'Samen leven met de vluchtelingen en migranten, onze broeders en zusters '
Verklaring van de bisschoppen van België
“De migranten gaan me bijzonder ter harte, omdat ik herder ben van een Kerk zonder grenzen, die zich moeder van allen weet. Bijgevolg spoor ik de landen aan te komen tot een edelmoedige openheid, die in plaats van te vrezen dat de lokale identiteit wordt vernietigd, in staat is nieuwe culturele syntheses te bewerken” (Paus Franciscus in De vreugde van het evangelie, nr. 210).
Duizenden vluchtelingen staan vandaag voor onze deur. Ze ontvluchten massaal oorlog, geweld, bedreigingen en uitzichtloze situaties. Hier, in Europa en in België, komen ze beschutting zoeken, asiel en een beter leven. Want hier is er vrede en welvaart, ook al is het geen paradijs. Vandaag voegen die honderdduizenden vluchtelingen zich bij de andere migranten die, om ogenschijnlijk andere redenen, uit hun land wegtrekken: omdat er honger is, geen economische ontwikkeling en geen behoorlijk leven. We zien en horen het dagelijks in de media.
Van al die situaties zijn wij getuigen. Wij kunnen onze ogen niet sluiten. Wij zien mensen toestromen via de Middellandse Zee naar Italië, Malta, Spanje, Griekenland, de Balkan, op weg naar het Noorden. Wij zien kolonnes mensen te voet, over land, treinen, bussen, auto’s vol. Wij zien de oorzaken van die tragedies soms heel duidelijk, zoals de conflicthaarden in Syrië, in Irak, in Afghanistan, in Soedan en Eritrea, in Libië, fanatieke vervolgingen in Afrika, het Nabije- en het Midden-Oosten en in Oost-Europa. Elders in de wereld moeten mensen vluchten voor overstromingen, droogte, etnische zuiveringen of ontwricht politiek leiderschap.
Wij zijn getuige van een problematische, ‘gedwongen’ migratie op wereldschaal. Heel dikwijls gaan grenzen gemakkelijker open voor kapitaal, industrie en handel, voor kunst, wetenschap en technologie dan voor mensen in nood.
Wij zijn getuige van het complexe politieke debat dat gevoerd wordt binnen de internationale gemeenschap, binnen de Europese Unie en in ons land wanneer men discussieert over onthaal, integratie, voorwaarden voor erkenning en weigering, solidariteit en spreiding van de verantwoordelijkheden, gesloten grenzen en muren, politieke onderhandelingen en militaire en humanitaire interventies.
Wij zijn ook getuige van moedige keuzes en een genereus onthaal. De internationale gemeenschap debatteert over de manier waarop zij mensen menswaardig kan opvangen, hen kan inschakelen, hen veilig kan laten terugkeren.
Wij zien open onthaaltehuizen maar ook gesloten detentiecentra voor migranten. In bijna alle steden en gemeenten en parochies van België leven vandaag vluchtelingen en migranten. Een nieuwe cultuur van integratie dient zich aan. België is zichtbaar een ‘gemengd ’ land geworden. Wij zijn heel gelukkig dat op veel plaatsen vluchtelingen en migranten aanvaard en gerespecteerd worden, ongeacht hun herkomst, religieuze, sociale of politieke overtuiging en dat veel vrijwilligers zich inzetten samen met mensen uit andere culturen. En wij beseffen goed dat er bij anderen een gemengd gevoel leeft: mensen zijn bang, ongerust en vragen zich af hoe de komst van vluchtelingen en migranten hun eigen leven zal beïnvloeden. Iedereen is emotioneel betrokken geraakt, terwijl de geschiedenis ons leert dat migratie een fenomeen is van alle tijden en van alle continenten.
Wij zijn getuigen, maar niet zomaar toeschouwers. Als christenen is het onze evangelische plicht aan de zijde te staan van mensen die lijden. Wij kunnen niet anders. “Ik was vreemdeling en jullie hebben mij opgenomen”, zegt Jezus in het evangelie van Mattheüs (Mt 25,35). Als bisschoppen zijn wij, samen met vele christenen, met mensen van alle gezindten, met onze kerkelijke organisaties en bewegingen, bijzonder bekommerd om het lot van mensen die gedwongen en zonder houvast, zonder begeleiding en soms zonder uitzicht in ons land terechtkomen.
