De Nederlandse dichter, componist en dirigent Micha Hamel werd geboren in Amsterdam op 8 juli 1970. Zie ook alle tags voor Micha Hamel op dit blog.
Konterfeitsel
Ontbijt met krantenfoto van de onontkoombare oogopslag van een loensende blondine die besloot de paarse kringen van slaaptekort aan het glasdeeg van de huid rond haar ogen toe te staan
daar ze droomt als ze werkt en werkt als ze praat en praat als ze slaapt en slaapt als ze reist als ze denkt en denkt als ze droomt. Goedemorgen passagier
door een span hoogwaardige chronosomen vervoerd, wat bent u mooi boven de dertig en wat schonk de Schepper half rijmend op uw verwekker u een prachtig stel
rechte enkels, een scheve hoektand en 'Jij vindt Patricia Arquette alleen maar aantrekkelijk omdat ze op Ireentje lijkt.'
zegt mijn voruw. Ireentje is niet mijn vrouw maar een liefde van vroeger, van school
'Dit is niet Patricia, dit is Noreena Hertz.'
'Wie?'
'Die komt in Nederland werken, en wordt er doodmoe van dat mannen haar altijd complimenteren met haar intelligentie.'
'Je aapt gigantisch Tonnus Oosterhoff na als je dit allemaal zo letterlijk gaat zitten opschrijven, hoor.'
Micha Hamel (Amsterdam, 8 juli 1970)
De Nederlandse dichteres Maria van Daalen werd geboren op 8 juli 1950 in Voorburg. Zie ook alle tags voor Maria van Daalen op dit blog.
PS: Het wonder
In de kleinste kurketrekkert een rankje omhoog, bloesemt een groen hoedje ernaast, piepklein de druif, wordt dat een toetje of zelfs wijn, trosjes overal rondom, merk
wit, onbekend, blad wijduit, een groots vlechtwerk naar de zon, bol bladerdak dat zo zoetjes, vol kietelende tentakeltjes, moet je zien, wat een wingerd, weelderig, verlekkerd
staren we omhoog, een oogst, moedertjelief, is dit niet de mooiste dag, wil je dit zien, kindertjes, maar één wacht nog, beweegt en zweeft
tussen hemel en aarde onderweg, leeft kalm de onbegrijpelijke tijd, op tien tenen en vingertjes geteld, hartendief….
Gertrude ik kom naar je toe
Het brood was van gisteren, de wijn denk ik van vorig jaar. Er lag sneeuw op de borden zo jong als nu. Buiten tegen de rooilijn stond het kwaad uit, maar er was geen doorkomen.
Ik had de ingang beveiligd met wikke en spreuken. Het licht filterde in orde van kleurvlak na kleurvlak een glas ambrozijn dat mij hielp met omvallen. Kracht is dromen
van opstaan. Doorlaatbaar. Sluit ik de blinden, ruik ik de geur van de glanzende vleugel die in de kamer de zang afbakende.
Helder de hemel. Stil de nacht. Verzakend aan regels laat mijn lied de vrije teugel aan harteklop. Zal je weten te vinden.
Het sonnet waarin Lodewijk mij de waarheid vertelt
Alle ruimte voelt eerst aan als leeg', zeg je en we openen onze vleugels tot de toppen ervan de grenzen van de kosmos raken, space is the final frontier, echte
oneindigheid 'heb ik nooit gezien,' zeg je maar alle sterrenstelsels en sonnetten passen in mijn denken, dat is opletten hoe ik vanuit 'ik' doorga tot de melkweg
en stijg 'van kreits tot kreits', door diepste nanacht waar een kleur geen betekenis meer heeft en geluid niet, geuren verloren zijn (achter-
gelaten op aarde), mijn handen erg zacht loslaten in atomen die levendig kapotslaan in grammaticale almacht.
Maria van Daalen (Voorburg, 8 juli 1950)
De expressionistische Duitse schrijver en dichter Walter Hasenclever werd op 8 juli 1890 in Aken geboren. Zie ook alle tags voor Walter Hasenclever op dit blog.
Frauen
V. Die Felder verschneit. Die Straßen Eintönig, kalt und grau Wie der Raum, in dem wir saßen, Noch einmal - Du schöne Frau!
Du gehst. Du gehörst einem andern. Weißt Du - wie Du mir erzählt Von Leben und Lebenswandern, Von Deiner kleinen Welt?
Du, jener Abend, das Singen, Die Lorelei und Dein Haar, Und wie in den einfachsten Dingen Verwandtes zwischen uns war ...
Du gehst. Du gehörst einem andern. Und Du neigst den Rosen zu. Leben heißt Wandern - Wandern - Schöne Frau, Du!
VI Leuchtende Crysanthemen, bunt zu Garben Geflochten, sommerreif und ohne Ziel, Und vor den Blumen, ganz auf dunklen Farben Dein sinnendes, schwermütiges Profil.
Die Augen voll Erinnerungen. Leise Steigt draußen etwas wie ein Blühn herauf, Und wie ein Glanz um alte Märchenweise Gehn beide Fensterflügel vor Dir auf ...
Walter Hasenclever (8 juli 1890 – 21 juni 1940) Portret door Oskar Kokoschka, 1917
De Engelse schrijver en dichter Richard Aldington werd geboren op 8 juli 1892 in Portsmouth. Zie ook alle tags voor Richard Aldington op dit blog.
