De Vlaamse schrijver Jan Van Loy werd op 30 oktober 1964 geboren te Herentals, in de Antwerpse Kempen. Zie ook alle tags voor Jan Van Loy op dit blog.
Uit: De hel van Jan Foster
“Jan Foster noemde het leven in Antwerpen en in de stad in het algemeen l'enfer, en raadde iedereen aan om naar het platteland te verhuizen. Hij deed dat, denk ik, om de stad zoveel mogelijk voor zich alleen te hebben. Is een stad vaak niet het mooist als ze ontvolkt is? Op een winterochtend om vier uur, in die kaarsrechte negentiende-eeuwse straten met niets dan woonhuizen. Liefst als het flink gesneeuwd heeft, zodat elk geluid gedempt klinkt. Per jaar zijn er maar enkele momenten waarop de stad in deze omstandigheden te zien is. Sommige jaren sneeuwt het niet eens. En er zijn ook maar weinig plaatsen meer waar je kan rondwandelen zonder in je eenzaamheidsgenot te worden gestoord. Ik wandel nog weleens door een paar straten waar het nog kan, gelegen in het grote gebied tussen het centrum en de rand, en ik ga er altijd heen langs de Molenstraat, waar zich het huis van Jan Foster bevindt. Het is een herenhuis in de rij, in de bolle zijde van een bocht. Het heeft echter meer weg van wat men in Vlaanderen een ‘burgerhuis’ noemt, wat betekent een imitatie van een echt herenhuis, bestemd voor gegoede maar niet echt rijke burgers: niet al te lage ambtenaren en niet al te kleine zelfstandigen. Een echt homogene wijk voor de middenklasse was dit niet, want hier en daar stonden en staan nog steeds echte herenhuizen, huizen voor heren die een minipaleis wilden bewonen. Op de gevel van het huis van Jan Foster hangt een granieten gedenkplaat, waarop in gouden letters staat gebeiteld:
hier woonde jan foster (1883-1924) slager
Wiens mond valt niet onweerstaanbaar open bij het lezen van dat woord ‘Slager’? Bovendien werd de gedenkplaat pas aangebracht in 1994, zeventig jaar na de dood van Jan Foster. Waarom? Jan Foster werd op 21 juni 1883 geboren in de toen nog spaarzaam bebouwde Lange Lozanastraat te Antwerpen, die toen nog niet eens ‘lang’ werd genoemd. Zijn vader, Charles, was slager en had op de onderste verdieping van het huis een winkel. Het was een laag huis dat al in 1922 werd afgebroken, om plaats te maken voor een hoger huis dat nu ook al is afgebroken.”
Jan Van Loy (Herentals, 30 oktober 1964) Herentals, belfort en lakenhal
De Amerikaanse dichter Ezra Pound werd geboren in Hailey, Idaho op 30 oktober 1885. Zie ook mijn blog van 30 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Ezra Pound op dit blog.
Uit: Canto II (Fragment)
The back-swell now smooth in the rudder-chains, Black snout of a porpoise where Lycabs had been, Fish-scales on the oarsmen. And I worship. I have seen what I have seen. When they brought the boy I said: "He has a god in him, though I do not know which god." And they kicked me into the fore-stays. I have seen what I have seen: Medon's face like the face of a dory, Arms shrunk into fins. And you, Pentheus, Had as well listen to Tiresias, and to Cadmus, or your luck will go out of you. Fish-scales over groin muscles, lynx-purr amid sea... And of a later year, pale in the wine-red algæ, If you will lean over the rock, the coral face under wave-tinge, Rose-paleness under water-shift, Ileuthyeria, fair Dafne of sea-bords, The swimmer's arms turned to branches, Who will say in what year, fleeing what band of tritons, The smooth brows, seen, and half seen, now ivory stillness.
