich in heiterer Verzückung oder ängstlicher Verkrampfung zu verziehen, rundete sich der Mund anmutig wie durch ein Wunder. Das ganze Gesicht war wie verwandelt. Die Brauen wölbten sich leicht, die Wangen dehnten sich. Man sagte "petite pomme", und ein Hauch von träumerischer Abwesenheit verschleierte den Blick, ließ die Gesichtszüge edler erscheinen, tauchte die Aufnahme in das gedämpfte Licht verflossener Tage.
Auf diesen fotografischen Zauber hatten sich die unterschiedlichsten Frauen verlassen. Jene Moskauer Verwandte zum Beispiel, die auf der einzigen Farbaufnahme in unseren Alben zu sehen ist. Sie war mit einem Diplomaten verheiratet, sprach, ohne den Mund aufzumachen, und stöhnte schon gelangweilt, bevor jemand auch nur ein Wort gesagt hatte. Auf dem Foto von ihr bemerkte ich jedoch sofort den Zauber des "petite pomme".
Ich entdeckte seinen Widerschein in den Zügen der unbekannten Tante, einer unscheinbaren Kleinstädterin, über die nur gesprochen wurde, wenn von den Frauen die Rede war, die nach dem Männer verschlingenden letzten Krieg keinen Ehemann gefunden hatten.
Der unirdische Monddunst dieser lau-bezaubernden Weihnacht drang durch das Wasserportal des Fenicetheaters und verklärte die finstere Mündung des langen Ganges, der vorwärts zum erleuchteten Foyer führte. An der grünspanigen Mauer, unbewegt in der Schwärze des Kanals, ein wenig abseits von Treppe und Pflöcken, ruhten einige Gondeln entlang des Fondamento. Die Ruderer, die zuerst meinten, es gebe eine Oper zu hören, und die ihren Herrschaften nachgeschlichen kamen, um durch einen Türspalt oder gar auf unbezahlten Stehplätzen den Gesang zu genießen, waren enttäuscht worden. Das Orchester da drinnen - alle Musiker in schwarzer Parade - machte eine endlose, langweilige Musik. Und diese Musik wurde vor nicht mehr als fünfzehn Menschen gelärmt. Wußte man nichts Besseres aufzuführen, jetzt, im Dezember, zur Zeit der Stagione? Die Gondelführer saßen längst schon in einer der Tavernen auf dem Campo del Teatro. Einer von ihnen stand von Zeit zu Zeit immer auf, um nachzusehen, ob die Geschichte nicht schon zu Ende sei. Im übrigen waren sie nicht um Musik betrogen. In der offenen Tür der Nachbarschenke hatte ein Invalide in vergilbter vergessener Uniform Platz genommen und ein kleines Cello mit hohem Stachel zwischen die Knie gestemmt. Unter seinem Bogen beklagte dieses mittelalterliche Bettel-Instrument, das sich auf irgendeinem geheimnisvollen Wege in unsere Zeit verirrt hatte, sein trübes Schicksal. In der Taverne, wo die Wartenden lachten und stritten, produzierte sich ein Paar von Straßensängern: der Knabe mit seiner Mandoline und eine blinde Alte mit schrecklichen Augenhöhlen und einer hellstechenden Tenorstimme. Dazu kam, daß fast alle Leute, die über den Platz gingen, einen Melodieteil sangen, summten, grölten, pfiffen, daß liederliche Aufschreie, Rufe, Gelächter aus plötzlich sich öffnenden und zuschlagenden Türen brachen, und daß jede Viertelstunde von allen Türmen herab die in dieser Nacht heilig erregten Glockenfluten auf die Stadt Venedig stürzten.
Franz Werfel (10 september 1890 26 augustus 1945)
Uit: The Last Supper (Vertaald door Antonia Lloyd-Jones)
The noise of the electric train came rattling through the open windows of the old German villa. Mateusz was standing in the kitchen alcove trying to find a corkscrew, while the Engineer stared about him with a look on his face implying that all the oils, sketches, drawings, water colours and gouaches filled him with total disgust. He went up to the easel, then the wall, almost pressing his nose against the canvas as if he were very short-sighted, then turned towards us wearing a grimace and lisped: Dweadful, tewible, howendous!
Whats your point? asked Mateusz as the cork finally popped from the bottle of Bulgarian wine and he poured it into some thick, tea-stained glasses. Maybe you could paint it better yourself?
The Engineer made a face that implied extreme irritation with a dash of contempt.
The point is not whether something is well or badly painted, he drawled. The point is whether its painted at all. Fuckin ell, cant you understand that?
To be honest, no, I cant really, I said, looking the Engineer straight in the eye.
This man, nailed to the earths sphere, I went on, pointing at the canvas, is screaming so loud he can be heard in every galaxy. But God is not there.
Fuckin ell, said the Engineer, clutching his head and looking at our host, whove you got here? A virgin incowupt?
This is his, said Mateusz, holding up a copy of my first book, which admittedly was at that point just a typescript in cardboard covers, but you wouldnt understand it all the same.
What an arsehole, snarled the Engineer, a writer on art is a piece of shit.
Mateusz nodded indulgently, implying that hed heard it all a hundred times before and did not necessarily agree with the Engineer, who had now gone entirely on the offensive; hopping about like a boxer, he was running up to each canvas and board in turn shouting: And what the fuck is this? Fucking litewature! Paint is just dwied-up blood! Its ancient dwied-up sperm! Painting is kaput! Its over. Cant you see that?
Suddenly he took a razor out of his pocket, which, as I can see now, hadnt got there by accident, went up to the painting Id just mentioned, Ecce Homo, and slowly, without a word, with long strokes of the blade, ripped it into narrow strips. Mateusz was astonished, maybe even mesmerised at the sight of this destruction: the point being that it was planned, deliberately performed before his eyes, so patently and brazenly that it took your breath away.
You do not have to be good. You do not have to walk on your knees for a hundred miles through the desert, repenting. You only have to let the soft animal of your body love what it loves. Tell me about despair, yours, and I will tell you mine. Meanwhile the world goes on. Meanwhile the sun and the clear pebbles of the rain are moving across the landscapes, over the prairies and the deep trees, the mountains and the rivers. Meanwhile the wild geese, high in the clean blue air, are heading home again. Whoever you are, no matter how lonely, the world offers itself to your imagination, calls to you like the wild geese, harsh and exciting-- over and over announcing your place in the family of things.
The Swan
Did you too see it, drifting, all night, on the black river? Did you see it in the morning, rising into the silvery air - An armful of white blossoms, A perfect commotion of silk and linen as it leaned into the bondage of its wings; a snowbank, a bank of lilies, Biting the air with its black beak? Did you hear it, fluting and whistling A shrill dark music - like the rain pelting the trees - like a waterfall Knifing down the black ledges? And did you see it, finally, just under the clouds - A white cross Streaming across the sky, its feet Like black leaves, its wings Like the stretching light of the river? And did you feel it, in your heart, how it pertained to everything? And have you too finally figured out what beauty is for? And have you changed your life?
Mary Oliver (Maple Heights, 10 september 1935)
De Surinaamse dichter en schrijver Eddy Louis Pinas werd geboren in Paramaribo op 10 september 1939. Eddy Pinas was eigenaar van een bedrijf in elektrotechnische apparatuur. In 1996 beëindigde hij zijn bedrijfsactiviteiten en hij vestigde zich in Nederland. Hij publiceerde schaars: het toneelstuk Gerda (1971), twee dichtbundels, Krawasi [Zweep] (1973, onder de schuilnaam Faceless X) en Te koop wegens vertrek (1975), het verhaal 'Julien Colijn' in de bloemlezing Een pantservagen in de straten (1981) en in het Sranan 'San pesa ini Kaneri' [Wat er gebeurde in Kaneri] in de bloemlezing Nieuwe Surinaamse verhalen (1986). Pinas won tweemaal een literaire prijs: met anderen in 1975 de Literatuurprijs van Sticusa en in 1981 de prijsvraag 'Rondom de revolutie van 25 februari 1980' met zijn verhaal 'Julien Colijn'. Eddy Pinas was actief bij het NAKS-volkstoneel.
Viktor Paskov, Hilda Doolittle, Reinhard Lettau, George Bataille, Jeppe Aakjær
De Bulgaarse schrijver en musicus Viktor Markos Paskov werd geboren in Sofia op 10 september 1949. Paskov studeerde aan de hogeschool voor muziek en theater in Leipzig en bleef na zijn studies nog 4 jaar in de DDR als jazz-muzikant en operazanger. In 1980 ging hij terug naar Bulgarije, waar hij onder meer actief werd als scenarioschrijver. Van 2002 tot 2004 stond hij aan het hoofd van het Bulgaars cultuurcentrum in Berlijn. Zijn bekendste boek is Balada za Georg Henih (Nederlands: Ballade voor Georg Henych) uit 1987. De roman speelt zich af in het Sofia van de jaren '50 en is quasi-autobiografisch.
Uit: Allemagne, conte cruel
« Derrière moi sélevait le grandiose monument de ce Kuno - Otto - Friedrich. Le grand Kurfürst montait une massive rosse de fer. Dune main il tenait les rênes, de lautre une massue levée bien haut au-dessus de sa tête. Pour autant quil métait possible de voir, den bas, cétait un petit homme minable, comme Herr Dietze. Les pattes de devant de la rosse fendaient lair. Quatre chiens de fonte se tortillaient autour delle. De leur gueule jaillissait un mince filet deau. Tout le groupe était vert de rage. Je me tournai de nouveau vert Kurt. Cest à ce moment-là que je vis quau-dessus de sa tête, juste sous la façade de la mairie, on avait tendu un long mot dordre en lettres rouges :Avec le soutien des partis communistes allemand et soviétique unis, luttons pour le triomphe de lhumanisme. »
Hilda Doolittle (10 september 1886 21 september 1961)
De Duits-Amerikaanse schrijver Reinhard Lettau werd geboren op 10 september 1929 in Erfurt. Midden jaren 1950 emigreerde hij naar de Verenigde Staten, waar hij sinds 1967 hoogleraar Duitse letterkunde was aan de Universiteit van Californië in San Diego (UCSD). Hij was een actief lid van de groep 47 en hield vurige toespraken aan de Vrije Universiteit van Berlijn, waar hij Springer pers aan de kaak stelde. Hij werd vervolgens uitgewezen uit Duitsland, omdat hij een buitenlander was - hij had een Amerikaans paspoort. Lettau had Duits, filosofie en literatuur in Heidelberg en aan de Harvard University gestudeerd.
Anmaßender Dichter
Natürlich bin ich bedeutender als Reinhard Lettau, bedeutend bedeutender, aber was bedeutet das schon? Was bedeutet "natürlich"? Was bedeutet "bedeutender"? Was bedeutet "Lettau"? Was bedeutet "bedeutet"? "Natürlich" bedeutet natürlich nichts. "Bedeutender" bedeutet natürlich auch nichts. "Lettau" bedeutet natürlich gar nichts. "Bedeutet" bedeutet natürlich bedeutet. Einzig "ich", das bedeutet was. Unter "ich" kann ich mir etwas vorstellen. Unter "mir" kann ich mir allerdings schon weniger vorstellen, außer, natürlich, Reinhard Lettau.
