Het Retiese dialect 39
En zwing is een spoorstok, een dwarshout aan een kar of koets waaraan de strengen worden vastgemaakt. Het woord is verwant met het Duitse schwingen (slingeren) en het Engelse swing (zwaaien). Het benoemingsmotief zit in de slingerende beweging van de spoorstok. Naast de algemeen Nederlandse betekenis bilhamer, werktuig om een molensteen te scherpen (verwant met bijl en Engels bill voor houweel) heeft bil(s) in ons dialect ook als betekenis dwarsligger onder rails, biel en biljartbal en kogeltje in kogellagers. Voor deze dialectische betekenissen gaat het woord terug op het Franse bille. Bóget was (is) de Retiese uitspraak van boekweit, een vroeger vrij veel verbouwd graangewas (denk aan de Boekweitbanen in vele Kempense dorpen, ook in Retie). Boekweit betekent letterlijk beuktarwe. De vrucht lijkt erg op beukennootjes en weit (tarwe) is verwant met het Engelse wheat en het Duitse Weizen. Weit betekent wit, het graangewas is dus ook genoemd naar de kleur. Krinselen dat in vele dialecten wannen betekent , werd in het Reties ook als zelfstandig naamwoord gebruikt met als betekenis korte stukjes stro die bij het wannen minder ver uit de wanmolen werden geworpen dan het kaf. Krinselen, krenselen is een afleiding van krensen, Middelnederlands criensen (wannen). De woorden gaan terug op een basis die draaien betekent en ook aanwezig is in bv. kring en het Engelse cradle (wieg).
De rituelen bij het versierings- en liefdesspel werden natuurlijk ook in tal van uitdrukkingen onder woorden gebracht of becommentarieerd. Enkele passeren hier de revue. Wanneer een man tijdens bv. een bal , zijn oog liet vallen op een meisje, probeerde hij ze vjèrrig te mô?en ver de volgenden zóndag: hij toonde extra belangstelling voor haar, probeerde een afspraakje voor het volgende dansfeest te maken. Vjèrrig is de dialectische uitspraak van vaardig, een afleiding van vaart, met als betekenis : gereed om te gaan, bereid. Er iejen nor hojs duun was meestal een volgende, belangrijke fase. Hartstochtelijk gekus kon dan niet lang meer uitblijven. Als dat te ongegeneerd voor het oog van (oudere ?) mannen gebeurde, kon dat de ironisch-welwillende commentaar uitlokken: haj is ze ònt èèzen of haj is ze ùt de krop ònt vójeren(voeren). Ongetwijfeld zijn deze uitdrukkingen ooit in kringen van echte vogelliefhebbers ontstaan. Èèzen is azen en betekent voeren (de vogels voeren hun jongen); krop is de verwijding van de slokdarm bij verschillende soorten van vogels, dienend als voormaag waarin het voedsel geweekt wordt.
Maar je weet het ook wel, waarde lezer, het is niet allemaal rozengeur en maneschijn in het leven. Dat de meeste mensen met het verstrijken der jaren krimpen, tot daar aan toe. Alhoewel: as ge klènder wojnt, komt ewe mónd dichter baj ew gat te stôn èn dan krégde ne stinkenden ásem. Erger is natuurlijk wanneer je met de gezondheid begint te sukkelen, in de lapmánd zit. Een lapmánd is een mand waarin het verstelwerk opgeborgen wordt; de algemeen Nederlandse uitdrukking is overigens in de lappenmand zijn. Hoeveel mensen zijn er niet die het ôn deren tikker hémmen (hart)? Of psychisch uit evenwicht raken en na verloop van tijd zoe zot as en staldeur zijn? Uiteindelijk sterft iedereen en gedurende de dagen tussen overlijden en begrafenis , ligt de overledene bóve jèèr (aarde).
Toch maar afronden met een poëtische weerspreuk, weliswaar afkomstig van iemand met Kasterleese roots: as meej lichtmis ( 2 februari) et licht óp de kérkboek valt, zal het nog hèt vriezen. Vraag is of de lichtinval in onze Sint-Job en Sint-Martinus een test van het waarheidsgehalte van deze mooie spreuk mogelijk maakt. Wie doet op 2 februari 2011 de proef?
25-02-2010 om 13:16
geschreven door Gust Adriaensen
|