The Poplar
Why do you always stand there shivering Between the white stream and the road?
The people pass through the dust On bicycles, in carts, in motor-cars; The waggoners go by at down; The lovers walk on the grass path at night.
Stir from your roots, walk, poplar! You are more beautiful than they are.
I know that the white wind loves you, Is always kissing you and turning up The white lining of your green petticoat. The sky darts through you like blue rain, And the grey rain drips on your flanks And loves you. And I have seen the moon Slip his silver penny into your pocket As you straightened your hair; And the white mist curling and hesitating Like a bashful lover about your knees.
I know you, poplar; I have watched you since I was ten. But if you had a little real love, A little strength, You would leave your nonchalant idle lovers And go walking down the white road Behind the waggoners.
There are beautiful beeches down beyond the hill. Will you always stand there shivering?
Richard Aldington (8 juli 1892 – 27 juli 1962)
De Frans- en Nederlandstalige Belgische schrijver Jean Ray (bekendste pseudoniem van Raymond de Kremer) werd geboren op 8 juli 1887 in Gent. Zie ook alle tags voor Jean Ray op dit blog.
Uit: Les Contes du whisky
« Calotte, mouchoir, châles et couvertures volèrent en lambeaux à travers le bureau, et une série de coups mats frappèrent une boule de chair rose, gluante et pantelante. « Et je vis… Ce ne fut qu'un éclair, mais je vis… « Une gigantesque araignée modelait de ses pattes horriblement griffues ce qui restait de Gilchrist, et lorsque la vision d'horreur s'évanouit, il ne restait plus qu'un affreux petit monstre rougeâtre, fuyant à petits bonds gauches vers le coin le plus obscur de la chambre. (…)
« Quand il revint, il cachait sa main gauche sous un gros gant de laine noire, et un bandeau couvrait sa bouche. Il parlait difficilement, émettant d'étranges consonnes sifflantes en se donnant un mal inouï. Ses yeux gardaient une expression fixe, cruelle, pas humaine. La pensée de la vengeance prochaine me donnait tout juste le courage de supporter ce regard plein d'une singulière et sanglante convoitise. »
Jean Ray (8 juli 1887 – 17 september 1964) Gent
De Duitse dichter en schrijver Julius Mosen (eig. Julius Moses) werd geboren op 8 juli 1803 in Marieney in het Vogtland. Zie ook alle tags voor Julius Mosen op dit blog.
Der Mond und Sie
Wie ist so ruhig, klar und rein Dein liebes Angesicht, So wie im Lenz der Mondenschein Ein träumerisches Licht!
Ich gehe Nächtens nie allein, Dein holdes Bild geht mit, Und selbst der Mond in hellem Schein Hält mit mir Tritt und Schritt.
Doch geh' ich in mein Kämmerlein Und drück' die Augen zu, So schwindet zwar der Mondenschein, Doch, Liebchen, niemals du.
Der Nußbaum
Es grünet ein Nußbaum vor dem Haus, Duftig, luftig breitet er blättrig die Blätter aus. Viel liebliche Blüten stehen dran; Linde Winde kommen, sie herzlich zu umfahn. Es flüstern je zwei zu zwei gepaart, Neigend, beugend zierlich zum Kusse die Häuptchen zart. Sie flüstern von einem Mägdlein, Das dächte die Nächte und Tage lang, Wußte, ach! selber nicht was. Sie flüstern - wer mag verstehn so gar leise Weis? Flüstern von Bräut´gam und nächstem Jahr. Das Mägdlein horchet, es rauscht im Baum; Sehnend, wähnend sinkt es lächelnd in Schlaf und Traum.
Julius Mosen (8 juli 1803 – 10 oktober 1867) Monument omringd door led-lampjes in Plauen
De Franse dichter en schrijver Jean de La Fontaine werd op 8 juli 1621 geboren in Château-Thierry in Champagne. Zie ook alle tags voor Jean de La Fontaine op dit blog.
Die Taube und die Ameise
Zu schwach ist keiner und zu klein – Er kann dem andern dienlich sein.
Aus einem klaren Bächlein trank Ein Täubchen in dem Augenblick, Als eine Ameis niedersank Ins Wasser, das für sie ein Meer. Sie hätte nie ans Land zurück Sich retten können, wenn ihr nicht Die Taube beigesprungen wär. Die fühlte des Erbarmens Pflicht Und warf ein Hälmchen Gras hinab, Das der Ertrinkenden die Brücke gab, Auf der sie eilig lief zum Uferrand. Als sie auf festem Boden sich befand Und ihre Retterin zum Baum geflogen, Da kam ein wilder Mann des Wegs gezogen Verlumpt und barfuß, der die Taube sah Und gierig griff zu Pfeil und Bogen. Er meinte, daß der Vogel da Als guter Schmaus ihm sei gesandt, Und will ihn töten. Wie er spannt Die Sehne und verborgen zielt, Da beißt die Ameis ihn ins Bein, Wobei er sich nicht still verhielt, Denn solch ein Biß bereitet Pein. Nun merkt die Taube, was ihr droht, Und schnell enteilet sie dem Tod. Lebwohl, du schönes Festgericht, So billig war die Taube nicht!
Jean de La Fontaine (8 juli 1621 – 13 april 1695) Standbeeld in Château-Thierry
Zie voor nog meer schrijvers van de 8e juli ook mijn blog van 8 juli 2011 deel 2.
|