Reinhard Lettau (10 september 1929 - 17 juni 1996)
Elle disparut avec le train. J'étais seul sur le quai. Dehors il pleuvait à verse. Je m'en allai en pleurant. Je marchais péniblement. [...] J'arrivai à l'extrémité du hall: j'entendis un bruit de musique violent, un bruit d'une aigreur intolérable. Je pleurais toujours. De la porte de la gare, je vis de loin, à l'autre extrémité d'une place immense, un théâtre bien éclairé et, sur les marches du théâtre, une parade de musiciens en uniforme: le bruit était splendide, déchirant les oreilles, exultant. J'étais si surpris qu'aussitôt, je cessai de pleurer. Je n'avais plus envie d'aller aux cabinets. Sous la pluie battante, je traversai la place vide en courant. Je me mis à l'abri sous l'auvent du théâtre. J'étais devant des enfants en ordre militaire, immobiles, sur les marches de ce théâtre: ils avaient des culottes courtes de velours noir et de petites vestes ornées d'aiguillettes, ils étaient nu-tête; à droite des fifres, à gauche des tambours plats. Ils jouaient avec tant de violence, avec un rythme si cassant que j'étais devant eux le souffle coupé. Rien de plus sec que les tambours plats qui battaient, ou de plus acide, que les fifres. Tous ces enfants nazis (certains d'entre eux étaient blonds, avec un visage de poupée) jouant pour de rares passants, dans la nuit, devant l'immense place vide sous l'averse, paraissaient en proie, raides comme des triques, à une exultation de cataclysme: devant eux, leur chef, un gosse d'une maigreur de dégénéré. avec le visage hargneux d'un poisson (de temps à autre, il se retournait pour aboyer des commandements, il râlait), marquait la mesure avec une longue canne de tambour-major.
»Morten! Komm runter vom Boden! Hau mir den Per durch!« scholl Ann-Marie Kjærsgaards schrille Stimme aus der offenen Halbtür der Armenkate der Gemeinde. Ann-Marie stand an der Bodenstiege, und ihre grünen Augen schauten zum Schuhmacher auf, der in die Höhe geklettert war, um ein Bund Heu für die Ziege herunterzulassen.
Morten ließ sich nicht stören, sondern machte sich weiter mit seinem Heu zu schaffen.
»Hörst nicht, was man dir sagt, du Schlafmütze du!« fuhr Ann-Marie fort, erregt mit den verschwollenen Händen fuchtelnd, die gleich ihrem zurückgeschlagenen Rock von Lauge und Seifenschaum trieften.
»Halts Maul, Alte, und halt dir sie selber in Ordnung, deine Rangen, die mich nichts angehen,« antwortete der Schuhmacher.
»Da hör mal einer, wie er sich das Maul auswaschen kann, der hinkende Teufel,« gab Ann-Marie zurück. »Möcht deiner Ehre wohl nicht zu nahe gehen, wenn du dich des Großen dann und wann annehmen tätest; seine Unnützigkeit wächst einem schon rein über den Kopf. Da steht er und lernt und lernt und vergißt ganz, was er unter den Händen hat. Gestern schmeißt er die Wiege mit der Kleinsten um, und heut, wo man ihn hinstellt, den Brei umzurühren, läßt ers ganze Essen anbrennen.«
Der Urheber so vieler Schändlichkeiten, der elfjährige Per, stand indessen am offenen Herd und lauschte gespannt auf den Ausgang dieser Verhandlung.
Als er nun den schweren Klumpfuß des Schusters die Bodentreppe herunterhumpeln hörte, verzog sich sein Gesicht, und die Schattenstriche, die sich hineinzeichneten, gingen, je näher die Gefahr kam, in tiefe Furchen über, die im Nu voll Wasser standen. Per hatte bisher nach besten Kräften den widerhaarigen Brei in dem großen Hafen umgerührt und dabei ab und zu einen Blick in etliche fettige Blätter eines zerrissenen Buches geworfen. Doch da die klumpfüßige Gerechtigkeit ihm näher auf den Leib rückte, erschien ihm die Situation so beunruhigend, daß er den Kochlöffel resolut fahren ließ und laut jammernd Deckung in der Torfecke unter dem Küchentisch suchte. Als der Schuhmacher über die Türschwelle humpelte, stieg die überkochende Grütze von allen Seiten zum Hafenrand auf, von wo sie in siedenden Kaskaden über die Torfglut niederschoß.
»Ach, Herr Jesu Christ, verdient er jetzt nicht die ärgste Tracht Prügel, die nur auf seinem Buckel Platz hat, der verdammte Nichtsnutz!« schrie Ann-Marie, die dem Manne auf den Fersen folgte, und stürzte zum Herd hin, um die auf wallenden Reste der Grütze zu retten. Im Vorbeischießen versetzte sie dem Schuhmacher unversehens einen Tritt auf das Schienbein seines Klumpfußes, woraus sich ein heftiges Gezänk entspann, das mit einer regelrechten Schlägerei endete. Ann-Maries Gekreisch und Wutgeschrei erfüllten das Haus.
Jeppe Aakjær (10 september 1866 - 22 april 1930)
Buste vanNiels Hansen Jacobsen in het Vejen Kunstmuseum
Kometentijd, even, dat is hoeveel dagen, zichtbaar de haast van een andere orde dan aarde.
Reis die begon voor wij stenen slepen, ons oor, aan een boomstam geleund, van hoeven de nadering opving van achter de kim, van hoever.
Geen ster meer boven een stal, die stil staat en spreekt, wij spreken het woord zonnewind, het bestaat.
Doel ons voorbij en intussen wat mens werd, wat mens werd?
wat mens werd: vreemd werd, komeet, ons woord wereld.
Olifanten langs de snelweg
Geen kant kunnen wij op: als kunstidee het tegenbeeld voor wie ons doelverdwaasd om de tijd in te halen voorbijraast, vertolken, kleine kudde, wij gedwee de kolossale zielenrust waarmee natuur zin in zichzelf had, ongehaast naar deze vreemde plek van land uit zee om te verbazen ons domein ontzworven: een stap nog en dat razen kwam tot stand. De kunst is ons geduld, wij wachten, want pas als de mens zich straks heeft uitgestorven, zijn wij, polders weer toendra, triumfant.
[bij een beeldengroep van Tom Claassen, Almere]
Hovenier
Nog zit de vorst tien centimeter diep in de grond, toch naast zijn schoenen al sprieten groen van sneeuwklok, krokus.
Hij snoeit wat hoger werd dan hem, de vlinder- struik tot op de schijnbaar dode stam.
Van zeven zwanen ziet hij op hun roep de vorkvlucht boven naar het noorden.
Nog hoger denkt hij zich planeten en nog kouder, verder, sterren, overdag onzichtbaar, en de grenzen van 't heelal.
Van daar ziet ziet hij zich staan: een kruin, verwaaide haren, een snoeischaar in de hand, en naast de schoenen
die toefjes prille spriet net niet vertrapt.
C. O. Jellema (9 september 1936 19 maart 2003)
Olieverfschilderij door Trudy Kramer
De Engelse schrijver Edward Falaise Upward werd geboren in Romford op 9 september 1903. Als jonge man maakte hij deel uit van de groep rond Christopher Isherwood, W.H. Auden en Stephen Spender. Na zijn studie was hij bijna dertig jaar leraar op Alleyn's School te Dulwich. Vanaf het begin van de jaren zestig wijdde hij zich geheel aan het schrijven en verhuisde hij naar Sandown op Wight.
Van 1932 tot 1948 was hij lid van de communistische partij, maar zou heel zijn leven verknocht blijven aan het internationalisme en het socialisme. Upwards eerste roman, Journey to the Border uit 1938, beschrijft in een poëtisch proza de opstand van een privéleraar tegen zijn werkgever en de dreigende wereld van de jaren 1930. De semi-autobiografische trilogie The Spiral Ascent gaat over het leven van een dichter en zijn strijd om artistieke scheppingsdrang te combineren met politiek engagement, onder meer de strijd tegen de Britse fascisten in de jaren 1930, de oppositie tegen de leiding van de communistische partij in de jaren 1940 en later, engagement in de strijd tegen de atoomwapens. In de laatste decennia van de 20e eeuw schreef Upward vooral korte verhalen. Hij stierf op 13 februari 2009 op 105-jarige leeftijd.
Uit: The Spiral Ascent
On the paddle steamer halfway across from the mainland to the island Alan Sebrill was already less oppressed by his failure to make progress during the last fortnight with the long poem he had started writing. His fears in the train down from London that he might waste the freedom he had gained when he had thrown up his preparatory school teaching job two months before, and that he might never produce the real poetry he had then believed himself capable of, were forgotten as he looked at the nearing pier-head above the glistering water and at summer trees dark behind the shore. Though he could not yet hope that his visit to the island might help him to continue writing, he felt he was reprieved now from anxiety; and before the steamer arrived against the landing-stage of the pier he was thinking pleasurably of the meeting he would soon have with his friend, Richard Marple, who had invited him down here.
The roof tiles of the pier pavilion, as Richard had said in his letter, were curved like the scales of a fish; and the two gabled huts, one on each side of the turnstiles at the shore end of the pier, did in actuality have finials suggestive of the spikes on Prussian soldiers helmets. Beyond the turnstiles a dark crimson open motor-coach was waiting, recognizable immediately as the one that Richard had told Alan to look out for, with a bright brass horn fixed just below the brass-framed windscreen. Alan climbed up to sit on the front seat beside the cocky young driver, who wore a cap tilted so far back that Richard must surely have been right in supposing it to be held to his head by some sort of hatpin,
and who waved to a girl in a kiosk before he drove away from the pier. Under trees along lanes where Tennyson and perhaps Turgenev had once strolled, the motor-coach hurried, while Alan remembered phrases and sentences that Richard had used to recommend the marvels of the place: the marine lueurs in the sky (Gallicisms, as well as certain Americanisms, being in fashion with the two of them at this period); from where I sit the underside of the verandah roof looks like an inverted clinker-built rowing-boat; come and live the poetic life at last; your bemused friend, Richard.
Edward Upward (9 september 1903 - 13 februari 2009)
She didn't like it in India at all. She saw the dirt, the mouldering walls of the houses, litter floating in the sludge. It made her feel sick, the putrid stench wafting towards her, the dozens of curs and cats running around, hairless and mangy. She went into fits when she saw crippled children lying in the dust of the street, wretched beggars with their club-feet and outstretched hands. She suffered from phobias. About dirt and disease. She couldn't bear the naked face of reality, the raw shape of misery, sickness and dying. The day she saw her first snake she wanted to go home.
Mother India. Land of an ancient culture, mysterious and inscrutable. Broad rivers of rolling yellowy-grey water, silent and everlasting. India. Father tried to merge into the land and extract the best from the tangle of different people, cultures and religions. At first, mother tried to understand the country. She always tried to find sense in things. But then, you have to hate India.
India wasn't going to change for her sake. India had remained the same for thousands of years. It was Raquel who changed. She came to terms with it. Thanks to her obsession with age-old myths, images of faith and the power of the word, she revealed, for herself and for us, the poetry of the oriental continent; she let herself be carried away by extremes and by the abundance of destinies. She fell in love with India. India became our common love. Scorching and relentless, sweet and distressing, sensuous and repellent. I grew up in the embrace of her contrasts, amongst people who ignited in my life a desire for harmony with myself. My India. I didn't try to understand her. I loved her.
