Zij groeien als kool in hun taal.
Uit de chaos van klanken dringen woorden naar voor. Als een stormram rent hij erdoor en schaart ze energiek rond zijn onaantastbare 'ik'. Zij luistert bevallig, echoot 'ik ook' door het huis, neemt eigenwijs haar tijd voor een nieuw geluid. Moeizaam brengen ze woorden in het gelid, zinnetjes missen voorlopig een bit.
Wij omringen hen met zalvende klanken geen kwetsend lawaai, een woord een aai geen dolk, zinnen teder en licht geen drukkend gewicht. Zo vertalen wij hun dag.
Gewiegd door sussende geluidjes, in dekens van warme woorden gewikkeld, beschermd tegen loerend gevaar in een tent van taal, slapen zij in.
's Morgens hervatten zij hun veroveringstocht: geen woord is nog veilig.
30-10-2007 om 11:07
geschreven door Gust Adriaensen
|