Terwijl wij Vlamingen ons erover blijven ergeren dat de Franstaligen ons steeds opnieuw de collaboratie tijdens WO II in de schoenen willen schuiven, terwijl ze zelf ter zake meer dan genoeg boter op hun eigen hoofd hebben, vergeten we dat niet alleen Vlamingen en Walen, collaboreerden, maar ook het officiële België.
Op 10 mei 1940*, toen de Duitsers ons land binnenvielen, keurde het Belgisch parlement nog een wet goed die zei dat alle ambtenaren op post moesten blijven en dat de secretarissen-generaal de collaboratie met de bezetter in goede banen moesten leiden. De bisschoppen riepen de bevolking op de Duitse overwinning te aanvaarden. Hendrik de Man, voorzitter van de Belgische socialistische partij (die toen ‘Werklieden partij’ heette), noemde de Duitse overwinning een bevrijding en Jos van Eynde, de latere hoofdredacteur van de Volksgazet vroeg de bezetter om een socialistisch dagblad te mogen uitgeven. Dat werd hem geweigerd, waardoor hij later, dank zij die weigering, geen ‘zwarte’ werd, maar iemand die de al dan niet vermeende collaborateurs nog jaren zou achtervolgen.
De collaboratie met de bezetter werd dus officieel aanvaard, net zoals trouwens in Nederland.
Ook industriëlen die bleven werken, deden dit voor de Duitsers, inbegrepen de Société Générale die in het Luikse industriebekken wapens fabriceerde voor de bezetter. Raar dan ook dat men nu, bijna 70 jaar later, het wel nog altijd de Vlamingen kwalijk neemt, maar als vermoord blijft zwijgen over de rol van België (en van het koningshuis). In het licht van dat alles hoefde Theo Francken dan ook helemaal geen excuses te bieden, zeker niet o.w.v. dat bezoekje aan het verjaardagsfeestje van de 90 jarige Bob Maes, die – zoals ik al schreef – jarenlang Belgische senator was en daarmee zelfs niet eens een uitzondering. Oswald van Ooteghem, oud-Oostfronter, was dat ook en was zelfs lid van de commissie Landsverdediging. Hector de Bruyne, tijdens de repressie veroordeeld tot 15 jaar gevangenisstraf, werd minister in de tweede regering Tindemans, evenals later Hugo Schiltz die het bracht tot vice-premier. Het toont nog maar eens aan waartoe het viswijvengekrakeel van tante Laurette en Co in onze praatbarak kan leiden.
* 10 mei1940 werd in onze familie een datum om te onthouden. Toen ’s morgens op de radio de Duitse inval bekend werd gemaakt, zei mijn grootvader: ‘Oorlog of geen oorlog. Op 10 mei plant ik mijn bonen’. Voor de niet-kenners: in de gunstigste weersomstandigheden komen bonen 5 dagen na het planten uit. Vermits men er toen van uit ging, dat het tot 15 mei kon vriezen, kon men ze beginnen te planten vanaf 10 mei!
|