De omloop van Suzuka in Japan, in de achtertuin van de Hondafabriek, lag in de zon te bakken. De trainingen voor de GP van Japan F1 waren over. De journalisten haastten zich als bezige bijen hun teksten te schrijven en ze dan als...het kon naar de betrokken krant te zenden. Via de computer, de laptop vooral die omstreeks 1990 in zwang kwam en sjiek stond. Iemand zonder een bengelende informatiekist (- of toverdoos ? Wat van de twee klinkt het leukst ?) aan zijn hand was als een jockey zonder paard. Maar het ging nog niet altijd vlot om met die dingen tekst over de wereld te verzenden, hoewel ze daarvoor waren ontworpen. Met Japan op kop van het legertje producenten. Maar ik was gerust. Ik had één van de betere merken van mijn krant gekregen. Het was Japans, high-tech en dus kon er niets misgaan.
Op het ogenblik dat het platte toestel het rochelende geluid liet horen dat de verbinding met de modem van een ver afgelegen computer te pakken had, brak het signaal onmiddellijk af en gaf verder alleen een irriterende fluittoon. Die gaf aan dat de verbinding via de normale telefoonlijn was mislukt. Niet snel opgevend begon ik aan meerdere pogingen. Ze bleven altijd mislukken. Ten einde raad begaf ik mij naar het informatiecentrum van het circuit, twintig minuten lopen onder de brandende zon, tussen de gigantische vrachtwagens van de teams door, langs de miljoenen kostende mobilhomes van de coureurs, naar een lokaal dat tegen die luxe schril afstak. Toch kon je het beschouwen als het zenuwcentrum van de hele organisatie rond de GP van Japan Formule 1. Binnen stond Mister Kawaguchi, een forse Japanner, lachend zoals ze allemaal doen. Als ze je ontvangen, als je een stommiteit zegt, en ook als ze je echt uitlachen. De nuance is in geen van die drie situaties goed te onderscheiden.
Ik legde mijn probleem uit. "Wacht even", zei Mister Kawaguchi, duidelijk de plaatselijke "allesfikser". Ik wachte. Na twintig minuten kwam een tengere Japanner, binnen, gekleed in een bruinrode overall. Kawaguchi stelde hem voor als Mister Nobody. Via de grote baas werd het gebrekkige Engels dat we alle drie spraken in het Japans vertaald. Ook Mister Nobody begon te grijnzen, daarmee te kennen gevend dat het voor hem een gemakkelijke klus was de vier draden van het snoer, dat de computer met de telefoonplug in de muur verbond, in de juiste volgorde te leggen. Hij vergezelde me naar de perstribune waar het communicatiedrama zich afspeelde. Ik was overigens niet de enige onfortuinlijke, te merken aan een Italiaanse collega die zijn laptop plots door de persruimte tegen de muur aan diggelen gooide. Het onding leek heel even op een satelliet die aan de sterrenhemel werd geplakt. Dan kwam de klap. High-Tech tegen de grond, als een versplinterde granaat. Mister Nobody keek er nauwelijks van op, hij was meer gewoon op gebied van communicatie...Een rood aangelopen Italiaan had hij nochtans niet eerder gezien. Temperament, weet U, dat doet wonderen.
Geduldig stripte Mister Nobody het snoer en legde de vier draden daar binnenin in een andere volgorde en sloot opnieuw het contactpuntje. Alle verdere pogingen om teksten naar België te zenden mislukten. Ik werd nerveus. Mister Nobody niet. Hij werkte geduldig door. Draadje open, draadje weer dicht. Nieuwe poging, weer niets. Japan ligt achtuur voor op onze tijdzone. Als het in België 20 uur is leven de Japanners als vier uur in een volgende dag...Ik liet de Japanner doen en sloop terug naar Mister Kawaguchi, deels om mijn beklag te doen, maar voornamelijk om tot spoed te smeken. De goedmenende man begreep het. "Wacht even", zei hij. "Ik roep iemand !" Ik wachte. Nog eens twintig minuten, mijn rossekop sloeg er grijs van uit. Dan plots ging de deur open en Mister Nobody, onverstoorbaar rustig, zei lakoniek "het werkt". Ik kon mijn ogen en oren niet geloven. Hij tokkelde zowat nonchalant op het klavier, de modems bromden, en er was contact met de computer van De Gazet van Antwerpen. Daar was er niemand van slag geraakt en ze vonden het gans normaal dat de verslaggeving over de GP van Japan binnenliep. Mister Nobody en ik hebben dan wat "hot saké" binnengegoten. Vrienden zijn we altijd gebleven, hoewel de één noch van de ander een woord kon verstaan. Dat was al een sterk staaltje van het begrip" global".(Tekst en foto:Walter Rombauts)