Op 24 januari 2004 stierf Herman Servotte. Hij werd 74 jaar.
Alle Leuvense ex-studenten germanistiek uit het begin van de jaren zestig, zullen het met me eens zijn: professor Herman Servotte bracht een nieuw geluid, een nieuwe lente in het doceren van de Engelse literatuur.
Niet alleen sprak hij een vlot en sierlijk Engels, in tegenstelling tot vele van zijn collega's, maar ook de manier waarop hij de literatuur benaderde, betekende een breuk met de tot dan toe gangbare academische literatuurstudie. Bovendien was hij een begenadigd lesgever en een charmante gentleman met een bijzonder fijn gevoel voor humor. Iemand die dicht bij zijn studenten stond en toch een zekere afstandelijkheid en een natuurlijk gezag wist te bewaren. Die verbondenheid met de studenten kwam nog het sterkst tot uiting tijdens de Engelandreis in de 1ste licentie, die toen traditie was.
Herman Servotte werd ervaren en geapprecieerd als een man van de wereld, ook al was hij priester. En wat voor een priester!
Hij was vanaf 1982 medepastor in de universitaire parochie en in de jaren 80 ook algemeen proost van de Gezinsgroepen, die in dat decennium hun hoogste bloei kenden. Maar hij maakte zich ook verdienstelijk in het beleid van de Kerk en van de Universiteit . Zo aanvaardde hij de opdracht van kardinaal Suenens om een nieuw concept van priesteropleiding vorm en gestalte te geven en was hij gedurende een tiental jaren vice-rector .
In Tertio schrijft Robrecht Michiels het volgende: 'Servotte zag zichzelf in een brugfunctie, als iemand die steeds op de grens leefde en daar juist wilde leven. Tussen stad en platteland, tussen twee taalgebieden en twee cultuurgemeenschappen, tussen college geven aan de universiteit en universitair beleid, tussen gelovigen en minder-/anders-/niet-gelovigen, tussen een profane bezigheid en het priesterambt, tussen literatuur en geloof, filosofie, theologie en exegese, tussen herinnering en hoop of gisteren en morgen, tussen kerk en wereld.'
De laatste jaren van zijn leven leed Herman Servotte aan de ziekte van Parkinson, die hem het schrijven en spreken geleidelijk aan moeilijker en moeilijker maakte. Dat was een uiterst zware beproeving voor hem. 'Maar', zo zei hij, 'God is bij de lijdenden aanwezig als een moeder, die het lijden van haar kind weliswaar niet wegneemt, maar door haar aanwezigheid kracht en sterkte brengt.'
-----------------------------------------------------------
We shall not cease from exploration And the end of all our exploring Will be to arrive where we started And know the place for the first time. Through the unknown, remembered gate When the last of earth left to discover Is that which was the beginning; (…) And all shall be well and All manner of thing shall be well When the tongues of flame are in-folded Into the crowned knot of fire And the fire and the rose are one.
(T.S. Eliot, Four Quartets)
We zullen niet ophouden met ontdekken En het einde van alle ontdekking Zal zijn aan te komen waar we vertrokken En de plaats te kennen voor de eerste keer. Door de ongekende, herinnerde poort Wanneer het laatste wat op aarde te ontdekken blijft Dat is wat de aanvang was; (...) En alles komt terecht en Alle dingen worden goed Wanneer de vlammende tongen naar binnen zijn gevouwen In de gekroonde knoop van vuur En het vuur en de roos één zijn.
(Vertaling Herman Servotte)
---------------------------------------------------
29-01-2014 om 08:40
geschreven door Gust Adriaensen
|