De meest fascinerende groep auto's in de 24 Uren van Le Mans (22 en 23 juni) zijn de prototypes LMP1 en LMP2. Principieel is de eerste groep voorbehouden aan de constructeurs die een industrieel spelletje spelen. Zoals Audi en Toyota. De tweede groep prototypes, de LMP2's, komen meer uit de privé-renstallen en zijn vooral gelinkt aan motorenleveranciers, zoals bijvoorbeeld Nissan.
De Automobile Club de l'Ouest, sinds 1923 organisator van 's werelds grootste race, waakt enigszins over het kostenplaatje van vooral de LMP2's. Volgens hun technische reglement mag een LMP2 auto maximaal 355.000 kosten zonder motor. De toegelaten accessoires mogen in prijs nooit hoger worden dan 150% van de kostprijs van de auto. Met de onmisbare - bijvoorbeeld - V8-motoren zoals die van Nissan - kost dus een LMP2 auto alras meer dan 500.000.
Op de LMP1-wagens is moeilijk een prijskaartje te plakken. Dat komt omdat het rijdende laboratoria zijn die het hele jaar door verder worden ontwikkeld. Zeker nu er een WK Endurance bestaat. Men moet van goede industriële komaf zijn om zo enkele van die auto's "in dienst" te houden. Audi en Toyota kunnen dit blijkbaar, maar door de wereldwijde crisis moest Peugeot voor twee jaar afhaken. Het prestigieuze familiebedrijf moest hulp van GM aanvaarden en moet nog dit jaar nog eens 100 miljoen besparingen doorduwen. Dat de Franse constructeur niet in Le Mans is, doet iedere rechtgeaarde autosportfanaat pijn. Maar de zaken zijn niet anders. Audi en Toyota hebben de hybride-machines die wellicht ook deze 90ste editie zullen domineren. Een eerste voorsmaakje daarvan krijgen we volgende zondag 9 juni op het circuit van La Sarthe in Normandië.(Tekst en foto's:Walter Rombauts)
|