And So-shu churned in the sea, So-shu also, using the long moon for a churn-stick... Lithe turning of water, sinews of Poseidon, Black azure and hyaline, glass wave over Tyro, Close cover, unstillness, bright welter of wave-cords, Then quiet water, quiet in the buff sands, Sea-fowl stretching wing-joints, splashing in rock-hollows and sand-hollows In the wave-runs by the half-dune; Glass-glint of wave in the tide-rips against sunlight, pallor of Hesperus, Grey peak of the wave, wave, colour of grape's pulp,
Olive grey in the near, far, smoke grey of the rock-slide, Salmon-pink wings of the fish-hawk cast grey shadows in water, The tower like a one-eyed great goose cranes up out of the olive-grove,
And we have heard the fauns chiding Proteus in the smell of hay under the olive-trees, And the frogs singing against the fauns in the half-light.
Ezra Pound (30 oktober 1885 - 1 november 1972) Het hoofd van Pound, sculptuur van Henri Gaudier-Brzeska, 1913
De Franse dichter en schrijver Paul Valéry werd geboren op 30 oktober 1871 in Sète. Zie ook mijn blog van 30 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Paul Valéry op dit blog.
La Dormeuse A Lucien Fabre
Quels secrets dans mon coeur brûle ma jeune amie, Âme par le doux masque aspirant une fleur? De quels vains aliments sa naïve chaleur Fait ce rayonnement d’une femme endormie?
Souffles, songes, silence, invincible accalmie, Tu triomphes, ô paix plus puissante qu’un pleur, Quand de ce plein sommeil l’onde grave et l’ampleur Conspirent sur le sein d’une telle ennemie.
Dormeuse, amas doré d’ombres et d’abandons, Ton repos redoutable est chargé de tels dons, Ô biche avec langueur longue auprès d’une grappe,
Que malgré l’âme absente, occupée aux enfers, Ta forme au ventre pur qu’un bras fluide drape, Veille; ta forme veille, et mes yeux sont ouverts.
Ode Secrète
Chute superbe, fin si douce, Oubli des luttes, quel délice Que d’étendre à même la mousse Après la danse, le corps lisse!
Jamais une telle lueur Que ces étincelles d’été Sur un front semé de sueur N’avait la victoire fêté!
Mais touché par le Crépuscule, Ce grand corps qui fit tant de choses, Qui dansait, qui rompit Hercule, N’est plus qu’une masse de roses!
Dormez, sous les pas sidéraux, Vainqueur lentement désuni, Car l’Hydre inhérente au héros S’est éployée à l’infini...
Ô quel Taureau, quel Chien, quelle Ourse, Quels objets de victoire énorme, Quand elle entre aux temps sans ressource L’âme impose à l’espace informe!
Fin suprême, étincellement Qui, par les monstres et les dieux, Proclame universellement Les grands actes qui sont aux Cieux!
Paul Valéry (30 oktober 1871 – 20 juli 1945) Bostbeeld door Renée Vautier in de Jardins du Trocadéro, Parijs
De Amerikaanse schrijver, psychiater en journalist Andrew Solomon werd geboren op 30 oktober 1963 in New York. Zie ook alle tags voor Andrew Solomon op dit blog.