Uit: The Death Of Ivan Ilyich (Vertaald door Louise and Aylmer Maude)
That moment started three days of incessant screaming, screaming so terrible that even two rooms away one could not hear it without trembling. The moment he had answered his wife, he realized that he was lost, that there was no return, that the end had come, the very end, and that his doubts, still unresolved, remained with him.
"Oh! Oh! No!" he screamed in varying tones. He had begun by shouting: "I don't want it! I don't!" and went on uttering screams with that "O" sound.
For three straight days, during which time ceased to exist for him, he struggled desperately in that black sack into which an unseen, invincible force was thrusting him. He struggled as a man condemned to death struggles in the hands of an executioner, knowing there is no escape. And he felt that with every minute, despite his efforts to resist, he was coming closer and closer to what terrified him. He felt he was in agony because he was being shoved into that black hole, but even more because he was unable to get right into it. What prevented him from getting into it was the belief that his life had been a good one. This justification of his life held him fast, kept him from moving forward, and caused him more agony than anything else.
Suddenly some force struck him in the chest and the side and made his breathing even more constricted: he plunged into the hole and there at the bottom, something was shining. What had happened to him was what one frequently experiences in a railway car when one thinks one is going forward but is actually moving backward, and suddenly becomes aware of the actual direction.
De Zwitserse schrijver Perikles Monioudis werd geboren op 8 september 1966 in Glarus. Zijn Griekse ouders immigreerden twee jaar voor zijn geboorte uit het kosmopolitische Alexandrië naar Zwitserland, en Monioudis groeiede tweetalig (Duits en Grieks) op. Hij bezocht de kanton school Glarus school en studeerde in 1993 af in sociologie, politicologie en algemeen staatsrecht aan de Universiteit van Zürich (lic.phil.I). In 1991 richtte hij de schrijversgroep "Netz" op. Die Verwechslung, zijn eerste roman, verscheen in 1993 en werd bekroond met de boekprijs van de stad Zürich. Vanaf 1995 had hij verschillende woonplaatsen (Toronto, Philadelphia en anderen). Hij verhuisde naar Berlijn, nadat hij een beurs voor vijf maanden had gekregen van de Berlijnse Senaat voor het Literaire Colloquium Berlin. Voor zijn tweede roman, Das Passagierschiff (1995),ontving hij de prijs van de Zwitserse Schillerstiftung. Hij ontving verscheidene beurzen en gaf lezingen en werkte aan meer dan een dozijn universiteiten, zowel in de VS als in Europa.
Uit: Land
Nach dem Abendessen ging er nun, die Brise im Rücken, die Straße hinunter und erreichte einen ausgedehnten, mit Flutern erhellten Platz. Nur kurz versuchte er, sich den Stadtplan von Alexandria zu vergegenwärtigen, den er im Hotel, auf dem Nachttisch, liegengelassen hatte. Er schmeckte das Salz in der Brise. Der Reisende atmete auf, als ob er erst in diesem Augenblick am anderen, südlichen Rand des Mittelmeers angelangt wäre.
Als er sich umdrehte, stieß er gegen die hölzerne Bank. Einige Dutzend Sitzreihen waren vor der Bühne aufgestellt. Er betrachtete die alten Menschen, die vielen Familien und Gruppen junger Männer. Sie mußten, neugierig, wie sie sich umsahen, von den Dörfern im Nildelta angereist sein. Die bunten Beleuchtungen, Glühbirnen, an den Seiten des Platzes die Stände, an denen Erdnüsse geröstet und Maiskolben gebraten wurden. Er kaufte eine Handvoll Pistazien. Von hier also kam die Musik, die er schon von weitem, Straßen entfernt, gehört hatte: vom Band, aus aufgestapelten Lautsprecherboxen, schwarze, mannshohe Türme, links und rechts der Bühne mit Seilen an den ausgewachsenen Gummibäumen und Palmen festgemacht.
Wie auf einen Befehl hin füllten sich die Reihen. Die Menschen blinzelten, sie hielten die Hand vor die Stirn, die Scheinwerfer waren zum guten Teil auf sie und auf die Stände gerichtet, wo sich die Ansammlungen nun aufgelöst hatten. Sie bewegten die Lippen zum Text, schlossen die Augen, mit den Fingern schlugen sie den schleppenden Rhythmus, auf das Knie, mit der Sohle auf den gewalzten Sand.
Er mochte diese Musik. Er merkte, daß er sie vermißt hatte, nicht sehnsüchtig, eher erfüllte sich dabei eine lange währende Vorfreude. Von der Sängerin mit dem kratzigen Alt besaß sein Vater mehrere Kassetten, blau und rot arabisch beschriftet. Mit zwölf hatte der Junge eine nach der anderen abgespielt. Daß ihn diese Musik zum Tanzen gebracht, ihn übermütig die Hüften kreisen und die Arme in die Luft hatte werfen lassen, verwunderte ihn heute. War sie ihm näher als die Schullieder deutscher Sprache gewesen, näher als die Schlager im Fernsehen, vorgetragen von Einheimischen, von Menschen, die ihm nur außerhalb des Elternhauses begegneten?
Les Alpilles.La chanson de Maillane.Ma famille.Maitre Francois, mon pere.Delaide, ma mere.Jean du Porc.L'aieul Etienne.La mere-grand Nanon.La foire de Beaucaire.Les
fleurs de glais.
D'aussi loin qu'il me souvienne, je vois devant mes yeux, au Midi la -bas, une barre de montagnes dont les mamelons, les rampes, les falaises et les vallons bleuissaient du matin aux vepres, plus ou moins clairs ou fonces, en hautes ondes.C'est la chaine des Alpilles, ceinturee d'oliviers comme un massif de roches grecques, un veritable belvedere de gloire et de legendes.
Le sauveur de Rome, Caius Marius, encore populaire dans toute la contree, c'est au pied de ce rempart qu'il attendit les Barbares, derriere les murs de son camp; et ses trophees triomphaux, a
Saint-Rey sur les Antiques, sont, depuis deux mille ans, dores par le soleil.C'est au penchant de cette cote qu'on rencontre les troncons du grand aqueduc romain qui menait les eaux de Vaucluse dans les Arenes d'Arles: conduit que des gens du pays nomment _Ouide di Sarrasin_ (pierree des Sarrasins),parce que c'est par laque les Maures d'Espagne s'introduisirent dans Arles.C'est sur les rocs escarpes de ces collines que les princes des Baux avaient leur
chateau fort.C'est dans ces vals aromatiques, aux Baux, aRomanin et aRoque-Martine, que tenaient cour d'amour les belles chatelaines du temps des troubadours.C'est aMont-Majour que dorment, sous les dalles du cloitre, nos vieux rois arlesiens.C'est dans les grottes du Vallon d'Enfer, de Cordes, qu'errent encore nos fees.C'est sous ces ruines, romaines ou feodales, que git la Chevre d'Or.
Frederic Mistral (8 september 1830 25 maart 1914)
Es war eine dunkle, stürmische Nacht in den ersten Tagen des Novembers, im Jahre 1599, als die spanische Schildwache auf dem Fort Liefkenhoek an dem flandrischen Ufer der Schelde das Lärmzeichen gab, die Trommel die schlafende Besatzung wach rief und ein jeder - Befehlshaber wie Soldat - seinen Posten auf den Wällen einnahm.
Die Wellen der Schelde gingen hoch, und oft warfen sie ihre Schaumspitzen den fröstelnden Südländern über die Brüstungsmauern ins Gesicht. Scharf pfiff der Wind von Nordost von den "Provinzen" herüber, und die Spanier wußten schon lange, daß aus der Richtung ihnen selten etwas Gutes komme.
Auch auf dem Fort Lillo auf der brabantischen Seite des Flusses wirbelte die Trommel, klang das Horn: deutlich vernahm man durch das Getöse des Sturmes, durch das Brausen der Wasser fernen Kanonendonner, welcher nur von einem Schiffskampf auf der Westerschelde herrühren konnte.
Die Wassergeusen spielten ihr altes Spiel.
Was kümmerte dieses Amphibiengeschlecht der Sturm und die Finsternis? Waren Sturm und Nacht nicht seine besten Verbündeten? Wann hätte je ein Wassergeuse das stürmische Meer und die Finsternis gefürchtet, wenn es galt, seine Todfeinde zu überlisten, die Verwüster und Bedränger seines den Wogen abgekämpften Vaterlandes zu vernichten? Gräßlich aber war der Krieg ausgeartet.
Zweiunddreißig Jahre dauerte nun schon dieses fürchterliche Hin- und Herdrängen der kämpfenden Parteien, und noch war kein Ende davon abzusehen. Die Saat der Drachenzähne war üppig aufgegangen; wohl waren eiserne Männer emporgewachsen aus dem blutgedüngten Boden, und selbst die Frauen mußten verlernen, was Menschlichkeit und Milde sei. Es gab eine junge Generation, welche sich schon deshalb nicht nach dem Frieden sehnte, weil sie ihn gar nicht kannte.
Und war der Krieg schrecklich auf dem festen Lande, so war er noch viel fürchterlicher auf dem Meere. Auf dem Lande konnten immer noch Gefangene ausgewechselt oder losgekauft werden; Städte, Flecken und Dörfer konnten Brand und Plünderung abkaufen; auf der See gab es aber schon längst weder Pardon noch Ranzion. Für Barmherzigkeit wurde es geachtet, wenn man die gegenseitigem Gefangenen kurzweg niederstieß oder sie an der Rahe aufhing und sie nicht langsam auf die grausamste Art zu Tode marterte, sie nicht auf dem Verdeck kreuzigte und mit dem genommenen Schiff versenkte.
Wilhelm Raabe (8 september 1831 - 15 november 1910)
Peyton Place is the oddest name for a town Ive every heard.Who is it named for?
Oh, I dont know, said Corey, making unnecessary circular motions with a cloth on his immaculate counter.Theres plenty of towns have funny names.Take that Baton Rouge, Louisiana.I had a kid took French over to the high school.Told me Baton Rouge means Red Stick.Now, aint that a helluva name for a town?Red Stick, Louisiana.And what about that Des Moines, Iowa?What a crazy name that is.
True, said Markis.But for whom is Peyton Place named, or for what?
Mia Farrow en Ryan ONeal in de tv-serie Peyton Place(1964 1969)
Some feller that built a castle up here, back before the Civil War.Feller by the name of Samuel Peyton, said Corey, reluctantly.
A castle! exclaimed Makris.
Yep.A real, true, honest-to-God castle, transported over here from England, every stick and stone of it.
Who was this Peyton? asked Makris.An exiled duke?
Nah, said Corey Hyde.Just a feller with money to burn.Excuse me, Mr. Makris.I got things to do in the kitchen.
The old man at the end of the counter chuckled.Fact of the matter, Mr. Makris, said Clayton Frazier in a loud voice, is that this town was named for a friggin nigger.Thats what ails Corey.Hes delicate like, and just dont want to spit it right out
Grace Metalious (8 september 1924 - 25 februari 1964)
Gezwungen halb und ohne Phantasie Ging er zum dritten Male nach Athen. Dann nahm er alles, was er dort empfing, der Freuden Fülle, aus der Hand der Griechen. Des Lebens Silberstrick war frisch geflochten, wie Anastasia, und das Erdbeben schreckte ihn nicht.
