Het Retiese dialect 30
Vrij recent in gebruik gekomen woorden zijn en marcélleke voor een lang geribbeld mannenlijfje en e janneke voor een debardeur, trui zonder mouwen en kraag. En schùt (schort) heeft bij ons de betekenis onderkleed maar ook rok. Het woord komt van scheren, dus eigenlijk kort gesneden stuk kleding. E slôpelaif (slaaplijf) is een borstrok, een kledingstuk dat boven het hemd gedragen werd. Een drukknoop wordt aangeduid door ne knipper. Knopen die niet hoefden aangenaaid te worden , klinknageltjes werden erg plastisch loiwaiveknoppen (luiwijvenknopen) genoemd.
E mùlle?en (molleke) is een troetelnaam voor een mollig, snoezig kindje. Het woord is verwant met mollig en Latijn mollis (zacht). Iemand , in het bijzonder een kind dat overvloedig en gulzig drinkt werd een klótsbérrie genoemd.En loi doewes is een luie vrouw. Doos is een scheldwoord dat in allerlei combinaties voor vrouw wordt gebruikt. En kween is verwant met het Engelse queen en wordt in het dialect gebruikt om een oude vrouw, een vrouw die geen kinderen (meer) kan krijgen aan te duiden. Ook een dier dat geslachtskenmerken van beide geslachten bezit, wordt kween genoemd. Bij de hoenders is naast kween ook het woord poephôn in gebruik. En stult duidt een eigenzinnig, ongezellig persoon of dier aan, iemand die niet in het rijtje loopt. Het woord gaat terug op het Latijnse stultus dat dom betekent.
Voedsel dat je een pafferig, opgezwollen, opgeblazen gevoel geeft, daar ben je van verbóft. Het woord komt van het Franse bouffer (zwellen, zich opblazen, schransen). Er zijn ook gerechten die struffen, men heeft er vlug genoeg van. . Het Middelnederlandse struffen betekende tegenhouden, zich verzetten. Soep kan zówen lék de foeter (zeer hevig koken). Foeteren betekent o.a. vloeken, razen. En voedsel naar binnen werken kan uitgedrukt worden door in zene geert slôgen . Mogelijk verwijst geert naar de oudste betekenis van het woord geerde, nl. schoot. Iemand die water drinkt op een feest of in een café kan wel eens de misprijzende reactie te horen krijgen: da ge zoewiet drinkt , van wôter krégt ne vùs nog gén ploimen (van water krijgt een kikvors nog geen pluimen). Goed bestek heeft bij het eten wel enig belang. Het is niet zo aangenaam wanneer bv. e més zoe bót is da ge ne vùs ermeej over de grâcht kunt zétten.
De relativiteit van uiterlijke schoonheid wordt onverbiddelijk en brutaal uitgedrukt in van booven prónt van ónder strónt. Iemand die iets onaangenaams of lastigs ondervindt, moeite heeft met , zie zene père (Frans père , vader). Een flinke verkoudheid, griep opdoen is en gój klèts ópduun, ópschâren. Klets is de stam van kletsen (slaan). Bij het plots toeslaan van verkoudheid of griep werd gedacht aan een slaande demon. Op de (overbodige) vraag : Hédden valling ? , werd soms schertsend geantwoord: Nieje en rolling.. Valling (verkoudheid) is een afleiding van vallen en is een relict van de oude vochtenleer volgens
welke er bij ziekten koude of kwade vochten in het betrokken lichaamsdeel zonken of vielen. Rolling is een schertsende woordspeling (vallen - rollen) als reactie op een overbodige vraag. Als je , om het even waar, verkeerd, achterstevoren staat, stôde meej et gat nor den eitower (met het gat naar het altaar staan). Wanneer iets buiten verwachting goed verloopt, of bv. tijdens een uitstap alles ( en zeker het weer) meezit, wordt mild-ironisch gezegd: God is meej zen slooren. Sloor heeft in deze zegswijze eerder de betekenis van beklagenswaardige, goede vrouw dan van sullige of slordige vrouw.
02-04-2009 om 08:22
geschreven door Gust Adriaensen
|