De Nederlandse dichter Adriaan Roland Holst
werd geboren op 23 mei 1888 in Amsterdam. Zie ook alle tags voor
Adriaan Roland Holst op dit blog.
De stervende
geliefden
Laten wij dit zacht zeggen: dat wij allen
eens als een ritsling in den schemer worden;
zij, die zich nu de lendenen omgorden,
zullen eens deinzen, wankelen en vallen.
En waar is troost, dan in vermoeid vergeten,
in zacht bedwelmen en de zoete logen
der glimlach en der halfgeloken ogen
van wie zich in elkanders armen weten?
En stiller wordt het om hen heen, en duister,
en door bladen ristlen om hun haren;
en als een ritseling van najaarsblaren
is tussen hen een aarzelend gefluister
van woorden, die nog tussen wakeen dromen
als late vlokken sneeuw neerdwarlen bleven -
van woorden, die verdwaalden uit het leven
en alleen zachtheid hebben meegenomen.
En dan het zwijgen en het eindloos trage
dichtgaan der ogen, die elkander vulden;
alleen een glimlach bleef om onvervulde
daden en dagen, die zij nimmer zagen
Wees stil, wees stil: dit zijn verbannen
vorsten,
die hebben troon en ijdle pracht vergeten;
hoe zouden zulken nog ons leven weten
van machteloze vreugde en daadloos dorsten?
Zij zijn hier veilig; hier kan niets hen
vinden
dat van het leven is, want beiden deden
van vreugdes wenkende onbereikbaarheden
afstand, en niets kan meer hun bond ontbinden.
Niets dan de dood, en zie, dit is hun
sterven:
dit eindloos langzaam, in vermoeid beminnen
strelend bedwelmen van elkanders zinnen,
dit zacht weggaan van alles zonder derven.
Wees stil, en hoor: reeds roepen hen de
bloemen
die wij elkaar een volgend voorjaar schenken;
en later, als wij niet meer aan hen denken,
zullen de beken nog hun namen noemen
murmelend langs ons waar wij zacht ons neder
vlijen in gras en bloemen aan den oever.
O, lief, mijn lief, is één ding vreemder, droever,
voor wie dit weten, dan zacht lenteweder?
Zullen wij dan gedenken, dat wij leven
van wat hun zachte dood heeft onthouden?
dat hoog in t licht de vooglen op de gouden
drang van hun nooitvervulde vreugden zweven?
dat kussen, die zij niet meer geven konden,
dan uit hun lippeals bloemen tot ons komen,
en hoge wolken zweven, wijl hun dromen
ook nimmer dan in tranen de aarde vonden?
dat uit de tegenspoeden, die hen deerden,
wij dan elkaar met milder weemoed vullen -
dat wij ons uiterst uur beleven zullen,
wellicht, wijl zij eenmaal vergeefs begeerden
Zullen wij dit gedenken? Zie, zij sterven
sluimerend, en zij zullen niet meer weten,
en wij, verheerlijkt nog, gaan hen vergeten
waar wij naar licht van later dagen zwerven.
Zie, hoe zij vreemd een schoon zijn in het
duister:
zij sluimren samen naar den dood, en zonder
rimpeling gaan zij in het grote wonder
over
zie, mijne liefde, mijn vuren luister,
de dorre blaren in hun haren
neem er
zacht een uit weg om aan uw hart te dragen,
en te gedenken in de lentedagen:
wij worden alleeen ritsling in den schemer.
Adriaan Roland Holst (23 mei 1888 - 5 augustus 1976)
De Nederlandse schrijver Maarten
Biesheuvel werd geboren in Schiedam op 23 mei 1939. Zie ook alle tags voor
Maarten Biesheuvel op dit blog.
Uit: Reis door mijn kamer
Ik verplaats me nu naar de stoel waarop ik
zit (eenvoudige klus, ik hoef niet in Rangoon over te stappen, maar mag blijven
zitten, leer hier zelf de omgeving kennen, verdomd als het niet waar is, dat
heb ik vandaag op straat ergens gelezen). Die stoel stond in het jaar 1928 al
in de bibliotheek, in de grote studiezaal, van de Leidse Universiteit. In 1964
heeft de directeur van de bibliotheek in zijn grote voorzienigheid en
alwijsheid echter (overigens, we hebben de foto van Nabokov en de Remington
gehad en zijn nu bezig met de stoel waarop ik zit, ik ben in 1939 geboren en
het is nu 1983, ik ben dus vierenveertig jaar, Nabokov moest op die leeftijd
zijn enige slechte en bekendste boek, zo gaat het altijd, nog schrijven -
Lolita -, hij woonde toen in Amerika, gaf, geloof ik, les aan de Cornell
University, omdat hij in 1899 geboren is was het 1943 en las hij verbitterd de
kranten na op de daden van Hitler, mijn vader en moeder en ik zaten in Schiedam
midden in de honger en 's nachts ging ik met haar die mij gebaard heeft naar de
spoordijk, waarover nu een trein rijdt die linea recta Hoek van Holland met
Moskou verbindt, om tussen de as, geworpen uit de ovens onder de ketels van de
stoomlocomotieven, nog bruikbare kleine kooltjes te zoeken. Daartoe hadden wij
een wan bij ons, een soort zeef, gemaakt van een stuk ijzeren hor gespannen om
een vierkant houten raam van veertig bij veertig centimeter) gemeend om de oude
stoelen te moeten vervangen door moderne plastic stoeltjes, in een zaal met een
vloeroppervlak van achthonderd vierkante meter kwamen er op die manier drie
studeerplaatsen bij, een hele vooruitgang. De stoel waar ik nu op zit draagt
rugnummer 50 en ik heb hem in 1963 losgetroggeld van de beheerder van de
bibliotheek, omdat hij anders verbrand zou worden. Gezeten op deze stoel heb ik
nu tien boeken geschreven, als men Het nut van de wereld en Brommer op zee meetelt.
