Ik ondervind dat het in sommige middens bon ton is om van jetje te geven tegen het interessante pensioenstelsel van ambtenaren. Maar dan wordt vaak vergeten dat wie voor de staat werkt, geen tweede pensioenpijler kan opbouwen - het welbekende bedrijfspensioen. Daarom besliste deze hervormingsregering: ja, we gaan de pensioenwetgeving van de private en publieke sector gelijkschakelen. Ambtenaren mogen daardoor niet meer sneller op pensioen dan de anderen. Maar: neen, hun pensioenbedrag kan wel hoger blijven. Dat is normaal, en dat is billijk.

De maatregelen voor ambtenaren in de pensioenhervorming krijgen tot mijn verbazing weinig weerklank bij pers en publiek. Louter tijdens de regeringsonderhandelingen lekte er het een en ander over uit. Opmerkelijk, want vergeleken met wat in de privésector zal veranderen, gaat het hier eigenlijk om zwaardere ingrepen. De regering wil de pensioenwetgeving van ambtenaren bijna volledig afstemmen op die van werknemers en zelfstandigen.

2,5 keer zo hoog

Het gemiddeld werknemerspensioen bedraagt 1.080 euro, het gemiddeld ambtenarenpensioen 2.498 euro: dat van ambtenaren is dus op het eerste gezicht bijna 2,5 keer zo hoog. Maar die vergelijking gaat niet helemaal op, want in nettotermen is het verschil veel kleiner. De fiscale behandeling van een ambtenarenpensioen is immers minder voordelig. Ook de tweede pijler via de werkgever, waarop ondertussen 70 procent van het personeel in de privésector recht heeft, moet in de vergelijking meegenomen worden: het aanvullend stelsel vulde anno 2010 het werknemerspensioen aan met gemiddeld 579 euro.

Het hogere ambtenarenpensioen heeft verscheidene oorzaken. Zo zijn er de weddes die in aanmerking komen voor de berekening van het pensioenbedrag. In de private sector gebeurt dat over een loopbaan van 45 jaar. Voor ambtenaren echter wordt een gemiddelde gemeten van enkel de tien laatste loopbaanjaren. Vermits de meeste mensen op het einde van hun carrière meer verdienen dan in het begin, valt het ambtenarenpensioen dus hoger uit dan dat van de privésector.

Studeren telt als werken

Vastbenoemden kunnen niet alleen een hoger pensioenbedrag opbouwen, ze kunnen ook na een kortere carrière op pensioen. Nochtans gelden voor hen ook de normale pensioenleeftijden, zoals in de privésector. Maar in het geval van ambtenaren worden de studiejaren meegeteld als gewerkte jaren. Iemand die dus vijf jaar studeerde, kan deze jaren in de berekening laten meenemen. Samengevat: ook ambtenaren kunnen pas met pensioen op 63 jaar en na 42 jaren loopbaan (daarover schreef ik eerder al een bijdrage). Maar in die 42 jaar mogen maximaal vijf studiejaren meetellen, waardoor slechts 37 effectief gewerkte jaren nodig zijn.

Package deal

Deze pensioenverschillen zijn historisch gegroeid. Ambtenaren gingen indertijd akkoord met de package deal 'lager loon, hoger pensioen'. Maar intussen bestaan er twijfels over de niet-competitiviteit van de ambtenarenlonen. En vanuit de private sector is het draagvlak verkleind om ambtenaren een hoger pensioen te geven na een kortere loopbaan. In tijden van zware besparingen waarin werknemers een stuk van hun pensioenverwachtingen in rook zien opgaan, zou het als onrechtvaardig worden aangevoeld dat andere groepen de dans zouden ontspringen.

De regering-Di Rupo heeft reeds stappen gezet om de stelsels meer naar elkaar te doen toegroeien, bijvoorbeeld door het pensioen niet meer op de laatste vijf, maar wel de laatste tien loopbaanjaren te gaan berekenen. Toen Frank Vandenbroucke met zijn twaalfkoppig team van academici een lijvig pensioenrapport uitbracht, ging de bal helemaal aan het rollen. De regering-Michel ging met ondermeer de conclusies van die pensioenexperten meteen aan de slag.

45 jaar werken voor volledig pensioen

Van een hele batterij maatregelen (bladzijde 32 van het regeerakkoord), springt het afschaffen van het meetellen van de studiejaren het meest in het oog. In 2016 zal al één studiejaar minder opgenomen kunnen worden en tegen 2030 is het systeem volledig uitgedoofd. Dat betekent dat ambtenaren die hogere studies genoten, niet enkel langer zullen moeten werken door de algemene optrekking van de pensioenvoorwaarden, maar ook door de afschaffing van dit systeem. Met elk studiejaar minder dat ze kunnen meerekenen, moeten ze immers een jaar langer werken.

Een grote groep ambtenaren met voordelige pensioenregimes, zoals het onderwijs, de politie, de magistraten, de postbodes en zo meer, zal ook 45 jaar moeten gewerkt hebben vooraleer ze een volledig pensioen krijgt. Die beslissing zou deze legislatuur worden genomen, ook al is nog niet duidelijk wanneer dat in werking zal treden.

Tweede pijler voor contractuelen

De jaren als contractueel personeelslid zullen niet meer meegeteld worden voor het ambtenarenpensioen (voor mensen die niet vastbenoemd waren op 9 oktober 2014, de datum van het regeerakkoord). Voor wie lang contractueel geweest is, kan dat een grote impact hebben op het pensioenbedrag. Daarom is in het regeerakkoord voorzien dat de overheid - in deze de werkgever - voor die mensen een aanvullend pensioen moet opbouwen. De federale overheid is alvast van plan om dat te organiseren voor haar ambtenaren. Voor andere bestuursniveaus, zoals Vlaanderen, is het federale niet bevoegd.

Afgunst

Het weze duidelijk dat de hervormingen van het ambtenarenpensioen ingrijpend zijn. Maar een belangrijke aanbeveling van het rapport-Vandenbroucke is dat de invoering van het puntensysteem niet verhindert dat verschillende beroepsstelsels nog een andere 'weging' krijgen van hun loopbaan en wedde. Concreet betekent dit dat ambtenaren nog steeds een hoger pensioen kunnen blijven ontvangen, ook al is de wetgeving van het ambtenarenpensioen volledig afgestemd op die van de private sector. Dat staat ook letterlijk in het regeerakkoord: de regering zal een wettelijke basis opstellen 'voor een puntensysteem voor de pensioenberekening, dat een correcte weerspiegeling van opgebouwde rechten is. Dat wil zeggen dat een significante daling van het pensioenbedrag onmogelijk wordt gemaakt.'

De duidelijke keuze die hierin vervat zit, is dat de ambtenarij weliswaar niet meer na een kortere loopbaan dan de privésector op pensioen mag, maar dat de regering weigert mee te stappen in een afgunstpolitiek. Ambtenaren moeten kunnen blijven rekenen op een fair, armoedebestendig pensioen. Zij genieten immers niet de mogelijkheid om aan te vullen via een bedrijfspensioen van de werkgever.

Als ik in het parlement zat, dan zou ik in naam van mijn middenpartij die boodschap laten weerklinken in het halfrond."