De Nederlandse schrijver Oek de Jong werd geboren in Breda op 4 oktober 1952. Zie ook mijn blog van 4 oktober 2007 en ook mijn blog van 4 oktober 2008 en ook mijn blog van 4 oktober 2009.xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Uit: Opwaaiende zomerjurken
Hij had zich vastgeklemd en niet begrepen wat hen bezielde. Maar toen hield opeens het zenuwslopende geratel van het stokje langs de spaken op, was er alleen nog het suizen van de wind, het fladderen van hun jurken en leek het of hij zich na een lange aanloop in de lucht verhief en in plotselinge stilte wegzweefde. Een onbeschrijflijk licht en ruim gevoel. Hij zat nog gewoon op die wiebelende bagagedrager. Hij voelde de heupen van zijn moeder bewegen onder zijn handen. Hij zag de gespierde benen van mevrouw Koelman. En die zomerjurken, nu eens klevend aan hun benen, dan weer opbollend als kleine parachutes. Alles was gewoon zoals het was. Maar hij hoorde bij alles en zweefde.
(
)
Hij buigt zich naar voren en kust haar mond, zo zacht als hij kan, om een nieuw gevoel in haar over te laten stromen. Vanavond zal ik haar het vlinderkusje leren. En dan heeft ze hem al tussen haar benen getrokken, kust ze zijn vingers, stopt die in haar mond.
(
)
Je hebt iemand ontmoet die je al jaren lijkt te kennen. Ga met hem mee, hij zal je een kamer in zijn huis geven... Hij zal je volgen in je eindeloze redeneringen, hij zal je gevoelens peilen. Waar anderen afhaken, je alleen laten in je extremiteiten, zal hij je volgen... Hij overtreft je in alles. Hij kan je platpraten, je zelfbeheersing breken, je buiten jezelf brengen. Met zijn hulp zullen de regels en de theorieën en datgene wat zich daaraan onttrekt tot een eenheid worden. Je zult die vervloekte gespletenheid te boven komen. Geen angst meer, geen schuilplaatsen. Twee jaar zal ik zijn leerling zijn. Daarna schrijf ik mijn encyclopedie van het geluk.
Oek de Jong (Breda, 4 oktober 1952)
In 1980 bij de uitreiking van de Bordewijkprijs, met Andreas Burnier
De Franse dichter en schrijver Matthieu Gosztola werd geboren op 4 oktober 1981 in Le Mans (Sarthe). Zie ook mijn blog van 4 oktober 2009.
Uit: Traveling
Chaque matin
La veuve emplit deux tasses
Chaque matin Elle vide le contenu d'une tasse
Dans l'évier
*
Le corps debout dans la cuisine
Elle égrène un chapelet de groseilles
*
Il y a quelques jours encore
Tout était à sa place
Au réveil
Jai assisté impuissant à
La dispersion des feuilles de mon arbre
Dans le vent jaune
Matthieu Gosztola (Le Mans, 4 oktober 1981)
De Amerikaanse schrijver Charles Frazier werd geboren op 4 oktober 1950 in Asheville, North Carolina. Zie ook mijn blog van 4 oktober 2009.
Uit: Thirteen Moons
There is no scatheless rapture. Love and time put me in this condition. I am leaving soon for the Nightland, where all the ghosts of men and animals yearn to travel. We're called to it. I feel it pulling at me, same as everyone else. It is the last unmapped country, and a dark way getting there. A sorrowful path. And maybe not exactly Paradise at the end. The belief I've acquired over a generous and nevertheless inadequate time on earth is that we arrive in the afterlife as broken as when we departed from the world. But, on the other hand, I've always enjoyed a journey.
Cloudy days, I sit by the fire and talk nothing but Cherokee. Or else I sit silent with pen and paper, rendering the language into Sequoyahs syllabary, the characters forming under my hand like hen-scratch hieroglyphs. On sunny days, I usually rock on the porch wrapped in a blanket and read and admire the vista. Many decades ago, when I built my farm out of raw land, I oriented the front of the house to aim west toward the highest range of mountains. It is a grand long view. The river and valley, and then the coves and blue ridges heaved up and ragged to the limits of eyesight.
Bear and I once owned all the landscape visible from my porch and a great deal more. People claimed that in Old Europe our holdings would have been enough land to make a minor country. Now I have just the one little cove opening onto the river. The hideous new railroad, of which I own quite a few shares, runs through my front yard. The black trains come smoking along twice a day, and in the summer when the house windows are open, the help wipes the soot off the horizontal faces of furniture at least three times a week. On the other side of the river is a road that has been there as some form of passway since the time of elk and buffalo, both long since extinguished. Now, mules drawing wagons flare sideways in the traces when automobiles pass.
Charles Frazier (Asheville, 4 oktober 1950)
De Oostenrijkse schrijver Gabriel Loidolt werd geboren op 4 oktober 1953 in Eibiswald. Zie ook mijn blog van 4 oktober 2009.
Uit: Hurensohn
Eigentlich wollte ich meine Hurenmutter gar nicht umbringen. Nicht, als ich sie die Treppe hinunterstürzte. Trotzdem bin ich ein Mutterverbrecher geworden, das ist eine Tragödie. In meiner Wut habe ich natürlich oft gedacht: Ich bringe sie um! Denn stets mußte ich nach ihrer Pfeife tanzen. Trotzdem konnte ich ihr nie etwas recht machen. Auch sie wollte mich oft umbringen: "Picka ti materina!" fluchte sie bei jeder Gelegenheit. "Man sollte dich wie eine Laus erschlagen, du undankbarer Idiot!"
Wir verstanden einander nie gut, das stimmt. Doch richtig schlimm wurde es erst, als ich erfuhr, was meine Mutter tatsächlich trieb. Damals besuchte ich bereits die zweite Klasse der normalen Schule, ganz in meiner Nähe. Ich hatte keine guten Noten, aber ich war nicht sitzengeblieben. Ich verstand und sprach gut Deutsch und liebte diese Sprache sogar. "Deutsch ist nur so schwer, weil die Österreicher es nicht beherrschen!" sagte Onkel Ante. "Laß einen Politiker bis drei zählen, und du weißt, aus welchem Stall er kommt!" Die meisten Schüler in der Schule allerdings sprachen nicht das schöne Deutsch von Jakov, ja auch nicht das meines Onkels, der fast so perfekt wie Jakov sprach. Deshalb wurde ich bald als unechter Österreicher erkannt, obwohl ich doch ein Eingeborener war wie die meisten meiner Mitschüler. Aber eben kein echter Eingeborener, weil meine Mutter noch den roten Paß hatte, nicht den grünen. So war ich zuerst ein Balkanier, dann ein Jugo und schließlich ein Tschusch. Ich wagte immer seltener, meinen Mund aufzumachen, ich begann mich vor der Schule zu fürchten. Ich schwitzte, wenn ich aufstehen und zur Strafe bis hundert zählen sollte. Bevor ich den Mund aufmachte, hörte ich Onkel Ante zählen, ich hörte Jakov, Tante Ljiljana, meine Mutter und in abwechselndem Echo meine Mitschüler aus meiner Lebensstadt und den todesgefährlichen Zeckendörfern der echten Eingeborenen. Ich begann zu zählen, die halbe Klasse kicherte. Da schlug der Herr Lehrer mit seinem Lineal auf den Tisch, und ich durfte mich setzen.
Gabriel Loidolt (Eibiswald, 4 oktober 1953)
Zie voor nog meer schrijvers van de 4e oktober ook mijn vorige blog van vandaag en eveneens mijn eerste blog van vandaag.
|