Jan T' Sas heeft het in De Standaard van 31 juli over debatvormen. Hij vermeldt het 'cumulatieve gesprek': alles wordt maar op een hoop gegooid, zonder conclusies. Er is het competitieve gesprek: de deelnemers willen de winnaar zijn, gelijk krijgen. Beide vormen zijn steriel, inefficiënt.
Gelukkig, schrijft hij, is er nog een derde gesprekssoort, het exploratieve gesprek. Dat beantwoordt aan zeven basisregels: actief naar elkaar luisteren, elke deelnemer aanmoedigen om zijn mening te geven, respect hebben voor elke mening, elk idee in overweging nemen, vragen naar argumenten bij beweringen (waaromvragen stellen), tegenargumenten formuleren en naar een consensus streven.
Uiteraard kan er inderdaad alleen maar sprake zijn van een echte 'gedachtewisseling' en van een 'voedend en verrijkend debat', wanneer er een 'exploratief' gesprek plaatsvindt. De realiteit is evenwel vaak dat mensen niet echt houden van het uitwisselen van gedachten, van luisteren naar elkaar, van ruimte laten aan elkaar. Zij willen gelijk krijgen, bevestiging ontvangen, geen tegenargumenten, geen vragen, geen twijfels.
Als in 'debat(?)programma's' als Terzake en De Zevende Dag sterker gestreefd werd naar de toepassing van de basisregels van het exploratieve gesprek, zou er al veel ten goede kunnen veranderen in de manier waarop burgers op straat of aan de toog, debatteren. Maar vaak zie je op tv het tegenovergestelde: kakofonie van stemmen, onderbrekingen, monologen.
En de moderator laat vaak begaan. Onmachtig om de gespreksteugels in handen te houden? Of is het zo dat dergelijk chaotisch gekissebis als boeiender voor de kijker wordt beschouwd dan rustige, goed onderbouwde, gedachte-uitwisseling?
02-08-2018 om 09:36
geschreven door Gust Adriaensen
|