Uit: The Noonday Demon
“Highly politicized rhetoric has blurred the distinction between depression and its consequences — the distinction between how you feel and how you act in response. This is in part a social and medical phenomenon, but it is also the result of linguistic vagary attached to emotional vagary. Perhaps depression can best be described as emotional pain that forces itself on us against our will, and then breaks free of its externals. Depression is not just a lot of pain; but too much pain can compost itself into depression. Grief is depression in proportion to circumstance; depression is grief out of proportion to circumstance. It is tumbleweed distress that thrives on thin air, growing despite its detachment from the nourishing earth. It can be described only in metaphor and allegory. Saint Anthony in the desert, asked how he could differentiate between angels who came to him humble and devils who came in rich disguise, said you could tell by how you felt after they had departed. When an angel left you, you felt strengthened by his presence; when a devil left, you felt horror. Grief is a humble angel who leaves you with strong, clear thoughts and a sense of your own depth. Depression is a demon who leaves you appalled. Depression has been roughly divided into small (mild or disthymic) and large (major) depression. Mild depression is a gradual and sometimes permanent thing that undermines people the way rust weakens iron. It is too much grief at too slight a cause, pain that takes over from the other emotions and crowds them out. Such depression takes up bodily occupancy in the eyelids and in the muscles that keep the spine erect. It hurts your heart and lungs, making the contraction of involuntary muscles harder than it needs to be. Like physical pain that becomes chronic, it is miserable not so much because it is intolerable in the moment as because it is intolerable to have known it in the moments gone and to look forward only to knowing it in the moments to come. The present tense of mild depression envisages no alleviation because it feels like knowledge.`
Andrew Solomon (New York, 30 oktober 1963)
De Russische schrijver Fjodor Michajlovitsj Dostojevski werd geboren ergens tussen 30 oktober en 11 november 1821 in Sint Petersburg. Zie ook mijn blog van 30 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Fjodor Dostojevski op dit blog.
Uit: De Gebroeders Karamazow
`Dat was natuurlijk niet de komst waarbij Hij, volgens zijn belofte, aan het einde der tijden in al zijn hemelse glorie zal verschijnen en dat, “als een bliksemschicht van Oost naar West,” plotseling zal gebeuren. Nee, Hij verscheen slechts voor een ogenblik aan zijn kinderen, daar waar de vlammen rond de ketters oplaaiden. In zijn oneindige barmhartigheid kwam Hij opnieuw tot de mensen in diezelfde menselijke gedaante, waarin Hij vijftien eeuwen geleden drieëndertig jaar lang onder de mensen was geweest. Hij daalde af naar de “gloeiend hete straten” van die zuidelijke stad, waar de dag tevoren bijna honderd ketters, ter meerdere glorie van God, door de kardinaal, de Grootinquisiteur, in een schitterende auto-da-fe, in aanwezigheid van de koning, het hof, de ridders, de kardinalen, de allercharmantste dames van het hof en de gehele bevolking van Sevilla, waren verbrand. "Hij verscheen geruisloos, ongemerkt, maar vreemd genoeg herkende iedereen Hem. Dat zou een van de beste passages van mijn gedicht kunnen worden. Waarom ze hem herkenden, bedoel ik. De mensen worden onweerstaanbaar naar Hem toegetrokken, ze omstuwen Hem, ze drommen om Hem heen, ze volgen Hem. Hij loopt stilzwijgend tussen hen in met een vriendelijke glimlach, vol eindeloos mededogen. Een zon van liefde brandt in zijn hart, krachtig stralen Zijn ogen en verlichten de mensen, en Hij wekt als reactie liefde in hun harten op. Hij strekt zijn handen naar hen uit, zegent hen en een genezende kracht gaat van zijn aanraking uit, al is het maar van het aanraken van zijn kleren. Een oude man uit de menigte, blind vanaf zijn jeugd, roept uit, “O Heer, genees me en ik zal U zien!’ en het is alsof de schellen hem van de ogen vallen en de blinde ziet Hem. De menigte huilt en kust de grond onder zijn voeten. Kinderen strooien bloemen voor zijn voeten, zingen en roepen hosanna. “Hij is het, Hij is het!’ telkens weer.`
Fjodor Dostojevski(30 oktober 1821 - 9 februari 1881) De cover toont een detail van “Het weigeren van de biecht voor de executie” door Ilya Repin, tussen 1879 en 1885
De Duitse dichter Georg Heym werd geboren op 30 oktober 1887 in Hirschberg. Zie ook mijn blog van 30 oktober 2010 en eveneens alle tags voor Georg Heym op dit blog.