Die Grenzen der Berge sind noch die alten. Das Gebliebene genügt: der Boden unter den Füßen, der Himmel und das Meer. Du findest noch die Stelle für den Kuss Und, dass ein Stein noch auf dem andern steht.
Hier, wo es über Griechenleichen ging, gehst du mit Griechen jetzt zum Wein und zechst in Turkobunia Hand in Hand, wo einst der Aberoff aus Haut und Knochen stand, vollgepfercht bis zum Exzess. Und immer wieder wurde frisch geladen.
Er war berufen des Untergangs Stufen
Er war berufen, des Untergangs Stufen noch einzuseifen und sich drauf zu versteifen, alles noch zu retten. Das Volk, teils in Ketten und teils in Waffen, illegal und offiziell; doch niemand gerüstet, ihm Luft zu schaffen zum letzten Appell. - Ach, wenn ihr wüsstet, was das war: Das Mundvoll Österreich beim Großen Zapfenstreich im Achtunddreißigerjahr!
Michael Guttenbrunner (7 september 1919 12 mei 2004)
Die Frau starrte wortlos und mit müden Augen die weiße Fremde an, während Anna sich neben den Teich setzte und hilflos zu der Gefangenen hinübersah. Wieder einmal erlebte sie die Gefühllosigkeit und Härte des Haremslebens hautnah selbst einen Verbrecher dürfte man nicht ungeschützt der tropischen Sonne aussetzen. Und hier saß eine halbnackte, harmlose Frau. Die Matte und die zerbrochenen Schirme deuteten darauf hin, dass sie der unerbittlichen Hitze und dem Regen schon eine ganze Weile ausgesetzt sein musste. Schlimmer hätte man sie nicht demütigen können, und dennoch lag eine unglaubliche Anmut in ihrer Sorge für dass Kind. Wer konnte nur für dieses tragische Schicksal verantwortlich sein? Anna hätte vor Zorn aufschluchzen können, doch sie hatte ihre Stimme nicht mehr unter Kontrolle. Endlich fragte sie die Frau nach ihrem Namen. [...] Anna blickte in das sonnenverbrannte Gesicht und hörte auf, die Sklavin mit leeren Versprechungen zu trösten. Nur Tatsachen konnten ihr wirklich helfen. Sie ließ die Frau mit dem Gesicht auf dem heißen Pflaster liegen und trat wieder durch das Tor. Die lange dunkle Straße war genauso menschenleer wie zuvor. Nachdem sie zwanzig Minuten auf den Straßen des Harems umhergelaufen war, gelangte sie in eine Gasse, die ihr bekannt vorkam. Als sie endlich die Schule erreichte, war es zwölf Uhr und ihre Schüler warteten bereits auf ihren Plätzen auf sie. In der gleichmäßigen Betriebsamkeit des Tempels erschien ihr das seltsame Erlebnis in dem fernen Winkel der Palaststadt plötzlich vollkommen unwirklich.
Margaret Landon (7 september 1903 4 december 1993)
Waar in West-Europa voel je je nog echt in het buitenland? Nergens, behalve in Engeland en Vlaanderen. Alleen een streng bewaakt isolement kan het exotische karakter van een land veilig stellen. Het water heeft veel gedaan voor het behoud van het absurde Engelse volkskarakter. Anders is het gesteld met het bewaken van de folklore in het Rijk van Koning Boudewijn. Daar wordt het isolement op ronduit geheimzinnige wijze gehandhaafd.
In schijn is België een land zonder grenzen; altijd groene stoplichten markeren begin en einde. Maar een web van snelwegen en een efficiënte bewaking van alles wat terzijde van die wegen ligt houden Vlaanderen van vreemde smetten vrij.
Het initiatief is uitgegaan van een Noordnederlandse schrijver. Jaren geleden heeft deze gevraagd om een tunnel onder België door. Dat zou hem in staat stellen Frankrijk sneller, veiliger en minder geërgerd te bereiken. Hij heeft zijn zin gekregen, met dien verstande dat men inzag dat zo'n tunnel net als een metro evengoed bovengronds kon worden aangelegd.
Sindsdien kunnen we België overslaan. We merken niet meer in welk land we zijn, in de vijf kwartier die we nodig hebben van Meer tot Menen.
De doortocht is te vergelijken met die Transitweg door de DDR, die Berlijn met West-Duitsland verbindt en die men zonder vergunning niet mag verlaten. Doet men het toch, dan is de kans op onaangenaamheden groot. Bij voorbeeld last met de politie.
De Batavieren zijn Duitsch volk, uit hun vaderland herwaarts afgezakt: niet (naar het schijnt) uit den woeligen geest van verhuizing, maar ter zake van inlandsche geschillen. Men rekent dit gebeurd te zijn eene eeuw voor onze jaartelling.
Ten tijde van Cezar waren zij nog nog niet lang in hun eiland gevestigd, en de overstroomingen noodzaakten hen ook over de rivier eenigen nog onbewoonden grond in te nemen.
Zij vonden het eiland woest en onbewoond, uit hoofde van de gedurige winteroverstroomingen waaraan 't onderhevig was, en waartegen zij zich zeer gebrekkig door ophooging van terpen beschermden. Ondanks de bedijkingen was het in de IV Eeuw nog moerassig, als blijkt uit eumenius, Panegyr.
Zij hadden geene betrekking tot de volken Noordof Zuidelijk van hun gezeten; en waren als verjaagde Germanen, den Germanen geen vrienden.
De Friezen aan wie zij onmiddellijk paalden, en die zich aan wederzijde van het Fliemeer vooral ten Oosten wijd uitstrekten, maar onder verschillende namen (meestal uit de geschapenheid van den grond ontleend) en samenscholingen, zonder gemeen hoofd of verband leefden, waren den nieuwen aankomelingen (natuurlijkerwijze) vijandig.
In dezen staat vindt hen Cezar. De naam van het Imperium Romanum was wijd en zijd verbreid en men droeg er ontzag voor. (De woeste volken van 't Noorden noemden naderhand den Keizer met den naam van den Koning der wareld1). Cezar was zachtaardig en hield de uitmuntendste krijgstucht. En dus waren de Batavieren uit ontzag, uit toegenegenheid voor Cezar, en uit hoofde van hunne ligging midden tusschen vijanden, in de beste gesteltenis om zich met de Romeinen te verbinden, aan wien zij steun en bescherming konden vinden, en met wien zij hun strijdbaren aart in alle hoeken der wareld oefenen konden.
Van daar de eerste betrekking tot de Romeinen, met wien zij dadelijk naar Brittanje overstaken; en ook elders in hun oorlogen deel namen; ja zelfs voor Cezar tegen Pompejus streden; en die zij op hunnen grond met blijdschap ontfingen, en gaarne een legerplaats inwilligden.
En dit is het eerste en oudste verbond, 't geen Tacitus in zijn tijd antiqua societas noemt.
Willem Bilderdijk (7 september 1756 18 december 1831)
Der Wolken düstre Regenhorde hat mir den Silbermond entführt. Die Giebel schwarzer Dächer kichern über meinen fremden Gang und funkeln mich mit bösen Fenstern an. Baumlange Schemen hüllen fahl sich in den dunstgebrämten Pelz der Nacht und tuscheln, wer da so allein den Schatten zwischen die Laternen führt, so mutterseelenallein. Unter blaugewachstem Sternenkorbe, weiter als die Hügelschlange kriecht und die flinken Flossenfische wetthüpfen mit den Meerschaumwellen, kauert eine weiße Hütte in die Schimmerzweige sich von Oleander und Zitronen. Gäben sie nur jetzt den Mondkahn frei, fände ich wohl einen Gruß in ihm und wüßte, daß er an mich denkt fern im gelben Sand der Brotfruchtbäume.
Jenny Aloni (7 september 1917 30 september 1993)
De Amerikaanse schrijver Henry Morton Robinsonwerd op 7 September 1898 in Boston, Massachusetts als oudste van elf kinderen geboren in een arme wijk. Hij diende in de Eerste Wereldoorlog bij de marine, studeerde af in 1924 en werd docent aan de Columbia University. Later werd hij hoofdredacteur van Reader's Digest. Zijn beroemdste werk, De kardinaal (1950), werd in 1963 verfilmd. Inhoud van dit boek is het conflict tussen een dienaar van God en de menselijke liefde.
Uit: The Cardinal
He found the system puzzling at first; only gradually did he begin to grasp its elaborate rules. He could easily understand why, in the great strongholds of Black Society, a special throne room was kept in readiness for the day His Holiness could again leave the Vatican and pay visits of honour to those who had remained faithful during his long imprisonment. (If no special room were set aside, a tapestried armchair was kept turned to the wall.) Stephen appreciated the profound loyalty and deep religious faith that buttressed these symbols, yet some of the trivia of Black Society annoyed him. He noticed, for example, that in certain houses many of the older men wore a glove only on the left hand, leaving the right hand bare. In other houses both hands were gloved, but the thumb of the right hand was exposed.
Whats this off-and-on glove business? he asked Roberto.
Two theoretic reasons lie behind it, explained Braggiotti. The glove was originally a patent of nobility. You never see a peasant with gloves on, do you? Traditionally, the glove is also associated with another symbol of rankthe sword. Some believe that the right hand must be kept unencumbered, the better to draw a sword in defense of your sovereign. Another school holds that you must be ungloved in order to accept the hand of your host the moment it is offered you. Any delay might be construed as unfriendly.
I see. But why the exposed right thumb?
Braggiotti smiled patronizingly. In all societies, there are degrees of intimacy. A seven-hundred-year-old family such as the Odaleschi, whose ancestors supported the Hildebrandine Popes against the German brigands, cannot be expected to give their entire hand to late-comers. Anyone arriving after the seventeenth centuryand that includes you, Americusis lucky to get a thumb and forefinger.
Do they take themselves that seriously?
Henry Morton Robinson (7 september 1898 13 januari 1961)
My name was Salmon, like the fish; first name, Susie. I was fourteen when I was murdered on December 6, 1973. In newspaper photos of missing girls from the seventies, most looked like me: white girls with mousy brown hair. This was before kids of all races and genders started appearing on milk cartons or in the daily mail. It was still back when people believed things like that didn't happen.
In my junior high yearbook I had a quote from a Spanish poet my sister had turned me on to, Juan Ramón Jiménez. It went like this: "If they give you ruled paper, write the other way." I chose it both because it expressed my contempt for my structured surroundings à la the classroom and because, not being some dopey quote from a rock group, I thought it marked me as literary. I was a member of the Chess Club and Chem Club and burned everything I tried to make in Mrs. Delminico's home ec class. My favorite teacher was Mr. Botte, who taught biology and liked to animate the frogs and crawfish we had to dissect by making them dance in their waxed pans.
I wasn't killed by Mr. Botte, by the way. Don't think every person you're going to meet in here is suspect. That's the problem. You never know. Mr. Botte came to my memorial (as, may I add, did almost the entire junior high school -I was never so popular) and cried quite a bit. He had a sick kid. We all knew this, so when he laughed at his own jokes, which were rusty way before I had him, we laughed too, forcing it sometimes just to make him happy. His daughter died a year and a half after I did. She had leukemia, but I never saw her in my heaven.