De achtergronden en redenen voor die ontwrichtende migraties zijn heel divers en complex. Maar altijd weten wij dat mensen hun land slechts verlaten omdat zij de hoop koesteren elders een beter leven te vinden. Wanneer mensen oorlogen, onderdrukking, honger, grote armoede, vervolging en discriminatie ontvluchten, liggen structurele oplossingen niet kant-en-klaar. Iedereen weet dat gedwongen migratie slechts zal ophouden als, in de landen van oorsprong, de woon-, werk- en leefomstandigheden ten gronde gezond zullen zijn. Omdat wij wel getuigen zijn, maar niet zomaar toeschouwers, mogen onze diepe bekommernissen ten aanzien van die complexe fenomenen ons nooit beletten vragen te stellen en antwoorden te zoeken. Hoe kunnen en willen wij als Kerk in België en als christelijke gemeenschappen, omgaan met vluchtelingen en migranten? Wat verwachten zij van ons? Wat kunnen wij gemeenschappelijk hebben?
1. Hoe kunnen we als burgers en als christenen migranten ontvangen?
Onze eerste zorg zal altijd onthaal zijn, ongeacht de persoon die aanklopt. Dat is de opdracht die wij ontvangen vanuit het evangelie. Onze eerste aandacht zal altijd de waardigheid van de persoon zijn die voor ons staat en die ons zegt: “Wij zijn broeders en zusters van elkaar”. Op dit punt kunnen wij als Kerk niet wijken. Nooit kunnen onze eerste vragen uitmonden in voorwaarden die anderen beangstigen of die uit angst voorkomen. Er kan geen sprake zijn van een ‘muur’ tussen de andere en mij, ook al verschillen we op bepaalde punten. Op de vraag: “Wie is mijn naaste?” antwoordde Jezus met de parabel van de barmhartige Samaritaan (Lc 10,25-35). Daar vinden we een manier om om te gaan met een gelijke die in moeilijkheden verkeert. De Samaritaan ziet langs de kant van de weg de beroofde en zwaargewonde man liggen. Dat roept bij hem emotie op, verontwaardiging. Dit kan niet! Hij stopt en doet wat hij kan met wat hij heeft, dat wil zeggen met olie en wat wijn. Dit is het beeld voor de eerste opvang van de vluchteling. Maar dan brengt hij de man naar de herberg. Wij zouden vandaag zeggen naar een hulporganisatie. De Samaritaan is geraakt en schiet in actie, maar niet onbezonnen. Hij verbindt emotionaliteit met rationaliteit en nodigt uit tot samenwerking, tot uitwisseling. Hij keert terug naar de herberg om zich ervan te vergewissen dat er goed voor de man wordt gezorgd.
Opvang gebeurt door velen: diegene die het eerste contact heeft, diegene die de mens in huis opneemt, diegene die de verdere opvolging verzekert en ten slotte de organisatie die de geholpen mens professioneel en met ervaring verder begeleidt. Het is een hele opgave om onthaal waar te maken met respect voor de fundamentele rechten van de mens. Onthaal gaat de hele persoon aan, zijn leven, zijn thuisland, zijn huisgezin en familie, zijn taal, zijn cultuur en godsdienst, zijn geestelijke kwetsuren en zijn fysieke gezondheid, zijn krachten, dromen en ambities. Onthaal moet duurzaam zijn, echt nieuwe kansen creëren en een redelijke termijn voorzien; het moet gepaard gaan met middelen en ondersteuning, opdat geboden kansen wortel kunnen schieten en mensen onafhankelijk kunnen maken in een klimaat van vrijheid en vrede. Het is in deze geest dat paus Franciscus de parochies en de christelijke gemeenschappen heeft opgeroepen om daadwerkelijk aan onthaal mee te werken door een gezin asielzoekers of vluchtelingen op te nemen.