Autumnus
Der Schwäne Schneeweiß. Glanz der blauen Flut. Des breiten Strandes Gelb, das flach verläuft. Gelärm der Badenden und Freude laut Der braunen schlanken Leiber, die mit Zweigen Sich peitschen blankes Wasser auf das Haupt.
Doch aufwärts steigt der Wald in blauen Farben Des Nachmittags. Sein breites grünes Haupt Ist sanft gerundet in den blassen Himmel Der zitternd ausstreut frühen Herbstes Licht.
Weit an dem Stromtal zieht das Hügelland Sich fern hinab, mit bunten Wäldern voll Und voll von Sonne, bis es hinten weit Verschwimmend tief in blaue Schatten taucht.
Der Krieg II
Hingeworfen weit in das brennende Land Über Schluchten und Hügel die Leiber gemäht In verlassener Felder Furchen gesät Unter regnenden Himmeln und dunkelndem Brand,
Fernen Abends über den Winden kalt, Der leuchtet in ihr zerschlagenes Haus, Sie zittern noch einmal und strecken sich aus, Ihre Augen werden sonderbar alt.
Die Nebel in frierende Bäume zerstreut, In herbstlichen Wäldern irren die Seelen allein Tief in die Wildnis und kühles Dunkel hinein, Sich zu verbergen vor dem Lebenden weit.
Aber riesig schreitet über dem Untergang Blutiger Tage groß wie ein Schatten der Tod, Und feurig tönet aus fernen Ebenen rot Noch der Sterbenden Schreien und Lobgesang.
Der Winter I
Der blaue Schnee liegt auf dem ebenen Land, Das Winter dehnt. Und die Wegweiser zeigen Einander mit der ausgestreckten Hand Der Horizonte violettes Schweigen. Hier treffen sich auf ihrem Weg ins Leere Vier Straßen an. Die niedren Bäume stehen Wie Bettler kahl. Das Rot der Vogelbeere Glänzt wie ihr Auge trübe. Die Chausseen Verweilen kurz und sprechen aus den Ästen. Dann ziehn sie weiter in die Einsamkeit Gen Nord und Süden und nach Ost und Westen, Wo bleicht der niedere Tag der Winterzeit. Ein hoher Korb mit rissigem Geflecht Blieb von der Ernte noch im Ackerfeld. Weißbärtig, ein Soldat, der nach Gefecht Und heißem Tag der Toten Wache hält. Der Schnee wird bleicher, und der Tag vergeht. Der Sonne Atem dampft am Firmament, Davon das Eis, das in den Lachen steht Hinab die Straße rot wie Feuer brennt.
Georg Heym (30 oktober 1887 – 16 januari 1912) Hirschberg, markt en raadhuis
De Griekse dichter en schrijver Kostas Karyotakis werd geboren op 30 oktober 1896 in Tripolis. Zie ook alle tags voor Kostas Karyotakis op dit blog en ook mijn blog van 30 oktober 2009 en ook mijn blog van 30 oktober 2010
Preveza
Death is the bullies bashing against the black walls and roof tiling, death is the women being loved in the course of onion peeling. Death the squalid, unimportant streets with their glamorous and pompous names, the olive-grove, the surrounding sea, and even the sun, death among all other deaths. Death the policeman bending over to weigh, a "lacking" portion, death the harebells on the balcony and the teacher with the newspaper. Base, Guard, Sixty-man Prevezian Rule. On Sunday we'll listen to the band. I've taken out a savings booklet, my first deposit drachmas thirty one. Walking slowly on the quay, "do I exist?" you say, and then: "you do not!" The ship approaches. The flag is flying. Perhaps Mr. Prefect will be coming. If at least, among these people, one would die of sheer disgust silent, bereaved, with humble manners, at the funeral we'd all have fun.