If Nicole Carrow was being absolutely honest with herself, her most substantial reason for believing Thomas McInnes was innocent was that he had made her a nice cup of tea. She hadn't been a lawyer long, but she still suspected she might need more than that in court. Her two weeks experiencing the practical application of Scots Law had demonstrated a few divergences from its more familiar English cousin, but she'd yet to find precedent for a special defence of Refreshing Herbal Infusion.
Nicole had anticipated an uncomfortable breaking-in period in Glasgow - acclimatising herself to the city, the people and the notorious weather - and was prepared for feeling like a fish out of water in the job for a while. However, her vision of in-at-the-deep-end had nonetheless proven short-sighted: she'd naively assumed it would be a bit more than a fortnight before she was representing the accused in a crime that had shaken the world.
Obviously the contents of the oh-so-mysterious envelope had raised her hopes and stiffened her resolve, but the sober reality was that - as Mr Campbell had pointed out - they merely thickened the plot her client was embroiled in, and apart from briefly delighting a few conspiracy theorists, would ultimately be of more use to the prosecution.
The coldfacts remained that McInnes, his son Paul, one Robert Hannah and one Cameron Scott had been apprehended fleeing the grounds of Craigurquhart House in Perthshire, that the Dutch media mogul Roland Voss, his wife Helene and their two bodyguards had been found murdered within, that when Paul McInnes was detained he was soaked in blood, and that an attempt had been made to open Voss's bedroom safe.
McInnes and Hannah had been members of the "Robbin' Hoods", as the tabloids had tagged them, a gang responsible for a series of country-house break-ins over a short but prolific period during the mid-1980s, the name referring to their profession of pilfering from the rich, and conveniently ignoring their omission of the giving-to-the-poor part.
Gibt es etwas Deprimierenderes als den Frühling? Die Vögel singen, prominente Liebespaare lassen sich halbnackt fotografieren, die Badesaison droht, und es muss ein neuer Bikini her.
Es soll ja Männer geben, die Frauen lieben - die Gestalter von Anprobekabinen in den Bademodenabteilungen von Kaufhäusern gehören definitiv nicht zu ihnen.
Das müssen die schlimmsten Frauenhasser unter der Sonne sein, denn warum sonst leuchten sie gnadenlos diese Kabuffs aus, in denen wir unser winterweißes Fleisch aus den zu eng gewordenen Jeans schälen, um fröhlich-bunte Bikinis anzuprobieren, die uns eigentlich Langnese-gute-Laune machen sollten.
Gute Laune? Von wegen! Mit vor Entsetzen starrem Blick in den Spiegel beschließen wir, nicht zu
glauben, was wir sehen. Dieses Dellengebirge sollen unsere Oberschenkel sein, dieser Michelin-Reifen unsere Taille? Unmöglich. Das kann nicht sein. Das grelle Licht von oben suggeriert einen völlig falschen Eindruck. Dann fällt uns ein: Die Sonne am Strand kommt auch von oben.
Soll das etwa heißen, die anderen Badegäste sehen, was wir gerade sehen?
Aaaargh! Flucht aus der Kabine, Rettung ins nächste Café, ein Stück Torte mit Sahne und einen süßen Kakao für die aufgewühlten Nerven. Gibt es nicht so was wie ein Recht auf körperliche und seelische Unversehrtheit?
Das Recht auf menschliche Behandlung, auch in Bademoden-Umkleidekabinen? Was wir dort
erleiden müssen, grenzt an eine Verletzung der Menschenrechte.
Silas has a broken head. It happened sometime last night, outside The Limited on Geary and Powell. None of us saw. Silas says the fight was over a woman, and that he won it. But you look like all bloody shit, my friend, Irish says, laughing, rolling the words off his accent. Silas says we shouldve seen the other guy.
He adjusts the bandage on his head and looks up at the palm trees, which make a sound over Union Square like its raining. Silas has that strong kind of shape, like high school guys who you know could pick you up and carry you like a bag. But his face is old. He wears a worn-out army jacket, the pockets always fat with something. Once, he pulled out a silver thimble and pushed it into my hand, not saying one word. It cant be real silver, but Ive kept it.
I think Silas fought in Vietnam. Once he said, Its 1974, and Im still alive, like he couldnt believe it.
So where is he? Irish asks, full of humor. Where is this bloke with half his face gone?
Angel and Liz start laughing, I dont know why. Wheres this woman you fought for? is what I want to ask.
Silas shrugs, grinning. Scared him away.
********
San Francisco is ours, weve signed our name on it a hundred times: SISTERS OF THE MOON. On the shiny tiles inside the Stockton Tunnel, across those building like blocks of salt on the empty piers near the Embarcadero. Silver plus another color, usually blue or red. Angel and Liz do the actual painting. Im the lookout. While theyre spraying the paint cans, I get scared to death. To calm down, Ill say to myself, If the cops come, or if someone stops his car to yell at us, Ill just walk away from Angel and Liz, like I never saw them before in my life. Afterward, when the paint is wet and we bounce away on the balls of our feet, I get so ashamed, thinking, What if they knew? Theyd probably ditch me, which would be worse than getting caughteven going to jail. Id be all alone in the universe.
27 octobre - Il ny a pas de saint qui ait un plus magnifique regard que Molière. Ce quil y avait de plus beau à lAcadémie, cétait son buste, que jai vu un jour pour tout jamais. Je lai regardé en songeant que je ne remettrais plus les pieds dans cette galère, cétait à lui que je disais adieu.
15 novembre - Pour en revenir à ce qui préoccupe bien des vivants, le monde actuel se cherche et ne se trouve guère. La fin dun siècle, et de plus dun millénaire, suscite des penseurs de lieux communs, des prophètes du désastre, aussi bien que des gourous de lutopie (la vie sera meilleure, etc.). En réalité, nous sommes revenus à lune de ces crises de croissance du monde et le bouleversement échappe à tout pouvoir. Ce ne sont pas tant les grandes émigrations en marche, le bafouillage des langues, la confusion des croyances et le désir de croire à un rassemblement humain dans le bien, le beau, le tolérant, qui changent quoi que ce soit. Loin de là. Arrière, quand on emploie labstrait, cela cache le pire. Lhomme nest pas un concept ; le sang, langoisse, la liberté ne sont pas des abstractions. Ce qui est triste pour un homme de mon âge et toujours passionné par tout ce qui concerne la vie, cest justement labandon de lêtre humain aux démons du bien. Ces démons-là sont des rêves qui conduisent droit aux barbelés des interdictions, aux miradors de la pensée bien pensante et unique, aux camps de luniformité. Ce qui se croit le plus avancé dopinion, le plus libéré, est déjà dans un cercle fermé. Par exemple, « mon corps est à moi », ce nest pas neuf, et dans le cas de lavortement, cest sen remettre à la dictature du plaisir. Après cela viendra une dictature sans plaisir et le monde aura basculé dans lépouvante des lois. On balisera la vie, comme on le fait déjà du travail et de la mort.
26 novembre - Le monde de limagination (musiciens, peintres, écrivains, architectes) retombe en enfance dans le mauvais sens du terme. Ce ne sont que gribouillages, balbutiements, graffitis, comme ceux denfants pas très doués. On appelle ça lart par dérision. Dire que ce sont les prolégomènes des oeuvres futures laisse envisager un effondrement de la civilisation universelle, à moins quun bon coup de balai ou de torchon vide les musées et les bibliothèques et que quelque tremblement de terre secoue les hideurs construites sans grâce, sans goût et sans génie. Quant à la musique daujourdhui, on a le droit entre un académisme ridicule qui siège à lInstitut et les crises de nerfs de marmots sourds.
Julien Green (6 september 1900 - 13 augustus 1998)
I wanted to believe Id come to the wrong apartment, but the good-natured old woman wore a smile of such sweet kindness that I was certain she was my grandmother.
Is that you, Gloria? she said in a whisper.
I shook my head, incapable of speaking, but she couldnt see me in the gloom.
Come in, come in, my child. What are you doing there? My God! I hope Angustias doesnt find out youve come home at this hour!
Intrigued, I dragged in my suitcase and closed the door behind me. Then the poor old woman began to stammer something, disconcerted.
Dont you know me, Grandmother? Im Andrea.
Andrea?
She hesitated. She was making an effort to remember. It was pitiful.
Yes, dear, your granddaughter. . . . I couldnt get here this morning the way I wrote I would.
The old woman still couldnt understand very much, and then through one of the doors to the foyer came a tall, skinny man in pajamas who took charge of the situation. This was Juan, one of my uncles. His face was full of hollows, like a skull in the light of the single bulb in the lamp.
As soon as he patted me on the shoulder and called me niece, my grandmother threw her arms around my neck, her light-colored eyes full of tears, and saying poor thing over and over again. . . .
There was something agonizing in the entire scene, and in the apartment the heat was suffocating, as if the air were stagnant and rotting. When I looked up I saw that several ghostly women had appeared. I almost felt my skin crawl when I caught a glimpse of one of them in a black dress that had the look of a nightgown. Everything about that woman seemed awful, wretched, even the greenish teeth she showed when she smiled at me. A dog followed her, yawning noisily, and the animal was also black, like an extension of her mourning. They told me she was the maid, and no other creature has ever made a more disagreeable impression on me.
Carmen Laforet (6 september 1921 28 februari 2004)
Selbstauskunft Geboren wurde ich am 6. September 1929 in Teheran. Mein Vater hatte in den dreißiger Jahren in Berlin an der Charité Medizin studiert und bei Sauerbruch promoviert. Er beschloß, seine zwei Söhne in Deutschland erziehen zu lassen. Ein solcher Entschluß wäre unverantwortlich, hätte man ein Kind aus einer Geborgenheit gerissen. Doch ich war in einer magischen Welt aufgewachsen, in der das Bedrohliche vorherrschte. So vertauschte ich eine Benommenheit mit einer anderen, als ich 1937 nach Berlin kam. Das Gefühl der Unwirklichkeit verließ mich in der neuen Umgebung nie, während die regenerativen Kräfte für Orientierungspunkte sorgten: Innerhalb eines Jahres hatte ich die Berliner Floskeln, die ich für meine Streifzüge auf dem Roller in der Fasanenstraße vonnöten hatte, auswendig gelernt. Noch immer ist es mir ein Rätsel, welche orientalischen Tricks in Anwendung gebracht wurden, daß ich kaum drei Jahre später in das renommierte Arndt-Gymnasium in Dahlem aufgenommen wurde.
Durch die Schludrigkeit eines Vormunds, der die Möglichkeit, meinen Bruder und mich in die Schweiz zu bringen, ungenutzt ließ, blieb ich bis Kriegsende in Deutschland. Als ich im Sommer 1945, nach acht Jahren Trennung, wieder nach Persien kam, hatte ich die persische Sprache verlernt. Beschämt hörte ich die Fragen meiner Mutter in persischer Sprache, auf die ich nicht antworten konnte. Langsam wurde mir meine Muttersprache wieder vertraut, doch der Wiedergewinn an Sprache reichte nicht aus, um in einer Klasse meiner Altersgruppe eine persische Schule zu besuchen. Auf meinen Wunsch wurde ich in die Schweiz geschickt, um meinen Schulbesuch fortzusetzen.
