Die hier zwaar overgesubsidieerde activiteiten komen ontwikkelen, moeten altijd zeer kritisch benaderd worden. Wat zoekt die Peter Leibold nu concreet hier in België eigenlijk? Kan hij die investering in zijn thuisland niet uitvoeren? Omdat hij het niet wil, omdat hij liever Belgische medewerkers heeft dan Duitse? Wat is dat voor onzin? Of misschien omdat hij het in Duitsland gewoonweg niet kan, wat wil zeggen dat het daar niet toegelaten is? Of omdat hij het niet mag, omwille van een gebrek aan persoonlijke competenties? Is er in België zelf dan geen enkele "zakenman" te vinden die zich geroepen voelt om dat te willen, te kunnen en te mogen doen?
Als het inderdaad zo is, dat er geen enkele Belgische zakenman bereid gevonden wordt, is dat dan geen bewijs dat die zwaar overgesubsidieerde bedoening al bij al toch niet zo gunstig is voor onze samenleving, en dat we d'r maar beter helemaal vanaf zien, vóór het onheil geschiedt en onze centen in het buitenland zitten?
Er zijn voldoende precedenten in het verleden die deze stelling bekrachtigen.
Het noodlijdende Sabena moest zo nodig en deze keer voor eens en voor altijd, gered worden door samen te gaan met Swissair, wat meteen het definitief faillissement inluidde van deze twee staatsmaatschappijen, maar niet vooraleer het de Belgische belastingbetaler ettelijke miljarden kostte.
Wat kwamen die Zwitsers hier doen? Investeren in Belgische luchtvaart?
Verscheidene gemeenten dachten een tiental jaar geleden het ei van Columbus gevonden te hebben door hun rioleringen in financiële constructies te steken met investeerders uit de Verenigde Staten in zogenaamde cross-border leasecontracten, waarbij er alleen maar winnaars konden zijn (behalve de Amerikaanse belastingbetalers, die daar fiscaal mee werden opgelicht). Maar na het uitbarsten van de financiële crisis bleek het een omelet te zijn geworden van allemaal gebroken eieren waar de betrokken gemeenten momenteel nog jaren de dupe van zullen zijn.
Wat kwamen die Amerikanen hier doen? Investeren in Belgische riolen?
In de toenmalige economische sectoren die van nationaal belang werden geacht: steenkool, staal, textiel, glas en scheepsbouw, werd ook ijverig naar buitenlandse investeerders gezocht. In de nevelen van de geschiedenis zijn namen als het Franse Saverglass (glas) en het Nederlandse Begemann (scheepsbouw) al verdwenen. Usinor (staal) klinkt misschien nog iets bekender, maar bestaat vandaag in Frankrijk ook al lang niet meer zelfstandig. Voor de energiebron van de 19de eeuw, steenkool, werd nooit iemand gevonden om die alsnog naar de 21ste eeuw te loodsen, de overheidssubsidies dienden gewoon om schijnbaar bodemloze mijnschachten te vullen. En voor textiel hadden we, na de familie De Clerck, als uitzondering die de regel bevestigt, geen buitenlanders meer nodig om de miljarden overheidssteun te incasseren.
Want dààr gaat het altijd om! Beeld u vooral niet in dat Fransen toen oprecht geïnteresseerd waren in Belgische glazen flessen om hun wijnen in te bottelen. Of Nederlanders in Belgische schepen, die ze zelf veel beter kunnen bouwen.
Of een Duitser nu, in Belgische groenestroomfabricage.
29-02-2016, 13:06
Geschreven door bertie
|