Le Mans - Het “Kinetic Energy Recovery System” is ontsproten uit de FIA-gedachte om brandstofbesparend in te grijpen. In de plaats daarvan is het geëindigd als KERS die op verzoek van de piloot 60 kW of 82 pk via een elektromotor/generator toevoegt aan het reeds aanwezige motorvermogen. Die energie komt uit een condensator die bij het vertragen van de bolide van de generator dan weer wordt opgeladen. Het afroepen van die energie kan maximaal 6”77 in tijd duren. Dan is de condensator weer leeg en moet op opladen wachten. Dat gebeurt bij de volgende rembeurt.

Moest het recupereren van de kinetische energie nu alleen tot doel hebben de verbrandingsmotor bij te staan, dan zou een – kleine – brandstofbesparing plaatsvinden. Maar gezien KERS nu alleen ten dienste staat van het spektakel geraakt Max Mosley’s droom maar traag op gang om tegen 2015 een brandstofbesparing van -50% te realiseren en zich te beroepen de autosport en de F1 in het bijzonder “groener” te hebben gemaakt. Gezond verstand zegt dat “downsizing” van motoren en het weer invoeren van o.a. tweetrapsturbo’s – evenzeer in combinatie met een KERS – daartoe kunnen leiden;

Daarvoor is het minimumbudget van €45 miljoen niet toereikend genoeg. Omdat nieuwe motoren ontwerpen ongelooflijk geldverslindend is. En een standaardmotor – bijvoorbeeld geleverd door Mercedes – zou de identiteit der merken aantasten en de F1 tot een banale promotieformule maken. Zo zijn er al velen, tevelen zelfs en waardoor devaluatie van autosport legio is geworden. Overigens kan men het grote publiek niet opzadelen met allerlei ingewikkelde dingen. Mensen willen brood en spelen, niets anders, en dat is ook nooit anders geweest. Maar als morgen een F1 race wordt gehouden waarbij duidelijk en direct het verbruik van een bolide wordt aangegeven in “liter per honderd kilometer”, dan zal het merk dat het zuinigste is én wint meer pub oogsten dan nu het geval is.

In de voorbije “24 Uren van Le Mans” reed de winnende Peugeot 908 HDi FAP van Gené-Brabham-Wurz een afstand van 5.206 km, hetzij iets verder dan Parijs –New York. In dat etmaal stonden zij ook 40’ aan de pits. Maximaal konden ze tijdens een pitstop 81 liter gasolie tanken. Die hoeveelheid zat in de tank als de wedstrijd opgang werd gebracht. Bij de pitstops zit er doorgaans om en rond 5 liter nog in de tank. Dus worden slechts 75 liter bijgetankt omdat de toevoerleiding ook een liter vasthoudt. Er moet dus door de winnende Peugeot op een litertje na niet misteld 2.256 liter gasolie zijn getankt. Dat moet dan neerkomen op 43 l/100 km als verbruik voor de 514 kW (700 pk) sterke V12 waarvan de cilinderrijen onder een hoek van 100° staan. Het uitgebraakte koppel is 1200 Nm, maar natuurlijk vertelt Olivier Quesnel er niet bij tegen welk toerental. Daaruit zou Audi teveel kunnen leren en vice-versa. Dat verbruik is in specifieke waarde gezien één van de beste cijfers ter wereld. Net zoals dat van alle F1-motoren. Maar gewoonweg 43 l/100 km zeggen en daarmee basta, dat doet wenkbrauwen fronsen. Bovendien is niet geweten met welke druk de “common rail” die gasolie inspuit. Minstens 1800 bar, maar het kan heimelijk méér zijn.

Audi heeft met zijn V10 configuratie onder 90° gespeeld op een stijvere totaalauto die overigens impressies oproept van de vroegere – geen vergelijking – Porsche 908 die speciaal voor Nürburgring en Targa Florio werd geconcipieerd. Een V10 heeft minder lengte-torsies dan een V12. Om die reden koos Peugeot ook voor een hoek van 100°. Dat neigt meer naar de robuustheid van een “boxer” maar zadelt de ingenieurs dan ook direct op met bredere inbouwmaten.Twee Audi’s zijn geofferd aan dwaasheid. De overblijvende mankte acht ronden achter de Peugeot maar had eerder al tien jaar een monopolie neergepoot in Le Mans. Dr. Wolfgang Ullrich en Olivier Quesnel – sinds de klacht – niet echt vienden meer, geraakten zo door Audi’s derde plaats toch zij aan zij op het podium. Zoals het genieën eigen is, wisten ze er geen van beiden goed raad mee. Le Mans blijft vakantie, brengt champagne, babes en autosport van het zuiverste gehalte.(Tekst:Walter Rombauts)