Het lezen stilde mijn honger, maar nooit genoeg; uiteindelijk bleven het verhalen van anderen en niet de echte.Niet die van mijn vader,Ik kon hem niets vragen. Bang dat hij mijn gretigheid zou zien, mijn intense nieuwsgierigheid zou ruiken. Bang dat ik zou verraden hoeveel kwaad er in me zat, en zo als vijand zou worden ontmaskerd. Bang dat ik niet genoeg kon huilen en dat de grimassen op mijn gezicht als lachen zouden worden uitgelegd.
(...)
Het digitale vliegtuigje vloog net boven Edinburgh toen de wereld ineens honderdtachtig graden begon te draaien. Mijn wereld. Het had niets te maken met de lage stem van de stewardess die turbulentie aankondigde. Had iemand me op dat moment iets gevraagd, dan nog betwijfel ik of ik een ander geluid had kunnen maken dan een benauwd gehijg. Van ongeloof, van schrik. Nog eens van ongeloof.
Als wij morgen klaar zijn met dansen slingers in luie bogen confetti op de vloer sterrennevels hier en daar een woord een gezicht al afgewend en de glazen halfvol niet meer beslagen snippers in het bier laten we dan naar de waterkant gaan en geld op de stroom strooien en vertellen over het einde van de wereld hoe de rotsen uit de aarde kwamen en weer verzonken ijzer bloed werd de mensen oud hoe het begon.
Greatest hits
Op een ochtend kraaien boven de eiken van je jeugd en de mist van vroege weiden ze ligt naast je. Je bent wakker geworden en nu ben je thuis.
De ochtend zingt er is zon alles is ver weg jij bent een lied
Uit: Nooit echtere stoelpoten dan op Internet (Column)
In de tekst op Internet waren een paar fragmenten cursief afgedrukt. Voordat ik kon vragen waarom dat was, klikte mijn zwager een cursief gedeelte aan en voordat ik wist of ik dit wel allemaal had gewild, hoorde ik mijn eigen stem. Mijn eigen stem die iets te berde bracht wat tien jaar eerder in een URGENTE-envelop op de post was gedaan. Maar op de achtergrond hoorde ik ook nog iets anders: ik hoorde hoe de poten van de houten stoel - dezelfde stoel waarop ik op dit moment zat - over de tegelvloer piepte, dezelfde tegelvloer in dezelfde serre-kamer waarin ik nu naar de Internet-pagina staarde. Alles was inmiddels op de radio uitgezonden - en alles was inmiddels, zoals dat gaat bij radio, op de ethergolven weggewaaid. Maar het was daar op dat moment in Barcelona dat ik me voor het eerst realiseerde dat het allemaal echt waar was. Dat ik er echt was geweest. Dat het allemaal niet bij elkaar gelogen was. Dat ik voortaan tegen eenieder, die mijn verblijf in Barcelona in twijfel zou trekken, kon zeggen: 'Klik het maar aan op Internet dan weet je dat ik hier niet zomaar wat uit mijn nek sta te ouwehoeren. Je moet vooral goed naar de stoel luisteren: naar hoe de stoelpoten over de vloer piepen.' Waar vind je anders zo'n tegelvloer ... ? -...dan in Barcelona? -...dan op Internet?
Lorsqu'au IXe siècle un riche commerçant construisit le village de Manama à l'intérieur des remparts, sur le lieu de passage des caravanes qui troquaient le sel et les dattes contre de l'avoine et de la verrerie, faisaient en plus des échanges sans malice ni esbroufe, revenaient avec des chameaux chargés de provisions, bimboloterie, bijoux, benjoin, cire, tissus, ustensiles et appareillages plus ou moins compliqués mais tellement nécessaires à la réalité quotidienne et au prolongement des rêves et autres mirages tatoués, à même les visages, liquoreux et charpentés, bois d'ébène dégoulinant de perles amères à la fois et salées, il avait la prétention de convertir cet endroit en une capitale, lien entre plusieurs civilisations et deux ou trois continents. Ce rêve insensé échoua, parce que le centre de gravitation du commerce du sel se déplaça un millier de kilomètres plus bas.
Die Sonne neigte sich bereits zum Untergang, als Agathon, der sich in einem unwegsamen Walde verirret hatte, von der vergeblichen Bemühung einen Ausgang zu finden abgemattet, an dem Fuß eines Berges anlangte, welchen er noch zu ersteigen wünschte, in Hoffnung von dem Gipfel desselben irgend einen bewohnten Ort zu entdecken, wo er die Nacht zubringen könnte.Er
schleppte sich also mit Mühe durch einen Fußweg hinauf, den er zwischen den Gesträuchen gewahr ward; allein da er ungefähr die Mitte des Berges erreicht hatte, fühlt er sich so entkräftet, daß er den Mut verlor den Gipfel erreichen zu können, der sich immer weiter von ihm zu entfernen schien, je mehr er ihm näher kam.Er warf sich also ganz Atemlos unter einen Baum hin, der eine kleine Terrasse umschattete, auf welcher er die einbrechende Nacht zuzubringen beschloß.
Wenn sich jemals ein Mensch in Umständen befunden hatte, die man unglücklich nennen kann, so war es dieser Jüngling in denjenigen, worin wir ihn das erstemal mit unsern Lesern bekannt machen.Vor wenigen Tagen noch ein Günstling des Glücks, und der Gegenstand des Neides seiner Mitbürger, befand er sich, durch einen plötzlichen Wechsel, seines Vermögens, seiner Freunde, seines Vaterlands beraubt, allen Zufällen des widrigen Glücks, und selbst der Ungewißheit ausgesetzt, wie er das nackte Leben, das ihm allein übrig gelassen war, erhalten möchte. Allein ungeachtet so vieler Widerwärtigkeiten, die sich vereinigten seinen Mut niederzuschlagen, versichert uns doch die Geschichte, daß derjenige, der ihn in diesem Augenblick gesehen hätte, weder in seiner Miene noch in seinen Gebärden einige Spur von Verzweiflung, Ungeduld oder nur von Mißvergnügen hätte bemerken können.
Christoph Wieland (5 september 1733 - 20 januari 1813)
'Opletten. Zorgen dat ik geen kwak krijg. De renner voor u zwiept even met zijn achterwiel tegen uw voorwiel. Niemand ziet het. Rotgevaarlijk. Voor ge het weet, ligt ge in de sloot. De trukendoos van de profs.'
(...)
Gustave: 'In een flits denk ik nog: ik hoop dat het iemand anders is. Ik ren ernaar toe; het is onze Georges. Hij ligt op de grond. Een wit gezicht en een pijnlijke grimas. Ik duw de mensen achteruit. Help hem uit zijn voethaken. Die stommelingen staan allemaal maar te kijken. Even blijft hij zitten. Voelt aan zijn rechterschouder. Krabbelt dan verdwaasd overeind. Kijkt om zich heen. Grabbelt naar zijn fiets. Wil er op stappen. Wankelt. Valt bijna. Gezoem van een camera en lichtflitsen. 'Nee, Georges, niet doen!' roep ik. Hij staart me aan, zonder enig benul. Ik schrik me rot van die rare blik in zijn ogen.'
Zomaar een dialoogje tussen Michel Wuyts en analist Hans de Clercq, opgevangen tijdens de laatste etappe bij het zoveelste helikopterbeeld. Uit de blote bol, dus bij benadering.
Wuyts: Er zal hier zal ongetwijfeld een kasteel staan, maar in Châtenay- Malabry is ook het beruchte dopinglab gevestigd dat onder andere Riccardo Ricco fataal is geworden.
De Clerq: Twee jaar geleden stonden ze hier langs de kant en wisten ze het al.
Wuyts: Wat?
De Clerq: Landis.
Wuyts: (zwijgen, alsof hij zich opeens bewust werd van de verschrikkelijke mogelijkheid dat de Tour nog wel eens een paar dagen langer zou kunnen duren.)
De Tour 2008 werd drie weken geleden weggeschoten als een marketingconcept. Het imago van de wedstrijd, nee het imago van het ganse wielrennen zou grondig worden opgepoetst. Op de tweede rustdag sprak de Tourdirectie triomfantelijk van een bijna gewonnen oorlog. Terug naar de romantiek, terug naar het ouderwetse lijden, dat is het kruid van het concept. ASO- baas Clerc riep het verzamelde journaille schaamteloos op hiervan uitbundig kond te doen.
We hebben gezien dat de Fransen houden van een harde hand. Wat zeg ik, soms werden de wapens uit de holsters getrokken. We hebben ook gezien dat het peloton en haar entourage, een paar uitzonderingen daargelaten, zich uitstekend heeft aangepast aan de nieuwe situatie. Zero tolerance, luidt de slogan in de meeste ploegen. Voor minder doen we het niet. Tegen de muur met de valsspelers. Wat valt er nog over te zeggen. Waar is de discussie over doping, medische begeleiding, waar de nuance? Dood. Iedereen is murw, iedereen over the top.
Der Doktor Negria nahm Anstoß an Marys Ehe. Er konnte nicht glauben, er vermochte es einfach nicht zu glauben, daß Marys Gattinnentreue zulängliche Grundlagen habe, er ärgerte sich maßlos über diese Treue, und dieser Ärger war mindestens gleichzeitig da mit dem ersten Affekte der Begehrlichkeit.
(Der Schriftsteller Kajetan von S. hätte hier zweifellos geschrieben er begehrte sie aus abgründiger Bosheit und bei Leuten seiner Art mag es ja solche im Grunde harmlose, auf groteske Manier zurechtfrisierte Dummheiten wirklich geben.) Das Verflixte bei dem Angelhaken, den der Doktor
Negria verschluckt hatte, war jedoch, daß jene untadelige Frau keineswegs unbewußt eine treue Frau war. Sie war zu wenig einfältig, ihrem Herzen waren schon in der Mädchenzeit während welcher sie durchaus als Frau fühlte, schon mit vierzehn verschiedene Falten bewußt geworden, und so hatte sie sich denn später auf jener Ebene entfaltet und reifend geglättet, welche zuständig wird für alle, die ihre Lebensbahn nicht zwischen fugenlosen Mauern der Unschuld wandeln, eine Straße ohne Ausblick wie die vom alten Athen zum Piräus. Mary ist aber unberührt in die Ehe mit ihrem Oskar getreten. Andererseits, wenn sie hier treu war, so blieb es auch nicht deshalb dabei, weil ein stabiler Gleichgewichtszustand bei ihr entstanden wäre aus einer Art von unwiderruflicher Entscheidung
und gewissermaßen Bekehrung zu ihren Aufgaben als Ga ttin und Mutter, als Mutter eines hübschen Kinderpaares, Mädel und Bub, jenes rötlichblond nach dem Vater, dieser dunkel-tizianrot
wie sie selbst.
Zwischen den angedeuteten Grundlinien stellte sich die Sache dem Doktor Negria (nicht der Frau Mary) dar, und die Konstruktion, welche er da einem sich darbietenden Sachverhalt unterschob, stimmte im großen und ganzen. Auf diesem untergezogenen Rost der aber am unentschiedenen Dahinleben des Gegenstandes durchaus nichts zu ändern vermochte briet er seinen Ärger.