Migranten zijn mensen van hoop. Elk onthaal moet aandacht schenken aan die hoop. Migranten en vluchtelingen hopen dat wij hun hoop erkennen en eerbiedigen. Wie mensen onthaalt, neemt ook de verantwoordelijkheid op voor wat er vervolgens gebeurt of moet gebeuren. Mensen echt onthalen, betekent dat ons land, de gemeenschappen en gewesten, de steden en gemeenten, het middenveld met zijn sociale bewegingen en organisaties, de ngo’s en de burgercomités, de Kerken en de gelovige gemeenschappen bereid zijn om samen te werken. Een opendeurenbeleid vereist een strategie van begeleiding. De migranten zijn in te grote getale aanwezig opdat een enkele organisatie deze situatie alleen zou aankunnen. Daarbij mogen politieke of economische belangen hier geen rol spelen. Het gaat om mensen die voor ons allen een appel betekenen. We moeten samen zoeken om menswaardige verwelkomingsstructuren op te zetten. Vele huizen staan leeg in onze steden. Waarom kunnen ze niet, vooraleer ze verloederen en gekraakt worden, ter beschikking gesteld worden van vluchtelingen? Eigenaars kunnen uitgenodigd worden om kamers en appartementen ter beschikking te stellen; financiële middelen kunnen gemobiliseerd worden. Kortom, zowel instellingen als individuele burgers, in het bijzonder christenen, moeten samen antwoorden en oplossingen uitwerken.
Voor alles is het belangrijk dat er een begeleidingsstructuur opgezet wordt. De kinderen hebben opvoeding en onderwijs nodig, de ouders evenzeer. Medische en sociale zorgen en voedselvoorziening zijn dringend. En bovenal is het nodig om een tewerkstellingspolitiek uit te werken die iedereen gelijke kansen biedt.
2. Hoe kan een beter beleid gevoerd worden?
Onlangs hebben wij, elk in ons eigen bisdom, open en gesloten instellingen voor migranten en vluchtelingen bezocht. Het zijn plaatsen waar mannen en vrouwen en hun kinderen leven in afwachting van een beslissing over hun toekomst: ofwel kunnen zij in ons land blijven ofwel moeten ze terugkeren naar de plaats vanwaar ze kwamen. Tijdens die ontmoetingen hoorden wij hun angsten, hun frustraties, het bange wachten, de grote onzekerheid. En wij kwamen onder de indruk van de begeleiders die met veel zorg en tact de mensen zo goed ondersteunen in die moeilijke omstandigheden.
In verband met de gesloten centra – detentiecentra – stellen wij de vraag: heeft een samenleving het recht mensen van hun vrijheid te beroven omdat hun asielaanvraag nog hangende is of omdat ze geen officiële documenten kunnen voorleggen? Zijn mensen zonder geldige documenten, ook na een grondige screening, dan criminelen of een gevaar voor de samenleving? In verband met migranten die in terugkeerhuizen wonen en wachten, stellen wij de vraag: worden zij echt voorbereid om waardig en met een ernstig en stabiel perspectief naar hun land terug te keren?
Wat is dus een correcte onthaalpolitiek als we ons bewust zijn van de gelijkwaardigheid van alle mensen, zonder onderscheid? Kan het politieke beleid van ons land ook weerstand bieden tegen een vrees van de bevolking, tegen de druk van zijn kiezers, als humaniteit voorrang moet krijgen?
Moeten we de vraag niet stellen of het wel menselijk is dat een land migranten aantrekt en uitnodigt omdat ze, soms zelfs tijdelijk, economisch interessant en vooral nuttig zijn? Men kan zich afvragen of het gewettigd is dat in een algemene migratiepolitiek mensen ‘gewogen’ en geselecteerd worden op basis van hun materiële nut voor ons land? Hoogopgeleide migranten uit derdewereldlanden aantrekken betekent vaak een verarming voor het thuisland. Heeft alleen de mens die een economische meerwaarde betekent voor ons land, echt waarde? Zo’n politiek zou er gemakkelijk toe kunnen leiden bepaalde mensen op te nemen en anderen af te wijzen, terwijl de minst gevormde mensen en hun land van oorsprong er alle baat zouden bij hebben om hier in ons land een vorming en een opleiding te krijgen. Wellicht zou het meer aangewezen zijn om vanuit onze christelijke achtergrond vooral die migranten prioritair te onthalen die het meest kwetsbaar zijn en die nergens anders terecht kunnen dan bij ons. Het komt erop aan een politiek en een houding te ontwikkelen die van de wereld een ‘huis maakt voor iedereen’. Dit zal de solidariteit bevorderen van uit een “fundamentele en prioritaire optie voor de armsten” (Laudato Si’, nr. 158).