Het is een stevige houten stoel en men heeft het zitvlak en de rug met zwart,
onverslijtbaar zeildoek overspannen. Soms vraag ik me af wat voor mensen er op
mijn stoel in de bibliotheek hebben gestudeerd al lang voordat ik geboren was,
baronnen, patriciërs, burgers, wie zou er van al die advocaten, heelmeesters en
theologen nog in leven zijn?
Maarten Biesheuvel (Schiedam, 23 mei 1939)
De Britse schrijfster Susan Cooper werd
op 23 mei 1935 geboren in Buckinghamshire. Zie ook alle tags voor Susan
Cooper op dit blog.
Uit: The Dark Is Rising
And there on the snow, the fallen arm of the
tree burst into flame. Every inch of it, from the thick rotted base to the
smallest twig, blazed with licking yellow fire. There was a hissing sound, and
a tall shaft of brilliance rose from the fire like a pillar. No smoke came from
the burning, and the flames were steady; twigs that should have blazed and
crackled briefly and then fallen into ash burned continuously, as if fed by
another fuel within. Standing there alone, Will felt suddenly small and
alarmed; this was no ordinary fire, and not to be controlled by ordinary means.
It was not behaving at all in the same way as the fire in the hearth had done.
He did not know what to do with it. In panic, he focused his mind on it again
and told it to go out, but it burned on, steady as before. He knew that he had
done something foolish, improper, dangerous perhaps. Looking up through the
pillar of quivering light, he saw high in the grey sky four rooks flapping
slowly in a circle.
Oh Merriman, he thought unhappily, where are
you?
Then he gasped, as someone grabbed him from
behind, blocked his kicking feet in a scuffle of snow, and twisted his arms by
the wrists behind his back. The parcels scattered in the snow. Will yelled with
the pain in his arms. The grip on his wrists slackened at once, as if the
attacker were reluctant to do him any real harm; but he was still firmly held.
"Put out the fire!" said a hoarse
voice in his ear, urgently.
The man cursed and mumbled strangely, and
instantly Will knew who it was. His terror fell away, like a released weight.
"Walker," he said, "let me go. You don't have to hold me
like that."
Susan Cooper
(Buckinghamshire, 23 mei 1935)
De Nederlandse schrijfster en columniste Lydia Rood werd geboren op 23 mei 1957 in Velp. Zie ook alle tags voor Lydia Rood
op dit blog.
Uit: Dans! Dans!
Is er iets met mijn ogen, vraagt Stoop
met een frons, of zie ik steeds meer kinderen met paarse T-shirts rondlopen?
Hij kijkt de klas rond. Niemand zegt iets. Leraren hoeven er nog niets van te
weten. Vrijdagavond is vroeg genoeg: dan komt de BWGNG met een knal uit de
kast. De muziekleraar heeft wel gelijk. Zeker de helft van de onderbouw is nu
lid van de BWGNG. Ook sommige oudere leerlingen doen mee. Iedere dag lopen er
meer kinderen in het paars; de rijkere kinderen dragen de officiële shirts van
de BWGNG. Ruth heeft haar spaargeld aangesproken om een petje te bestellen;
voor een shirt heeft ze niet genoeg. Het petje is gisteren gekomen, maar ze
bewaart het voor de dance mob, dan is de verrassing groter. Eigenlijk jammer
dat de andere kinderen nu al tonen dat ze BWGRs zijn.
Wat betekent die afkorting? Is het geheim? Een ondergrondse beweging?
Ruth schrikt even; ze heeft Beweging verstaan.
Maar Stoop gaat door: Georganiseerd verzet? Een revolutie in de maak? Wijd me
in. Jullie geheim is veilig bij mij, ik zweer het. Kom op, vertel.
[...]
Ruth zit haar invullesje te maken als ze merkt dat hij Barrel bij zich heeft
geroepen. Ze zit op de tweede rij; ze praten gedempt en Ruth kan het maar net
horen.
Word je erbuiten gehouden?
Nou, niet echt, maar mompelmompel.
Dus ze houden je er wél buiten.
Mompelmompel ook helemaal niet, ze bekijken het mompelmompel.
Ruth kijkt even op en ziet dat Stoops wenkbrauwen elkaar raken.
Dit doet me ergens aan denken
bromt hij.
Lydia Rood (Velp, 23 mei 1957)
Zie voor nog meer schrijvers van de 23e mei ook mijn
blog van 23 mei 2011 deel 1 en eveneens deel
2 en ook deel
3.
|