In deze bijdrage besteed ik aandacht aan een aantal woorden die lichaamsdelen, aandoeningen, kledingstukken en personen met bepaalde (meestal negatieve) kenmerken aanduiden.
Het algemeen Nederlandse en buts betekent een puistje, builtje, bultje en komt van het Franse bosse. Zo goed als verdwenen is het gebruik van nen hèùst om een stevige buil in het bijzonder op het (voor)hoofd aan te duiden. Horst betekent in de eerste plaats hogergelegen grond, oneffen stuk land. Ne padschaajter is waarschijnlijk een volksetymologische vervorming van paddenschieter of strontje, gerstekorrel : een zweertje aan het ooglid ontstaan door ontsteking van een der kliertjes van de oogharen. De uitdrukking haj heej óp den hofpad gepiest betekent hij heeft een lopend oog, een prutoog. Ne pol duidt een mollig handje aan en is verwant met het Middelnederlandse pulen, puylen wat zwellen betekent.
In het bijzonder op het ijs kon je en gatstaar vallen : een harde val op je achterste veroorzaakt een ster, een straalsgewijze barst. De blikmjés is blikaars of ontvelling aan het zitvlak. Het woord is samengesteld uit blik : open, (van vel ) ontbloot en maars, een oud dialectwoord voor aars, anus. De liesstreek werd aangeduid door dunnen: k hém paajn in men dunnen. De kuiten van de benen zijn de brôwen. De dialectische nevenvorm van het algemeen Nederlandse maar verouderde verzenen (hielen) is vès(sen). Het woord komt van het Middelnederlandse versen(e) en is verwant met het Latijnse perna (been, dij) en het Griekse pterna (hiel, ham). E plùddeke is een eerder onschuldige ziekte-epidemie
De dialectische uitspraak van moedernaakt is mójenèks. En pots( muts, pet zonder klep) is de verkorte vorm van kapoets (monnikskap). Aan de oorsprong liggen het Duitse Kapuze en het Italiaanse cappuccio. Een (korte) mantel werd soms wel eens (ironisch) ne paltó genoemd. Het is het algemeen Nederlandse woord paletot dat ontleend is aan het Frans. En kliêr is een gilet, vest. Mogelijk houdt het woord verband met het Franse collier uit het Latijnse collares (met betrekking tot de hals) . E zjipjen is een korte kiel voor mannen. Het zou een vervorming zijn van het Franse jupe (vrouwenrok). Ook ne frak (jas) is Frans van oorsprong. Het Oud-Franse froc betekende monnikspij. In je jas- of broekzak hoort natuurlijk nen bollesdoek (zakdoek). Het eerste deel van het woord is buil (zak). Pollevie (hoge hak van een schoen) komt via het Spaanse polevi uit het Franse ponts-levis wat ophaalbrug, wipbrug , het meermalen steigeren van het paard(!) betekent.
08-11-2008 om 00:00
geschreven door Gust Adriaensen
|