De keren dat ik oog in oog heb mogen/moeten staan of zitten bij Bernie Ecclestone, heb ik altijd
steevast het eeuwig leven in zijn ogen gezien. De nu 81-jarige Brit die buiten
Engels geen enkele notie heeft van welke taal dan ook, heeft de Formule 1 tot
een wereldspektakel gemaakt. Het startveld van het in 1950 voor het eerst
georganiseerde streng gereglementeerde wereldkampioenschap bestond uit wat we
nu "marginale" renstallen zouden noemen. HWM, Cooper-Bristol,
Talbot-Lago, Alfa Romeo, Maserati en Ferrari en...Sima Gordini waren aanwezig.
In die HWM dook onze landgenoot zaliger Paul Frère op en sprokkelde daarmee in
1952 welgeteld 2 WK-punten door op 22 juni van dat jaar in de GP van België
vijfde te finishen. In die periode sukkelde Bernie Ecclestone in andere
disciplines met een Cooper-Norton en zag zich voorbijgereden door o.a. Stirling
Moss en andere Mike Hawthorn's.
xml:namespace prefix = o ns = "urn:schemas-microsoft-com:office:office" />
Bernie Ecclestone waagde zich dus ook achter het stuurwiel,
maar snapte alras dat hij nog niet eens aan de enkels van Stirling Moss, Farina
of Fangio kon tippen. Terwijl na de eerste wereldkampioen Giuseppe - Nino -
Farina de Argentijn Juan Manuel Fangio bijna een monopolie nam op de F1 voor
liefst vijf wereldtitels, bleef Bernie in het milieu rondhangen en zag met lede ogen aan hoe racewagens in
kleine gammele en vuile garages werden geconstrueerd. Hij zag ook aan hoe
financieel moeilijk die renstallen het hadden en broedde een pienter plan uit.
Waar tot dan toe - buiten Fangio - jonkheren, graven en prinsen racewagens
werden toebedeeld, kwam er een nieuwe generatie autocoureurs die het enkel van
hun stuurmansschap moesten hebben: Emerson Fittipaldi, Jackie Stewart, Niki
Lauda en andere...Mchaël Schumacher's. Het was een generatie van piloten die
door de renstallen (-veelal door hun sponsors) werden betaald om te rijden
en...te winnen ! De komst van Stirling Moss in 1954 met Maserati was een
mijlpaal in de F1. In de GP van Frankrijk op 4 juli 1954 wisselde Fangio zijn
Maserati voor een Mercedes en schonk het legendarische merk met de Ster de
eerste zege in het na-oorlogse officiële WK.
Opmerkelijk in die eerste jaren van het WK-F1 telde ook de
"500 Mijlen van Indianapolis" voor het WK. Dit tot 1961, het jaar
waarin Phil Hill als Amerikaan de wereldtitel met Ferrari in de F1 veroverde.
Niet één niet-Amerikaanse naam komt in die tien vorige jaren voor op het
erepodium van de verbazend snelle en gevaarlijke race. De 500 Mijlen werden in
1961 vervangen door een GP van Amerika in Watkins Glen. De "Fédération
Internationale de l'Automobile" (FIA) in Parijs vond dat Indianapolis
onredelijk op de kalender stond omdat er eigenlijk met een ander concept van
bolides werd gereden en de Europese renstallen die dure verplaatsing niet
konden maken. Op uitzondering van Lotus dat zich daar veel later manifesteerde
met Jim Clark en Graham Hill.
Dat zou allemaal weinig met Bernie Ecclestone te maken
hebben, ware het niet dat onder de heerschappij van de FIA in Parijs een heftig
dispuut ontstond tussen de Fransen en de Engelsen. Niet echt gewapend zoals
Napoleon en Wellington op 22 juni 1815 in Waterloo, maar bitsig. Beiden eisten
de eer op de autosport te laten geboren worden. Die discussie duurt tot vandaag
eigenlijk voort. In 1981 - Jean Marie Balestre - beoogde het presidentschap van
de FIA en Bernie Ecclestone vond het gezever stilaan welletjes en richtte de
"Formule One Constructors Association" (FOCA) op en dreigde ermee als
zijn wensen niet werden ingevuld met een losstaand van de FIA een parallel WK te
organiseren waarin de TV-rechten (stilaan begonnen zenders GP's rechtstreeks
uit te zenden) zouden worden verdeeld onder teams die punten scoorden. In
werkelijkheid bleef veel geld in Bernie's zakken zitten, maar...de teams zagen
zich wel uit van armoezaaiers naar welstellende merken evolueren.
De dure verplaatsingen
van de teams (auto's, materieel, mecaniciens, ingenieurs, hotels, restaurants,
public relations e.d.) kwamen stilaan uit een groeiende geldpot die niemand
anders dan Bernie Ecclestone - met wat hulp van vriend Max Mosley - als een
gigantisch dik spaarvarken opvoerde. Teams konden vanaf toen hun coureurs
betalen, maar Bernie zelf bleef het grootste deel van de inkomsten naar zich
toe te trekken. Vandaag, met het oog op het niet eeuwig leven van de
F1-Manitou, komt er een nieuwe verdeelsleutel. Mede onder druk van de grote
crisis van 2008, te vergelijken met wat 80 jaar geleden in Duitsland is
gebeurd. Want de deelnemers zijn overwegend autoconstructeurs: Renault, Lotus,
Ferrari, Mc Laren en andere Mercedessen... Die hebben allemaal te lijden onder
de decadente, onrechtvaardige gang van zaken die banken,
verzekeringsmaatschappijen, corrupte regeringen die in essentie gewoon de
burger negeren en verder doen met de mensen verder dan hun reëel krediet te
drijven. Maar terug naar de essentie.
