De pensioenen van de werkenden worden in dit land sinds WO II betaald door diegenen die nog aan het werk zijn en die daarvoor een deel van hun loon afstaan. Zoiets heet solidariteit. Door de vergrijzing – we worden met zijn allen ouder – en het feit dat er nu minder kinderen geboren worden, is het logisch dat steeds minder werkenden straks steeds meer gepensioneerden zullen moeten onderhouden. Daarbij komt nog dat de overgrote meerderheid van onze jeugd tegenwoordig langer studeert, steeds later aan de slag gaat en nu niet bereid lijkt daarvoor iets langer te willen werken.
Voor iemand zoals ondergetekende, die gewerkt heeft van zijn 16de tot de voorlaatste werkdag van de maand waarop hij 65 werd, die nooit één dag gestaakt heeft of één werkloosheidsvergoeding heeft getrokken, is het onbegrijpelijk dat men tot zijn 30ste’ studeert en dan al op zijn 50/55ste al op pensioen zou willen gaan .
’t Zijn zotten, die werken’, zong Juul Kabas zaliger. Hij krijgt straks nog gelijk.
--
|