Heimito von Doderer (5 september 1896 23 december 1966)
Zo'n Hollands halletje, altijd te nauw door de fietsen tegen de muur, zo'n Hollandse gang met een loper en een kapstok vol winterkleren en een spiegel in houten lijst met daarnaast een aan een koperen haakje opgehangen klerenborstel, een scheut licht door de halfgeopende keukendeur en een oerhollandse geur van zeepsop en boenwas en koffie. Mevrouw Verlaer leidde haar naar binnen; ruime hoge kamers vol glanzende roodbruine meubels, kleden op de vloer en op de tafels, kleedjes voor de haarden, gebloemde kussens in de fauteuils en op de elegant gewelfde bank waar ze moest gaan zitten, Ingrid had al bezit genomen van het rieten kinderstoeltje met de poppenwagen ernaast, mevrouw Verlaer nam plaats naast de theetafel met op het bovenblad een porseleinen servies waarover een met ingeweven bloemen versierd kanten kleed. Zo dadelijk staan we weer op straat, waar moeten we dan heen, de bus is onvindbaar, ik ken hier niemand. . . nerveus verbood Katharina Ingrid die begonnen was haar schoentjes uit te schoppen. In Ataka, dichtbij Port-Saïd, waren ze van het schip af grote loods in geleid waar hun kleren voor Europa werden aangepast - aan schoentjes was Ingrid nog niet gewend. De witharige vorstin leidde Ingrid af door haar een schaal met koekjes voor te houden, "daar mag jij er t'wéé van uitkiezen. . . . een, twee, goed zo, jij kan al een beetje tellen!" Als ik mijn kop thee opheb zal ze zeggen: ja mevrouw, ik vind het jammer, het spijt me vreselijk, maar u zult zelf wel begrijpen, zulke mensen als u kunnen we hier niet hebben, in zo'n huis als dit. . . natuurlijk niet, antwoordde Katharina in gedachten, wij horen hier niet. Het beeld sloeg door haar heen van de plek in Singapore waar ze tot aan de verdere evacuatie naar Holland waren ondergebracht: een bijna leeg huis, op palen, omgeven door modder; in andere kamers woonden, eveneens tijdelijk opgevangen, ex-geïnterneerden uit de Japanse kampen.
Margaretha Ferguson (5 september 1920 - 8 mei 1992)
De Duitse dichteres en schrijfster Daniela Danz werd op 5 september 1976 in Eisenach geboren Na het volgen van de school in Ruhla studeerde zij kunstgeschiedenis en germanistiek in Tübingen, Praag, Berlijn en Halle / Saale. Ze doceert aan de Universiteit van Osnabrück, en is deelneemster in het Peter Szondi collegium. Danz ' literaire werk omvat poëzie en korte verhalen. In haar werk houdt zij zich bezig met de klassieke canon, zoals de epen van Homerus of de Metamorfosen van Ovidius. Van daaruit experimenteert Danz met overgangen naar de meer recente geschiedenis, zoals de Tweede Wereldoorlog, en de huidige sociaal-politieke vraagstukken zoals migratie. Zie ook mijn blog van 14 april 2010.
der schöne tag mit durst vom schnee
zwei frauen im römischen bad sind wir und die schrift der lobpreisungen fließt in kaltem schwall über unsere glänzenden rücken schweigsame sätze schreibe ich in das davonrinnende wasser auf die fliesen das bist du sagst du beim entziffern von text auf meinem rücken mit elfenbein fingern rasuren tilgungen lücken in schriften meine gedanken gehn fort unterdessen: dies palastgrün mündet ins herzkammer dunkel warum ist nicht alles so anfangsfarbig
In sombere winternachten slapen Beer en ik samen in op het kleed voor de open haard. De sintels gloeien nog wat na en zullen langzaam doven, maar wij krijgen het warmer en warmer omdat we steeds dichter naar elkaar toe kruipen. Als ik af en toe wakker word, verheft zijn kanonskogelkop zich
waakzaam van mijn schouder: is er onraad? Het volgende ogenblik wrijft zijn stevige bakkes met de korte haartjes geruststellend tegen mijn wang, ik vermoed dat hij mij in het donker liefdevol aankijkt, hij hijgt er een beetje bij, ik streel hem en voel dat er druppeltjes aan zijn onderlip hangen.
Hij geniet met volle teugen van ons samenzijn. Hij nestelt zich zo dicht tegen mij aan dat mijn haren in zijn ogen en neus kriebelen, het moet hinderlijk zijn, maar daarvan laat hij niets blijken, hij kijkt we1 uit, voor geen prijs wil hij dat er iets verandert aan onze gelukzaligheid. Wij vrijen een beetje, maar altijd decent.
Beer zal er niet over peinzen om mij op koude, stormachtige nachten de straat op te schoppen, omdat hij zo nodig weer zon grietje van de G.J. de Jonghweg moet hebben. Mijn beste vriendinnen, mijn leerlingetjes met hun tassen vol bladmuziek op hun prille heupen, mijn naaister, mijn kapster, mijn pedicure, mijn Beer zou hen nu geen haar krenken, en zeer zeker zou hij nooit proberen ze allemaal achter mijn rug om te neuken.
Mijn Beer gaat nu waar ik ga, hij likt mijn hand en kijkt mij dwepend aan. Dat heb ik wel anders meegemaakt.
Un ventre fin. Un ventre de poudre ténue et comme en image.
Au pied du ventre, une grenade éclatée. La grenade déploie une circulation floconneuse qui monte comme des langues de feu, un feu froid.
La circulation prend le ventre et le retourne. Mais le ventre ne tourne pas.
Ce sont des veines de sang vineux, de sang mêlé de safran et de soufre,
mais dun soufre édulcoré deau.
Au-dessus du ventre sont visibles des seins. Et plus haut, et en profondeur,
mais sur un autre plan de lesprit, un soleil brûle, mais de telle sorte que lon pense que ce soit le sein qui brûle.
Et au pied de la grenade, un oiseau.
Le soleil a comme un regard. Mais un regard qui regarderait le soleil.
Le regard est un cône qui se renverse sur le soleil.
Et tout lair est comme une musique figée, mais une vaste, profonde musique, bien maçonnée et secrète, et pleine de ramifications congelées. Et tout cela, maçonné de colonnes, et dune espèce de lavis darchitecte
qui rejoint le ventre avec la réalité.
La toile est creuse et stratifiée. La peinture est bien enfermée dans la toile.
Elle est comme un cercle fermé, une sorte dabîme qui tourne,
et se dédouble par le milieu.
Elle est comme un esprit qui se voit et se creuse, elle est remalaxée et travaillée sans cesse par les mains crispées de lesprit. Or lesprit sème son phosphore.
Lesprit est sûr. Il a bien un pied dans le monde. La grenade, le ventre, les seins,
sont comme des preuves attestatoires de la réalité.
It was the first time he had ever heard the clock strike ten at night. If he had been asleep and waked to hear the strokes, it would have been different, a small manageable fragment broken off the unknown hugeness of night, from somewhere in the middle. He would have been a little uneasy, perhaps, in his waking solitude, and, if he heard anyone stirring, would have found something legitimate to call out for, such as a drink of water. Only babies called out about nothing. The ten months which had passed of his fifth year felt like at least half his remembered life, and he was used to his responsibilities. Tonight was unique. Tonight he had not been to sleep at all, and it was ten. Seven o'clock was familiar and domesticated. With luck and good management, at seven his mother might still be sitting on the edge of his bed with an unfinished story. Eight was unusual, and associated with trouble: having been punished, or being sick. Nine was the wild outpost of an unknown continent. Ten was the mountains of the moon, the burial-place of the elephants: white on the map. He lay staring with round birdlike eyes at the dim lapping of light on the ceiling, incredulous of the journey he had made alone. Outside a man passed the house, whistling. The noise had an absolute foreignness, like the note of a jungle bird. It had no link with humanity; it was simply a mysterious feature on the face of night. Somewhere, so far off that in the daytime one never heard it, a line of railway trucks was shunted together. The metallic clangs, melancholy with distance, not quite harsh and not quite musical, made a loose chain of sound, then stopped inconclusively, leaving the ear suspended and waiting.
Mary Renault (4 september 1905 - 13 december 1983)
My idea was growing, blooming. Now I was wondering just how the long fluffy white curtains would look if I lit a bunch of straws and held it under them. Would I try it? Sure. I pulled several straws from the broom and held them to the fire until they blazed; I rushed to the window and brought the flame in touch with the hems of the curtains. My brother shook his head.
"Naw," he said.
He spoke too late. Red circles were eating into the white cloth: then a flare of flames shot out. Startled, I backed away. The fire soared to the ceiling and I trembled with fright. Soon a sheet of saw her taut face peering under the edge of the house. She had found me! I held my breath and waited to hear her command me to come to her. Her face went away; no, she had not seen me huddled in the dark nook of the chimney. I tucked my head into my arms and my teeth chattered.
"Richard!"
The distress I sensed in her voice was as sharp and painful as the lash of a whip on my flesh.
"Richard! The house is on fire. Oh, find my child!"
Yes, the house was afire, but I was determined not to leave my place of safety. Finally I saw another face peering under the edge of the house; it was my father's. His eyes must have become accustomed to the shadows, for he was now pointing at me.
"There he is!"
"Naw!" I screamed.
"Come here, boy!"
"Naw!"
"The house is on fire!"
"Leave me 'lone!"
He crawled to me and caught hold of one of my legs. I hugged the edge of the brick chimney with all of my strength. My father yanked my leg and I clawed at the chimney harder.
Richard Wright (4 september 1908 28 november 1960)
Uit: Atala, ou les Amours de deux sauvages dans le désert
« CEST une singulière destinée, mon cher fils, que celle qui nous réunit dans le désert. Je vois en toi lhomme civilisé qui sest fait Sauvage ; tu vois en moi lhomme sauvage, que le grand Esprit, sans doute pour ses desseins, a voulu civiliser. Entrés lun et lautre dans la carrière de la vie, par les deux bouts opposés, tu es venu te reposer à ma place, et jai été masseoir à la tienne : ainsi nous avons dû avoir des objets une vue totalement contraire. Qui de toi ou de moi, a le plus gagné ou le plus perdu à ce changement de position ? Cest ce que savent les génies, dont le moins savant a plus de sagesse que tous les hommes ensemble.
A la prochaine lune des fleurs, il y aura sept fois dix neiges, et trois neiges de plus, que ma mère me mit au monde, sur les bords du Meschacebé. Les Espagnols sétoient depuis peu établis dans la baie de Pensacola, mais aucun blanc nhabitoit encore la Louisiane. Je comptois à peine dix-sept chûtes de feuilles, lorsque je marchai avec mon père le guerrier Outalissi, contre les Muscogulges, nation puissante des Florides. Nous nous joignîmes aux Espagnols nos alliés, et le combat se donna sur une des branches de la Maubile. Areskoui, et les Manitous ne nous furent pas favorables. Les ennemis triomphèrent ; mon père perdit la vie dans la mêlée, et je fus blessé deux fois en le défendant. Si jétois alors descendu dans le pays des ames, jaurois évité les malheurs qui mattendoient sur la terre ; mais les esprits en ordonnèrent autrement, et je fus entraîné, par les fuyards, à Saint-Augustin.
Dans cette ville, nouvellement bâtie par les Espagnols, je courois les risques dêtre enlevé pour les mines de Mexico, lorsquun vieux Castillan, nommé Lopez, touché de ma jeunesse et de ma simplicité, moffrit un asyle, et me présenta à une soeur, avec laquelle il vivoit, sans épouse.