Door die crisis komen er teams in moeilijkheden. Zij kunnen
opnieuw maar met moeite de terecht dure lonen van de coureurs uitbetalen. Dus
zoeken teams opnieuw naar al dan niet "adelijke" coureurs die
valiezen geld meebrengen. Liefst dollars. Euro's worden wat lacherig bekeken.
Maar niets waarborgt dat de man met de volle boot dollars per definitie goed
een F1 kan besturen. Enzo Ferrari in hoogsteigen persoon vertelde me bijna
veertig jaar geleden in zijn bureau in Fiorano "dat minder dan 30 mensen
in de wereld bekwaam zijn om met absolute vakkundigheid een Formule 1 wagen te
besturen." Hij vervolgde met "enkel zes van hen zijn in staat ermee
wereldkampioen te worden...". Il Commendatore kreeg zijn gelijk. Tot vorig
jaar acht wereldkampioenen in een veld van 24 auto's deelnamen aan het WK. Eén
keer bestond het podium alleen uit wereldkampioenen.
Om meer uit "de pot" te halen in plaats van Ecclestone zelf, werd een viertal jaar geleden door de constructeurs de "Formule One Teams Association" opgericht. Buiten wat geruzie is er niet echt veel resultaat uit de bus gekomen. Tenzij de waarheid als een koe dat Ferrari altijd een hand boven het hoofd zal worden gehouden. Dit omdat de man die 50 jaar geleden als navigator in een Peugeot 404 in rally's reed, de teamdirecteur was toen een zekere Michaël Schumacher na een eerste titel met Benetton-Ford zes titels aan Ferrari en zichelf schonk. Diezelfde man is Max Mosley opgevolgd na een ophefmakende "afrekening" met namen die ik hier gewoon niet wil neerschrijven. Jean Todt is de Napoleon, de alleenheerser op de Place de la Concorde nummer 8 in Parijs. Hij is zijn Ferrari-tijd niet vergeten. Evenmin is hij vergeten dat hij Fransman is en Bernie Ecclestone een verbeten Engelsman. Er komt geen nieuw Waterloo, toch zeker niet nabij Brussel. Maar eigenlijk staan we terug aan het begin van het verhaal.
Teams smeken om geld. Destijds was het gemakkelijker toen de sigarettenmerken als Marlboro, Westfield en andere Gitanes aangemeerd lagen met "boten geld". Geen mens kwam iets te kort. Armoeizaaierij uit de jaren '50 behoorde voorgoed tot het verleden. Het is een akelige gedachte dat teams weer aandacht krijgen voor "adelijken-met-gevulde" dollarvaliezen in plaats van puur talent. Onze Belgische talenten die in de F1 zijn geraakt - Thierry Boutsen, Bertrand Gachot, Eric Van de Poele en - héél kort - Philippe Adams en degenen die er bijna in zaten. In weerwil van hun talenten bleef hun deelname beperkt tot testen: Jeffrey Van Hooydonk, zoon van de legendarische vader Mike, Bas Leinders als zuiverste diamant en Marc Goossens, talentrijk egoïst, dus hebbende "dé" eigenschap om in F1 te winnen. Over Marc Goossens en Barichello die bij Jordan gingen testen in Silverstone heb ik een ander verhaal voor één van de volgende bijdragen. Over hoe een tweede piloot - zoals Mark Webber bij Red Bull-Renault - talent moet hebben om de constructeurstitel te dienen, vertel ik ook in verder bijdragen. Stirling Moss heeft altijd achter Juan Manuel Fangio moeten rijden bij Mercedes, Barichello werd die rol toebedeeld achter Michaël Schumacher bij Ferrari. Bernie Ecclestone, op weg naar de stof naar dewelke ieder weerkeert, kijkt het met lede ogen aan. Betalende piloten betekent een devaluatie van purisme. Maar Bernie zal ooit de ogen vredig sluiten, want iedereen moet beseffen dat het aan hem niet zal liggen. Hij heeft de autosport en de Formule 1 in het bijzonder tot een ongemeen boeiende en grote industrie gemaakt. Zijn ideale lijn lag niet achter een racewagenstuurtje, maar wel in het tellen van dollars en wat hij - en de renstallen - er konden mee doen en van profiteren.
Hij zou als interimpaus kunnen figureren. De offerblokken zouden snel bol staan. Maar dan zou de kerkfabriek niet over een paar sexyvrouwen mogen struikelen. Schild en schandknaapjes komen niet echt voor in Bernie's wereld. Hij laat iedereen zichzelf zijn, maar zijn absolutie over alles en iedereen is onomkeerbaar. Verlicht despoot, geniaal, streng, vaderlijk soms, maar vooral één van de rijkste mensen ter wereld. Een factor die mensen jaloers maakt, maar een positie die hem meer dan toekomt. De echte herrie in de F1 zal pas beginnen als Bernie er niet meer zal zijn. Zoals de commotie over de nieuwe 1.6 V6-turbomotoren met KERS (Kinetic Energy Recovery System) die volgend jaar - ja, 2014 - voor ophef zullen zorgen. Bernie was ertegen, maar heeft voor het eerst de duimen moeten leggen omdat de FISA naar "downsizing" wil. In het teken van het milieu: minder brandstof verbruiken, minder uitstoot. Dan begint na 63 jaar weer een nieuw hoofdstuk in de F1 met auto's die de prestaties zullen leveren van een Formule Renault 3.5 van vandaag. Met veel betalende coureurs(- de femmes) erin.(Tekst:Walter Rombauts/Foto's: Mercedes, Renault en Lotus)
|