In mijn blog van 7 dezer (‘De particratie’) had ik het er nog over dat in dit land de politiek grotendeels bepaald wordt door partijvoorzitters die zelf geen mandaat hebben, geen democratische verworvenheid noch wettelijke basis om te beslissen wie ons regeert. Daar komt nog bij dat de meeste van die voorzitters – zeker in Vlaanderen – weinig of niets meer voorstellen.
Lachaert heeft zich bij Open VLD onmogelijk gemaakt door t.o.v. zijn achterban zijn woord niet te houden, Bij cd&v zit men al aan de derde voorzitter in evenveel jaren, nadat Beke zichzelf benoemd had tot Vlaams minister (en ondertussen al uit die functie is opgestapt). Bij De N-VA kan De Wever zich nog handhaven, bij gebrek aan beter, maar dat zou kunnen veranderen als de man – historicus, nota bene - in 2024 zijn afspraak met de geschiedenis zou missen. Zelfs als hij nu nog van mening zou veranderen en zou zeggen bij een Vlaamsnationale meerderheid in het eigen parlement, tóch te willen samenwerken met het VB, gaat niemand nog geloven dat hij ook na de verkiezingen zijn woord zal houden.
Bij Groen is Almaci als voorzitster vervangen door een duo nobele politiek onbekenden. ‘Mateke’ Rousseau heeft de bloeding bij de Vlaamse socialisten voorlopig wel kunnen stoppen door zijn kiezers een ‘gauche caviar’ voor te spiegelen (‘denk links, leef rechts’), iets dat ook niet zal blijven duren. Alleen uiterst rechts en uiterst links houden stand, grotendeels omdat VB en PvdA zich houden aan een duidelijk partijstandpunt.
Bij de Franstaligen lijken Magnette en Nollet, bij respectievelijk PS en Ecolo, jammer genoeg voor Vlaanderen, vaste waarden, maar Bouchez bij MR eerder een ongeleid projectiel en zijn de voorzitters van Défi en ‘Les Engagés’ zelfs nobele onbekenden voor wie niet tot die partijtjes behoort.
Heel die verzameling voorzitters wil wel zijn zeg krijgen als er federaal wat beslist moet worden en zo komt men bijna automatisch tot regeringen van zes à zeven partijen en is er niets meer dat nog degelijk werkt.
|