‘’t Is niet meer te doen met onze Rik’, zuchtte de aanminnige mevrouw Torfs, al in het deurgat. 'Rik reist wat af, is bijna nooit nog thuis. En dat ligt aan die columns in De Standaard.’
Na lang aandringen had mevrouw toegestemd in een gesprekje. ‘Alleen omdat het voor Rasp is, had ze verklaard. ‘ Voor de welwillende stukjes die Rasp geregeld aan mijne Rik wijdt.’
De weeklacht van mevrouw noopte tot nadere verklaring. En die kwam er ook, niet vooraleer we neergezeten waren op de robuuste Ikeabank in de eenvoudige leefkamer van de Torfsen en genoten van een kopje Max Havelaarkoffie.
‘Rik was altijd al gebeten door de reismicrobe’, stak mevrouw Torfs van wal. ‘Maar tijdens zijn senatorschap, beleefde hij echt een rustige periode. Hoe dom het ook was dat hij in de politiek ging, hij had zo goed als niets te doen. Onze Rik was toen veel thuis, lekker bij het haardvuur, samen bezig zijn in ons moestuintje, een heerlijke tijd. Maar sinds hij rector is, niet te vatten, jezusmina! Rik rotst de wereld rond, alsof zijn zielenheil ervan afhangt!’
‘Maar mevrouw’, vroeg ik, ‘wat hebben zijn maandagse columns in De Standaard daarmee te maken?’
‘Dat zit zo’, hernam de bevallige mevrouw Torfs. ‘Hij is bezig met een never-ending reeks over de plekken die hij ooit heeft bezocht en de boeiende mensen die hij daar heeft ontmoet. Hij is van mening dat hij, om inhoudrijke en lezenswaardige stukjes te kunnen schrijven, daar opnieuw naartoe moet reizen, of het nu Straatsburg, Johannesburg, Bittburg, Sint-Petersburg, Tokio, New-York, Rio de Janeiro, Moermansk, of waar dan ook, is. Hij wil 'toen' vergelijken met 'nu' en nagaan of de boeiende mensen van toen, nu nog even boeiend zijn, of misschien al wel het loodje gelegd hebben.’
‘Maar mevrouw’, vroeg ik, ‘Moet uw echtgenoot niet vooral in Leuven op zijn werk zijn? Het rectoraat van de grootste Katholieke Universiteit der Lage Landen, is toch niet niks?’
‘Ik wil u wat toevertrouwen’, fluisterde mevrouw Torfs. ‘Eigenlijk vraagt die job niet zoveel werk en inspanning. Een beetje rondlummelen in de uitgestrekte rectorssuite in de Hallen, krabbels zetten op documenten, professorale akkefietjes behandelen, docentenruzietjes oplossen. En weet je, onze Rik heeft altijd heel goed kunnen delegeren.’
De lieflijke mevrouw Torfs stond op. ‘Willen we onze moestuin, eigenlijk moet ik zeggen ‘mijn moestuin’ want Rik zet er sinds hij reizende rector geworden is, geen voet meer in, eens van naderbij bekijken?’
Het was een fraai tuintje met een grote variëteit aan groente. Tot mijn blijde, Kempense verrassing, bemerkte ik een bedje heilige boontjes, die ik had leren kennen in de magnifieke kruidentuin van de Postelse abdij. Ik vertelde het haar. Mevrouw glimlachte. ‘We hebben het zaaigoed ook in Postel gehaald’, zei ze, ‘bij broeder Guy, de herborist. We zijn en blijven Kempenaars, nietwaar. Het lievelingsgerecht van mijne Rik is overigens heilige boontjes in tomatensaus, daar kan ie extreem van genieten. Maar zelfs die delicatesse houdt hem niet meer thuis. Schrijf het gerust op: onze Rik is een echte rakker, ja, dat is hij!’
02-12-2013 om 13:22
geschreven door Gust Adriaensen
|