3. Hoe kunnen we de thuislanden helpen?
Er is een groot gebrek aan stabiliteit in veel landen op politiek, sociaal en familiaal vlak. Zoals paus Paulus VI schrijft in ‘Populorum Progressio’: “Ontwikkeling is de nieuwe naam voor vrede”, richten wij hier een oproep aan de publieke opinie, aan onze beleidsmakers en aan de Europese Unie om zich resoluut te engageren voor de vrede, zowel via de nationale politiek als via de internationale relaties. De uitdagingen op dit vlak zijn zo immens dat alleen een internationale samenwerking de situatie kan verbeteren. Die mensen – die onze broeders en zusters zijn – en die landen moeten ons blijven bekommeren. Als Kerk kunnen wij dikwijls aan die landen een bijstand bieden die de bevolking op lokaal vlak kan bereiken.
In het bijzonder is ontwikkeling van de landbouw van het allergrootste belang. Landbouw voorziet in de basisbehoeften, bevordert de welstand, zorgt voor een goede tewerkstelling en een familiale verbondenheid. Sociale spanningen en conflicten tussen bevolkingsgroepen maken elke samenwerking delicaat. Dit vereist dat de lokale bevolking concreet betrokken wordt bij elke ontwikkelingsoperatie (cf. Laudato Si’ nr. 183). De stimulering en de ontwikkeling van de lokale landbouw kan echter pas ‘humaan’ zijn, dat wil zeggen rechtvaardig, efficiënt en ook interessant voor de lokale bevolking op voorwaarde dat de internationale handel structureel die lokale ontwikkeling niet ondermijnt, verstikt of overweldigt. Ontwikkeling moet beschermd worden.
De voornaamste factor is echter de opvoeding van de kinderen, doorgetrokken tot het beroeps- en het secundair onderwijs. Om toekomst te bieden aan jongeren en aan landen is een goed functionerend onderwijssysteem onontbeerlijk. Op dit terrein is er in het verleden en tot vandaag heel veel werk geleverd door religieuzen en door de lokale Kerken. Daarom is er een intense samenwerking nodig tussen de overheden van landen in ontwikkeling met verenigingen en kerkelijke gemeenschappen, en dit zowel op lokaal als op internationaal niveau.
In het bijzonder verdienen onderwijsinstellingen een bijzondere aandacht vermits elke ontwikkeling berust op een goede opvoeding en een grondig onderwijs. Paus Franciscus roept op tot een grondige koerswijziging. De mensheid wordt volgens hem bedreigd door de economie en de technologische ontwikkeling: “De economie bekijkt iedere technologische ontwikkeling in functie van rendement, zonder aandacht voor de eventuele negatieve gevolgen voor de mens. De financies verstikken de reële economie” (Laudato Si’, nr. 109). Vandaar dat, in het licht van de financiële middelen die ons land (0,45 % van het BNP in 2014 ) en de Europese Unie aan ontwikkelingshulp besteden, velen zich pertinente vragen stellen: bereiken die middelen de meest noodlijdende bevolking? Staan die zo karige middelen eigenlijk nog in verhouding tot onze welstand? Weerspiegelt dit niet hoe de aandacht voor landen in ontwikkeling is afgebouwd, terwijl dit eerder een volwaardig deel zou moeten uitmaken van wat een land ‘investeert in de mensheid’.