Vertaald door Haris Stavrakis
Kostas Karyotakis (30 oktober 1896 – 21 juli 1928) Standbeeld in Preveza
De Tsjechische dichter, schrijver, essayist en vertaler Michal Ajvaz werd geboren op 30 oktober 1949 in Praag. Zie ook mijn blog van 30 oktober 2008 en ook mijn blog van 30 oktober 2010
Uit: Goldenes Zeitalter (Vertaald door Marcela Euler)
„Als ich mich der Insel näherte und vom Deck des Schiffes die geraden breiten Straßen und die geräumigen Paläste der unteren Stadt betrachtete, zweifelte ich nicht, dies müsste die Hauptstadt sein. Als ich mich dann durch diese Straßen bewegte und sah, dass sie mit Sand zugeweht, die Paläste innen leer waren, in den Patios Gestrüpp wuchs und Kletterpflanzen sich auf den Fassaden rankten, glaubte ich wiederum, ich befände mich in einer menschenleeren toten Stadt. Später erfuhr ich, die untere Stadt wäre tatsächlich die Residenz des Königs und somit die Metropole der Insel, doch verlieh dieses Privileg infolge des ungewöhnlichen politischen Systems dem Leben der Stadt einen eher noch traumartigeren Anschein und ließ ihre Gassen noch leerer wirken, die Anwesenheit des Königs, dieser verschwindenen Gestalt, vertiefte die Öde der unteren Stadt. Ich erkannte auch, dass die Stadt nicht ganz unbewohnt war, wie es mir bei meinem ersten Besuch geschienen hatte, allerdings waren nur einige in der Stadt verstreute Häuser bewohnt, und die Bewohner hielten sich nur vorübergehend hier auf, des Handels wegen, der Nähe des Meeres wegen oder aus dem Bedürfnis nach Einsamkeit. Niemand hatte einen ständigen Wohnsitz in der unteren Stadt – fast alle Häuser waren hier in jeder Epoche leergestanden, und man brauchte sich nur eines auszusuchen und sich darin niederzulassen. Hätte sich jemand, gleich wer, in einer Behausung hier auf Dauer ansiedeln wollen, hätte ihn niemand daran gehindert, ich denke jedoch, kein Inselbewohner wäre auf diese Idee gekommen, ja, sie kehrten bei ihren Aufenthalten in der unteren Stadt sogar selten in die gleichen Häuser zurück. Auch ich hatte, bevor ich Karael kennen lernte, zuerst in einem leeren Haus an einem großen quadratischen Platz, in dessen Mitte ein Reiterstandbild aufragte, gewohnt – war ganze Tage lang am Fenster gesessen und hatte beobachtet, wie der Schatten des steinernen Reiters wie die großen Uhrzeiger einer Sonnenuhr auf dem heißen Pflaster weiterwanderte –, später fand ich bei einem meiner Spaziergänge Gefallen an einem Haus direkt am Stadtrand, dessen Fenster auf die sandige Ebene gingen, und ich bezog es augenblicklich.“
Michal Ajvaz (Praag, 30 oktober 1949)
De Ierse dichter, schrijver en politicus Richard Brinsley Sheridan werd geboren in Dublin op 30 oktober 1751. Zie ook alle tags voor Richard Sheridan op dit blog en ook mijn blog van 30 oktober 2010.
If A Daughter You Have
If a daughter you have, she's the plague of your life, No peace shall you know, tho' you've buried your wife, At twenty she mocks at the duty you taught her, O, what a plague is an obstinate daughter. Sighing and whining, Dying and pining, O, what a plague is an obstinate daughter.
When scarce in their teens, they have wit to perplex us, With letters and lovers for ever they vex us, While each still rejects the fair suitor you've brought her, O, what a plague is an obstinate daughter. Wrangling and jangling, Flouting and pouting, O, what a plague is an obstinate daughter.
Richard Sheridan (30 oktober 1751 - 7 juli 1816) Portret doorJohn Hoppner, ca. 1790
Zie voor nog meer schrijvers van de 30e oktober ook mijn blog van 30 oktober 2011 deel 2.
|