Vorig jaar besloot ik voor de kinderen en kleinkinderen geen kerstcadeaus te kopen. In de plaats daarvan nodigde ik hen uit om dit jaar, waarin ik 75 geworden ben, allemaal samen voor één week naar Sardinië op vakantie te gaan. Iedereen was het daarmee eens (raar, he?) en vanavond rijden we allemaal naar Zaventem, waar we logeren, om dan morgen het vliegtuig te nemen naar Olbia, een stadje in het noordoosten van het eiland, niet ver van Aga Khan’s Costa Smeralda. Daar hebben we drie auto’s gehuurd, waarmee we via de Barbagia, het bergachtige binnenland, naar de Costa Rei rijden aan de zuidoostkust. Ik heb daar drie bungalows gehuurd vlak tegen een strand dat – volgens Global Village – bij de vijf mooiste van de wereld behoort.
Die Costa Rei is voor mij niet zomaar een kust. Ik arriveerde er in 1963 als 23 jarige jongeman, met een vrouwtje van 20 en een dochter van 9 maanden. We hadden er een stuk grond gekocht van 80 ha met een lengte van 800 meter aan het strand. De regio had geen naam. Daar er al een strandmeer was met de naam Piscina Rei, een heuvel die Sa Punta Rei heette en het eerste hotel dat er – door een Vlaming - gebouwd werd Villa Rei genoemd werd, besloten we de hele kuststrook Costa Rei te noemen (‘Rei’ is Sardisch voor ‘koning’; in het Italiaans ‘Re’, in het Spaans ‘Rey’). We maakten er ook ter plaatse publiciteit mee en enkele jaren later besloot de provinciale dienst voor toerisme van de provincie Cagliari de naam officieel te maken. Ik heb die kust dus zijn huidige naam gegeven. In de Unione Sarda, de grootste krant op het eiland, stond zondag nog een artikel over mij met foto en al. Te zien op
http://www.unionesarda.it/articolo/cronaca/2015/08/16/la
Enfin, wij gaan met zijn allen nog eens terug naar de plek waar ons sprookje een avontuur werd dat daar negen jaar geduurd heeft. We waren echter te jong, te onervaren, konden in die tijd daar niet op enige overheidssteun rekenen (er was zelfs geen weg naartoe, laat staan water en elektriciteit). Toen ook het thuisfront het liet afweten, hebben we zaak aan anderen moeten overlaten en zijn we met zijn vijven naar Vlaanderen teruggekeerd (op Sardinië kregen we er nog twee kindjes bij). Het artikel, waarvan hierboven sprake, toont wel aan dat men mij ginder niet vergeten is. Hopelijk gunnen ze me daar die week vakantie en doen mijn lezers dat ook, want die zullen mijn brouwsels voor een week moeten missen…
A si birri (Sardisch voor ‘tot weerziens’).
|