4. De waardigheid van ieder mens
“De waardigheid van ieder mens en het algemeen welzijn zouden heel de economische politiek moeten bepalen, maar ze lijken soms aanhangsels van een politiek discours zonder perspectief of programma voor de echte integrale ontwikkeling” (Paus Franciscus, De Vreugde van het Evangelie, nr. 203). We zijn samen verantwoordelijk voor de hele schepping. Dit leidt tot een mondiale broederlijkheid en tot de gelijkwaardigheid van rijke en arme mensen, sterken en zwakken, gezonden en zieken en gehandicapten.
Als bisschoppen willen wij benadrukken dat het principe van gastvrijheid en integratie van migranten, waar ze ook vandaan komen of om welke reden ze bij ons aangeland zijn, gebaseerd is op de gelijkwaardigheid van alle mensen. De dialoog van Jezus met de farizeeër besluit op deze wijze: “Wie denk je dat de naaste is van de man die in de handen van rovers gevallen was? Hij die hem barmhartigheid heeft bewezen” (Lc 10,36). De aarde is door God geschapen en geschonken aan de hele mensheid. Wij zijn gebruikers, dienaars en dienaressen. Wij zijn geen eigenaars. Niemand is aangesteld om er een dominante rol te spelen, om medemensen te kleineren of te knechten, om de natuur geweld aan te doen.
Het woord van Christus is aan ons allemaal gericht: “Ik had honger en jullie hebben Mij te eten gegeven, Ik had dorst en jullie hebben Me te drinken gegeven, Ik was vreemdeling en jullie hebben Me opgenomen … alles wat je voor een van deze minste broeders van Mij hebt gedaan, heb je aan Mij gedaan” (Mt 25,35.40).
Als Kerk willen wij bekommerd zijn om de integrale mens. Dat wil zeggen dat wij ook bekommerd zijn om zijn of haar houding tegenover God, de medemens en de natuur, om zijn geestelijke gezondheid. “De ergste discriminatie waaraan de armen lijden, is het gebrek aan geestelijke aandacht; (…) zij hebben nood aan God” (Paus Franciscus, De Vreugde van het Evangelie, nr. 200). Dit is een werkterrein voor alle lokale geloofsgemeenschappen.
Vanuit onze eigen geloofsbelijdenis zullen wij altijd de godsdienst en de religieuze en levensbeschouwelijke beleving van mensen onverkort eerbiedigen en ondersteunen. Nooit mogen vluchtelingen en migranten zich gedwongen voelen om ‘van godsdienst te veranderen’ om hier beter onthaald te worden. Nooit kunnen wij aanvaarden dat een land mensen weigert en uitsluit omdat zij moslim zijn, christen, boeddhist of van welke gezindheid ook. Een godsdienst heeft geen grenzen.
5. Besluit
Wij willen stilstaan bij het grote migratiegebeuren dat wij vandaag meemaken. Wij willen ons afvragen waartoe wij geroepen zijn en tot welke engagementen wij in staat zijn die recht doen aan migranten en vluchtelingen. Wij willen de tijd nemen daarover met elkaar in gesprek te gaan, op alle niveaus: in parochies, in het verenigingsleven, in werkmiddens, in kerkelijke organen en structuren, met verantwoordelijken in het beleid van ons land, van onze gemeenschappen en gewesten.
Wij hebben geen definitieve antwoorden op die moeilijke vragen, maar wij zijn van plan om ze uit te diepen, namelijk door documenten en initiatieven voor te stellen die de actie en de reflectie op dat punt gaande kunnen houden. In dat licht rekenen wij op “de Heilige Geest die een oneindige verbeelding heeft en die juist als Geest van God in staat is om zelfs de meest complexe en onontwarbare knopen van de geschiedenis te ontwarren” ( Paus Franciscus, De Vreugde van het Evangelie, nr. 178). Wij geloven dat we de kracht hebben en het vertrouwen om de rijkdom van elke mens te ontdekken en te waarderen. De komst van nieuwe mensen moet een verfrissing worden voor ons ‘oude continent’ en is een kans voor onze samenleving.
De Bisschoppen van België 13 oktober 2015 .
15-12-2015 om 20:22
geschreven door Gust Adriaensen
|