René de Chateaubriand (4 september 1768 4 juli 1848)
Dat soo veel wondren dé, en soo veel wondren doet;
Van Mannen die vermant voor Mannen noyt en weken,
Van Zeilers die verzeilt voor Zeilers noyt en streken;
Heb ick van allen eerst tgroot Haring-nett gebreydt,
Van allen eerst gespreidt, van allen eerst verbreydt;
Ben ick de Zuyvel-mouw van voor en achter Stavren;
Ben ick soo verr ick sie de Vrouwe vande Klavren;
En vraegtmen hoe ick Hoorn van ouds herr heeten moet?
En heet ick anders recht als Hoorn van Overvloed?
OOGHEN-TROOST (Fragment)
Verdenckt den dichter niet die dese Penn beleidt. Hij heeft u vander jeughd met ydel vrolickheid, Met jock voor jock bericht: en t docht hem in die jaren Dat woorden sonder sout en lacchen, susters waren; En t docht u even soo. Nu weten Ghij en Hij Het suer en tsoet gesicht te stellen, naer het zij. Naer t nu is, voeght ons tsuer: maer tuschen tsuer en tsuere Valt keurigh onderscheid. Dellendigh avont-ure Daer God ons mede dreight vereischt een amper-soet, Een statigh-suer gelaet van ooghen en gemoed. Als tkind geslagen werdt betaemt hem eens te suchten: Maer knorr en kijven zijn ontydighe geruchten, Die noch een niewe Roeij verdienen van de hand Die deerste geessel gaf aen syn geliefde pand.
Constantijn Huygens (4 september 1596 28 maart 1687)
All day, the colors had been those of dusk, mist moving like a water creature across the great flanks of mountains possessed of ocean shadows and depths. Briefly visible above the vapor, Kanchenjunga was a far peak whittled out of ice, gathering the last of the light, a plume of snow blown high by the storms at its summit. Sai, sitting on the veranda, was reading an article about giant squid in an old National Geographic. Every now and then she looked up at Kanchenjunga, observed its wizard phosphorescence with a shiver. The judge sat at the far corner with his chessboard, playing against himself. Stuffed under his chair where she felt safe was Mutt the dog, snoring gently in her sleep. A single bald lightbulb dangled on a wire above. It was cold, but inside the house, it was still colder, the dark, the freeze, contained by stone walls several feet deep. Here, at the back, inside the cavernous kitchen, was the cook, trying to light the damp wood. He fingered the kindling gingerly for fear of the community of scorpions living, loving, reproducing in the pile. Once hed found a mother, plump with poison, fourteen babies on her back. Eventually the fire caught and he placed his kettle on top, as battered, as encrusted as something dug up by an archeological team, and waited for it to boil. The walls were singed and sodden, garlic hung by muddy stems from the charred beams, thickets of soot clumped batlike upon the ceiling. The flame cast a mosaic of shiny orange across the cooks face, and his top half grew hot, but a mean gust tortured his arthritic knees. Up through the chimney and out, the smoke mingled with the mist that was gathering speed, sweeping in thicker and thicker, obscuring things in partshalf a hill, then the other half. The trees turned into silhouettes, loomed forth, were submerged again. Gradually the vapor replaced everything with itself, solid objects with shadow, and nothing remained that did not seem molded from or inspired by it. Sais breath flew from her nostrils in drifts, and the diagram of a giant squid constructed from scraps of information, scientists dreams, sank entirely into the murk.
For a long time Alvarado contemplated his beaten enemy, his body slashed open, the quetzal feathers sprouting from his arms & legs, the wings broken, the triple crown of pearls, diamonds & emeralds...
The children seated in a circle around the poet will ask: "& all this you saw? You heard?"
"Yes."
"You were here?" the children will ask.
"No. None of our people who were here survived."
The poet will point to the moving clouds & the sway of the treetops.
"See the lances?" he will ask. "See the horses' hooves? The rain of arrows? The smoke? Listen," he will say, & put his ear against the ground, filled with explosions.
& he will teach them to smell history in the wind, to touch it in stones polished by the river, & to recognize its taste by chewing certain herbs, without hurry, as one chews on sadness.
Though patience is held to be a virtue most appropriate to women, especially aging women, Vinnie has always particularly disliked waiting for anything, and never does so if it can be avoided. Now, for instance, she elbows her way deftly past less experienced passengers who are searching for their seat numbers or are encumbered with excess luggage or with children, excusing herself in a thin pleasant voice. By crossing through the galley to the far aisle and back again between two rows of seats, she outflanks a massed confusion of obvious rubes with carry-on bags labeled sun tours. In less time than it takes to read this paragraph she has made her way to a window seat near an exit in the nonsmoking section, pausing only to extract the London Times and British Vogue from a magazine rack. (Once the plane is airborne, the stewardess will distribute periodicals to all the passengers, but those Vinnie prefers may vanish before they reach her.) Following her usual procedure, Vinnie slides into her place and unzips her boots. In stocking feet she climbs onto the seat and opens the overhead locker; since she is barely over five feet tall, this is the only way she can reach it. She removes two pillows and a loose-woven blue blanket, which she drops onto the center seat beside her handbag and her British periodicals, thus tacitly claiming this space ifas is likely in midweek and mid-Februaryit hasnt been assigned to anyone. Then she arranges her worn wool-lined raincoat, her floppy beige felt hat, and her amber-and-beige Liberty-print wool shawl in the locker, in such a way that only the rudest of fellow passengers will attempt to encroach upon them. She slams the locker shut with some difficulty, and sits down. She stows her boots under her own seat along with a carton of duty-free Bristol Cream sherry, and puts on a pair of folding slippers. She arranges one pillow beside her head and wedges the other between her hip and the arm of the chair. Finally she smooths her crisply cut graying hair, leans back, and with a sigh fastens the seatbelt across her tan wool sweater and skirt.
Uit: Kurz ist das Leben (Vertaald door Eric Boemer)
In ihrem Handtäschchen lag etwas, dass vom Umfang her nur etwas größer als der Miniaturbrowning für Frauen »Elita-16« war.
Regina Gasparjan stammte aus einer edlen russifizierten Familie. Ihr Vater war ein ziemlich bekannter Dozent des Stieglitz-Institutes. Als kommender Armenier beschäftigte er sich mit Kosmopolitismus. In den fünfziger Jahren schlug ihm der Forscher Čuev ein Album mit Reproduktionen von Degas in die Physiognomie.
Ihre Mutter war eine qualifizierte Übersetzerin. Kannte Kakin. Traf sich mit Rita Kovalëva. Einen Monat lang begleitete sie Caldwell bei seiner Tournee durch den Kaukasus. Sie wurde wegen ihres komplizierten Charakters und als exotische östliche Schönheit gerühmt.
In ihrer Jugend war Regina eine typische sowjetische Schülerin. Nahm an Aufführungen teil. Spielte die Soja Kosmodejanskaja. Der Vater, unter Chručëv rehabilitiert, nannte sie im Scherz »Sojka Komsomodejanskaja«.
Das Tauwetter brach heran. Im Haus des bekannten Künstlers Gasparjan versammelten sich junge Leute. Meistens Dichter. Hier fütterte man sie, und in der Hauptsache man hörte sie geduldig bis zu Ende an. Unter ihnen befanden sich auch Lipskij und Brejn.
Alle waren ein bisschen hinter der schönen, belesenen und gut gebauten Regina her. Man widmete ihr Verse. Meist lustige, humoristische. Brejn schrieb ihr zu Beginn der Damanischen Krise aus Soči:
Wart' auf mich, ich kehr' zurück, wartest du nur sehr, Warte, bis die Schwermut bringt gelbe Führer her
Es begannen die siebziger Jahre. Das Tauwetter, wie sich die Journalisten der Emigration gerne ausdrücken, wurde vom Raureif abgelöst. Die besten Freunde gingen in den Westen.
Sergej Dovlatov (3 september 1941 - 24 augustus 1990)
For years he had been paid to protect the king. Now he had orders to kill him.
And it needed to be done today.
Without witnesses. Without wounds. Before he could slip away.
Tracking his target from the nearby trees, he watched Ludwig as he left the castle grounds and strolled along the shoreline. The king wore an overcoat and carried an umbrella, protection from the threatening skies that had blanketed the region for much of the day. Normally the sun wouldnt set until quarter past nine, but the approaching storm made dusk come early.
A storm that would wash away any signs of foul play.
The assassin checked his watch and noted the time. Ten minutes to seven. Dinner would be served at eight and not a moment before. If his target was late, an alarm would be sounded and a search party would be formed. That much was certain. This was a turbulent time in Bavaria, and Ludwig was the central figure in all the drama, somehow loved and hated at the exact same time.
Some viewed him as a hero, a brilliant visionary who could do no wrong. Others saw him as a madman, a paranoid schizophrenic who had bankrupted the royal family with his flights of fancy. The assassin realized the truth was probably somewhere in between, though he couldnt care less about politics. He was there to do a job, and he would do it without mercy.
Schwarzkoppe nannte ich diesen Berg, als ich ihn zum erstenmal sah", sagte Birg leise. "Čerchov", murmelte Boleslav. "Gut hast du den Namen gewählt. Schon von weitem erinnerte sein Vrchol, sein Gipfel, an einen gewaltigen Kohlenmeiler, der osamělý, einsam, in der Wildnis glost. Jedenfalls pak, dann, wenn Wolkenschatten ihn überstrichen." Der Helläugige nickte, dann deutete er nach Nordosten. "Der Aufstieg auf den Čerchov, wie du ihn nennst, hat uns vom geraden Weg abgebracht", erklärte er. "Doch von hier aus kannst du bereits das Tal erkennen, zu dem ich dich führen wollte. Dort drüben, wo die Nord- und Südhänge sich sanft gegeneinander neigen, schlängelt sich ein Flüßchen durch den Wald, welches nach meiner Schätzung später in die Radbuza mündet -so wie du mir ihren Lauf neulich beschrieben hast. Ich entdeckte das Gewässer im vorigen Jahr, als ich in dieser Gegend pirschte. Der Boden dort ist gut, reichlich steht das Wild in den Wäldern. Und am Sonnenhang des einen Hügels sah ich Wildemmer wachsen, so daß dort sicher auch Korn geerntet werden kann." Der Sorbe schenkte seinem Freund einen dankbaren Blick: Dann schätzte er die Wegstrecke ab, die sie noch von ihrem Ziel trennte. "Vor Sonnenuntergang werden wir es bohuel, leider, nicht mehr bis dorthin schaffen", sagte er zuletzt mit bedauerndem Unterton in der Stimme. Birg stimmte ihm zu: "Die Zeit reicht gerade noch für den Abstieg und den Bau einer Unterkunft aus. Doch morgen wird der Tag noch nicht alt sein, bis wir dort angekommen sind, wo du mit deinen Leuten siedeln wirst - vorausgesetzt, der Platz sagt dir wirklich zu." "Ich habe das Pocit, das Gefühl, er wird es tun", erwiderte Boleslav. "Und ich werde dann immer den Čerchov vor Augen haben, von dem aus ich dohromady, zusammen, mit dir die neue Heimat zum erstenmal sah."
Manfred Böckl (Landau an der Isar, 2 september 1948)